FICHE 1 Doel GO! OVSG VVKBaO De kleuters snappen wat hoger en lager is en kunnen dat verwoorden. De kleuters kunnen globaal vergelijken. WI-GET-2.1 De kleuters kunnen symbolen vergelijken naar aantal en de vergelijking verwoorden. DB-WI-GET-01-1 De kleuters kunnen hoeveelheden met woorden benoemen: meer (hoger), minder (lager). (8) Materiaal - bijlage : van 1 tot Vooraf Goed om weten Neem de uit bijlage, kopieer ze zes keer en lamineer ze. Kleef er een stukje magneetband op zodat je ze makkelijk kunt ophangen. Zorg voor twee rijen. Een rij voor kandidaat 1 en een rij voor kandidaat 2 Maak er een echte show van. Jij bent de presentator en de kleuters zijn de kandidaten. De kleuters spelen het spel per twee. In bijlage zitten tot. Je kiest de kaarten naargelang het niveau van de kleuters. Kleuters die de getallen tot 10 kennen, kun je tegen elkaar laten spelen met gewone. Op de kaarten staan zowel de cijfers als de getallenfiguren. Als het niet lukt met de woorden hoger en lager dan kun je meer en minder gebruiken. Evaluatie Representeren 4 Spelen met letters en cijfers Gelijkheid en verschil ontdekken in letters en cijfers Letters en cijfers classificeren Letters, woorden en cijfers naleggen BC 4 3 FICHE 1 229
1 Introductie Goede morgen/middag iedereen. Welkom bij het spel: Hoger lager. De kandidaten zullen straks tegen elkaar strijden en spelen met cijfers. 2 Kern uit bijlage 2.1 De kaarten Ik toon jullie de kaarten waarmee we gaan spelen. Hoeveel bollen tel je? Welk cijfer staat er op de kaart? Wat is nu de hoogste kaart? De kaart met het cijfer, de kaart met bollen. Welke is de laagste kaart? De kaart met het cijfer 1, de kaart met 1 bol. Sommige kleuters zullen de getallenfiguren op het zicht herkennen, anderen zullen zich fixeren op de cijfers en nog anderen zullen de tijd nodig hebben om de bollen te tellen. Bij de eerste kaarten laat je de kleuters de bollen tellen. Als dat goed lukt, verwoorden de kleuters de aantallen. (Naam kleuter) hoeveel bollen staan er op de kaart? Ken je dit cijfer? 2.2 Hoger of lager Eerst zullen we eens oefenen. Je toont de eerste kaart in je handen. De kleuters benoemen de kaart en verwoorden of de volgende kaart hoger of lager zal zijn dan die eerste kaart. Welke is de eerste kaart? Kaart 2. Zullen we samen eens de bollen tellen? 1, 2. Inderdaad, dit is kaart 2. Ik leg nu de volgende kaart ernaast. Welk kaart is dit? Kaart 4. Is die kaart nu hoger of lager dan de eerste kaart? Staan er meer of minder bollen op? Je gaat zo door met kaart 1 en 5, kaart en 3. Indien nodig herhaal je dat nog eens met de kleuters die er behoefte aan hebben. 2.3 Het spel Je legt het spel uit. Dit is de rij van kandidaat 1. Op de rij staat al een kaart maar die kun je nu nog niet zien. Dit is de rij van kandidaat 2. Op deze rij staat ook een kaart maar je kunt die kaart ook nog niet zien. Ik heb hier allemaal kaarten in mijn hand. Jullie mogen die nog niet zien. Ik draai de eerste kaart om. Welke kaart staat er? Een kaart met daarop cijfer 2. Nu moeten jullie raden of de bovenste kaart hier in mijn handen hoger of lager zal zijn dan de kaart met cijfer 2. Je kiest een kleuter en laat hem/haar antwoorden, bv. hoger. Je neemt de kaart en zet ze naast de eerste kaart. Is deze kaart hoger? JA, dan mag je verder gaan. Wat denk je nu? Zal de volgende kaart hoger of lager zijn? Neen, ze is gelijk. Jammer, de volgende is aan de beurt. Neen, ze is lager. Jammer, de volgende is aan de beurt. Nu spelen er twee kandidaten. Wie als eerste zijn rijtje vol heeft, is de winnaar. 3 Afsluiter De winnaar van het spel mag twee nieuwe spelers kiezen. 230 FICHE 1 3 BC 4
Bijlage a 1 1 1 1 1 1 BC 4 3 FICHE 1 231
Bijlage b 2 2 2 2 2 2 232 FICHE 1 3 BC 4
Bijlage c 3 3 3 3 3 3 BC 4 3 FICHE 1 233
Bijlage d 4 4 4 4 4 4 234 FICHE 1 3 BC 4
Bijlage e 5 5 5 5 5 5 BC 4 3 FICHE 1 235
Bijlage f 23 FICHE 1 3 BC 4