Pagina 1 van 8 Ter info Met ingang van september 2007 is de afdeling Immunologie van het Laboratorium voor Infectieziekten een aantal autoimmuunbepalingen gaan uitvoeren met een nieuwe techniek. Dat moet leiden tot kwaliteitsverbetering van een aantal testen. Daarnaast komen uitslagen sneller beschikbaar. Bovendien wordt de serologische diagnostiek bij een aantal ziektebeelden aangepast aan de nieuwe CBO-richtlijnen. Het betreft de volgende testen: Test Ingevoerd vanaf anti-ccp (cyclic citrullinated peptide) 13 september 2007 anti-ena (extractable nuclear antigens) 11 oktober 2007 antistoffen bij coeliakie november 2007 antistoffen bij schildklierziekten 08 januari 2008 ANCA (anti-neutrophil cytoplasmic antibodies: antistoffen 10 januari 2008 tegen PR3 (proteïnase 3) en MPO (myeloperoxidase) anti-dsdna 21 juli 2008 anti-gbm (glomerulaire basaalmembraan) 21 juli 2008 De overgang leidt tot substantiële veranderingen in referentiewaarden en in de weergave van uitslagen. Onderstaand vindt u per test informatie over de veranderingen. Contact Bij vragen, onduidelijkheden, onverwachte uitslagen en verzoeken om oude monsters mee te nemen naast een nieuw monster ter vergelijking kunt u contact opnemen met: - Het laboratorium voor Infectieziekten (tel. 050-5215216) - De medisch immunoloog, dr. Caroline Roozendaal (via de receptie, tel. 050-5215100, of via de telefooncentrale van het UMCG, tel. 050-3616161).
Testinformatie: Pagina 2 van 8 Anti-CCP Ingangsdatum: 13 september 2007 Met ingang van 13 september is de gebruikte techniek voor de anti-ccp bepaling gewijzigd. Dit heeft invloed op de hoogte van de uitslagen. De nieuwe grenswaarde is 10 U/ml en de positieve uitslagen liggen een factor 2 lager dan voorheen. Normaalwaarden anti-ccp < 7 U/ml 7-10 U/ml > 10 U/ml
ANA / anti-ena / anti-dsdna: Pagina 3 van 8 De ANA-immuunfluorescentietest blijft onveranderd gehandhaafd. Bij een positieve uitslag of op verzoek van de aanvrager wordt vervolgonderzoek gedaan naar de aanwezigheid van anti-ena en anti-dsdna. anti-ena screeningstest en specificiteitstesten Ingangsdatum: 11 oktober 2007 De anti-ena screeningstest bevat een mengsel van antigenen en geeft als uitslag "positief" of "negatief". Bij een positieve bevinding zullen wij automatisch vervolgtesten naar specifieke antigenen doen. Het mengsel van antigenen wijkt niet af van dat in de oude anti-ena screeningstest, maar het centromeer-eiwit CenpB is toegevoegd. Dat betekent dat een anticentromeer patroon in de ANA-immuunfluorescentie nu bevestigd kan worden in de anti-ena -test. De anti-ena -specificiteittesten tonen antistoffen aan tegen SSA/Ro, SSB/La, Sm, U1-RNP, RNP-70 kd, Jo-1 (HRS: histidyl trna synthetase), Scl-70 (topoisomerase I) en Cenp-B. Voor SSA/Ro geldt dat deze test niet langer onderscheid maakt tussen antistoffen tegen het Ro52 en het Ro60 antigeen. U1-RNP is het complete complex van de RNP-antigenen, bestaande uit RNP-A, RNP-C en RNP-70 kd. Het onderscheid tussen antistoffen tegen RNP-A en RNP-C, dat de oude test wel kon maken, vervalt hiermee; dit onderscheid is klinisch niet relevant. LET OP: De uitslagen van de anti-ena -specificiteittesten worden weergegeven in U/ml. Voor geen van deze testen is bewezen dat ze correleren met ziekteactiviteit; bij het stellen van de diagnose echter kan het u helpen te weten of een antistof een hoge of een lage titer heeft. Normaalwaarden ENA screening en -specificiteittesten anti-ena screening (ratio) < 0.7 0.7-1.0 > 1.0 SSA, SSB, RNP70, < 7 U/ml 7-10 U/ml > 10 U/ml Scl-70, Jo-1, CenpB U1RNP, Sm < 5 U/ml 5-10 U/ml > 10 U/ml
ANA / anti-ena / anti-dsdna: Pagina 4 van 8 De ANA-immuunfluorescentietest blijft onveranderd gehandhaafd. Bij een positieve uitslag of op verzoek van de aanvrager wordt vervolgonderzoek gedaan naar de aanwezigheid van anti-ena en anti-dsdna. anti-dsdna: Ingangsdatum: 21 juli 2008 Antistoffen tegen dsdna werden tot nu toe aangetoond met een immuunfluorescentietest op Crithidia luciliae. Deze test is relatief ongevoelig. De nieuwe test betekent op dat gebied een kwaliteitsverbetering. Wel toont de nieuwe test alleen antistoffen aan van de IgG klasse; dat zijn de klinisch relevante antistoffen. Een deel van de door ons bij validatie gevonden discrepanties berust op het feit dat de oude test ook IgM- en IgA-antistoffen aantoonde. Normaalwaarden anti-dsdna < 10 IU/ml 10-15 IU/ml > 15 IU/ml
Pagina 5 van 8 ANCA: Ingangsdatum: 10 januari 2008 Het Laboratorium voor Infectieziekten gaat na een onderbreking van twee jaar, waarin vanwege kwaliteitsproblemen met de test de ANCA-bepalingen werden uitbesteed aan het UM- CG, weer zelf ANCA bepalen. Bij de aanvraag "ANCA" werd door het UMCG eerst een screeningstest uitgevoerd (immuunfluorescentie). Bij positiviteit werd een titer bepaald en werd specifiek gekeken naar de aanwezigheid van antistoffen tegen PR3 (proteïnase 3) en MPO (myeloperoxidase). De uitslag van de specificiteittest was kwalitatief (positief of negatief). Anti-PR3 en anti-mpo zijn vrijwel de enige klinisch relevante ANCA. Daarom is besloten de screeningstest te laten vervallen en direct te kijken naar de aanwezigheid van anti-pr3 en anti-mpo (waarbij altijd beide testen worden uitgevoerd). De nieuwe testen geven kwantitatieve uitslagen in U/ml. Normaalwaarden anti-mpo en anti-pr3 Anti-PR3 < 7 U/ml 7-10 U/ml > 10 U/ml Anti-MPO < 4 U/ml 4-7 U/ml > 7 U/ml
Pagina 6 van 8 Anti-GBM: Ingangsdatum: 21 juli 2008 Antistoffen tegen GBM zijn met name van belang bij de differentiaaldiagnostiek van acute nier- en longfunctiestoornissen. Deze test is NIET gevalideerd voor follow-up van patiënten met anti-gbm ziekte tijdens therapie; aanvragen in dat kader worden door ons doorgestuurd naar een extern laboratorium. Uitslagen worden weergegeven in U/ml. Normaalwaarden anti-gbm < 7 U/ml 7-10 U/ml > 10 U/ml
Pagina 7 van 8 Antistoffen bij schildklierziekten: Ingangsdatum: 08 januari 2008 Tot nu toe werden bij de aanvraag "schildklierantistoffen" antistoftiters bepaald tegen een extract van microsomen, dat o.a. TPO (thyroid peroxidase) bevat en tegen thyreoglobuline. De nieuwe CBO-Conceptrichtlijn Schildklierfunctiestoornissen, februari 2007 (helaas nog niet beschikbaar via internet) stelt het volgende: "Kwantitatieve bepaling van anti-tpo blijkt sensitiever en specifieker te zijn dan die van anti-microsomale antistoffen en de bepaling van anti-thyreoglobuline overbodig te maken." Op grond hiervan is besloten over te gaan op een kwantitatieve bepaling die zuiver anti-tpo antistoffen aantoont. De bepaling van anti-thyreoglubuline vervalt hiermee. Normaalwaarden anti-tpo 60 IU/ml 61-100 IU/ml > 100 IU/ml
Pagina 8 van 8 Antistoffen bij coeliakie: Ingangsdatum: november 2007 De nieuwe CBO-Conceptrichtlijn Coeliakie / Dermatitis Herpetiformis, 25 april 2007, zie: www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/concept_coeliakie_2007.pdf, stelt dat IgA anti-ttg (tissue transglutaminase) en IgA anti-endomysium de meest geschikte antistofbepalingen voor de serologische identificatie van coeliakiepatiënten zijn. Anti-tTG is tevens een goede maat voor dieettrouw. Op grond hiervan is besloten de anti-gluten IgA en IgG antistofbepalingen te laten vervallen. Bij een aanvraag "coeliakie" zullen wij IgA antistoffen tegen endomysium (immuunfluorescentie) en ttg bepalen; na een korte periode van vergelijking verwachten wij dat de antiendomysium bepaling zal vervallen en de anti-ttg bepaling gebruikt zal worden als diagnostische en follow-up bepaling voor coeliakie. Bij IgA deficiënte patiënten kan IgG anti-ttg bepaald worden. Bij kinderen jonger dan twee jaar die negatief zijn in de anti-ttg bepaling kan het zinvol zijn alsnog naar IgA -, of bij IgA-deficiëntie, naar IgG-antistoffen tegen gluten te kijken. Vanzelfsprekend kunnen wij op verzoek deze bepalingen (vooralsnog elders) laten verrichten. Uitslagen van de anti-endomysium blijven semi-kwantitatief; uitslagen van de anti-ttg worden weergegeven in U/ml. Normaalwaarden anti-ttg < 7 U/ml 7-10 U/ml > 10 U/ml