Hoek 1. Wat weet jij al over de lente? Zet woorden die jullie aan de lente doen denken rond het kadertje. De lente

Transcriptie

1 Hoek 1 Wat weet jij al over de lente? Zet woorden die jullie aan de lente doen denken rond het kadertje. De lente

2 Speel het spelletje Jenga. Jenga is een spelletje met een toren van verschillende blokjes. Het is de bedoeling dat je blokjes uit de toren trekt en bovenaan de toren terug te leggen zonder de toren te laten vallen. De blokjes liggen per 3 naast elkaar. Als de blokjes zo liggen: leg je de volgende blokjes er zo weer op. Op elk blokje staat een woord. Jullie overleggen in welke kolom dit woordje hoort. Een woordje dat te maken heeft met de lente of een woordje dat niets te maken heeft met de lente. Woordjes die met de lente te maken hebben. Woordjes die niets met de lente te maken hebben.

3 Hoek 2 Hier staan verschillende voorwerpen voor jullie. Hierop staat een beetje informatie over het voorwerp. Vanaf dat jullie allemaal de bundel hebben dicht gedaan, worden er 5 minuten op de klok gezet om naar de voorwerpen te kijken. Na deze 5 minuten gaat het boekje weer open en lossen jullie de vragen op. Hopelijk zijn 5 minuten lang genoeg om alles te onthouden. Veel succes!

4 De bloemen: Teken zelf de bloem en benoem de delen: stengel bloemblaadjes stamper meeldraden blad.

5 Welke bloem heeft welke naam? Verbind de juiste vakjes. krokussen tulp narcissen sneeuwklokjes paardenbloemen hyacint

6 De vlinders: Kleur de hokjes op je werkblad waarvan de zin WAAR is. q Dagvlinders hebben felle kleuren en nachtvlinders niet. q Nachtvlinders hebben felle kleuren en dagvlinders niet. q Dagvlinders hebben voelsprieten die lijken op veertjes. q Dagvlinders hebben een soort bolletje aan het eind van een voelspriet. q Vlinders hebben een roltong. Je ziet hieronder 5 plaatjes over het leven van een vlinder. Zet ze in de goede volgorde. Onder het plaatje dat eerst komt zet je een 1, onder de volgende een 2 en zo verder. Kleur de hokjes op je werkblad waarvan de zin WAAR is. q Als een mannetjesvlinder een vrouwtjesvlinder ontmoet gaan ze gelijk vrijen. q Als vlinders elkaar leuk vinden gaan ze baltsen. q Alle vlinders baltsen precies hetzelfde. q De mannetjesvlinders leggen de eitjes op een geschikte plant. q Een rups eet veel. Hij barst uit zijn vel. Een rups vervelt wel 5 keer. q Als een rups de laatste keer vervelt, komt er een vlinder uit. q Als de pop openbreekt komt er een vlinder uit. q De verandering van eitje tot vlinder noemen we metamorfose. Kleur de hokjes op je werkblad waarvan de zin WAAR is. q Citroenvlinders hebben allemaal dezelfde knalgele kleur. q Aan de punt van de vleugels zit een oranje stip. q Een citroenvlinder houdt een winterslaap. q Een citroenvlinder zie je niet in de lente, maar pas in de zomer.

7 van kikkerdril tot kikker. Zorg dat de volgorde van de foto s weer goed komt. Zet het cijfer 1 t/m 6 in de rondjes.

8 Hoek 3 Hoeveel punten kan jouw groep scoren over de lente? Speel het bordspel. Neem een kanskaart. Neem een vraag. Als je een vraag juist hebt, leg je dit kaartje opzij. Op het einde tel ik hoeveel vragen jullie groepje juist had en krijgen jullie zoveel punten. Het groepje dat de meeste punten heeft wint een verrassing. Maar Let op. Iedere keer je te veel lawaai maakt, gaat er een punt af.

9 Hoek 4 Lees de teksten en pak samen met je groep de vragen aan. Tekst 1: Bloemen moet je kopen. Noteer 4 personen waar in de tekst over gesproken wordt. Wat doet Petra? (regels 17) en hoe is het weer? Waarvoor plukt ze tulpen? Aan wie wil ze die geven? Waarom is de moeder van Petra niet echt blij? Waarom mag Petra geen bloemen uit het plantsoen plukken? Wat vindt Petra van haar moeder?

10 Tekst 2: Waarom zijn er nou opeens weer steekmuggen? Welke muggen zijn er niet in de winter? Welke muggen zijn er wel in de winter? Waar zijn de vrouwtjesmuggen verstopt? Wanneer komen ze terug tevoorschijn? Rangschik: volwassen mug, eitje, pop, larfje. Welke muggen zijn steekmuggen? Wat eten ze? Welke muggen doen jou niks? Wat eten die dan?

11 Hoek 5 Vul aan met 1 van de volgende woorden. Zoek in de rebus naar de antwoorden die je niet weet. haan, zeug, merrie, kalf, puppy, reu, voedster, ram, kitten, veulen, kuiken, ram, lam, stier, poes. dier vader moeder jong hond teef konijn lamprei kat kater paard hengst rund koe varken beer big kip hen schaap ooi Welk geluid maken dieren? Kies uit: kakelen, tokken, klokken, hinniken, loeien, bulken, blaffen, bassen, keffen, huilen, janken, mauwen, miauwen, spinnen, mekkeren, knorren, stampvoeten. een hond: _ een konijn: een kat: een paard:_ een rund: een varken: