Bijlage 16 bij circulaire PTYN/masr/III/04/GGZ-04c/GHZ-07c BTW-constructies 1. ALGEMEEN a. Deze beleidsregel is van toepassing op organen voor gezondheidszorg, als vermeld in artikel 1, onder A, nummers 1, 2, 4, 6, 7, 9, 10, 17, 19 t/m 22, 24, 30 en 31 en onder D nummers 1 t/m 3 en in artikel 2, lid b van het Besluit werkingssfeer WTG 1992 (1991, Stb. 732), laatstelijk gewijzigd is bij Besluit van 25 oktober 2002 (Stb. 2002, 527) en bij Besluit van 5 november 2002 (Stb. 2002, 549). b. Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2004 en werkt terug tot die datum indien de bekendmaking van de nederlegging van deze beleidsregel in de Staatscourant na deze datum plaatsvindt. c. De termijn waarvoor deze beleidsregel geldt: onbepaald. d. De termijn waarvoor de goedgekeurde beleidsregels I-248/II 95-13/III-274/IV-203 en II-398 met betrekking tot onderstaande onderwerpen en de onder 1.a. aangeduide categorieën van organen voor gezondheidszorg geldt, wordt gewijzigd van 'onbepaald' in 'tot en met 30 juni 2004'. e. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel BTW-constructies'. 2. BTW-CONSTRUCTIES Indien er sprake is van een zogenoemde "BTW-constructie" geldt dat: - De voordelen door de individuele instellingen kunnen worden behouden. - De instellingen verplicht zijn deze voordelen aan te wenden voor versnelde afschrijving van de betreffende investeringen. Versnelde afschrijving betekent in dit verband dat de totale investering in een kortere periode wordt afgeschreven dan wanneer er geen sprake was van een BTW-constructie. De berekening van het 'versnelde' afschrijvingspercentage over de investering door de verhuurder geschiedt volgens onderstaand rekenmodel. REKENMODEL A. Investeringen door de verhuurder (exclusief BTW) in: Grond Gebouwen Aanloopkosten Installaties, terreinwerken, verbouwingen e.d. B. Termijn waarna overdracht van de activa van verhuurder aan huurder plaatsvindt. C. Berekening voordelen BTW-constructie: 1. Boekwaarde bij overdracht: Te berekenen op de BTW over de overdrachtswaarde. 2. Lagere rentekosten na overdracht: Te berekenen op de BTW over de vanaf de overdrachtsdatum te betalen rente over de gestandaardiseerde financiering van de activa.
2 3. Lagere BTW gedurende de huurperiode: Te berekenen op de BTW over de niet door de verhuurder in rekening gebrachte rentekosten (inclusief direct door huurder betaalde rente). Onder overdrachtswaarde wordt verstaan de boekwaarde van de activa bij de verhuurder op het moment van overdracht, zonodig vermeerderd met het aanvaardbaar exploitatietekort op de rentekosten van de verhuurder. D. Berekening afschrijvingstermijn per soort activa vanaf de datum van overdracht: 1. Grond : Niet van toepassing; hierop wordt niet afgeschreven. 2. Gebouwen en aanloopkosten : (Boekwaarde bij overdracht -/- nog niet verrekende voordelen) gedeeld door de normatieve afschrijvingskosten. 3. Installaties, terreinwerken, verbouwingen e.d. : Zie D.2. Onder normatieve afschrijvingskosten wordt in dit verband verstaan de afschrijvingskosten die op grond van de CTG-beleidsregels kunnen worden berekend indien er geen gebruik wordt gemaakt van de BTW-constructie. E. Berekening afschrijvingspercentage vanaf de datum van overdracht: 1. Grond: 0% 2. Gebouwen en 100 Boekwaarde Aanloopkosten: x Uitkomst D2 Oorspronkelijke investering inclusief BTW 3. Installaties, 100 Boekwaarde terreinwerken, x verbouwingen e.d.: Uitkomst D3 Oorspronkelijke investering inclusief BTW De hierboven berekende afschrijvingspercentages mogen worden toegepast op de investeringsbedragen van de verhuurder, verhoogd met BTW. TOELICHTING OP DE BELEIDSREGEL BTW-CONSTRUCTIES Bij de vaststelling van de beleidsregel zijn de volgende uitgangspunten aangehouden: 1. De instelling dient er zorg voor te dragen dat de jaarrekeningen van de verhuurder beschikbaar zijn. 2. Gedurende de huurtermijn worden met betrekking tot de kosten samenhangend met de gehuurde activa in het instellingsbudget opgenomen: a. Afschrijvingskosten : De afschrijvingskosten van de verhuurder, berekend op basis van de CTG-beleidsregels. b. Rentekosten : 1. De in de huur begrepen rentecomponent; 2. de eventueel door de instelling direct betaalde rentekosten met betrekking tot de gehuurde activa; 3. de eventueel niet door de verhuurder in rekening gebrachte maar wel verschuldigde rente.
3 c. BTW : De over de door verhuurder in rekening gebrachte huur (rente- en afschrijvingskosten) verschuldigde BTW. d. Overige kosten : De extra kosten die door de huurder of verhuurder gemaakt worden direct samenhangend met de gekozen huurconstructie. 3. Indien geen overdracht van verhuurder naar huurder zou plaatsvinden zou voor de volledige huurperiode gelden dat, uitgaande van integrale doorberekening van de werkelijke rente- en afschrijvingskosten, er geen BTW-voordeel ontstaat. Het voordeel van wel overdragen is dan ook de niet meer verschuldigde BTW vanaf de overdracht, en is te verdelen in: - bespaarde BTW over afschrijvingskosten; dit vertaalt zich in de boekwaarde van de activa bij overdracht; - bespaarde BTW over rentekosten; deze besparing leidt, conform het CTG-besluit, tot een verdere verkorting van de afschrijvingstermijn na overdracht. 4. De berekening van de voordelen geschiedt op een eenduidige, administratief eenvoudige wijze. Dit houdt in een limitatieve benoeming van de voordelen zoals voorgesteld. Aldus wordt discussie over voordelen, bijvoorbeeld als gevolg van betalingstermijnen of het rentedragend maken van de voordelen, vermeden. Dit bevordert de heldere en objectieve toepassing van de beleidsregel. De regeling richt zich op die kostencomponenten, die op basis van nacalculatie worden vastgesteld. Dit houdt in dat afschrijvingskosten van genormeerde investeringen (instandhoudingsinvesteringen en inventarissen) buiten beschouwing worden gelaten. De beleidsregel geeft aan op welke wijze de kostenvoordelen worden berekend en op welke wijze deze voordelen worden aangewend voor versnelde afschrijving. Ad 2. b. De te berekenen kostenvoordelen betreffen niet gemaakte kosten die zonder BTW-constructie wel zouden zijn gemaakt. Deze niet gemaakte kosten bestaan uit niet verschuldigde BTW over afschrijvings- en rentekosten na overdracht. Het vaststellen van niet gemaakte kosten kan niet worden afgeleid uit exploitatierekeningen en vereist een extra comptabele "indien"-benadering. Besloten is uit te gaan van een standaardcalculatie, met name voor de rentekosten. Hiermee wordt bereikt dat de kostenvoordelen vooraf kunnen worden vastgesteld en dat de beoordeling van de (werkelijke) rentekosten gebaseerd kan blijven op de Beleidsregel rente. Uiteraard worden de rentekosten beoordeeld op basis van de geldende Beleidsregel rente. Ad 2. b. 3. Het kan voorkomen dat de verhuurder huur berekent op basis van een bepaalde minimum rendementseis van het geïnvesteerde vermogen. Aangenomen wordt dat de in rekening gebrachte huur dan is opgebouwd uit: - Afschrijvingskosten, berekend conform de CTG-beleidsregels. - Rentekosten (verschil tussen huur en afschrijvingskosten). De niet in rekening gebrachte kosten (= exploitatieresultaat van de verhuurder) betreffen dan rentekosten. Deze niet in rekening gebrachte rentekosten worden dan wel in het instellingsbudget opgenomen. Hiermee wordt de instelling in staat gesteld de tekorten van de verhuurder te financieren. Daarmee wordt tevens bereikt dat de kosten evenwichtiger over de hele periode, waarover moet worden afgeschreven, worden gespreid. De instelling dient dit bedrag te verantwoorden op een voorzieningenrekening, terwijl er tevens een schuldverhouding ontstaat van verhuurder aan huurder.
4 Voordelen a. Gedurende de huurtermijn en bij overdracht van de activa van de verhuurder aan de instelling. 1. Voordelen in boekwaarde die ontstaan bij overdracht van de activa van de verhuurder aan de instelling. Dit betreft de BTW over de, op basis van de geldende CTG-beleidsregels berekende, boekwaarde bij de verhuurder op het moment van overdracht (= in de toekomst nog te betalen BTW over de huurcomponent afschrijvingskosten indien geen overdracht zou plaatsvinden). 2. Voordelen die ontstaan indien gedurende de huurperiode niet alle kosten van de verhuurder worden doorberekend aan de instelling. Het voordeel is te berekenen op de niet verschuldigde BTW over deze niet in rekening gebrachte bedragen. 3. Voordelen die ontstaan omdat (een deel van) de activa van de verhuurder direct door de instelling wordt gefinancierd, zonder dat deze kosten aan de verhuurder worden door berekend. Het voordeel is weer de dan niet verschuldigde BTW over deze direct door de instelling betaalde rentekosten. b. Na de overdracht van de activa van de verhuurder aan de instelling. Omdat de boekwaarde van de overgedragen activa lager is dan de boekwaarde indien geen BTW-constructie was toegepast is de financieringsbehoefte van de instelling daarna lager. Daardoor ontstaan na de overdracht dus rentevoordelen bij de instelling. Het totaal van deze voordelen is te berekenen op het verschil tussen de na de overdracht verschuldigde rente ten opzichte van de rente die verschuldigd zou zijn als geen BTW-constructie was toegepast (= in de toekomst nog te betalen BTW over de huurcomponent rente indien geen overdracht zou plaatsvinden). Te hanteren leningsvoorwaarden ter berekening van de rentevoordelen Besloten is om bij de berekening van de rentevoordelen uit te gaan van gestandaardiseerde leningstermijnen en een gestandaardiseerd rentepercentage. Als leningstermijn wordt aangehouden: - Voor gebouwen, grond en aanloopkosten : 30 jaar - Voor installaties, terreinwerken, verbouwingen : 20 jaar Als te hanteren rentepercentage is vastgesteld : 8 Versnelde afschrijving Het CTG-besluit, dat de instellingen verplicht zijn de voordelen aan te wenden voor versnelde afschrijving van de betreffende investering, houdt in dat de totale afschrijvingstermijn wordt verkort. Met andere woorden: De investering is eerder afgeschreven dan wanneer geen BTW-constructie was toegepast. De berekening van de afschrijvingspercentages vanaf de datum van overdracht van de activa van de verhuurder aan de instelling geschiedt als volgt: Af te schrijven bedragen (= boekwaarde activa bij overdracht): A Af: Nog niet verrekende voordelen (a. 2., 3., b.) B A -/- B Jaarlijkse afschrijvingskosten, die zouden zijn ontstaan als geen BTW-constructie was toegepast = CTG-afschrijvingspercentage over de oorspronkelijke investering van de verhuurder, verhoogd met BTW = C Afschrijvingstermijn na overdracht: A -/- B =... jaar. C Oorspronkelijke investering van de verhuurder, verhoogd met BTW D
5 Afschrijvingspercentage, te berekenen over de oorspronkelijke investering van de verhuurder verhoogd met BTW: 100 Nog af te schrijven boekwaarde 100 A x = x Resterende afschrijvingstermijn Oorspr. investering van de verhuurder, A -/- B D verhoogd met BTW C Overig a. Besloten is om de ingangsdatum van de beleidsregel vast te stellen op 1 januari 1995. Omdat er echter ook een aantal zaken wordt geregeld met betrekking tot de gedurende de huurtermijn in het budget van de instelling op te nemen kosten, en de nieuwe beleidsregel een verruiming betekent ten opzichte van de bestaande beleidsregelen, zal in voorkomende gevallen, indien partijen daarom verzoeken, de Beleidsregel BTW-constructies ook worden toegepast bij beoordeling van de aanvaardbare kosten vóór 1995. b. Toepassing van de BTW-constructie brengt met zich dat er extra kosten moeten worden gemaakt. Te denken valt aan de kosten van de oprichting van een nieuwe rechtspersoon en advies- en accountantskosten. Besloten is ter dekking van deze kosten gedurende de huurtermijn een vast percentage van de normatieve huur in het instellingsbudget op te nemen. Het percentage is vastgesteld op 0,25 per jaar. Als normatieve huur wordt aangemerkt: - Afschrijvingskosten conform CTG-beleidsregel - Rentekosten op basis van gestandaardiseerde rente en leningstermijnen - BTW over beide componenten 14 juli 2004 w:\seck3\word\rl\800-899\847-nieuw.doc