7.4 Script en plaatjes les

Vergelijkbare documenten
7.5 Script en plaatjes post-test

inhoud 1. Ontdek 2. Insecten 3. Een hart klopt 4. Het spoor 5. De magneet 6. Zie ik dat wel goed 7. Filmpje Pluskaarten Bronnen en foto s

Hoek 1. Wat weet jij al over de lente? Zet woorden die jullie aan de lente doen denken rond het kadertje. De lente

Elena gaat naar de dierentuin

Basiswerkboek Gebaren 0-3 jaar, aanvulling

Direct aan de slag met Baby- en kindergebaren

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Schoolkrant Juli 2012

Een cirkel vinden tussen gelijke vormen 1 Een cirkel vinden tussen gelijke vormen 2 Een cirkel vinden tussen gelijke vormen 3 Een muis vinden tussen g

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

Benodigdheden: A. Inleiding: voorbeeld 10 minuten. B. Beeldenspel: wat is echt, wat is niet echt? 20 minuten.

De wedstrijd. Nee, nog niet goed. Kun jij hem laten zien...? Als een ballon geel is, is hij wat? (child may be coached)

Het onderzoek van de burgemeester 5/6

Tijdsplanning werkstuk groep 5

Thema dieren. Deze werkbundel is van:

Auditieve oefeningen bij het thema: Mama kwijt

s Speelbrief LEESTIP ACTIVITEIT Marja Baeten Knutsel samen een leeuw PIPPO-thema prentenboeken JULI 2016

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Doei! œ œ œ. œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ & # # # # # ## # Œ œ œ œ œ œ œ # # & b œ œ œ Œ œ œ œ œ Œ œ œ œ œ œ Œ

Deze opdracht doe je met een maatje. Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe?

Makkelijk gezegd MONDELINGE TAALVAARDIGHEID KGT 2 MAKKELIJK GEZEGD

De Drakendokter: Gideon

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

kal koen kalkoen kalkoenen He ken dorp Hekendorp boer de rij boerderij kinderboerderij be dacht bedacht

Zing Een beestenboel op school - beweeg als een beest (lesformat) Een les in aansluiting op het dag project Een beestenboel op school.

de lente het voorjaar de dag de nacht de wind

Samen een dierentuin nabouwen. Deze les levert een bijdrage aan het kerndoel: 1 De leerlingen leren hoeveelheidbegrippen gebruiken en herkennen

de Nationale Loterij en de Nederlandse Taalunie

De bedoeling van deze opdracht is om aandacht te besteden op de luchtjes op de boerderij.

gaan de kinderen op ontdekkingstocht langs de verschillende dieren van de boerderij en beantwoorden hun eigen vragen.

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Naam:...

Tussendoortjes Boerderijklas Vierhoekhoeve

Meten van mediawijsheid. Bijlage 6. Interview. terug naar meten van mediawijsheid

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Les 3 - maandag 3 januari De Wilgenstam kleutergroep van meester Jasper

2. Op een bruiloft. 3. Wanneer je de hond uitlaat

KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN

YVONNE THUIJS GOEDE RELATIE MET JE KIND

MONDELINGE TAALVAARDIGHEID BK 2 MAKKELIJK GEZEGD. Wat ga je doen?

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

inhoud blz. 1. Huisdieren 3 2. De hond 5 3. De kat 6 4. De witte muis 7 5. De goudvis 8 6. Het konijn 9 7. De cavia De tamme rat 11 9.

Starttest. nee. nee. nee. nee. nee. nee. nee. Doe voorafgaand aan het verhaal de starttest. Kruis hieronder aan wat jij denkt.

Nog meer Hotel Hallo - Thema 1 De beestenboel NAAR HET ASIEL

ZO LEES IK PIPPO. Speelbrief. PIPPO-thema prentenboeken JULI Speelbrief - Juli p1

Talenten: Gebruik ze of verlies ze!

Welkom 1. - Hallo! - Oek - Museum - Kwartet. Hallo! Ik ben Oek.

Wat wil je zien? Wat wil je horen? Stel duidelijke regels voor de klas. Tip # 1. Tip # 1 Stel duidelijke regels voor de klas

1 DISK, Boom Amsterdam

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Leerlingboekje les 3 en 4. Naam:.. Schrijfopdracht 2: Dieren vergelijken. Groep 6

In dit thema staat het creëren van een goede groepssfeer centraal. Les 2 Samenwerken Deze les gaat over helpen, geholpen worden en samenwerken.

Kijk voor een demonstratiefilmpje op:

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Terwijl uw kind niet kijkt, pakt u één van deze dingen op en maakt u er geluid mee. Uw kind zegt wat het hoort.

Babels A precommunicatieve werkvormen diverse taalhandelingen A1. Alfa Elleke Radstake

De heks van het bos door Nellie de Kok. Samenvatting

mei 2012 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Paco de papegaai

Over ruzie en hoe je dat oplost natuurlijk!

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Ik ben geen vis! riep hij nu tegen Konijn. Dat was tenminste al een opluchting. Hij ging zitten en staarde wat voor zich uit. Nee, zei Konijn breed

Actielessen. Lesbrief 1. Nederlands leren. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Gedicht over de Loonse en Drunense Duinen (Uit: Bergen Zand met hoedjes op van Elle van Lieshout en Erik van Os)

S p e e l t i p s b i j K i n d e r b o e r d e r i j

Mijn doelen voor dit jaar

Het houden van een spreekbeurt

Zwart = tekst van verhaal Rood = de vragen die de voorlezer tussendoor stelt Blauw = de antwoorden die de kinderen kunnen geven

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

MET MEER DAN TWEEHONDERD PATRONEN, TIPS EN IDEEËN

AMIGA4LIFE. Hooggevoelig, wat is dat? T VLAARDINGEN

Lieve gemeente, beste jongens en meisjes,

INDIAAN HOTEMETOOT. Geschreven door: Sheila de Pauw

Uitslag onderzoek Diervriendelijk vlees? EénVandaag Opiniepanel deelnemers Oktober 2009

Kerk: Brugkerk, Kroonplein 1 te Lemelerveld Aanvang: 9.30 uur Muzikale begeleiding: Wim Pardoen Voorganger: ds. Kees Benard

Onderzoek op de Boerderij 2010 Buitenopdrachten

Tom zingt taal. Oefenmateriaal. Tom Clement. Tom Clement

Charlotte Dematons. Soort van. Luister naar (of lees) het gedicht op het deurtje van de stoel.

Lesbrief Kikker viert de lente. Kikkertiendaagse: 21 t/m 30 maart Thema: Kikker viert de lente Leeftijd: voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar

Lesbrief Waar de Wind Woont

Krabbels. Oktober December 2016

We spelen in het huis van mijn mama deze keer,

15 min NL Spelregels _ikleer_naar groep1_guide.indd :39

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Schoolreis met zwaailicht

ICT 1 ste. leerjaar. Digitips CD. Wat Afbeelding Programma / Opmerking. Wanneer? Snuffelsoft: project kleutertellen

aartenbak tekenen Tekenlessen met: Kleurpotlood Ideeën verzameld door Demy van der Ham

Waar zie je de bijzondere vogel en hoe ziet hij eruit?

TAAL IS LEUK. Adviezen om de taalontwikkeling te stimuleren

Klaar, ik ben bruin en ik ben wit

1. Heb je huisdieren? Ik heb: (meerdere antwoorden mogelijk)

Workshop Persoonlijk Leiderschap

Lesbrief DIY Verhaalmaakles VRIENDSCHAP

Hallo wereld! Schrijf een reisverhaal

3 Hoogbegaafdheid op school

Werkblad 3, erfgoed presenteren groep 8

LESRICHTLIJN OVERZICHT LES LESDOELEN MATERIALEN, MIDDELEN EN VOORBEREIDING. Opstarten - 10 minuten. Oefening: Algoritmes met tangram - 20 minuten

Opzet onderwijsexperiment

VERGETEN? VERLOREN? GESTOLEN? 1.2,opvoeder

Transcriptie:

7.4 Script en plaatjes les Ik wil een leuk spelletje met jullie doen. En het spelletje heeft te maken met woordjes. Het Nederlands bestaat uit twee verschillende groepen woorden. Je hebt woorden die samengaan met de en je hebt woorden die samengaan met het. Ik zal een aantal voorbeelden geven, let op! e woorden giraffe, vogel en hond horen bij de groep woorden die samengaan met de, want we zeggen de giraffe, de vogel en de hond. En zo zijn er dus ook woorden die samengaan met het, bijvoorbeeld het hert, het konijn en het paard. En nu had ik dus bedacht dat we hier een leuk spelletje mee kunnen doen, samen met rakie. Ik heb hier allemaal plaatjes van verschillende dieren. En bij elk plaatje vragen we ons af of het een de- of een het-woord is. Ik zal het even voordoen. Hier zien we bijvoorbeeld een konijn en we zeggen het konijn, niet de konijn. Konijn is dus een woord dat samengaat met het. rakie, snap jij het spelletje? (Kon1) Ik denk het wel. We zeggen het konijn en niet de konijn, dus konijn is een woord dat samengaat met het en niet met de. Heel goed rakie, dat klopt. In dit spelletje gaan we elkaar allemaal om de beurt dezelfde vraag stellen bij elk plaatje, namelijk of het woord op het plaatje samengaat met de of met het. Ok? Ok, lijkt me wel moeilijk, maar ook heel leuk! Het is inderdaad niet heel makkelijk, maar we gaan het proberen. En omdat het niet heel makkelijk is, zal ik al eerste een paar vragen beantwoorden, ok? rakie, jij mag mij de vraag stellen bij de eerste plaatjes. Hier komt het volgende plaatje. We zien een koe. 125

Ok, ik stel de vraag. Femke, is het de koe of het koe? We zeggen de koe. Het volgende plaatje rakie. Wat zien we daar? it is een auto. Is het de auto of is het het auto? We zeggen de auto, en dus niet het auto. Ok, op het volgende plaatje zien we een giraffe. Is het de giraffe of het giraffe? 126

Het moet zijn de giraffe. Volgende plaatje rakie. Ok. Het volgende plaatje. We zien hier een hond. Femke, zeggen we de hond of zeggen we het hond? We zeggen de hond, toch? (Ja!) Op het volgende plaatje zien we een beer. Is het de beer of is het het beer? Het is de beer. Zo rakie, nu heb ik er een paar voorgedaan, nu is het jouw beurt, ok? Ik ga jou nu de vraag stellen bij elk plaatje en dan geef jij het antwoord. En jullie mogen niets aan rakie voorzeggen he! Maar als ie nou een fout maakt, en je weet wat het juiste antwoord moet zijn, dan mag je dat wel zeggen. Komt ie rakie, het eerste plaatje. We zien hier een varken. rakie, is het de varken of is het het varken? 127

(Var1) Het is het varken, zeker weten! at heb jij helemaal goed rakie, goedzo! Op het volgende plaatje zien we een stoel. Zeg het eens rakie, is het de stoel of is het het stoel? Het is het stoel. Hmm, weet je dat heel zeker rakie? Nee, dat weet ik niet heel zeker nee. (Kijkt richting de kinderen met een bedenkelijke, vragende blik.) Wat denken jullie ervan? Heeft rakie gelijk? Nee. at klopt, rakie heeft niet gelijk. Wat denken jullie dat het moet zijn? 128

e stoel. Perfect, het is inderdaad de stoel. Ok rakie, het volgende plaatje. Aah, we zien hier een varken. rakie, is het de varken of is het het varken? (Var2) Het moet zijn het varken! Heel erg goed rakie, het is inderdaad het varken! Het laatste plaatje rakie. Een eend. Zeggen we de eend of zeggen we het eend? We zeggen het eend. Ik weet het bijna zeker. Hmm, ik ben bang dat je het niet goed hebt rakie. (Kijkt bedenkelijk richting de kinderen.) Wat denken jullie ervan? rakie zegt het eend, maar dat is volgens mij niet helemaal goed. Wie weet wat het wel moet zijn? Misschien kunnen jullie rakie helpen? e eend. Uitstekend! Het is inderdaad de eend, heel goed! e volgende rakie, een poes. rakie, de laatste vraag, is het de poes of is het het poes? 129

Het is het poes! Hmm, weet je dat zeker? Ik dacht dat ik het zeker wist, maar nu niet meer. Is het dan de poes? Wat denken jullie? Is het dan inderdaad de poes? Kunnen jullie rakie helpen? Ja, het is de poes. Het is inderdaad de poes, heel goed! Nou, nu heeft rakie er een paar gedaan. Nu zijn jullie aan de beurt, ok? Ik ga jullie de vraag stellen bij de volgende plaatjes. Het is moeilijk, ik weet het, maar probeer gewoon goed na te denken. Het eerste plaatje, we zien hier een muis. Nou, zeggen we de muis, of zeggen we het muis? Jij (wijzend op één kind) mag het zeggen. 130

prijzen.) Het volgende plaatje. Wat zien we hier (wijzend op het volgende kind)? Een varken. (Var3) Inderdaad, we zien hier een varken. En zeggen we de varken of zeggen we het varken? (Kon2) prijzen.) Op het volgende plaatje zien we een konijn. Ik stel weer de vraag. Is het de konijn of is het het konijn? (Paa1) prijzen.) En weer het volgende plaatje. Ooh, wat zien we hier? Een heel mooi paard. Komt de vraag weer. Zeggen we de paard of is het het paard (wijzend op het volgende kind)? 131

prijzen.) Hier zien we een mooi huis. Is het de huis of zeggen we het huis? Zeg het maar (wijzend op het volgende kind). (Afhankelijk van antwoord; foutief - zachtaardig corrigeren ( weet je dat wel zeker?); correct- prijzen.) Ok, het volgende plaatje alweer. Op dit plaatje staat een schaap. Is het de schaap of het schaap (het volgende kind aanwijzend)? 132

prijzen.) Het volgende plaatje, met een potlood. Ok, zeg het maar (wijzend naar het volgende kind), de potlood of het potlood, een lastige! prijzen.) En dan de laatste, een grote olifant. Is het de olifant of het olifant? Jij bent aan de beurt (wijzend op het volgende kind). 133

prijzen.) Ok, jullie hebben veel vragen beantwoord. Misschien is het leuk als jullie nou voor juffrouw of meester spelen. Zouden jullie de vraag aan mij willen stellen bij een paar plaatjes? Ja! Ok, het volgende plaatje. Stel jij me maar de eerste vraag (wijzend op het volgende kind). En vertel me eerst wat er op het plaatje staat. (Paa2) Hier zien we een paard. Is het de (paard) of het (paard)? Hé, alweer een paard, die hebben we al een keer gedaan. Nou, die is dan makkelijk, het is het paard. Het volgende plaatje. Stel jij de vraag nu maar (wijzend naar het volgende kind). En vertel ons wat je ziet. (Kon3) Hier zien we een konijn. Is het de (konijn) of het (konijn)? 134

Hé weer een konijn, die hebben we ook al een keer gehad! ie is dus ook niet al te moeilijk. Het is het konijn. e volgende. Hier zien we een kuiken. Is het de (kuiken) of het (kuiken)? Het is het kuiken. Nou rakie, wil jij er nog een paar proberen? Ok, kom maar op! (Paa3) Goed, hier zien we alweer een paard. Goed nadenken rakie, die hebben we eerder gehad! Is het de of het? Het is de paard. rakie, dat heb je niet goed onthouden, de paard is niet goed. (Kijkt bedenkelijk richting de kinderen.) Wat denken jullie? Het is het paard. 135

Heel goed, het is inderdaad het paard! (Var4) En dan echt de laatste, een varken. Nou rakie, die hebben we al vaak gehad, dus denk goed na! Is het de of het? Het is de varken. Nee rakie, weer niet helemaal goed opgelet. Kunnen jullie rakie helpen? Ja. Het is het varken. Inderdaad, het is het varken. Heel goed! Willen jullie er nog een paar proberen? 136

Ok, ga ik er jullie nog een paar vragen, let op. it plaatje kennen we allemaal nog wel, toch? eze dieren hebben we allemaal gezien in de verhaaltjes, weten jullie nog? Let op, ik ga de vraag stellen. Jij mag eerst. We zien een kat. Is het de of het (wijzend naar een kind)? (Foutief streng corrigeren; correct - prijzen.) We zien ook een hond. Wat denk jij (wijzend naar het volgende kind), is het de of het? (Var5) (Foutief streng corrigeren; correct - prijzen.) Verder zien we nog een varken. Zeg jij het maar (wijzend naar het volgende kind), is het de of het?... (Paa4) (Foutief streng corrigeren; correct - prijzen.) We zien ook nog een paard. Is het de of het (wijzend naar het volgende kind)? (Kon4) (Foutief streng corrigeren; correct - prijzen.) En als laatste zien we ook nog een konijn. Is het de of het? (Foutief streng corrigeren; correct - prijzen.) Nou, ik denk dat we er nu wel genoeg hebben gedaan. Wat jij rakie? (Var6, Paa5, Kon5) Ik denk het ook! Ik vond het super moeilijk! Ik ga echt proberen vanaf nu hier goed op te letten. Maar nog even over het laatste plaatje, we zeggen dus het varken, het paard en het konijn? at klopt helemaal, goed opgelet rakie! ankjewel. Vonden jullie het ook zo moeilijk (richting de kinderen)? 137