Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een MER. ontheffingsbeslissing Project: Project AVEVE NV op Aarschotsesteenweg te Wilsele (Leuven) Initiatiefnemer: AVEVE NV Minderbroederstraat 8 B-3000 LEUVEN 13 januari 2012 OHPR-0482
Projectbeschrijving en mer-procedure De ontheffingsaanvraag is opgesteld naar aanleiding van het voornemen van AVEVE NV om een bestaande vestiging in Wilsele (Leuven) te heroriënteren. Dit voornemen brengt een wijziging en verhoging van het aantal logistieke eenheden (verhoging met ca. 20.400 m²), winkelvoorzieningen (5.392 m² meer) en oppervlakte kantoor- en vergaderruimte (2.071 m² meer) met zich mee. In het logistieke gedeelte zullen producten worden gestockeerd, die verdeeld worden naar AVEVE-winkels in Vlaanderen, Wallonië en Nederland. Naast de activiteiten van AVEVE, bevinden zich momenteel nog twee bedrijven in het projectgebied namelijk, Cegelec en Van Eycken, deze bedrijven worden geherlocaliseerd. Het voorgenomen project voorziet een logistiek gebouw van 40.000 m², een totale winkeloppervlakte van 8.592 m² (waarvan 3.672 m² voor AVEVE en 4.920 m² aan derden wordt verhuurd) en boven de winkelruimten wordt 4.721 m² als kantoor- en vergaderruimte voorzien. De winkelruimte in het noorden van het projectgebied, waar zich nu een O coolwinkel bevindt, wordt behouden (920 m²). Het bestaande gebouw, in het zuiden van het projectgebied, waar zich momenteel AVEVE Retail en kantoren bevindt (2.650 m²), wordt gerenoveerd en zal gebruikt worden als eigen tentoonstellingsruimte waar tweejaarlijks een beurs georganiseerd zal worden om het eigen winkelnetwerk te laten kennis maken met de nieuwe producten. Tenslotte worden zowel voor personeel als bezoekers in totaal 325 parkeerplaatsen voorzien. Het ontheffingdossier is opgesteld in toepassing van artikel 4.3.3 3 2 van het Decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project is onderworpen aan de project-mer-plicht volgens de categorie 10.b in bijlage II van het besluit nl. stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m 2 handelsruimte of meer, of met een verkeersgenerende werking van pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur. In het verleden werd voor dit project reeds een verzoek tot ontheffing ingediend. De dienst Mer van de afdeling Algemeen Milieu-, Natuur en Energiebeleid heeft toen, op 19 juli 2011, beslist om het verzoek te weigeren, aangezien het document onvoldoende informatie bevatte om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Wanneer in deze beslissing verwezen wordt naar eerdere versies van ontheffing of MOBER, worden de documenten bedoeld waarover op 19 juli 2011 een beslissing werd genomen door de dienst Mer. De ontheffingsaanvraag die het voorwerp vormt van deze beslissing werd door de dienst Mer ontvangen op 8 november 2011. De dienst Mer heeft op 16 november 2011 adviezen gevraagd aan VMM - Afdeling Operationeel Waterbeheer, Agentschap voor Wegen & Verkeer (AWV) Vlaams-Brabant en MOW - Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid Vlaams-Brabant. Deze instanties hebben een advies overgemaakt en hiermee wordt rekening gehouden in de beslissing. Dienst Milieueffectrapportagebeheer ontheffingsdossier OHPR0482 2/5
Beschrijving ontheffingsaanvraag Aangezien er in het verleden voor dit project reeds een procedure aangaande ontheffing van project-mer-plicht heeft gelopen, waarvan het verzoek uiteindelijk werd geweigerd, wordt in deze beslissing naar eerdere of voorgaande versies van het MOBER of ontheffingsnota verwezen. Het betreft documenten waarover de dienst Mer op 19 juli 2011 een beslissing heeft genomen. In een verzoek tot ontheffing van project-mer-plicht is het de bedoeling om in te schatten wat de effecten van een voorgenomen project kunnen zijn op Mens en Milieu. Bovendien dient er voldoende aangetoond te worden dat de effecten niet significant negatief kunnen zijn. Discipline Mens-Mobiliteit Het project is volgens de criteria van het Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning verplicht een mobiliteitsstudie op te stellen en deze bij de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning te voegen. Voor het project werden de mobiliteitsaspecten bekeken in een aparte studie (in nota het MOBER genoemd), die in bijlage zit van de ontheffingsnota en in de ontheffingsnota zelf wordt samengevat. Uit onderstaande zal blijken dat deze samenvatting vrij beknopt werd gehouden. Ten opzichte van eerdere versies van het MOBER werden een aantal zaken aangepast, onder andere met betrekking tot de inschatting van toekomstige verkeersgeneratie. Deze gebeurt in huidige versie van het MOBER enerzijds aan de hand van kengetallen van CROW, anderzijds aan de hand van door AVEVE aangeleverde cijfergegevens voor de site Wilsele. Een aantal intensiteiten worden op basis van deze twee bronnen verder toegelicht en enkele intensiteiten worden aangepast ten opzichte van eerdere cijfers. Het departement MOW geeft hierover in advies aan dat zij de voorgestelde intensiteiten nog steeds te laag vinden, maar dat zij zich aansluiten bij de argumentatie in het dossier. Het departement MOW verklaart zich verder akkoord met de verschillende, stapsgewijs ingevoerde aanpassingen ten opzichte van het geweigerde verzoek tot ontheffing. Anderzijds, in de beslissing van 19 juli 2011 over het voorgaande verzoek tot ontheffing werd op basis van advies van het departement MOW een opmerking opgenomen over de tijdsverdeling die gebruikt wordt voor het ingaan en uitgaand verkeer. Het is niet duidelijk hoe met deze opmerking werd omgegaan in de voorliggende ontheffing. Gegevens inzake verkeersgeneratie van activiteiten in de bedrijfshal alsook het werfverkeer worden enkel in het MOBER ( 4.4, p. 57 in MOBER) besproken. Aangezien het op basis van de ontheffingsnota zelf niet duidelijk is dat deze inschattingen geen deel uitmaken van de verdeling doorheen de dag en hierover verder niets vermeld wordt, is het belangrijk om hierover ook in de ontheffingsnota zelf een aantal zaken op te nemen. Specifiek in relatie tot de geplande activiteiten in de bedrijfshal dient opgemerkt te worden dat deze pieksituatie misschien niet representatief is voor de dagdagelijkse situatie, zoals in het MOBER wordt gesteld, maar dat deze situatie eigen is aan het project en dus op een adequate manier dient bekeken worden. Het MOBER stelt dat deze generatie niet spitsgebonden is en dat AVEVE zal hierop zal toezien. In de ontheffingsnota dient men concreet aan te geven welke maatregelen hiervoor kunnen getroffen worden om dit te garanderen. Wat betreft het nagaan van de mogelijkheden van de nabije waterinfrastructuur als transportmodus wordt in de ontheffingsnota aangegeven dat AVEVE een samenwerkingsakkoord heeft afgesloten met Waterwegen en Zeekanaal NV. Dit akkoord heeft tot doel te onderzoeken hoe het gebruik van het kanaal kan ingeschakeld worden in de Dienst Milieueffectrapportagebeheer ontheffingsdossier OHPR0482 3/5
logistieke stromen van AVEVE. Het departement MOW en de dienst Mer stellen vast dat AVEVE zich bereid toont om de mogelijkheden inzake vervoer via kanaal verder te onderzoeken en, daar waar mogelijk, op te nemen in hun mobiliteitsplan. Het is echter niet duidelijk of de mogelijkheden van transport via het kanaal enkel voor de exploitatiefase worden bekeken of dat deze ook tijdens de aanlegfase (bijvoorbeeld aanvoer van bouwmateriaal) een rol kunnen spelen. Wat betreft een inschatting van de belasting op de weg blijft de ontheffingsnota zich beperken tot een weergave (p. 54-55, figuren 15 & 16) van de huidige belasting en die op korte en lange termijn tijdens ochtend- en avondspits, zonder hieraan een interpretatie of beoordeling te koppelen (bijvoorbeeld vergelijking theoretische capaciteit volgens wegcategorisering ten opzichte van ingenomen capaciteit, e.a.). De belasting op de weg dient beoordeeld te worden om te kunnen oordelen of er al dan niet aanzienlijke effecten zijn. Dit kan gebeuren door te werken met een duidelijk af toetsbaar beoordelingskader. Discipline Mens-Mobiliteit: cumulatieve effecten In de omgeving van de projectsite zullen verschillende ruimtelijke en verkeerskundige projecten worden gerealiseerd. Onjuiste aannames inzake de ingebruikname van sommige nieuwe wegen/bouwprojecten werden verwijderd uit de discipline Mobiliteit, maar werden in de discipline Mens echter niet aangepast (p. 89, 5.6.2 Relevante geplande ontwikkelingen in de omgeving Vuntcomplex ). Het is echter cruciaal dat zaken met betrekking tot ingebruikname van infrastructuur of geplande (verkeerskundige) ontwikkelingen, zoals het Vuntcomplex, correct worden weergegeven en dat inschatting van de impact van deze verkeerskundige ingrepen met de nodige voorzichtigheid gebeurt. Betreft de ontsluiting van de site geeft het departement MOW verder in advies aan dat deze dient te gebeuren conform de planning van weginrichting van het Vlaams Gewest, rekening houdend met de projecten in de omgeving, zoals onder andere: Vaartkom, Vuntcomplex, N2, N19, R23 Ludenscheidsingel (niet-limitatieve opsomming). In het besluit over de discipline Mobiliteit, op p. 63 van de ontheffingsnota, wordt aangegeven dat gezien de vestiging Wilsele in een stedelijk en verkeerskundig gevoelig gebied gelegen is dat de volgende jaren (decennia) verschillende evoluties zal doormaken, AVEVE in overleg met de verschillende partners zoals AWV, BMV en de stad Leuven wil nagaan welke acties kunnen ondernomen worden bij een veranderde ruimtelijke of verkeerskundige conditie om de verkeerstromen van en naar de AVEVE-site te beheersen en zo goed mogelijk in overeenstemming te brengen. Omwille van deze toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in Leuven is het berekenen en/of inschatten van de impact van de toegenomen mobiliteit, als gevolg van de ontwikkelingen AVEVE, op de kruispunten van de N19-Aarschotsesteenweg met het Artoisplein en de Wijgmaalsesteenweg volgens de ontheffingsnota relevant, maar niet aangewezen binnen deze opdracht van het MOBER. Het evalueren van het functioneren van deze kruispunten en het uitwerken van oplossingen maakt volgens de ontheffingsnota deel uit van een andere mobiliteitsstudie die het functioneren van het verkeersnetwerk van Leuven als onderwerp dient te hebben. De dienst Mer kan deze redenering volgen, maar heeft anderzijds deze informatie wel nodig om de aanzienlijkheid van effecten te kunnen beoordelen. De bovenstaande maatregel inzake overleg is heel belangrijk, toch wordt deze in het algemeen besluit (hoofdstuk 6 op p. 93) niet meer als aandachtspunt of milderende maatregel aangegeven. Het departement MOW benadrukt echter in advies dat bij ingebruikname van het AVEVE-complex, de toe te passen vervoersplannen voor bezoekers en leveranciers, stapsgewijs met de betrokken overheden moet bekeken worden. Het is dus aangewezen om Dienst Milieueffectrapportagebeheer ontheffingsdossier OHPR0482 4/5
deze maatregel in het algemeen besluit op te nemen. In deze optiek wil de dienst Mer tevens aangeven dat het algemeen besluit onder hoofdstuk 6, zeer beknopt werd gehouden. Verder wordt in de ontheffingsnota de afwikkelingscapaciteit op de Aarschotsesteenweg bekeken op basis van de huidige infrastructuur. Uit dit onderzoek blijkt dat op lange termijn tijdens de avondspits afwikkelingsproblemen verwacht worden. De nota stelt onder 4.4 Milderende maatregelen dat de vernieuwing en uitbreiding van de bestaande functies op het terrein van AVEVE en de heroriëntatie ervan, een bijkomende verkeersgeneratie met zich meebrengt. Tijdens piekmomenten kan dit volgens de nota de afwikkeling van het verkeer bemoeilijken. Om de verkeershinder voor bezoekers, personeel en derden te beperken wordt achtereenvolgens in het MOBER naar oplossingen gezocht en aldus maatregelen voorgesteld, zoals een middengeleider met opstelstroken. Deze infrastructurele maatregel wordt ook doorgerekend en de ontheffingsaanvraag lijkt de indruk te geven dat deze maatregel, die als meest haalbare wordt beschouwd, een harde voorwaarde is om (significante) afwikkelingsproblemen te vermijden. Er moet duidelijkheid komen over hoe dwingend die maatregel is en hoe significant de effecten kunnen zijn. Andere disciplines Wat betreft de andere disciplines, waaronder de discipline Water, werden de effecten voldoende beschreven en beoordeeld. De VMM geeft gunstig advies en stelt dat het project in overeenstemming is met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid. Verkeersgegevens uit discipline Mobiliteit werden in het model CAR Vlaanderen ingegeven en op p.89 van de ontheffingsnota worden de resultaten beknopt beschreven. De dienst Mer besluit dat het aspect Lucht voor dit project voldoende aan bod komt in de ontheffingsnota. Besluit Het ingediende rapport toont onvoldoende aan dat er geen significante effecten te verwachten zijn, vooral met betrekking tot mobiliteit. Verdere studie en onderbouwing van de te verwachten effecten wordt noodzakelijk geacht en daarom wordt voorgesteld om een MER op te maken voor het voorliggende project. Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat deze ontheffingsaanvraag onvoldoende informatie bevat om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Bijgevolg kan de ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een MER niet worden toegestaan. 13 januari 2012, Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Dienst Milieueffectrapportagebeheer ontheffingsdossier OHPR0482 5/5