Inhoudsopgave. AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 1

Vergelijkbare documenten
Inhoudsopgave. AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 1

HC 5A, , Het Koninkrijk der Nederlanden en de internationale rechtsorde

Inhoudsopgave. AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 1

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer 2014.

Beginselen van de democratische rechtsstaat

CONSTITUTIONELE TOETSING: RECHTER & TRIAS

DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK. mr. J.A.M. van Angeren. Tweede druk

Inhoud. Afkortingen 15

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

Staats- en bestuursrecht Q&A week 1

Introductie in het recht

Inleiding tot Recht. Uit Praktisch Burgerlijk Recht

Constitutioneel recht

Staats- en bestuursrecht

Samenvatting Maatschappijleer Inleiding recht

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

2.3.3 Overeenkomst is in strijd met de wet, goede zeden of openbare orde 58

is een domme zet 1 Inleiding in het recht 1.1 Inleiding

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Ver dragsrecht in Nederland

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Case: Chemico breidt uit (100 punten) Praktisch Bestuursrecht, paragraaf 1.2, p en paragraaf 1.5.2, p 31.

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Bijlage. Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2006 Nr. 11

Beginselen van het Nederlands Staatsrecht

BEGELEIDINGSPLAN VOOR DE CURSUS INLEIDING

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

Aansprakelijkheid en schadevergoeding Awb

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

A. Het bestuur: het materiële bestuursrecht

REGLEMENT BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE

Prof.mr. P.H.Kooijmans

HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Kern van het bestuursrecht

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitgebreide inhoudsopgave

inhoudsopgave Inhoudsopgave Afkortingen vii xvi

Europees recht HC 5a - 10/12/18 bevoegdheidsverdeling en uitoefening

1.1 De noodzakelijke algemeenheid van wettelijke voorschriften, en billijkheidsuitzonderingen

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Algemene Wet Bestuursrecht Wettekstenbundel voor het openbaar bestuur INKIJKEXEMPLAAR

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Inleiding. 1 Strafrecht

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Samenvatting Europees Recht

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

HC 11, , Bestuursrecht

Examenmatrijs vaardigheidsexamen

Implementatie van EU-regelgeving

VMR Actualiteitendag 2015

3 Onrechtmatige overheidsdaad

Voorwoord 5. Leeswijzer 13. Afkortingenlijst 17 ALGEMEEN DEEL 19

VAK Inleiding Staats- en Bestuursrecht

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE GRONDWET - ARTIKEL HANDHAVING BESTAANDE REGELGEVING

De invloed van het Europese fair balance -beginsel op het Nederlandse recht

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT 1

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

LIFE.1.C EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 14 maart 2019 (OR. en) 2019/0019 (COD) PE-CONS 62/19 SOC 114 EMPL 81 PREP-BXT 62 CODEC 500

Het wetgevingsproces bij SZW. Anton Boere

Wat is een rechtsstaat?

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Wet normalisering rechtspositie ambtenaren

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

Actualiteiten Awb 2015

Date de réception : 18/10/2011

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

VERKORTE INHOUDSOPGAVE

AKD Gemeentedag 2014 Prof. mr. G.A. van der Veen Rotterdam 20 maart 2014

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak /1/A1

A26a Overheidsprivaatrecht

Wetsvoorstellen ministerraadsvergaderingen Het politieke plaatje Toetsing OM wil van briefgeheim pakjes af

Inleiding tot het recht

Materieel: Regels die betrekking hebben op de rechten en plichten/wat mag en niet mag inhoud

Toegang tot de rechter: strategisch procederen in het milieurecht

Hoofdlijnen Nederlands Recht Wolters-Noordhoff 1

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Transcriptie:

AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 1 Constitutioneel recht Supplement: - week 6: Werkcollege- & werkgroepsverslagen - week 7: Werkcollege- & werkgroepsverslagen Inhoudsopgave WEEK 6 VERHOUDING NATIONAAL EN INTERNATIONAAL & EUROPEES RECHT... 2 WERKCOLLEGE 6... 2 1.1 Aantekeningen... 2 1.2 Opdrachten... 4 WERKGROEP 6... 6 2.1 Opdrachten... 6 WEEK 7 RECHTER, RECHTSBESCHERMING & TOETSING... 8 WERKCOLLEGE 7... 8 1.1 Aantekeningen... 8 1.2 Opdrachten... 11 1.3 Casus Bloemrijke optocht... 12 WERKGROEP 7... 13 2.1 Casus Geen Chocola... 13 In ons streven naar perfectie zetten wij alles op alles om een volledige samenvatting beschikbaar te stellen. Mochten wij onverhoopt toch punten over het hoofd hebben gezien of verkeerd hebben genoteerd, schroom dan niet dat terstond te melden. Dit geldt voor alle op- en aanmerkingen. Onze klachtenlijn is te vinden op www.athenasummary.nl.

Week 6 Verhouding nationaal en internationaal & Europees recht Werkcollege 6 1.1 Aantekeningen Bronnen van het internationaal recht A. Internationaal gewoonterecht B. Verdragen C. Besluiten van volkenrechtelijke internationale organisaties (voorbeeld: VN, NAVO, EU) II. Totstandkoming van (binding aan) verdragen 1. Begint met onderhandelingen over de verdragstekst. Dit gebeurt door de regeringen of regeringsvertegenwoordigers. 2. De tekst van het verdrag wordt gesloten. Een handtekening onder het tekst van het verdrag wordt gezet (= vaststellen). Gebeurt door de regering(vertegenwoordigers). 3. In Nederland wordt een verdrag gepubliceerd in het Tractatenblad (zie art. 16 RGBV). 4. NL: goedkeuring verdragen geschiedt door de Staten- Generaal (zie art. 91 lid 1 en lid 2 Gw + RGBV). Art. 91 lid 1: verdragen moeten eerst worden goedgekeurd voordat ze gelding hebben. De goedkeuring kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gegeven worden. Uitdrukkelijk: zie art. 4 RGBV, dit geschiedt door de wet in formele zin. Het parlement kan een goedkeuring van een verdrag alleen maar aanvaarden of verwerpen (niet wijzigen). Stilzwijgend: zie art. 5 RGBN, hieruit blijkt dat een verdrag wordt voorgelegd door de regering aan de Tweede Kamer. Als de Tweede Kamer binnen 30 dagen niet om uitdrukkelijke goedkeuring eisen, wordt het verdrag binnen 30 dagen stilzwijgend goedgekeurd. Ongrondwettig verdrag: bepaalde verdragen moeten altijd goedgekeurd worden, zie art. 91 lid 3. Dit verdragen ongrondwettig zijn, zie art. 6 RGBV. Een verdrag in strijd met de Grondwet moet worden aanvaard door 2/3 van de meerderheid van de Tweede Kamer. Geen goedkeuring: er zijn ook verdragen die geen goedkeuring nodig hebben, zie art. 91 lid 1. In art. 7 RGBV wordt dit nader uitgewerkt. Het gaat hier om de minder belangrijke verdragen. 5. Ratificatie/Bekrachtiging door de regering. 6. Inwerkingtreding verdrag: dan pas volle gebondenheid Verhouding nationale internationale rechtsorde Er zijn twee opvattingen, namelijk het monisme en dualisme. Monisme: er is sprake van één rechtsorde. Internationaal recht maakt deel uit van de nationale rechtsorde. Geen transformatie van het internationale recht naar het nationale recht is vereist. Gevolgen: - Directe werking internationaal recht. De rechter kan het internationaal recht direct toepassen en burgers kunnen zich beroepen op de direct werkende bepaling. 2

- Status in de nationale rechtsorde Dit is variabel: A. Idealiter: voorrang van internationaal recht, zelfs op de Gw; Dit geldt bijvoorbeeld in Nederland. B. In andere landen kan het internationaal recht voorrang op de wet in formele zin hebben, maar niet op de Grondwet. Dualisme: er is sprake van twee gescheiden rechtsorde. Transformatie van het internationaal recht is vereist voordat het toegepast kan worden in de nationale rechtsorde. Internationaal recht kan dus niet direct werken. Het kan alleen in werking treden als het door de formele wetgever wordt omgezet (transformatie). Deze transformatie wordt door middel van een wet in formele zin geschiedt. Gevolgen: - - Rechter kan het internationaal recht niet toepassen (behoudens transformatie). Status in nationale rechtsorde: A. Geen, indien geen transformatie. B. Na transformatie: zelfde status als wet in formele zin in het nationaal recht. Het internationaal recht geeft de staten de vrijheid om te kiezen of ze het monisme of het dualisme willen toepassen. Verhouding geschreven internationaal recht (= verdragen en besluiten v.o.) en Nederlands recht op grond van art. 93/94 Gw Nederland is monistisch op basis van het internationaal recht. Verdragen maken deel uit van onze rechtsorde zonder transformatie, dit blijkt uit het Grenstactraat Aken arrest. Grenstactraat Aken arrest Een boer vervoert naar het buitenland en krijgt een boete, omdat hij geen papieren bij zich had. De boer beroept zich op basis van een internationaal verdrag. Hieruit blijkt dat hij geen papieren nodig heeft voor het vervoeren. Uit het oordeel van de HR blijkt dat een verdrag dat Nederland bindt ook rechten en plichten kan opleggen aan burgers. Een latere wet kon zijn kracht ontnemen aan een verdragsbepaling. In 1953 en 1954 werden art. 93 en 94 in de Grondwet opgenomen. Deze artikelen beperken en bevestigen het monisme. Art. 93 Gw: ieder verbindende bepalingen van verdragen hebben verbindende kracht, mits ze gepubliceerd zijn. Dit betekent dat ongeschreven internationaal recht niet onder de werking van art. 93 en 94 Gw valt. Ook vallen geheime verdragen die niet gepubliceerd zijn ook niet onder de werking van art. 93 en 94 Gw. Kortom, bepalingen van verdragen en internationale rechtsorganisatie hebben pas verbindende kracht, nadat ze gepubliceerd zijn. Art. 94 Gw: direct werkende bepalingen hebben voorrang op alle nationale voorschriften, inclusief Gw (dus niet het ongeschreven recht). Hoe moet je vaststellen of een bepaling ieder verbindend is of een directe werking heeft? Zie Collectieve acties spoorwegen arrest: vuistregel staat genoteerd op p. 34 van de juristenbundel. 3

In dit arrest vroeg men of art. 6 lid 4 ESH een direct werkende bepaling was of niet. De HR zegt dat als het verdrag zelf directe werking niet uitsluit, dat de inhoud van het verdrag bepalend voor de kwalificatie van direct werkend of niet direct werkend is. Er zijn twee situaties mogelijk: 1. Als de bepaling een verplichting bevat voor regelgeving heeft het geen directe werking. 2. Als het een bepaling is die kan functioneren als objectief recht (dus dat de rechter het kan toepassen zonder op de stoel van de wetgever te zitten) dan heeft het wel een directe werking, zie p. 35 van de juristenbundel. Reisbureau Rita Arrest In dit arrest gaat het om een man die wordt vervolgd wegens smaadschrift dat de eer en naam van Rita Verdonk zou aantasten. In de eerste instantie wordt hij veroordeeld, maar het hof komt tot de conclusie dat in dit geval de veroordeling onrechtmatig zou zijn en de HR was het hier mee eens. Smaadschrift is strafbaar gesteld in art. 261 lid 2 Sr, maar toepassing van dit artikel (wat zou leiden tot veroordeling) zou in strijd zijn met art. 10 EVRM. Kortom, bepalingen in verdragen met klassieke grondrechten (zoals het EVRM, IVBPR) zijn eenieder verbindend. 1.2 Opdrachten Let op: de professor bespreekt alleen de belangrijkste opdrachten. 3a. Is artikel 1, zesde protocol EVRM een ieder verbindende bepaling? Dit is een ieder verbindende bepaling, want het kan gelden als objectief recht en het vereist geen uitwerking van de wetgever, zie Collectief acties spoorwegen arrest. 3b. Is artikel 5 van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen een ieder verbindende bepaling? Zie art. 5a van het Vrouwenverdrag: de staten moeten maatregelen te nemen om gelijkheid van de vrouw te bevorderen. Dit is een verplichting tot regelgeving in de zin van het Spoorwegen arrest, dit is dus niet een bepaling dat als objectief recht kan gelden. De bepaling is niet ieder verbindend. 3c. Is artikel 13 IVESC een een ieder verbindende bepaling? Lid 1 is geen ieder verbindende bepaling. Lid 2 sub. a. is daarentegen wel eenieder verbindende bepaling in de zin van het Spoorwegen arrest. De rechter kan de bepaling toepassen als objectief recht. Costa/E.N.E.L. arrest Dit gaat over een man met een energiebedrijf dat wordt genationaliseerd met behulp van een formele wet uit 1962 in Italië. Hij zegt dat deze wet in strijd is met het EEG- verdrag. Hij krijgt een rekening van een energiebedrijf E.N.E.L. en komt voor de kantonrechter terecht. Hij vraagt aan de rechter of hij (de rechter) een prejudiciële vraag kan stellen aan het hof van de EU voor een geldige uitleg over de bepaling van het EEG- verdrag. Italië wilde dat deze vraag niet- ontvankelijk werd verklaard, want de regering zegt dat italic dualistisch is. Het EEG- verdrag is getransformeerd in 1956 (dus getransformeerd in een wet in formele zin) en de wet van 1962 is ook een wet in formele zin. De laatste (meest recente wet) wet gaat voor een eerdere wet. Het hof van justitie van de EU zag het 4

anders en veranderde daarmee het recht. Hof van justitie: EU recht is uit eigen kracht opgenomen in de rechtsorde van de lidstaten van de EU. Gevolgen: A. Mogelijkheid van directe werking. B. Als het EU recht directe werking heeft, heeft het voorrang op het nationaal recht. Het Hof van justitie zegt dat de verhouding van de EU recht op het nationaal recht monistisch is. Dit geldt ook voor de dualistische staten. Het EU- recht heeft dus directe werking en heeft voorrang. Let op: dit geldt allen voor het Europese- Unie recht. Elk EU- recht werkt monistisch. Dit staat beschreven in de alinea s 3 t/m 5 op pagina 19 van de juristenbundel. Art. 93 en 94 Gw hebben slechts gelding op al het andere internationaal recht. Belangrijkste instituties EU + belangrijkste bevoegdheden Europese Raad (15 VEU) Stelt de grote politieke lijnen vast van de EU, zie art. 15 lid 1 VEU. EU- werkingsverdrag & verdrag betreffende EU. Europees Parlement (14 VEU) Afgevaardigde parlementariërs. a Wetgever samen met de raad (art. 14 lid 1 VEO jo. 289 lid 1 & 294 VWEU). b controle op commissie (art. 17 lid 8 VEO jo. 234 VWEU). Raad (16 VEU) Normale ministers + staatssecretarissen. Wetgever samen met het Europees Parlement, zie art. 16 lid 1 VEO jo. 289 lid 1 & 294 VWEU. Commissie (17 VEU) a - Exclusief Initiatief recht: wetgeving komt pas tot stand als zij met het initiatief komen (294 VWEU). b - Toezicht op naleving EU- recht (258 VWEU). Hof van justitie (29 VEU) a. Prejudiciële procedure (267 VWEU). b. Inbreukprocedure (258-260 VWEU). c. Nietigheidsprocedure (263 VWEU). Prejudiciële procedure, art. 267 VWEU: Vragen van nationale rechters aan het Hof van Justitie over de geldigheid van het EU- recht. Er zijn lagere rechters en rechters die in laatste instanties rechtspreken (hoogste rechters). - Lagere rechters: mogen, maar hoeven geen vragen te stellen over het EU- recht om over een zaak te beslissen. - Hoogste rechters: moeten prejudiciële vragen stellen als dat nodig is voor de beantwoording voor het oplossen van het geschil dat aan ze is voorgelegd. 5

Werkgroep 6 2.1 Opdrachten 1. Wat is een protocol bij het EU- verdrag? Een klein aanvullend verdrag over een heel specifiek onderwerp. 2. Wat houdt volgens artikel 5 lid 3 VEU het subsidiariteitsbeginsel in? Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat de Europese Unie alleen optreedt in landen die niet onder hun exclusieve bevoegdheid vallen, zodat ze bepaalde doelen kunnen verwezenlijken die de landen zelf niet verwezenlijken. 3. Bij de uitoefening van welke categorie bevoegdheden van de EU is volgens artikel 5 lid 3 VEU- subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing? Welke bevoegdheden behoren volgens de artikelen 2-6 VWEU tot de bedoelde categorie? Bij de exclusieve bevoegdheden die aan de Unie worden toegekend. Dit geldt voor de gebieden met de exclusieve bevoegdheden opgenoemd in art. 3 VWEU, hierbij is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing. 6

4. Wie is de wetgever van de EU en in welke verdragsbepaling is de gewone wetgevingsprocedure geregeld? De raad, art. 16 VEU en het Europese Parlement, art. 14 VEU. De gewone wetgevingsprocedure is geregeld in 289 lid 1 & 294 VWEU. 5. Welke bevoegdheden hebben de Eerste en Tweede Kamer op grond van het protocol? Zie art. 6 protocol 2: het uitbrengen van een advies aan de commissie waarin ze gemotiveerd stellen dat het subsidiariteitsbeginsel wordt geschonden. Zo wordt voorkomen dat de Europese Unie niet teveel gaat regelen in de lidstaten. Zie art. 7 protocol 2: stemrecht. 6. Op grond van het protocol worden de nationale parlementen bij de totstandkoming van EU- wetgeving betrokken. Is dat volgens u belangrijk? Ja, want dit bevordert de rechtszekerheid. Hieruit blijkt dat de besluiten die genomen zijn daadwerkelijk legitiem zijn. 7. In artikel 7 lid 2 wordt de zogenaamde gele kaart- procedure beschreven. Wanneer is sprake van een door de nationale parlementen getrokken gele kaart en wat is daarvan het rechtsgevolg? Als 1/3 van de nationale parlementen een negatief advies uitbrengt aan de commissie, moet de commissie het nieuwe voorstel opnieuw bekijken. Dit kunnen zij dan handhaven of terugtrekken. 8. Stel dat geen gevolg wordt gegeven aan het trekken Zie art. 8 protocol 2: het nationaal parlement kan een verzoek doen aan het Europees parlement om de totstandkoming van de wet te vernietigen. 7

Week 7 Rechter, rechtsbescherming & toetsing Werkcollege 7 1.1 Aantekeningen Drie soorten rechters Strafrecht Sr Civiele recht Bw Bestuurs- /administratieve recht - Awb 113 lid 1 Gw 112 lid 1 Gw 112 lid 2 Gw Eerst: bezwaar Rechtbank Rechtbank Rechtbank Hoven Hoven Hoger beroep ABRvS (art. 30b wet Rvs) = algemeen CRvB/CBB = bijzonder. HR HR x De rechterlijke macht staat omschreven in art. 2 WRO jo. 116 Gw. Dit zijn: - Rechters - Hoven - Hoge Raad Rechters Art. 6 EVRM: rechters moeten onafhankelijk en onpartijdig zijn, dit blijkt ook uit het Betuwelijn arrest. Rechters lossen civielrechtelijke als administratiefrechtelijke zaken op en dit valt mede onder de reikwijdte van art. 6 EVRM. a. Onafhankelijk zie rechtsoverweging 190 Betuwelijn o.a. 74 lid 2 GW; 117 Gw. b. Onpartijdig zie rechtsoverweging 191 Betuwelijn, o.a.: - Rechters mogen niet subjectief (persoonlijk) bevoordeeld zijn. - Rechters moeten objectief/institutioneel onpartijdig zijn: Ze mogen geen schijn van partijdigheid vertonen. Daarom mag een rechter ook niet eerst adviseren over avv en er later recht over spreken (= adviseren en rechtspreken in the same case of the same decision ) en dit is strijdig met de machtenscheiding, zie rechtsoverweging 199-202 Betuwelijn. Betuwelijn- arrest De Betuwelijn is een spoorlijn van Rotterdam tot Zevenaar. De Betuwelijn was mogelijk gemaakt door de Tracéwet (wet in formele zin) en deze wet maakt het realiseren van grote industriële projecten mogelijk. De Raad van State bracht hier advies over uit (dit doen ze altijd bij een wet in formele zin). Daarnaast kwam ook het Tracébesluit tot stand (= Koninklijk besluit) waar de route van de Betuwelijn in stond opgesteld. Je kan een beroep instellen bij de Raad van State (afdeling bestuursrecht). Dit werd ook gedaan op basis van de Betuwelijn, want er waren veel bezwaren maar deze werden allemaal door de Raad van State afgewezen. De burgers vonden dit niet kunnen, want volgens hen was er sprake van adviseren en rechtspreken en dit mag dus niet (zie de eis van onpartijdigheid rechter zoals eerder omschreven). De Raad van State bracht dus advies uit over de Tracéwet en nam besluiten (het afwijzen van bezwaren) over het Tracébesluit. Dit mag niet en was in strijd met art. 6 EVRM. 8

Het EHRM oordeelde daarentegen dat hier geen sprake van was, want advies van de Raad van State over de Tracéwet is iets anders dan beslechten van geschillen over het Tracébesluit, zie rechtsoverweging 202. Nu hebben wij een artikel wat er toentertijd nog niet was, namelijk: art. 42 lid 4 wet Raad van State. Een lid van de afdeling bestuursrechtspraak die betrokken was bij advisering, mag geen deelnemen aan de behandeling van een geschil over een rechtsvraag waarop dat advies betrekking had. De eisen voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid gelden voor alle rechters. Rechtsbescherming tegen overheidshandelen Eenzijdige rechtshandelingen van de overheid: Feitelijk optreden: Voorbeeld: boom kappen. Besluiten: - Beschikkingen - Wetten in materiële zin/avv Noordwijkerhout/Guldemond- arrest Dit arrest gaat over een bloemist die altijd zijn bloemen via een vaart naar een veiling brengt. De overheid gooit zand in de vaart waardoor de bloemist niet meer kan varen met zijn bloemen. De bloemist stapt naar de civiele rechter en komt uiteindelijk bij de HR terecht. De HR oordeelde dat de civiele rechter niet bevoegd was om hierover te beslissen, want het gaat hier om een publiekrechtelijke taak verricht door de Gemeente. De HR zegt dat de civiele rechter alleen bevoegd is om over een publiekrechtelijke taak te oordelen wanneer de eiser stelt dat een civiel recht is geschonden. Art. 6:162: Civiele rechter kan dus altijd optreden wanneer een burger zegt dat er sprake is van onrechtmatige daad. Art. 8 lid 1 - /- 8:3 lid 1: tegen besluiten kun je opkomen bij de bestuursrechter, blijkens lid 2 is de bestuursrechter meestal bevoegd bij beschikkingen. Wel moet er wel eerst bezwaar plaatsvinden (art. 7:1 Awb). Changoe- arrest Als je naar een bestuursrechter gaat, is een civiele rechter nog steeds bevoegd om van de zaak kennis te nemen, maar dan moet de civiele rechter wel eerst niet ontvankelijk worden verklaard. Aanvullende rechtsbescherming civiele rechter tegen o.a. 8:1 en 8:3. Beroep beschikkingen bij bestuursrechter (art. 8:1 Awb) Een besluit is een eenzijdige schriftelijke publiekrechtelijke rechtshandeling van een bestuursorgaan (zie art. 1:3 Awb). 9

Een besluit is een beschikking of een wet in materiële zin. In art. 1:1 is de definitie van een bestuursorgaan weergegeven en blijkens lid 2 van dit artikel is de formele wetgever dus geen bestuursorgaan. Wetten in materiële zin kan de bestuursrechter niet beslechten blijkens art. 8:3 lid 1 sub. a. Awb, want die besluiten zijn uitgezonderd voor beroep. Bij beschikkingen moet je eerst een administratief bezwaar aantekenen bij het orgaan die het besluit heeft genomen, en als je hierbij geen gelijk krijgt, kun je daarna naar de bestuursrechter gaan (de rechtbank), zie art. 8:6 Awb. Als je bij de bestuursrechter geen gelijk krijgt kun je in hoger beroep gaan bij de afdeling bestuursrecht Raad van State, zie art. 8:105 Awb. Harmonisatiewet- arrest Gaat over de regelhiërachie en de uitzonderingen daarop. Dit arrest gaat over het feit dat de regering bezuinigingen moet doorvoeren wegens de crisis, dus zij gingen de studiefinanciering beknoppen naar maximaal 6 jaar. Er werd gezegd dat dit in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat studenten die aan hun tweede studie begonnen geen financiering meer kregen. De argumenten van de studenten waren: a. Dat de wet is in strijd met de rechtszekerheid (ongeschreven rechtsregel). b. Dat de wet is in strijd met het Statuut. De rechtsvraag in deze casus luidt: Mag een wet in formele zin getoetst worden aan ongeschreven rechtsbeginselen en aan het Statuut? President Rechtbank Wet in formele zin mag niet getoetst worden aan ongeschreven rechtsbeginselen, zie 7.2. Wet in formele zin mag wel getoetst worden aan het Statuut, zie 8.4. Hoge Raad Wet in formele zin mag niet getoetst worden aan ongeschreven rechtsbeginselen, zie 3.5 & 3.6. Wet in formele zin mag ook niet getoetst worden aan het Statuut, zie 4.6. Uit 10 blijkt dat er een schending is. Dus de Harmonisatiewet is onrechtmatig. De HR erkende dat de Harmonisatiewet in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel (3.1), maar ze konden de studenten geen gelijk geven, omdat toetsing niet aan ongeschreven rechtsbeginselen niet mag. De HR geeft in dit arrest een ruime/extensieve interpretatie aan art. 120 Gw: wet in formele zin mag niet getoetst worden aan de Grondwet, maar ook niet aan ongeschreven rechtsbeginselen en aan het Statuut. De rechter mag lagere besluiten wel toetsen aan de hogere wet, tenzij het gaat over de wet in formele zin in verhouding tot de Grondwet, Statuut en/of ongeschreven rechtsbeginselen. Lagere wetten in materiële zin (AMvB) mogen hier wel aan getoetst worden. 10

1.2 Opdrachten Let op: de professor bespreekt alleen de belangrijkste opdrachten. 1. Leg uit dat de arresten NWH/Guldemond en Changoe samen voor een sluitend systeem van rechtsbescherming zorgen. Guldemond- arrest Als je naar de administratieve rechter kunt en je dit niet tijdig doet, kun je niet meer naar de civiele rechter stappen. Als je sowieso niet bij de administratieve rechter terecht kan, kan je wel naar de civiele rechter. Kortom, er is dus altijd een bevoegde rechter, want de bevoegdheid van de civiele rechter is ruim uitgelegd. Als je al zegt dat een civiel recht in geding is, is de rechter daarmee bevoegd. Maar als je echter de mogelijk hebt om naar een andere rechter, moet je dit doen. De civiele rechter blijkt nog steeds wel bevoegd blijkens HR Guldemond- arrest, maar hij zal niet beslissen blijkens het Changoe- arrest. 3. Mag de Nederlandse rechter toetsen: 3a. een bepaling uit een ministeriële verordening aan een AMvB? Het mag, wegens de regelhiërarchie. De ministeriële regeling is lager dan de AMvB. Toetsing is dus toegestaan. 3b. een verdragsbepaling aan de Grondwet? Niet toegestaan blijkens art. 120 Gw. 3c. een bepaling uit een gemeentelijke verordening aan een provinciale verordening? Het mag, want een gemeentelijke verordening lager is dan een provinciale verordening, zie art. 121 en 122 Gemeentewet. 3d. een bepaling uit een formele wet aan een verdragsbepaling? Ja, wanneer het gaat om een eenieder verbindende bepaling is, zie art. 94 Gw. 3e. een bepaling uit een provinciale verordening aan de Grondwet? Ja dit mag, want art. 120 Gw verbiedt het niet. Lagere besluiten mogen aan de Grondwet getoetst worden. 3f. een bepaling uit een formele wet aan het Statuut? Dit mag niet blijkens het Harmonisatiewet- arrest. 3g. een bepaling uit een gemeentelijke verordening aan een AMvB? Ja, wegens de regelhiërarchie. Een gemeentelijke verordening is lager dan een AMvB dus toetsing is toegestaan, zie art. 121 en 122 Gemeentewet. 3h. een bepaling uit een formele wet aan een beginsel van ongeschreven recht? Dit mag niet, zie Harmonisatiewet- arrest. 3i. een bepaling uit een formele wet aan een verordening van de EG? Een verordening van EG is een besluit van de EU- wetgever. Ze hebben allemaal een directe werking. 11

Een verordening is dus een direct werkende unierecht en blijkens het Costa/ENEL- arrest mag er getoetst worden aan direct werkend unierecht. 3j. een bepaling van een wet in formele zin aan een regel van ongeschreven volkenrecht? Toetsing is niet toegestaan blijkens het Harmonisatiewet- arrest. 1.3 Casus Bloemrijke optocht 1. Bij welke rechter zou u op kunnen komen tegen de vaststelling van de bepaling van de verordening die het houden van een bloemencorso zonder vergunning verbiedt? Het gaat hier om een besluit van de Gemeenteraad en dit is een wet in materiële zin. Tegen een wet in materiële zin kun je niet opkomen bij een bestuursrechter, omdat beroep bij bestuursrechter is uitgesloten bij een wet in materiële zin op grond van art. 8:3 lid 1 sub. a Awb. Je kunt dus terecht bij de civiele rechter op basis van Noordwijkerhout/Guldemond en Changoe- arrest. 2. Zou de bevoegdheid een vergunning te geven ook aan het college van B&W kunnen zijn toegekend? Het gaat hier om het uitvoeren van een algemeen verbindend voorschrift. Die uitvoering in de vorm van vergunningen is een bevoegdheid van de burgemeester blijkens art. 174 lid 1 en 3 Gemeentewet, want het gaat hier om een openbare samenkomst en uit art. 160 lid 1 sub. b blijkt dat het college dus niet bevoegd is tot het uitvoeren van verordeningen als de burgemeester eenmaal bevoegd is. U wilt een bloemencorso houden, maar uw aanvraag van een vergunning wordt door de burgemeester geweigerd. U kunt op grond van de Awb tegen de weigering beroep instellen bij de administratieve rechter. 3. Wat zou er gebeuren indien u tegen de weigering zou opkomen bij de burgerlijk rechter stellende dat de weigering een onrechtmatige daad is? Als je naar de administratieve rechter kunt of hebt gekund, kun je niet meer naar de civiele rechter. De civiele rechter zou niet ontvankelijk worden verklaard. Hij is wel bevoegd om kennis te nemen, maar om niet te oordelen, zie Changoe- arrest. 4. Aannemende dat uw geschil over de weigering van de vergunning onder de reikwijdte van art. 6 EVRM valt, heeft u dan op grond van art. 6 EVRM recht op een behandeling van het geschil door een rechter behorende tot de rechterlijke macht? Art. 6 EVRM geeft het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter, dus het recht op een behandeling van een geschil door een rechter is hierbij gegeven. 5. Indien u de voorgeschreven rechtsgang volgt, komt u in hoogste instantie terecht bij de ABRvS. Zou de behandeling door de ABRvS in casu in strijd met art. 6 EVRM kunnen zijn omdat de Raad van State ook een adviserende functie heeft? De Raad van State adviseert over formele wetten, wetsvoorstellen en AMvB s. De Raad van State adviseert dus niet over gemeentelijke verordeningen, dit zou überhaupt niet in strijd zijn met art. 6 EVRM. 12

6. Stel dat er na verloop van tijd een hogere regeling komt die ziet op het houden van bloemencorso s; waar hangt het dan vanaf of de gemeentelijke verordening nog kan worden toegepast? Dit is een anterieure verordening en deze verordening wordt blijkens art. 122 Gemeentewet van rechtswege vervallen als hetzelfde onderwerp al geregeld is. Onderwerp is materie + motief blijkens het Emmense Baliekluivers- arrest. Het motief beslist dus of de gemeentelijke verordening kan worden toegepast. Werkgroep 7 2.1 Casus Geen Chocola 1. Wanneer treedt een AMvB in werking? Zie art. 7 Bekendmakingswet: het gaat net zoals een wet in formele zin. Een AMvB treedt in werking op de eerste dag na de tweede maand na de datum van bekendmaking. 2. Kan de rechter een AMvB toetsen aan het ongeschreven beginsel van rechtszekerheid? Ja, dit kan op grond van de regelhiërarchie. Alleen wetten in formele zin mogen niet getoetst worden aan ongeschreven rechtsbeginselen, zie Harmonisatiewet- arrest. 13

3. Is deze AMvB verbindend? Nee, want er is sprake van misbruik van de gedelegeerde bevoegdheid. Het legaliteitsbeginsel is geschonden, zie Jodiumhoudend broodzout- arrest. 4. Zal de rechter zijn eis toewijzen? Als je wil opkomen tegen de uitvaardiging van een formele wet moet je naar de civiele rechter. Hij stelt dat er sprake is van een onrechtmatige daad. Tevens gaat de Awb niet over wetten in formele zin en de formele wetgever behoort niet tot bestuursorganen in de zin van Awb. Tevens gaat het hier ook om een algemeen verbindend voorschrift. De rechter zal de eis dus niet toewijzen, want een wet in formele zin mag niet getoetst worden aan ongeschreven rechtsbeginselen. Zie Harmonisatiewet- arrest. 5a. Mag de rechter in Nederland controleren of de wetgever deze bevoegdheid mocht delegeren aan de regering? De formele wetgever mag niet delegeren als de Grondwet dat verbiedt. Als de rechter wil controleren of de formele wetgever van de grondwetgever mag delegeren, moet hij de wet in formele zin dus toetsen aan de Grondwet en dit mag niet. 5b. Mag de regering op grond van de bepaling uit de Stoomwet vaststellen dat de minister nadere voorschriften geeft in het belang van veilig gebruik van stoommachines? Nee dit mag niet, omdat er staat bij AMvB in de Stoomwet, zie ook HR Vuurwerk- arrest. 5c. Mag de regering op grond van de bepaling uit de Stoomwet voorschrijven dat stoommachines niet op zondag voor 12 uur in werking worden gesteld? Er is sprake van delegatie, dus de regering mag regels stellen voor het waarborgen van de veiligheid. Dit heeft echter niets met veiligheid te maken, dus het mag niet. Zie Jodiumhoudend broodzout- arrest. 14