Rekenkameronderzoek Hulp bij het huishouden

Vergelijkbare documenten
Rekenkameronderzoek Hulp bij het huishouden

Resultaten enquête Hulp bij het huishouden

Hulp op maat. Arnhem. Rekenkameronderzoek naar hulp bij het huishouden in Arnhem

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

16 november 2010/35607 Datum :

besluit van het college

HULP BIJ HET HUISHOUDEN IN DE GEMEENTE VENLO

HULP BIJ MAATWERK - SAMENVATTING

Gelet op de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente 2015,

Nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

ONDERZOEKSPLAN HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Gemeente Midden-Delfland

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

CONCEPT (model) VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2013

De gekantelde Wmo-verordening

Onderwerp: Nieuwe Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer.

COLLEGENOTA. Onderwerp: Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Aantal bijlage(n): 1. Beslispunten:

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Gemeente Winterswijk Wmo klanttevredenheidsonderzoek

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo):

Programma. Prestatievelden Wmo. Inventarisatie ism Movisie. Stichting VraagWijzer Nederland (II) Stichting VraagWijzer Nederland (I)

Bezuiniging Hulp bij het Huishouden. Informatieronde 5 juni 2014

Gemeente Zeist. Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over juli 2015

Aanpassing Hulp bij het Huishouden

Wet maatschappelijke ondersteuning. Voorlichtingsbijeenkomsten voor inwoners van Bernheze in oktober/november 2006

Korte schets over wat de Kanteling inhoudt, samenhang met Welzijn Nieuwe Stijl Kanteling in beleid en verordening Kanteling in de uitvoering

B&W Vergadering. Voorgesteld besluit Het college heeft kennisgenomen van de evaluatie herindicaties nieuwe taken Wmo 2015.

Bijlage 3: Overzicht ontwikkelingen

Voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Samenvatting basisbenchmark en cliënttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen Wmo

Kaart 5: Voorzieningen Wmo Achtergrondinformatie voor patiënten

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Kaart 1: Wmo = meedoen Achtergrondinformatie voor patiënten

en compensatieregelingen

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Samenvatting Benchmark Wmo 2012

RAADSINFORMATIEBRIEF VERZONDEN 2 4 DEC 2QU. Onderwerp uitvoeringsbesluit en beleidsregels wmo 2015

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012

Bijlage Overzicht wijzigingen nadere regels

2. Hoeveel van hen krijgen hulp via een algemene voorziening en hoeveel via een maatwerkvoorziening?

Geschreven door MdKG dinsdag, 30 maart :38 - Laatst aangepast donderdag, 05 februari :48

(HH-algemeen) In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Aan deze folder kunnen geen rechten worden ontleend.

\ raadsvoorstel. Voerendaal, d.d. 11 mei Nummer: 2011/6/14. Portefeuillehouder: P.Leunissen. Afdeling: Welzijn. Programma: Mens en Welzijn

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE VELSEN 2013

B E S L U I T : vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening voorzieningen maatschappelijke

Formulier keukentafelgesprek intake Bestwijzer

verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning drechtsteden

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Wat gaat er in de zorg veranderen en waarom?

VERORDENING VOORZIENINGEN WMO GEMEENTE HEERENVEEN 2012

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

ONTWERP-RAADSVOORSTEL VAN BenW AAN DE RAAD VOOR

A. Nieuwe Wmo Verordening prestatieveld 6

Herstel en rehabilitatie in het licht van herziening zorgstelsel

RAADSVOORSTEL Herzien bij B&W besluit , d.d. 7 oktober Rv. nr. : B&W-besluit d.d.: B&W-besluit nr.: 08.

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woensdrecht 2013

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING

Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen

Evaluatie van de Wmo-voorzieningen 2013

Werkinstructie: Verstrekking maatwerkvoorziening h.o. in de vorm van zorg in natura Versie 02 juli

postadres Postbus 26, 3400 AA IJsselstein uw kenmerk zaaknummer datum uw brief van blad 1 van 5 behandeld door P. Budding

Kanteling Wmo iedereen doet mee

Hll lllllllllllllllllllllllllllllllilllllll /10/2012

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Staphorst

RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem Postbus AA Lochem

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Verordening MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING gemeente Boxmeer

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Te besluiten om:

Welzijn nieuwe stijl. Thema-avond gemeenteraad Geldermalsen. 19 oktober 2010 Marjon Breed

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

VOORWOORD Visie Tijd om de verordening aan te passen Kanteling Het gesprek

Bijlage 1 Opties voor gemeentelijke ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten en advies voor keuze uit opties

ALGEMEEN WMO VEELGESTELDE VRAGEN OVER WMO EN JEUGDHULP

MEMO van college aan de raad

Inhoud voorstel aan Raad

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN HOOFDSTUK 2 BASISPAKKET. Het College van Burgemeester en Wethouders,

Gemeente Montfoort. Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over augustus 2015

GEMEENTE SCHERPENZEEL

huishoudelijke verzorging

Klantonderzoek Wmo over Wmo-voorzieningen Gemeente Velsen

Tweede wijziging nadere regels maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten 2015

Gemeenten moeten daarbij mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en voorkomen dat inwoners op ondersteuning aangewezen zijn.

Visie decentralisatie AWBZ extramurale begeleiding

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Decentralisatie van de AWBZ en de nieuwe Wmo: wat betekent dit voor ouderen

Versie: 28 november Geachte mevrouw, heer,

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Woerden. Klanttevredenheid Wmo over juli 2014

WMO/HULP BIJ HET HUISHOUDEN (Gemeenten Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen)

Bijlage Rapportage monitor en resultaten eerste meting juni 2014 pilot Huishoudelijke Verzorging

WMO Rotterdam. Van verzorgingstaat naar - stad en - straat

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen ROGplus Nieuwe Waterweg Noord

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid:

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Transcriptie:

Rekenkameronderzoek Hulp bij het huishouden Onderzoeksrapport 27 februari 2013 Zaaknummer: 2012-05-01907 Documentnummer: 2013.0.014.832

Inhoudsopgave 1 Inleiding...1 1.1 Aanleiding onderzoek...1 1.2 Onderwerp onderzoek...1 1.3 Probleemstelling...3 1.4 Onderzoeksopzet...3 1.5 Leeswijzer...5 2 Beleid Hulp bij het huishouden in Arnhem...7 2.1 Inleiding...7 2.2 Wet maatschappelijke ondersteuning...7 2.2.1 Compensatieplicht...7 2.2.2 Prestatieveld Wmo hulp bij het huishouden...8 2.2.3 Verantwoordelijkheden college en gemeenteraad...8 2.2.4 Definitie huishoudelijke verzorging...9 2.3 Wmo- en voorzieningenbeleid in Arnhem...9 2.3.1 Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011... 10 2.3.2 Nota Arnhemse visie op het compensatiebeginsel Wmo/ individuele voorzieningen... 13 2.4 Financiering hulp bij het huishouden... 14 2.5 Organisatie hulp bij het huishouden in Arnhem... 15 3 Zelfredzaamheid aanvragers hulp bij het huishouden... 17 3.1 Inleiding... 17 3.2 Bevindingen... 17 3.3 Definitie zelfredzaamheid... 17 3.4 Zelfredzaamheid van aanvragers... 18 3.5 Zelfredzaamheid en hulp bij HDL activiteiten... 19 3.5.1 Hulp bij het huishouden... 19 3.5.2 Mantelzorg... 20 3.5.3 Gebruik algemene voorzieningen... 21 4 Indicatiestelling... 23 4.1 Inleiding... 23 4.2 Bevindingen... 23 4.3 Aanvraagproces... 24 4.3.1 Toegang... 24 4.3.2 Eenvoud... 25 4.3.3 Snelheid... 25 4.4 Indicatieproces... 26 4.4.1 Richtlijnen uitvoering indicatiestelling... 27 4.4.2 Indicatiestelling in de praktijk... 29 4.4.3 Aandacht persoonlijke situatie... 30 4.4.4 Aandacht persoonlijke situatie geherindiceerden... 32 4.4.5 Inzicht beperkingen en mogelijkheden aanvragers... 33 4.4.6 Aansluiting geïndiceerde hulp en ondersteuningsbehoeften aanvragers... 35

4.4.7 Inhoud indicaties... 39 4.4.8 Beschikking en keuze zorgaanbieder... 41 4.4.9 Nazorg... 42 4.4.10 Informatievoorziening indicaties... 43 4.4.11 Informatievoorziening herindicaties... 44 5 Levering... 47 5.1 Inleiding... 47 5.2 Bevindingen... 47 5.3 Aanbod hulp bij het huishouden... 48 5.4 Leveringsproces... 49 5.4.1 Organisatie levering hulp bij het huishouden... 49 5.4.2 Richtlijnen levering... 49 5.4.3 Levering in de praktijk... 50 5.4.4 Geleverde hulp... 53 5.4.5 Verschil geïndiceerde en geleverde hulp... 54 5.4.6 Verschil benodigde en geleverde hulp... 59 6 Toezicht en verantwoording... 61 6.1 Inleiding... 61 6.2 Bevindingen... 61 6.3 Toezicht op uitvoering indicatiestelling... 62 6.4 Toezicht op uitvoering huishoudelijke hulp... 63 6.5 Verantwoording en toezicht levering... 64 6.6 Verantwoording aan de raad... 70 Bijlage I... 71 Bijlage II... 75 Bijlage III... 77 Bijlage IV... 79 Bijlage IV... 81 Bijlage V... 83 Bijlage VI... 87

1 Inleiding Dit onderzoeksrapport beschrijft de bevindingen die de Rekenkamer Arnhem heeft gedaan in het onderzoek dat zij uitvoerde naar de verstrekking van hulp bij het huishouden door de gemeente Arnhem. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode juni tot en met november 2012 en bestond uit twee fasen. We zijn gestart met een enquête onder Arnhemse burgers die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd. Daarna hebben we onderzoek uitgevoerd naar het beleid en de uitvoering van de indicatiestelling en de levering van hulp bij het huishouden. 1.1 Aanleiding onderzoek Sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007, is de gemeente Arnhem verantwoordelijk voor het verstrekken van hulp bij het huishouden, een voorziening die voorheen onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) viel. In 2010 ontvingen 4.186 Arnhemse burgers hulp bij het huishouden, in natura of via een PGB. 1 De verwachting is dat door de vergrijzing de aanspraak op hulp bij het huishouden zal stijgen. De gemeente Arnhem heeft voor 2013 bijna 11 mln. begroot voor het verstrekken van hulp bij het huishouden. In de toekomst zal de gemeente ook verantwoordelijk worden voor begeleiding (individueel en groep) en persoonlijke verzorging, voorzieningen die nu nog onder de AWBZ vallen. Met de overheveling is/zal het wettelijk recht op deze voorzieningen vervallen omdat de Wmo geen verzekering is. Cliëntorganisaties vrezen dat de positie van de meest kwetsbaren in de samenleving hierdoor verder zal verzwakken, omdat zij steeds meer afhankelijk worden van het aanbod van hun gemeente. Hiermee wordt de zware taak die de gemeente als gevolg van de decentralisatie opgelegd krijgt duidelijk. Om overheveling van zorg in de toekomst in goede banen te leiden is het daarom van belang om te kijken of de gemeente Arnhem er klaar voor is de aan haar toebedachte regierol waar te kunnen maken. De Rekenkamer heeft daarom besloten om onderzoek uit te voeren naar de wijze waarop de gemeente Arnhem de verstrekking van hulp bij het huishouden vormgeeft en uitvoert. In het onderzoek wordt daarnaast extra aandacht besteed aan factoren die van belang kunnen zijn voor de implementatie van de nieuwe, toekomstige gemeentelijke zorgtaken. 1.2 Onderwerp onderzoek Hulp bij het huishouden is een voorziening die de gemeente dient te verstrekken aan mensen die wegens hun beperkingen niet zelfstandig een huishouden kunnen voeren. De verantwoordelijkheid van de gemeente hiervoor is in de Wmo geregeld via de zogenaamde compensatieplicht; ter compensatie van de beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid, dient het college van burgemeester en wethouders voorzieningen te treffen 1 Wmo-monitor Arnhem 2011 1

die een persoon in staat stellen een huishouden te voeren. De verstrekking van hulp bij het huishouden door de gemeente bestaat uit vier fasen: VASTSTELLEN GEMEENTELIJK BELEID Gemeenten hebben door de compensatieplicht een resultaatverplichting en moeten de best passende oplossing aan hun burgers aanbieden. Zij zijn vrij in de wijze waarop zij ondersteuning aanbieden, maar gemeenten moeten in beleid vastleggen welke diensten en voorzieningen in het kader van de Wmo worden aangeboden en wie deze diensten en voorzieningen leveren. INKOPEN HULP BIJ HET HUISHOUDEN In de Wmo is geregeld dat gemeenten het verlenen van maatschappelijke ondersteuning zoveel mogelijk moet laten verrichten door derden. Om hulp bij het huishouden te kunnen leveren moet de gemeente deze hulp daarom inkopen. De inkoop van de hulp dient te worden aanbesteed. In Arnhem wordt in de aanbesteding een indicatie van de omzet aangegeven, gebaseerd op het aantal geleverde uren hulp bij het huishouden in het voorafgaande jaar. Zorgaanbieders die de gunning krijgen dienen achteraf een factuur in bij de gemeente voor het daadwerkelijk aantal geleverde uren. INDICATIESTELLING Om in aanmerking te komen voor hulp bij het huishouden, moet een burger digitaal, telefonisch of per post een aanvraag indienen bij de gemeente. Een indicatieadviseur legt vervolgens een huisbezoek af of stelt telefonisch de indicatie op. Op basis hiervan wordt door de adviseur een indicatiebesluit opgesteld. De aanvrager ontvangt per brief een beschikking van de gemeente waarna de hulp bij het huishouden verstrekt kan worden. LEVERING HULP BIJ HET HUISHOUDEN Als bekend is welke zorgaanbieder de hulp bij het huishouden gaat leveren, meldt de indicatieadviseur de aanvrager aan bij deze zorgaanbieder die vervolgens contact opneemt met de aanvrager. Een aanvrager kan ook zelf aangeven welke zorgaanbieder hij wil hebben. Als hij dit niet aangeeft wordt door de indicatieadviseur een zorgaanbieder gekozen die in de wijk van de aanvrager hulp levert. Het Rekenkameronderzoek heeft betrekking op het beleid, de indicatiestelling en de levering van hulp bij het huishouden. De inkoop van hulp bij het huishouden is niet in het onderzoek betrokken. Dit heeft twee redenen. In de eerste plaats vond het onderzoek plaats tijdens de periode dat de gemeente Arnhem bezig was met een nieuwe aanbestedingsprocedure. De Rekenkamer is van mening dat het niet in het belang van het gemeentelijk bestuur is om in deze periode onderzoek uit te voeren. Daarnaast wilde de Rekenkamer het onderzoek inrichten vanuit het perspectief van de Arnhemse burger. Daarvoor is een enquête onder burgers uitgevoerd (zie ook 1.4 onderzoeksopzet) die aanleiding gaf om verder onderzoek uit te voeren naar het beleid en de uitvoering van de indicatiestelling en de levering. 2

1.3 Probleemstelling De probleemstelling van het onderzoek luidt: In hoeverre leidt het Arnhemse beleid en de uitvoering van hulp bij het huishouden tot het beoogde effect: bijdragen aan het behoud van de zelfredzaamheid van de Arnhemse burgers met een beperking? Voor de beantwoording van de probleemstelling zijn twee deelonderzoeken uitgevoerd. Het eerste deelonderzoek betrof een enquête onder Arnhemse burgers die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd. De resultaten van de enquête gaven inzicht in de zelfredzaamheid van Arnhemse burgers (het doel van het beleid) en de ervaringen van burgers met het aanvragen en ontvangen van hulp bij het huishouden. In het tweede deelonderzoek hebben we het beleid en de uitvoering van de indicatiestelling door de gemeente Arnhem en de uitvoering van de levering van hulp bij het huishouden door de zorgaanbieders onderzocht. Daarvoor hebben we de bevindingen uit de enquête besproken met zowel de gemeente als de zorgaanbieders. In bijlage I staan de onderzoeksvragen van beide deelonderzoeken. 1.4 Onderzoeksopzet EERSTE DEELONDERZOEK We hebben een enquête uitgevoerd onder Arnhemse burgers die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd. Steekproef en respons Sinds 1 januari 2012 gebruikt de gemeente Arnhem nieuwe indicatie-eisen. De mensen die vóór 2012 al hulp bij het huishouden ontvingen, zijn daarom vanaf 1 januari 2012 geherindiceerd. Daarnaast gebruiken de indicatieadviseurs sinds 1 januari een nieuwe methode van indiceren, het keukentafelgesprek. Het enquêteonderzoek is uitgevoerd in de periode dat de gemeente de herindicaties hulp bij het huishouden (januari-september 2012) aan het afronden was. In de enquête is hiermee rekening gehouden en zijn de vragen onderverdeeld in drie groepen: vragen voor de mensen met een nieuwe indicatie en vragen voor mensen met een herindicatie. De derde groep die in het onderzoek betrokken is, zijn de mensen die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd, maar waarvan de aanvraag is afgewezen. Zij ontvangen dus geen hulp bij het huishouden van de gemeente. Ook voor deze groep zijn aparte vragen in de enquête opgenomen (zie bijlage VI). In totaal is in mei 2012 aan 722 Arnhemse burgers een vragenlijst verzonden. Hiervan hebben 261 mensen de vragenlijst ingevuld en geretourneerd; een respons van 36%. De respons is groot genoeg om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de groep Arnhemse burgers die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd (zie ook bijlage III). Tabel 1.1 geeft een overzicht van de drie in het onderzoek onderscheiden groepen, onderverdeeld naar populatie, steekproef en respons. 3

Tabel 1.1 Populatie, steekproef en respons enquête hulp bij het huishouden Groep Populatie Steekproef Respons (N) (n) (n) 1) mensen die vanaf 1 januari 2012 hulp hebben aangevraagd en daadwerkelijk hulp bij het huishouden ontvangen 2) mensen die vóór 1 januari 2012 hulp hadden aangevraagd en vanaf 1 januari 2012 geherindiceerd zijn 3) mensen die vanaf 1 mei 2011 hulp hadden aangevraagd en geen hulp ontvangen omdat de aanvraag is afgewezen 319 319 102 (32%) 1805 303 135 (46%) 100 100 24 (24%) Bron: gegevens gemeente Arnhem en onderzoek Rekenkamer Arnhem Totaal 2224 722 261 (36%) Zoals uit tabel 1.1 blijkt, was de populaties mensen met nieuwe indicaties (groep 1) en mensen waarvan de aanvraag was afgewezen (groep 3) beperkt. Alle mensen in deze twee groepen hebben daarom de enquête ontvangen. Uit de populatie geherindiceerden (groep 2) is een aselecte steekproef getrokken. Inhoud enquête In de enquête zijn vragen opgenomen over: de mate waarin mensen zelfstandig kunnen functioneren (zelfredzaamheid); de omvang van de hulp die zij ontvangen om hun beperkingen te compenseren (zowel hulp bij het huishouden als andere professionele zorg en mantelzorg); andere compenserende voorzieningen waar zij gebruik van maken (zoals een maaltijdvoorziening of dagopvang); de ervaringen met het proces van indicatiestelling. Aanvullend op de enquête, is een dossieronderzoek uitgevoerd. Van alle mensen waarvan de aanvraag is gehonoreerd en die de vragenlijst hebben ingevuld, zijn de beschikkingen opgezocht in het gemeentelijke archiefsysteem DIS. 2 Op basis van de beschikkingen is informatie verzameld over: het aantal geïndiceerde uren en het soort geïndiceerde activiteiten. Van de mensen die zijn geherindiceerd is informatie verzameld over: de wijze van herindicering (dossieronderzoek gevolgd door een brief, huisbezoek of telefonische indicatie) en het aantal uren die de mensen ontvingen vóór en na herindicatie. Een volledige rapportage van de resultaten van de enquête en het dossieronderzoek is terug te vinden als tussenrapportage op de website van de Rekenkamer: www.rekenkamerarnhem.nl. 2 Op basis van de Wet bescherming persoongegevens is de Rekenkamer bevoegd persoonsgegevens te verwerken voor de uitoefening van haar taak. Het dossieronderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de gemeente Arnhem voor de verwerking van persoonsgegevens. 4

TWEEDE DEELONDERZOEK Voor het onderzoek naar het beleid en de uitvoering van de indicatiestelling en levering van hulp bij het huishouden zijn documentanalyses (beleidsnota s, verordeningen, uitvoeringsrichtlijnen en verantwoordingen etc.) en interviews uitgevoerd. De interviews zijn gevoerd met: betrokkenen bij zorgaanbieders - managers en zorgcoördinatoren van twee grote en twee kleinere zorgaanbieders; - huishoudelijke hulpen werkzaam bij de vier zorgaanbieders. betrokkenen bij de gemeente Arnhem - betrokken beleidsambtenaren; - indicatieadviseurs. Een overzicht van de geïnterviewde personen staat in bijlage IV. 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 gaan we in op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en het Arnhemse Wmo- en voorzieningenbeleid, waar hulp bij het huishouden deel van uitmaakt. Het bevorderen van de zelfredzaamheid is een belangrijk doel van de verstrekking van hulp bij het huishouden. In hoofdstuk 3 gaan we in op de zelfredzaamheid van burgers die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd bij de gemeente Arnhem. In hoofdstuk 4 beschrijven we het proces van indicatiestelling door de gemeente en in hoofdstuk 5 de levering van hulp bij het huishouden door zorgaanbieders. Het rapport wordt afgesloten met hoofdstuk 6, waarin we ingaan op het toezicht op de uitvoering van het beleid en de verantwoording door zorgaanbieders. 5

6

2 Beleid Hulp bij het huishouden in Arnhem 2.1 Inleiding Sinds 2007 zijn gemeenten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor de verstrekking van hulp bij het huishouden. In 2010 ontvingen 4.168 Arnhemmers via de gemeente hulp bij het huishouden. Een groot deel hiervan was 65-plus (73%). 3 Bijlage I geeft een overzicht van het gebruik van hulp bij het huishouden in Arnhem naar leeftijd, samenstelling van de huishoudens, aantal uren, inkomen en de verdeling over de verschillende wijken in Arnhem. In dit hoofdstuk gaan we in op de Wmo, het Arnhemse Wmo- en voorzieningenbeleid, de wijze waarop de verstrekking van hulp bij het huishouden is georganiseerd in Arnhem en de financiering ervan. 2.2 Wet maatschappelijke ondersteuning De Wmo, die is ingegaan op 1 januari 2007, verving de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en een deel van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), namelijk de huishoudelijke verzorging. De Wmo is een kaderwet. Dat wil zeggen dat de Wmo kaders aangeeft waarbinnen gemeenten hun eigen beleid kunnen vormgeven, afgestemd op de lokale situatie. De Wmo regelt dat mensen die hulp nodig hebben in het dagelijkse leven ondersteuning krijgen van de gemeente. Het gaat hierbij om individuele voorzieningen, hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, rolstoelen en participatievoorzieningen. Verder ondersteunt de Wmo mensen die zich inzetten voor hun medemens of buurt, bijvoorbeeld mantelzorgers en vrijwilligers en stimuleert de Wmo activiteiten die de onderlinge betrokkenheid in buurten en wijken vergroten. Tot slot biedt de Wmo ondersteuning om te voorkomen dat mensen later zwaardere vormen van hulp nodig hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om opvoedingsondersteuning en activiteiten tegen eenzaamheid. 2.2.1 Compensatieplicht In de Wmo is geregeld dat gemeenten een compensatieplicht hebben. Dit houdt in dat in elke individuele situatie de meest adequate voorziening getroffen moet worden, waardoor de beperkingen van de burger - op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie - zo volledig mogelijk worden gecompenseerd. 4 Het gaat hierbij om burgers die als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervinden bij het uitvoeren van activiteiten. De compensatie kan plaatsvinden door middel van diensten, hulpmiddelen of financiële ondersteuning die burgers (weer) in staat stellen zelfstandig een huishouding te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten. De 3 De meest recente gegevens over het gebruik van hulp bij het huishouden in Arnhem hebben betrekking op 2010 en staan in de Wmo-monitor 2011. 4 Handreiking Compensatieplicht en Kanteling. 7

voorzieningen kunnen bestaan uit algemene voorzieningen (met geen of lichte indicatie) of individuele voorzieningen in natura of via een PGB om zelf de benodigde ondersteuning in te kopen. Bij bepaalde individuele voorzieningen kan er sprake zijn van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage of een sociaal-medische indicatie. Voor hulp bij het huishouden geldt een eigen bijdrage. 2.2.2 Prestatieveld Wmo hulp bij het huishouden Op basis van de Wmo kan de gemeente zelf invulling geven aan de lokale maatschappelijke ondersteuning. Er is wel een aantal kaders waar de gemeente beleid op moet formuleren. Deze kaders worden de prestatievelden genoemd. De Wmo bepaalt dat de gemeente het beleid op deze prestatievelden moet vastleggen in een beleidsplan dat voor hooguit vier jaar moet worden vastgesteld. Het is wel toegestaan om het beleidsplan tussentijds te wijzigen. Er zijn negen prestatievelden in de Wmo opgenomen. Hulp bij het huishouden valt onder prestatieveld 6 het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 2.2.3 Verantwoordelijkheden college en gemeenteraad In artikel 3 van de Wmo staat dat de gemeenteraad telkens voor een periode van ten hoogste vier jaren één of meer plannen moet vaststellen, die richting geven aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende maatschappelijke ondersteuning. Het plan moet betrekking hebben op de hoofdzaken van het beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en op zijn minst de volgende zaken bevatten: de doelstellingen van de gemeente ten aanzien van de negen prestatievelden; de wijze waarop het Wmo beleid wordt uitgevoerd en welke acties in de periode van vier jaar zullen worden ondernomen; welke resultaten de gemeente in vier jaar wil behalen; welke maatregelen de gemeenteraad en het college van B&W nemen om de kwaliteit van de uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning te borgen; welke maatregelen de gemeenteraad en het college van B&W nemen om de inwoners de keuzevrijheid te bieden voor activiteiten op het gebied van prestatieveld 2 (opgroei- en opvoedondersteuning), 5 (bevorderen participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen) en 6 (voorzieningverlening aan mensen met beperkingen); de wijze waarop de gemeenteraad en het college van B&W nagaan wat de behoeften zijn van kleine doelgroepen. In artikel 5 van de Wmo staat dat de gemeenteraad ook een verordening moet vaststellen met regels voor de individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder mensen recht hebben op deze voorzieningen (in natura of op basis van een PGB). In de verordening moet in ieder geval geregeld zijn op welke wijze de toegang tot het aanvragen van individuele voorzieningen is geregeld en dat het verkrijgen van individuele voorzieningen afgestemd moet zijn op de situatie van de aanvrager. 8

In artikel 9 van de Wmo is de verantwoording over de Wmo geregeld. Gemeenten hebben een zogenaamde horizontale verantwoordingsplicht. Dat betekent dat ze primair verantwoording af moeten leggen aan burgers, lokaal betrokken actoren en de gemeenteraad. Verder dient het college van B&W jaarlijks vóór 1 juli aan de minister van VWS, of een door de minister aangewezen instelling de volgende gegevens aan te leveren: 1) de uitkomsten van onderzoek naar de tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet; 2) gegevens over de prestaties van gemeenten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. 2.2.4 Definitie huishoudelijke verzorging In de Wmo staat de volgende definitie voor huishoudelijke verzorging: Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort. Met ondersteuning bij het voeren van een huishouden wordt volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bedoeld: Op de gebruikelijke wijze, dus met behulp van gebruikelijke huishoudelijke apparatuur doen van het huishouden en voorkomen van gevaarlijke situaties (vallen, brand) en verwaarlozing. Het voeren van een huishouden zou volgens de VNG moeten leiden tot de volgende vier resultaten: 5 1. Iedere burger kan wonen in een schoon en leefbaar huis. 2. Iedere burger kan beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. 3. Iedere burger kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. 4. Iedere burger kan thuis zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren. 2.3 Wmo- en voorzieningenbeleid in Arnhem In november 2007 is het Arnhemse Wmo beleid vastgelegd in het Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011. Er is nog geen nieuwe uitwerking van het Meerjarenbeleidsplan voor de periode 2012-2015. In september 2011 is wel via een intern memo aangegeven dat het Meerjarenbeleidsplan geactualiseerd moest worden in 2012. Dit is echter nog niet gebeurd. Een verklaring die hiervoor wordt gegeven door de betrokken beleidsafdeling is dat door de val van het Kabinet Rutte I en het wachten op het nieuwe regeerakkoord van het Kabinet Rutte II een en ander stil is komen te liggen. Door de val van het Kabinet werd de overheveling van de begeleiding van de AWBZ naar de Wmo controversieel verklaard, waardoor de besluitvorming door de Tweede Kamer hierover werd opgeschort. Uit pragmatische overwegingen heeft het college toen besloten de uitgangspunten in het Meerjarenbeleidsplan 2008-2011 aan te houden en deze in 2012 te actualiseren met: 5 De VNG noemt ook aanpassing van woningen als onderdeel van de ondersteuning bij het voeren van een huishouden. Het vijfde resultaat dat hieraan gekoppeld is, is dat iedere burger kan wonen in een voor hem/haar of het gezin geschikte woning. Dit onderdeel van het voeren van een huishouden heeft geen betrekking op het verstrekken van huishoudelijke hulp en is hier daarom niet verder toegelicht. 9

de Arnhemse visie op het compensatiebeginsel Wmo/individuele voorzieningen (van voorzieningen naar resultaten), door de raad vastgesteld op 29 mei 2012; en de nieuwe aanpak Maatschappelijke opvang Uitvoeringsprogramma Minder opvang, beter leven 2011-2012, door het college vastgesteld op 5 juli 2012. Er komen veel veranderingen op het terrein van de Wmo, waaronder de voorgenomen Rijksbezuiniging van 75% op het budget hulp bij het huishouden en de plannen om alleen inkomensondersteuning bij hulp bij het huishouden te verstrekken aan personen die het niet kunnen betalen. Er is nog geen nieuwe planning bekend voor het nieuwe Meerjarenbeleidsplan. De gemeenteambtenaren verwachten dat in 2013 een nieuw Meerjarenbeleidsplan Wmo opgesteld zal worden. Hulp bij het huishouden is onderdeel van het bredere Wmo beleid van de gemeente Arnhem. Er zijn geen specifiek beleid of specifieke beleidsdoelen geformuleerd voor de verstrekking van hulp bij het huishouden. Wel is in het Meerjarenbeleidsplan en de Visienota beleid geformuleerd voor individuele voorzieningen, hier is hulp bij het huishouden onderdeel van. Het voorzieningenbeleid is verder uitgewerkt in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. 2.3.1 Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011 BELEIDSDOEL Er zijn geen expliciete doelen geformuleerd voor hulp bij het huishouden. Leidraad voor de gemeente is dat de Wmo de gemeente verplicht via het compensatiebeginsel de zelfredzaamheid van burgers te bevorderen door een vangnet van voorzieningen aan te bieden. Hieronder valt het bieden van ondersteuning aan burgers die belemmeringen ondervinden bij het zelfstandig voeren van een huishouden. In het Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011 is het beleidsdoel van de gemeente ten aanzien van de individuele voorzieningen vastgelegd. Wij willen dat individuele burgers op een eenvoudige en snelle manier toegang krijgen tot de door hen gevraagde voorzieningen en dat zij gedurende het hele traject van signalering, intake tot nazorg op een samenhangende manier worden begeleid. UITVOERING BELEID In het beleidsplan wordt ervan uitgegaan dat burgers bij de toekenning van de individuele voorzieningen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn om benodigde zorg en ondersteuning te regelen, tenzij de sociale omgeving en/of de financiële middelen dit niet toelaten. Daarnaast moet bekeken worden of er een beroep op algemene voorzieningen kan worden gedaan voordat een individuele voorziening wordt verstrekt. De uitvoering is nader geregeld in de verordening en het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De verstrekking van de individuele voorzieningen, waaronder hulp bij het huishouden, is geregeld in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. In deze 10

verordening is geregeld op welke wijze de gemeente omgaat met de compensatieplicht, de vormen waarin de individuele voorzieningen verstrekt kunnen worden (in natura, PGB of financiële tegemoetkoming), de voorwaarden die verbonden zijn aan het verstrekken van individuele voorzieningen en de betaling van de eigen bijdrage. Verder is in de verordening geregeld dat algemene voorzieningen, zogenaamde voorliggende voorzieningen zijn. Dit betekent dat, voordat een burger recht heeft op hulp bij het huishouden, moet worden nagegaan of er algemene voorzieningen aanwezig zijn die voldoende compenserend zijn. Als dat niet het geval is komt de individuele voorziening voor hulp bij het huishouden aan de orde. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met huisgenoten die een bijdrage kunnen leveren aan het huishouden. Tot slot zijn in de verordening de procedures voor het verkrijgen van individuele voorzieningen beschreven. Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, onderdeel hulp bij het huishouden De omvang van de hulp bij het huishouden die mensen kunnen aanvragen is uitgewerkt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een basispakket en maatwerk (zie voor een overzicht van werkzaamheden tabel 4.2 in 4.1). De verschillende werkzaamheden waaruit hulp bij het huishouden kan bestaan, zijn genormeerd in tijd, zo kan zwaar huishoudelijk werk volgens het besluit maximaal 210 minuten worden geïndiceerd. 6 Sinds januari 2012 zijn naast de normtijden, normen opgenomen ten aanzien van gezinssamenstelling en de grootte van de woning. Deze nieuwe normen zijn in het besluit opgenomen naar aanleiding van de discussies die in april 2012 in de raad gevoerd zijn in het kader van de bezuinigingen op onder andere de Wmo. Op verzoek van de gemeenteraad is tevens gewijzigd dat van kinderen die jonger zijn dan 8 jaar niet verwacht wordt dat zij een rol hebben in het huishouden. Voorheen gold dit voor kinderen die jonger waren dan 4 jaar. RESULTATEN In de periode 2008-2011 wilde het college ten aanzien van de individuele voorzieningen het volgende bereiken: vereenvoudiging en integrale indicatiestelling voor individuele zorg en ondersteuning; ketenaanbod op wijkniveau; individuele trajectbewaking (casemanagement); geen opeenstapeling van eigen bijdragen. KWALITEIT In het Meerjarenbeleidsplan Wmo geeft het college aan te kiezen om partnerschap en samenwerkingsverbanden te bevorderen tussen aanbieders van welzijn, zorg en wonen. De kwaliteit en de continuïteit van de dienstverlening aan de burgers worden geborgd door meer zekerheid te geven aan partners van de gemeente via het afsluiten van meerjarige contracten. 6 Indicatieadviseurs kunnen volgens het Besluit in bijzondere situaties afwijken van de normtijden. Hierop wordt nader ingegaan in hoofdstuk 4. 11

KEUZEVRIJHEID In het Meerjarenbeleidsplan wordt niet expliciet ingegaan op maatregelen die genomen zijn om inwoners de keuzevrijheid te bieden bij individuele voorzieningen. Wel staat aangegeven dat er gezocht wordt naar een evenwichtige balans tussen keuzevrijheid (in het aantal aanbieders hulp bij huishouden met een gebiedsgerichte werkwijze) en de mogelijkheden van een persoonsgebonden budget. BEHOEFTEN DOELGROEPEN Ook wat betreft de behoeften van kleine doelgroepen wordt ten aanzien van de individuele voorzieningen niet specifiek op ingegaan. Wel worden verschillende doelgroepen in het Meerjarenbeleidsplan genoemd zoals, de OGGZ-doelgroep (openbare geestelijke gezondheidszorg), oudere migranten/allochtonen en verstandelijk gehandicapten. Speciale aandacht is er voor allochtonen en mantelzorg. Het Meerjarenbeleidsplan zegt hier het volgende over: Allochtonen herkennen zich veelal niet in de term mantelzorger. Ze erkennen vaak niet dat ze overbelast zijn en vragen weinig hulp van buiten. We willen daarom (meer) in gesprek gaan met allochtone (zelf)organisaties en bijvoorbeeld bij allochtone ouderenadviseurs en zorgconsulenten. Binnen onze reguliere instellingen moet een beter zicht ontstaan op deze (latente) vraag, om vervolgens passende ondersteuning te bieden. VERANTWOORDING, ONDERZOEK EN MONITORING In het Meerjarenbeleidsplan wordt specifiek aandacht besteed aan verantwoording, onderzoek en monitoring. In het beleidsplan staat dat de verantwoording aansluit bij de bestaande beleids- en bedrijfsvoeringscyclus en zal plaatsvinden via de jaarverslagen van de gemeente en de burgerjaarverslagen. Eens in de vier jaar moet er, aan het eind van de beleidsplanperiode (dus eind 2011), een specifieke Wmo-verantwoording komen. In het Meerjarenbeleidsplan wordt benadrukt dat voor een goede voorbereiding en uitvoering van de Wmo, inzicht nodig is in het aanbod en het gebruik van voorzieningen op het gebied van welzijn, zorg, wonen en inkomen, óók op wijkniveau. Tevens is inzicht in de vraag, waaronder de latente vraag, van groot belang om te kunnen zien of klanten en burgers krijgen wat ze nodig hebben. Verder wordt aangegeven dat de verplichte klanttevredenheidsonderzoeken en WMO-benchmarks zullen worden uitgevoerd door onderzoeksbureau SGBO benchmarking. Ook wordt extra aandacht besteed aan specifieke thema s die jaarlijks zullen worden onderzocht. Voorbeelden zijn de positie van allochtonen in de mantelzorg of eenzaamheid van ouderen en gehandicapten, jongeren en vrijwilligerswerk. Verder is er aandacht voor monitoring van de prestaties en resultaten op basis van indicatoren die nog ontwikkeld zullen worden. REGIEROL GEMEENTE Tot slot geeft het college in het Meerjarenbeleidsplan aan dat ze graag de regierol wil oppakken met betrekking tot de invulling van de Wmo. Als regisserende gemeente staat daarbij volgens het college samenwerking voorop. Dat betekent dat de gemeente het initiatief neemt om met partijen daarover afspraken te maken. Verder ziet het college de grootste mogelijkheden om te 12

regisseren op het vlak van beleidsregie en regie van de uitvoering. De rol van de gemeente als regisseur zou nog verder uitgewerkt worden. 2.3.2 Nota Arnhemse visie op het compensatiebeginsel Wmo/ individuele voorzieningen In de nota Arnhemse visie op het compensatiebeginsel Wmo/ individuele voorzieningen wordt aangegeven dat bij de indicatie voor individuele voorzieningen, meer dan voorheen, de eigen mogelijkheden van burgers en hun sociale netwerk in samenhang zullen worden bezien met de mogelijkheden vanuit algemene en collectieve voorzieningen. Deze nieuwe manier van werken staat bekend als de Kanteling. Met de Kanteling wordt op een nieuwe manier invulling gegeven aan het compensatiebeginsel waarbij het behoud van regie over het eigen leven en de zelfredzaamheid van burgers voorop staat. Vanaf 1 januari 2012 worden burgers die voor de eerste keer hulp bij het huishouden aanvragen volgens de principes van de Kanteling geïndiceerd (zie hoofdstuk 4). UITGANGSPUNTEN De nieuwe visie geldt voor de individuele voorzieningen, de gemeentelijke dienstverlening en de uitvoeringspraktijk waarbij wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten: Inzetten op eigen kracht/sociale netwerk van mensen/informele zorg - Informele zorg en mantelzorgondersteuning - Stimuleren van participatie via vrijwilligerswerk onder mensen met beperkingen in het kader van wederkerigheid Inzetten op algemene en collectieve voorzieningen - Gemaksdiensten op wijkniveau voor iedereen - Social return (werken naar vermogen voor mensen met een uitkering) - Collectieve Wmo-voorzieningen op wijkniveau of op afroep Inzetten op wijkgerichte ketendienstverlening voor zorg en ondersteuning Op elkaar afstemmen van individuele voorzieningen informele zorg, vrijwilligerswerk, collectieve en voorliggende voorzieningen en het aanbod van andere ketenpartners op wijkniveau waardoor wellicht minder indicatiestellingen voor individuele voorzieningen (zoals hulp bij huishouden) nodig zijn. Inzetten op brede vraagverheldering (Het Gesprek) Bij een hulpvraag meer dan voorheen via een brede vraagverheldering de persoonskenmerken en behoeften van burgers op de diverse leefdomeinen in beeld brengen. Uitgaan van individueel maatwerk bij een hulpvraag Bij een hulpvraag uitgaan van individueel maatwerk om alle mogelijkheden (eigen kracht, eigen netwerk, informele zorg, algemene en collectieve voorzieningen, individuele voorzieningen, oplossingen vanuit andere domeinen) in samenhang met de hulpvraag te bekijken om van daaruit de meest passende oplossing te kiezen. Uitgaan van een resultaatgerichte Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 13

MOTIE GEMEENTERAAD Bij de besluitvorming over de visienota heeft de raad in een motie aangenomen om bij de uitvoering van de visie extra aandacht te besteden aan de volgende kwaliteitscriteria: maatwerk; goede kwaliteit van de te verrichten werkzaamheden/deskundigheid (scholing); signalering/preventie; betrouwbaarheid; eenzaamheid en dreigend isolement; interculturalisatie, aandacht voor andere culturele gewoontes; persoonlijk contact, dus niet steeds wisselen van personen; laagdrempeligheid (korte lijntjes, bereikbaarheid), goede informatievoorziening en voorlichting; duidelijke, onafhankelijke en reële indicatiestelling; aandacht voor omgeving en behoeften mantelzorgers en vrijwilligersorganisaties; borging van de gemaakte afspraken/kwaliteitscontrole. 2.4 Financiering hulp bij het huishouden Voor 2012 had het college ruim 10,7 miljoen begroot voor het verstrekken van hulp bij het huishouden. Over 2012 blijkt dat echter 878.000 meer is uitgegeven voor de zorg in natura dan was begroot. 7 Hier staat tegenover dat er 334.000 minder is uitgegeven aan PGB s inclusief servicekosten. Ook de inkomsten uit eigen bijdragen zijn 987.000 hoger dan begroot. Een extra kostenpost voor 2012 was het herindicatietraject. 8 In tabel 2.2 staan de voorlopige uitgaven en inkomsten voor 2012 weergegeven. 9 Tabel 2.2 Voorlopige uitgaven en inkomsten Hbh 2012 (bedragen x 1.000) Hulp bij huishouden Begroot Gerealiseerd Resultaat Uitgaven In natura 10.149 11.027-878 PGB incl. service 2.360 2.026 + 334 Frictiekosten herindicatietraject - 468-468 Inkomsten Inkomsten uit eigen bijdragen 1.800 2.787 + 987 Totaal 10.709 10.734-25 Bron: Informatie verkregen via de afdeling Business Control van de gemeente Arnhem 7 Op basis van herindicaties en innovaties werd verwacht dat er 448.000 uren hulp bij het huishouden in natura geleverd zou worden, gebleken is echter dat er 26.000 uren meer zijn geleverd. 8 De frictiekosten van het herindicatietraject zijn conform de begroting, maar deze lasten zijn administratief buiten dit deelprogramma gelaten. 9 De bedragen zijn inclusief een prognose voor de laatste maanden van 2012, omdat de afrekening met het CAK en de zorgaanbieders enkele maanden in beslag neemt. De definitieve jaarrekening wordt nog vastgesteld door de raad. 14

In het kader van het recente Regeerakkoord van het Kabinet Rutte II is op Rijksniveau de intentie om in 2015 75% te korten op de financiële middelen voor hulp bij het huishouden. Vanaf 2014 zullen naar verwachting alle nieuwe aanvragen inkomensafhankelijk worden en zullen inkomensondersteunende maatwerkvoorzieningen alleen nog voor lage inkomens gaan gelden. Vanaf 2015 zal dit ook voor bestaande Wmo-cliënten gaan gelden. Er is nog geen definitief besluit genomen door de Tweede Kamer over de bezuinigingen op hulp bij het huishouden. Wat dit gaat betekenen voor het Arnhemse budget is daarom nog niet exact duidelijk. 2.5 Organisatie hulp bij het huishouden in Arnhem In Arnhem valt hulp bij het huishouden onder het cluster Publieke Dienstverlening. Er zijn twee afdelingen Zorg en Ondersteuning met elk één afdelingshoofd. Zij zijn respectievelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de indicatiestelling en de bedrijfsvoering voor de verwerking van aanvragen van hulp bij het huishouden. Na de reorganisatie zijn de afdelingshoofden voornamelijk proces- en peoplemanagers geworden. Inhoudelijk zijn zij minder betrokken, hoewel zij hiervan wel op de hoogte worden gehouden via de indicatiestellers en vanuit de afdeling Werk, inkomen, economie en cultuur (WIEC) binnen het Cluster Beleid en Regie. WIEC houdt zich bezig met de gemeentelijke vangnetvoorzieningen, waaronder hulp bij het huishouden. Vóór de reorganisatie was er één afdeling Zorg en Ondersteuning die onder de dienst Inwonerszaken viel. Het toenmalige afdelingshoofd was, met twee teamleiders indicatie en bedrijfsvoering, verantwoordelijk voor zowel de inhoud als de uitvoering van de indicatiestelling. In interviews met gemeenteambtenaren is aangegeven dat er na de reorganisatie een hiaat is ontstaan tussen beleid en uitvoering. Dit betekent dat op het operationele en strategische niveau het beleid goed is verankerd in de organisatie. Voor het tactische niveau geldt dat niet (voorheen lag dat bij het afdelingshoofd). Dit hiaat dient te worden opgevangen door de Clusters Beleid & Regie en Publieke Dienstverlening. Er is volgens de ambtenaren wel structureel overleg met de diverse disciplines (strategisch en juridisch beleid, planning en control en uitvoering). Zo werd tijdens het Rekenkameronderzoek op clusterniveau een werkplan ontwikkeld. In het werkplan is volgens de gemeenteambtenaren de aansluiting op het beleid een belangrijk onderdeel. 15

16

3 Zelfredzaamheid aanvragers hulp bij het huishouden 3.1 Inleiding Een doel van de Wmo is dat het verstrekken van hulp bij het huishouden leidt tot het behoud van de zelfredzaamheid van burgers. In de enquête die de Rekenkamer heeft uitgevoerd onder Arnhemse burgers die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd bij de gemeente, is de zelfredzaamheid onderzocht. In dit hoofdstuk doen we verslag van de enquêteresultaten. We starten met een samenvattend overzicht van de bevindingen die vervolgens worden uitgewerkt. 3.2 Bevindingen Ten aanzien van de zelfredzaamheid van de aanvragers van hulp bij het huishouden blijkt het volgende uit de enquête: Arnhemmers die hulp bij het huishouden aanvragen zijn gemiddeld redelijk zelfredzaam, maar om hun zelfredzaamheid te behouden hebben zij wel ondersteuning nodig bij het voeren van het huishouden. De mensen die beperkt zelfredzaam zijn en de meeste ondersteuning bij het huishouden nodig hebben, krijgen die ook via de hulp bij het huishouden. Mensen die beperkt zelfredzaam zijn ontvangen vaker mantelzorg en maken vaker gebruik van algemene voorzieningen dan de mensen die gemiddeld of heel zelfredzaam zijn. 3.3 Definitie zelfredzaamheid De gemeente Arnhem hanteert geen vastgelegde definitie van het begrip zelfredzaamheid. Wel wordt uitgegaan van het zogenaamde ICF-model (International Classification of Functioning, Disability and Health). Dit is een model dat het menselijk functioneren en problemen die daarin kunnen optreden beschrijft op basis van drie perspectieven: lichamelijk, menselijk handelen en deelname aan het maatschappelijk leven. Deze drie perspectieven kunnen negatief of positief beïnvloed worden door medische (bijvoorbeeld ziekte), persoonlijke (bijvoorbeeld leeftijd) of externe factoren (sociale omgeving). 10 Volgens de gemeenteambtenaren die wij hebben gesproken, bestaat zelfredzaamheid zodra iemand geen belemmeringen ondervindt in het functioneren. Iemand kan in zijn zelfredzaamheid ondersteund worden door naasten, algemene voorzieningen of voorzieningen die door de gemeente verstrekt worden, zoals hulp bij het huishouden. 10 Arnhemse visie op het compensatiebeginsel/iv, Bijlage 2. 17

Voor de uitvoering van de enquête heeft de Rekenkamer de volgende definitie voor zelfredzaamheid gebruikt: Het zelfstandig kunnen uitvoeren van huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL)- activiteiten. Als mensen een HDL-activiteit niet zelfstandig kunnen uitvoeren, dan zijn ze hierin niet zelfredzaam en kan hulp bij het huishouden bij die activiteit(en) ondersteuning geven, ofwel compenseren. In de enquête is zelfredzaamheid gemeten door te vragen naar de HDL-activiteiten die respondenten zelfstandig kunnen uitvoeren. De volgende vragen zijn aan de respondenten voorgelegd: 11 Kunt u geheel zelfstandig lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten (bv. stof afnemen, prullen opruimen)? Kunt u geheel zelfstandig zware huishoudelijke werkzaamheden verrichten (bv. stofzuigen, dweilen of de badkamer poetsen)? Kunt u geheel zelfstandig uw kleren wassen en strijken? Kunt u geheel zelfstandig de bedden verschonen en/of opmaken? Kunt u geheel zelfstandig de boodschappen doen? Kunt u geheel zelfstandig ontbijt en/of lunch klaarmaken? Kunt u geheel zelfstandig warm eten klaarmaken? De respondenten konden bovenstaande vragen beantwoorden met zelfstandig, zelfstandig maar met moeite of niet zelfstandig maar wel met hulp. De respondenten scoren lager op zelfredzaamheid naarmate ze op meer vragen het antwoord geven niet zelfstandig maar wel met hulp. 3.4 Zelfredzaamheid van aanvragers Omgerekend naar een score van 1-10, scoren mensen die hulp bij het huishouden aanvragen gemiddeld een 6,6 op zelfredzaamheid (n=253). De mensen waarvan de aanvraag is afgewezen scoren gemiddeld iets lager op zelfredzaamheid (6,5) dan de mensen waarvan de aanvraag is toegewezen (6,6), maar dit is geen significant verschil. De grootste groep mensen (43%) is naar eigen zeggen gemiddeld zelfredzaam; zij hebben een score tussen 5,5 en 7,5. 33% van de mensen is heel zelfredzaam en bijna een kwart (24%) van de mensen is beperkt zelfredzaam (zie tabel 3.1). 11 De vragen vormen een schaal voor het meten van zelfredzaamheid. Deze zogenaamde GARS-schaal is een, in meerdere onderzoeken geteste, schaal voor zelfredzaamheid en is ontwikkeld door de Rijksuniversiteit Groningen (Kempen, G.I.J.M., Doeglas, D.M. & Suurmeijer, Th.P.B.M. (2012) Groningen activiteiten restrictie schaal (GARS). Een handleiding). 18

Tabel 3.1 Zelfredzaamheid aanvragers hulp bij het huishouden (n=253) Zelfredzaamheid % Beperkt zelfredzaam (score < dan 5,5) Gemiddeld zelfredzaam (score 5,5 <> 7,5) Heel zelfredzaam (score 7,5 of >) 24% 43% 33% Bron: enquête Rekenkamer Arnhem Uit de enquête blijkt dat de leeftijd of het geslacht van een respondent niets zegt over zijn mate van zelfredzaamheid. Wel is de woonsituatie van respondenten van invloed op zelfredzaamheid; mensen die alleen wonen scoren gemiddeld significant hoger op zelfredzaamheid (6,7), dan mensen die met een partner en/of kinderen samenwonen (6,2). 3.5 Zelfredzaamheid en hulp bij HDL activiteiten 3.5.1 Hulp bij het huishouden Mensen die laag scoren op zelfredzaamheid hebben meer hulp nodig dan mensen die hoog scoren. Uit de indicatiebeschikkingen blijkt dat naarmate mensen voor meer HDL-activiteiten hulp bij het huishouden geïndiceerd zijn, zij lager scoren op zelfredzaamheid. Dit geldt ook voor het aantal minuten waarvoor zij geïndiceerd zijn; hoe meer minuten hulp bij het huishouden, hoe lager de score op zelfredzaamheid (zie grafiek 3.1). Grafiek 3.1 Gemiddelde score zelfredzaamheid bij aantal HDL-activiteiten en aantal minuten hulp bij het huishouden (n=252) Bron: enquête Rekenkamer Arnhem Als alternatief voor, of aanvullend op, de hulp bij het huishouden die mensen van de gemeente ontvangen, kunnen mensen mantelzorg hebben of gebruik maken van algemene voorzieningen die hen ondersteunen bij HDL-activiteiten, zoals een maaltijdservice. 19

3.5.2 Mantelzorg 31% van alle respondenten krijgt hulp van een mantelzorger bij één of meer HDL-activiteiten. Zij scoren, zoals verwacht, gemiddeld significant lager (5,9) op zelfredzaamheid dan de mensen die geen mantelzorg hebben (6,9). Tevens blijkt dat de mensen die beperkt zelfredzaam zijn, vaker bij HDL-activiteiten mantelzorg ontvangen dan de mensen die gemiddeld of heel zelfredzaam zijn (zie tabel 3.2). Tabel 3.2 Zelfredzaamheid en mantelzorg bij HDL-activiteiten (n=253) Mate van zelfredzaamheid Beperkt Gemiddeld Heel Heeft zelfredzaam zelfredzaam zelfredzaam mantelzorg < 5,5 5,5 <>7,5 >7,5 Ja 43% 27% 19% Nee 57% 73% 81% N 60 109 84 Bron: enquête Rekenkamer Arnhem De belangrijkste HDL-activiteiten waarbij mensen met mantelzorg geholpen worden zijn boodschappen doen, de was doen, maaltijden bereiden en afwassen. Er kunnen meerdere activiteiten per respondent worden gedaan door de mantelzorger. Figuur 3.1 geeft een overzicht. Figuur 3.1 HDL-activiteiten met ondersteuning van mantelzorg (n=76) 27% 13% 10% 10% 8% 5% 76% 32% 31% 44% Mantelzorg activiteiten Boodschappen doen Maaltijden bereiden Bed opmaken/verschonen Stofzuigen Opruimen/afstoffen Was doen Afwassen Trap schoonmaken Ramen wassen Toilet/badkamer/keuken schoonmaken Bron: enquête Rekenkamer Arnhem 20

3.5.3 Gebruik algemene voorzieningen 31% van de respondenten maakt gebruik van één of meer algemene voorzieningen. Ook zij scoren zoals verwacht gemiddeld significant lager (6,3) op zelfredzaamheid dan de mensen die geen gebruik maken van algemene voorzieningen (6,7). Tevens blijkt ook nu weer dat de mensen die beperkt zelfredzaam zijn, vaker gebruik maken van algemene voorzieningen dan de mensen die gemiddeld of heel zelfredzaam zijn (zie tabel 3.3). Tabel 3.3 Zelfredzaamheid en gebruik algemene voorzieningen (n=253) Mate van zelfredzaamheid Gebruikt Beperkt Gemiddeld Heel algemene zelfredzaam zelfredzaam zelfredzaam voorziening < 5,5 5,5 <>7,5 >7,5 Ja 40% 28% 29% Nee 60% 72% 71% n 60 109 84 Bron: enquête Rekenkamer Arnhem De mensen die gebruik maken van algemene voorzieningen, maken het meest gebruik van de glazenwasservice en de maaltijdvoorziening. Per persoon kan er van meer algemene voorzieningen gebruik gemaakt worden (zie figuur 3.2). Figuur 3.2 Gebruik algemene voorzieningen (n=80) 26% 16% 51% 38% Algemene HDL-voorzieningen Glazenwasservice Was- strijk- en stoomservice Maaltijdvoorziening Schoonmaakservice Bron: enquête Rekenkamer Arnhem 21

22

4 Indicatiestelling 4.1 Inleiding In de enquête die de Rekenkamer heeft uitgevoerd onder Arnhemse burgers die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd bij de gemeente, is gevraagd naar de ervaringen van de aanvragers met het proces van indicatiestelling. Aanvullend op de enquête hebben wij over de uitvoering van de indicatie gesproken met indicatieadviseurs en gemeenteambtenaren betrokken bij de afdeling Zorg en Ondersteuning. Daarnaast is ook gesproken met verschillende zorgaanbieders waar gevraagd is naar hun ervaringen met indicatiestellingen van de gemeente, veranderingen sinds de Kanteling en de informatievoorziening naar cliënten. In dit hoofdstuk doen we verslag van de enquêteresultaten en de interviews. We starten met een samenvattend overzicht van de bevindingen die vervolgens worden uitgewerkt. 4.2 Bevindingen Ten aanzien van de indicatiestelling blijkt het volgende uit ons onderzoek: Een meerderheid van de mensen die hulp bij het huishouden aanvraagt komt bij de gemeente terecht via een zorginstelling of zorgverlener en wordt met de aanvraag geholpen door een zorgverlener of familie. Definitieve beschikkingen (nieuwe aanvragen en herindicaties) zijn in het merendeel van de gevallen binnen de voorgeschreven termijn van 8 weken verstuurd. Indiceren volgens de Kanteling is een groeiproces en vraagt om voldoende zicht op het aanbod aan alternatieven voorzieningen, deze kennis is er (nog) niet bij alle indicatieadviseurs. Er is geen specifiek doelgroepenbeleid voor allochtonen cliënten, wel zijn er in de uitvoering in beperkte mate instrumenten beschikbaar om deze allochtone cliënten te ondersteunen. Mensen die voor de herindicatie een persoonlijk gesprek hebben gehad, zijn vaker ontevreden over aandacht voor hun persoonlijke situatie, dan mensen die alleen een nieuwe beschikking per post hebben ontvangen. Er is geen vastgelegde gestandaardiseerde vragenlijst voor het in kaart brengen van de persoonlijke situatie en de beperkingen van de aanvragers, hiervoor houden de indicatieadviseurs de Productomschrijving en de ICF-classificatie in hun achterhoofd tijdens het zogenaamde keukentafelgesprek. De afdeling heeft vier indicatieadviseurs met een medische achtergrond. Gemiddeld zijn de respondenten geïndiceerd voor 3 uur hulp bij het huishouden, waarbij zwaar huishoudelijk de meest geïndiceerde HDL-activiteit is. De meeste aanvragers geven ook aan dit niet zelfstandig te kunnen. De indicaties van respondenten sluiten niet altijd goed aan op de mate waarin zij HDL-activiteiten zelfstandig of niet zelfstandig kunnen verrichten. In sommige gevallen is een activiteit geïndiceerd terwijl men deze zelfstandig kan, zoals licht 23