Nota Riolering. Afvalwater, hemelwater en grondwater in stedelijk gebied. Datum : 14 april 2014 Versie : 1.4 Registratienummer:

Vergelijkbare documenten
12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort

Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)

BergBezinkBassin Zie toelichting in begrippenlijst bij bergbezinkbassin.

Functionele eisen 1. Geen (onaanvaardbaar) gezondheidsrisico. Bescherm volksgezondheid. Beperk overlast en hinder Voorkom schade.

Basisopleiding Riolering Module 1

Bijlage 1. Lijst met afkortingen en begrippen

Themabijeenkomst Innovatie 8 november 2012

TOETSING VERBREED GRP

AGENDAPUNT 3.2. ONTWERP. Onderwerp: wijziging Richtlijnen Overname Afvalwater Nummer:

MPGAD

Samenhang en samenvatting vgrp+, Waterplan, BRP

: gemeente Heerde : Evert de Lange : Rob Boshouwers (DHV), Jasper Timmer (Waterschap Veluwe)

Tubbergen o. gemeente. Aan de gemeenteraad. Vergadering: 8 september Nummer: Tubbergen, 28 augustus 2014

Datum 14 januari 2011 Opgemaakt door afdeling Planvorming. Huidige samenwerking in de Veluwse afvalwaterketen

Presentatie GRP Commissievergadering 6 oktober Peter Borkus, Susanne Naberman

Notitie. 1. Beleidskader Water

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Uitwerking hemelwaterbeleid gemeente Leeuwarderadeel

Raadsvergadering 29 januari Nr.: 11. AAN de gemeenteraad. Onderwerp: Vaststellen Watertakenplan DAL/W²

Afvalwaterbeleidsplan BMWE/NZV

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens.

Leggers actueel, betrouwbaar en compleet. Waterkeringen op orde Waterkeringen zijn getoetst Conform procesafspraken met PZH en inspectie V&W

BESTUURLIJKE SAMENVATTING AFSTEMMEN INVESTERINGEN

Samenvatting Gemeentelijk Rioleringsplan Wormerland. planperiode 2013 t/m 2017

BOAS-overeenkomst Glanerbrug. Definitief

RAPPORTAGE EMISSIEBEHEER RIOLERING 2012

Onderwerp: Vaststellen Watertakenplan DAL-W en verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater in gemeente Delfzijl

Water in Bebouwd gebied

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens

ALGEMENE VERGADERING. 16 december 2010 Waterketen / BWK

BELEIDSREGEL ONTHEFFING GEMEENTELIJKE ZORGPLICHT STEDELIJK AFVALWATER FLEVOLAND Gedeputeerde Staten van Flevoland,

datum dossiercode Samenvatting watertoets (korte procedure)

Raadsvoorstel. drs A.J. Ditewig 18 februari januari De raad wordt voorgesteld te besluiten:

Stedelijke wateropgave. (van traditionele rioolvervanging

Water- en Rioleringsplan

Bijlage 1: Afkortingen en begrippen

Notitie. Visiedocument GRP/BRP Brummen. 1 Inleiding

Juist (nu) aansluiten

Memo. Figuur 1 Overzicht plangebied en omgeving (bron: googlemaps) blad 1 van 7

SAMEN DOOR ÉÉN BUIS AFSPRAKENKADER VOOR RIOLERING

Toelichting Watertoets

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website Op basis van deze toets volgt u de normale procedure.

Bijlage 1: Toelichting achtergronden en gebruik modelverordening voor de afvoer van hemelwater en grondwater

De Veranderende Zorgplicht

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie

Bijlage IV Watertoets. Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014

Ontheffing. Wet milieubeheer. EMEiEVINEiEiDIENST. ! ;r FUEVOLAND & EOEI EN VECHTSTREEK

REDUCTIE HYDRAULISCHE BELASTING RWZI

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Omgevingswet en gezamenlijk investeringsprogramma

Hoe gaan waterschappen om met waterberging op groene daken?

Rioleringsbeheerplan Terschelling

Samenvatting Voortgangsrapportage Riolering 2006

Betreft Uitbreiding bedrijfsterrein Van Ooijen, Parallelweg-west Woerden Afwatering terreinverharding

Impressie(informatieavond(rioolvervanging(Straatweg( Datum:(8(september(2015( Opstelling(verslag:(Tineke(van(Oosten(en(Sieb(de(Jong((cgOH)(

Water in Eindhoven. Studiedag Lokaal waterbeleid water in balans. 28 september Water in Eindhoven - Studiedag Lokaal waterbeleid, Antwerpen

Checklist Basisrioleringsplan (BRP), Waterschap Rivierenland

Ontwikkeling duurzame Afvalwaterketen in De Glind

Uitwerkingsnotitie Riolering

Samen verder met de waterketen. Nieuw beleid voor de gemeentelijke watertaken

Raadsvergadering : 20 juni 2011 Agendanr. 13

Watervergunning. Datum 27 juli Zaaknummer 14885

Praktijktraject Uitgebreide techniek afvalwaterzuivering

Integraal Waterplan Haarlem. Erhard Föllmi afd. OGV/SZ 17 sept. 2014

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel afvalwaterketen

Managementsamenvatting. Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Valkenswaard

Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf

Afkoppelen Kansen en risico s van anders omgaan met hemelwater in de stad

datum dossiercode Samenvatting van de watertoets (normale procedure)

Activiteitenbesluit milieubeheer

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel waterketen

Bijlage 3. Doelen functionele eisen en maatstaven

Code: Datum: Samenvatting van de watertoets

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Ontwerp GRP

Berekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel

Bijlage 8: Uitvoeringsprogramma

Voortgang en resultaat aanpak afvalwaterketen

REACTIE HHSK OP ONTWERP WATERWET

Watervergunning. Datum 15 mei Zaaknummer 11154

BIJLAGE 2. Resultaten watertoets

CVDR. Nr. CVDR305377_1

Omgevingswet en het stedelijk waterbeheer / waterketen

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Samenvatting. Waterplan Lisse 13 november 2008, eindconcept

Bijdrageregeling afkoppelen bestaand verhard oppervlak 2015

Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van het afvalwaterbeleidsplan BMWE/NZV.

E u r o p e e s w a t e r b e l e i d N a t i o n a a l W a t e r b e l e i d

Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid A. Bonte (GroenLinks) over riooloverstorten.

Programma van de avond: vgrp Inwonersbijeenkomst. Positie vgrp5 gemeentebeleid. Even voorstellen. Relaties met beleid / plannen

Aan Commissie Watersystemen - kwaliteit en kwantiteit SANERING LOZINGEN GERIOLEERDE PERCELEN (AANSLUITSTRATEGIE)

Module 1. Optimaliseren in de afvalwaterketen Den Helder. Gemeente Den Helder en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier april

B&W Vergadering. Gemeenteraad B&W Vergadering 6 juni 2017

Projectnummer Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website Op basis van deze toets volgt u de normale procedure.

dat het met name in het buitengebied, wijken met een apart vuilwaterriool en op bedrijventerreinen wenselijk is om dit verbod te laten gelden;

Hand-outs via: Sessie A. Stil! Nieuwe generatie vgrp/dofemame. Twitter mee met #RIONEDdag

Transcriptie:

Nota Riolering Afvalwater, hemelwater en grondwater in stedelijk gebied Datum : 14 april 2014 Versie : 1.4 Registratienummer: 2014006619 Behandeld in db: 21 mei 2014 Behandeld in commissie : Behandeld in av:

Waterschap Scheldestromen

Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting... 5 1 Inleiding... 7 1.1 Aanleiding... 7 1.2 Doelstelling en doelgroep... 7 1.3 Kader... 8 1.4 Leeswijzer... 8 2 Afvalwater... 9 2.1 Overnamepunten... 9 2.2 Prognoses en capaciteitsafspraken... 11 2.3 Emissiespoor (basisinspanning)... 13 2.4 Immissiespoor (waterkwaliteitsspoor)... 14 2.5 Buitengebied... 15 2.6 Bedrijven... 15 2.7 Rioolvreemd water... 16 2.8 Recreatie... 18 3 Hemelwater... 19 3.1 Ontvlechten van afval- en hemelwater... 19 3.1.1 De voorkeursvolgorde... 19 3.1.2 Nieuw afwegingkader... 20 3.1.3 Voorkeuren van het waterschap... 21 3.2 Wateroverlast... 22 3.3 Systeemanalyses... 22 3.4 Kostenverdeling voor afvoer van hemelwater... 23 3.5 Communicatie en voorlichting... 23 4 Grondwater... 25 4.1 Taakverdeling... 25 4.2 Uitgangspunten voor stedelijk gebied... 26 4.3 Grondwater als bron van rioolvreemd water... 27 4.4 Lozing op oppervlaktewater.... 27 4.5 Peilbeheer in de bebouwde kom... 27 4.6 Monitoring grondwaterstanden... 28 5 Databeheer en informatievoorziening... 29 5.1 Databeheer... 29 5.2 Meten en monitoren in rioolstelsels... 29 6 Planvorming... 31 6.1 Plannen... 31 6.1.1 Gemeentelijk rioleringsplan... 31 6.1.2 Het basisrioleringsplan... 32 6.1.3 Afkoppelplannen... 32 6.2 Afvalwaterakkoorden... 32 Bronnen en literatuur... 33 Waterschap Scheldestromen 3

Inhoudsopgave Bijlage A. Verklarende woordenlijst... 37 Bijlage B. Afkortingen... 41 Bijlage C. Beleid, wet- en regelgeving... 43 C.1.1 Kader Richtlijn Water... 43 C.1.2 Waterwet... 43 C.1.2.1 Wet gemeentelijke watertaken... 43 C.1.3 De voorkeursvolgorde lozingen Wet milieubeheer... 44 C.1.4 Besluit lozing afvalwater huishoudens... 44 C.1.5 Besluit lozen buiten inrichtingen... 44 C.1.6 Activiteitenbesluit... 44 C.1.7 Nationaal bestuursakkoord Water... 45 C.1.8 Waterbeheerplannen 2010-2015... 45 C.1.9 Uitwerking kostenveroorzakingsbeginsel VNG en UvW... 45 Bijlage D. Capaciteitsbepaling... 47 D.1.1 Bepaling van de droogweerafvoer (dwa)... 47 D.1.2 Bepaling van de pompovercapaciteit (poc)... 48 Bijlage E. Voorkeur voor afvoer van hemelwater... 49 Bijlage F. De waterinfiltratiekaart... 51 Bijlage G. Bovengrondse afvoer... 53 Bijlage H. Aanbevelingen voor het modelinstrumentarium... 55 Bijlage I. Klimaatverandering... 57 Bijlage J. Planvorming Wateropgave in stedelijk gebied... 59 Bijlage K. Stochastenanalyse... 61 Bijlage L. Neerslagstatistiek... 63 Waterschap Scheldestromen 4

Samenvatting Samenvatting Inleiding In overleg met de gemeenten in het beheergebied is het beleid uit de Strategienota Afvalwaterketen in relatie tot de gemeentelijke rioleringstaak uitgewerkt in deze Nota Riolering. Doel van deze nota is de afstemming van waterketentaken van gemeenten en waterschap te bevorderen. De focus ligt vooral op de planvormingsprocessen, met praktische input voor het uitwerken van gemeentelijke rioleringsplannen en verwante planvormen binnen de afvalwaterketen. De Nota Riolering verwoordt wat de gemeenten van het waterschap mogen verwachten en bevat handreikingen voor de gemeentelijke rioleringszorg en vanuit de verantwoordelijkheid van het waterschap te stellen randvoorwaarden. De nota zal als input dienen voor een gemeenschappelijk beleidskader voor de afvalwaterketen, waaraan vanaf 2014 in de Samenwerking afvalwaterketen Zeeland (SAZ) gestalte wordt geven. De nota is ingedeeld volgens de drie aan water gerelateerde gemeentelijke zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Per zorgplicht is één hoofdstuk opgenomen waarin vooral inhoudelijke uitgangspunten worden beschreven. Afvalwater De locaties van de huidige overnamepunten zijn bepaald op grond van provinciale richtlijnen. Voor een doelmatiger beheer ontwikkelt het waterschap met gemeenten nieuwe richtlijnen voor het omgaan met bestaande en nieuwe overnamepunten. Capaciteitsafspraken worden uitgesplitst in afspraken voor de korte termijn en prognoses voor de lange termijn en worden respectievelijk in de basisrioleringsplannen en in afvalwaterakkoorden vastgelegd. Het waterschap ontwikkelt in 2014 een instrument om het opstellen van de prognoses te vereenvoudigen. Door autonome ontwikkelingen zoals de bevolkingskrimp en het afkoppelen van verhard oppervlak, zal het afvalwateraanbod in de komende decennia dalen. Deze daling geeft aanleiding voor het waterschap om de capaciteiten van de rioolgemalen te bevriezen op het actuele niveau en de eventuele overcapaciteit te benutten voor verbetering van de lokale waterkwaliteit. De kwaliteit van stedelijk oppervlaktewater is in de afgelopen decennia verbeterd door de gezamenlijke inspanningen van gemeenten en waterschap. In de komende jaren zullen gemeente en waterschap zich moeten inspannen om deze kwaliteit te behouden en waar nodig te verbeteren. Het uitvoeren van emissieberekeningen blijft daarom noodzakelijk. Aanvullende mogelijkheden en maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren worden onderzocht in het waterkwaliteitsspoor. Omdat het waterkwaliteitsspoor de hele afvalwaterketen betreft en alle gemeenten aangaat, zal de uitwerking van de resultaten onder de paraplu van de SAZ worden gebracht. Een speerpunt voor een doelmatiger beheer van de afvalwaterketen is de aanpak van rioolvreemd water. Rioolvreemd water heeft merkbaar negatief effect op de zuivering van afvalwater. Van het totale afvalwateraanbod op de zuivering is 30% rioolvreemd water dat nodeloos naar de zuivering wordt afgevoerd. Het waterschap vraagt aandacht voor het voorkómen van nieuwe bronnen van rioolvreemd water en zal met gemeenten maatregelen bepalen om rioolvreemd water terug te dringen. Daartoe inventariseert en kwantificeert het waterschap de komende 5 jaar gebiedsbreed het rioolvreemd water op het niveau van de zuiveringen en de rioolgemalen. Verdere optimalisatie van de procesbeheersing op rwzi s vraagt om betere voorspelbaarheid van het afvalwateraanbod, vooral in de regio s met grote seizoensinvloeden. Industrie en recreatie zijn belangrijke oorzaken van de fluctuaties in het afvalwateraanbod. Het waterschap heeft een onderzoek gepland naar de lozingskarakteristieken van de afvalwaterketen in deze regio s. Riolering op recreatieparken is een zwakke schakel in de afvalwaterketen en zal extra aandacht krijgen om de lokale waterkwaliteit te verbeteren en doelmatiger beheer van het afvalwatersysteem mogelijk te maken. Het waterschap is van mening dat de gemeente overal Waterschap Scheldestromen 5

Samenvatting (direct of indirect) binnen haar gebiedsgrenzen verantwoordelijk is voor de inzameling van het afvalwater en daarmee voor de aanleg, beheer en onderhoud van de riolering. Hemelwater De geleidelijke vervanging van gemengde stelsels door afvoersystemen met gescheiden waterstromen moet worden voortgezet. Het rijksbeleid is uitgangspunt voor de manier waarop afval- en hemelwater moeten worden behandeld. Het afwegingskader van het waterschap voor nieuwe hemelwaterlozingen is aangepast aan het actuele beleid. In aanvulling op het rijksbeleid heeft het waterschap sterke voorkeuren voor de wijze waarop de afvoer van hemelwater plaatsvindt. Bovengrondse afvoer en berging op maaiveld zijn daar een belangrijk onderdeel van. Een grofmazige gebiedsdekkende toetsing van hemelwateroverlast in stedelijk gebied gebeurt in de Planvorming wateropgave (PWO). Naar gelang ervaringen met waterhinder/-overlast in de bebouwde kom hiertoe aanleiding geven, wordt een fijnmazige toetsing ingezet in overleg met de gemeenten in aanpak van de Stedelijk wateropgave (SWO). Naast de toetsing in de PWO hecht het waterschap waarde aan integralere planvorming voor water in stedelijk gebied zoals in stedelijke waterplannen. In 2013/2014 wordt hier een vervolg aan gegeven met de SAZ-pilot proeftuin toekomstbestendige waterhuishouding in openbare ruimte. De resultaten van het proeftuinproject zullen worden gebruikt om de SWO nader te preciseren. Nieuwe wetgeving maakt het mogelijk voor gemeenten om de extra kosten van maatregelen t.b.v. gescheiden hemelwaterafvoer op de burger te verhalen. De noodzaak voor een generieke subsidieregeling vanuit het waterschap is daardoor verdwenen. De kosten en werkzaamheden waar het waterschap voor verantwoordelijk is, als gevolg van afkoppelprojecten, worden behandeld in hoofdstuk 3, 3.4. Grondwater Het waterschap en de provincie Zeeland hebben na invoering van de Waterwet hun beleid afgestemd op de nieuwe taakverdeling in het grondwaterbeheer. Het algemene beleid van het waterschap t.a.v. grondwaterbeheer is verwoord in de Beleidsnota Grondwater uit 2013. Relevante beleidsaspecten voor rioleringsplannen zijn gespecificeerd in deze nota. Verdere afstemming van het beleid is noodzakelijk om het grondwaterbeheer in de komende jaren meer gestalte te geven. Aandachtpunten die nader uitgewerkt moeten worden zijn onder andere de relatie tussen peilbeheer in de waterlopen en het grondwaterbeheer, de invloed van grondwater op rioolvreemd water en het instellen van een grondwatermeetnet. Deze punten worden opgepakt in respectievelijk de peilbesluiten, het onderzoek rioolvreemd water en het monitoringsplan. Informatievoorziening Het beschikken over goede en complete informatie is belangrijk voor het nemen van de juiste beslissingen en maatregelen. Het is noodzakelijk de beheergegevens digitaal te registreren en uit te wisselen tussen overheden. Een efficiëntere uitwisseling van gegevens verbetert de samenwerking en bundeling van kennis. Het waterschap is van mening dat de uitwisseling van beheergegevens in de SAZ moet worden uitgewerkt. De huidige uitgangspunten voor de uitwisseling van informatie zijn beschreven in hoofdstuk 5. Een andere belangrijke stap in de verhoging van de doelmatigheid is het meten in (afval)watersystemen om het hydraulisch en milieutechnisch functioneren te verifiëren. Planvorming Het waterschap is van mening dat een gedegen basisrioleringsplan altijd ten grondslag moet liggen aan een gemeentelijk rioleringsplan (vgrp) en nodig is voor een goede invulling van de zorgplichten. Het basisrioleringsplan leent zich beter dan het vgrp voor het opnemen van technische informatie zoals specificaties van de lozingspunten of het inzichtelijk maken van de gevolgen van lozingen op het milieu en het vastleggen van afspraken over afnameverplichting voor de korte termijn. Voor het opstellen en uitvoeren van afkoppelplannen benadrukt het waterschap dat een goede en tijdige afstemming tussen alle betrokken partijen essentieel is. Waterschap Scheldestromen 6

Inleiding 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In de afgelopen jaren hebben ingrijpende veranderingen plaatsgevonden in de wetgeving en organisatie van de afvalwaterketen en het waterbeheer in stedelijk gebied. Door deze veranderingen en de fusie van de Zeeuwse waterschappen in 2011 waren de vigerende strategie- en beleidsnota s verouderd. In 2012 is de nieuwe Strategienota Afvalwaterketen van het waterschap Scheldestromen vastgesteld. Eén van de actiepunten in de strategienota was het opstellen van een handreiking die is toegespitst op de gemeentelijke watertaken. De voorgenomen handreiking had als voeding moeten dienen voor het gezamenlijke beleidskader voor de afvalwaterketen en het stedelijk waterbeheer dat in de Samenwerking afvalwaterketen Zeeland (SAZ) wordt ontwikkeld. De intentie was de handreiking op te stellen onder de paraplu van de SAZ in nauwe samenwerking met de gemeenten in het beheergebied. Omdat in 2012 en begin 2013 in SAZ-verband nauwelijks activiteiten werden ontplooid, was het gezamenlijk opstellen van de handreiking onder de verantwoordelijkheid van SAZ niet mogelijk. Vanwege de noodzaak voor een uniform waterschapsbeleid heeft het waterschap doorgewerkt aan de voorliggende Nota Riolering waarin los van de SAZ de input van de gemeenten zoveel mogelijk is verwerkt. Met de aanstelling van de Programmamanagers werden de activiteiten in de SAZ nieuw leven ingeblazen en zal aan het opstellen van een gezamenlijk beleidskader vanaf 2014 invulling worden gegeven. Deze nota moet bovenal worden gezien als input voor de themagroep planvorming van de SAZ en moet niet worden beschouwd als het opleggen van voorwaarden aan de gemeenten door het waterschap. 1.2 Doelstelling en doelgroep Vanuit de verantwoordelijkheid voor het oppervlaktewatersysteem worden in dit document door het waterschap belangrijke voorwaarden aangedragen voor het afvalwatersysteem. Het afvalwatersysteem wordt in SAZ-verband beheerd als ware er sprake van één verantwoordelijke partij en één bestuurd systeem ( Bestuursakkoord Water). Vanuit de huidige te onderscheiden wettelijke zorgplichten voor de afvalwaterketen (=afvalwatersysteem) voor gemeenten (stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater) en waterschap (zuivering stedelijk afvalwater) is het vigerende beleid beschreven, met de daarbij behorende verwachtingen van het waterschap als beheerder van het oppervlaktewatersysteem. Anders dan in voorgaande beleidsnota s over riolering ligt de nadruk op afstemming van de taken van waterschap en gemeenten en niet op een opsomming van beleidsregels en normen. De nota bevat verwachtingen en uitgangspunten van het waterschap en verwoordt ook wat de gemeenten van het waterschap mogen verwachten. De focus ligt op de planvormingsprocessen, met praktische input voor het uitwerken van gemeentelijke rioleringsplannen en verwante planvormen binnen de afvalwaterketen. Deze nota kan door de Zeeuwse gemeenten en derden, die werken in opdracht van de gemeenten, zoals projectontwikkelaars en adviesbureaus, worden gebruikt als de uitwerking van het huidige beleid van het waterschap voor de afvalwaterketen. De nota is anno 2014 vooral bedoeld als input voor het in SAZ-verband te ontwikkelen nieuwe beleid voor de afvalwaterketen. Dit in het kader van het verder uitwerken van de op 25 oktober 2013 vastgestelde koersnota SAZ, waarbij de in die nota verwoorde visie op het afvalwatersysteem wordt vertaald in bijbehorende doelen en strategie (=nieuw beleid). De verwachting is dat de SAZ begin 2015 over kan gaan tot het vaststellen van dit nieuwe beleid. Tot een gezamenlijk beleidskader is vastgesteld, is de voorliggende Nota Riolering te zien als een beschrijving van het huidige beleid van het waterschap voor afstemming over riolering met gemeenten. Waterschap Scheldestromen 7

Inleiding 1.3 Kader De visie, aanpak en het beleid in de Strategienota afvalwaterketen zijn in de Nota Riolering vertaald naar een concrete basis voor rioleringsplannen van de gemeenten. Binnen Zeeland zijn op het gebied van de afvalwaterketen meerdere overleg- en samenwerkingsverbanden van overheden actief, zoals de SAZ, het Shared Service Center (SSC) en de werkgroep Afvalwaterakkoorden. Voor het schrijven van deze nota is zoveel mogelijk afgestemd met de betreffende werkgroepen. Overlap met de producten van de overleg- en samenwerkingsverbanden is vermeden. Voorafgaand aan het schrijven van de nota hebben de Zeeuwse gemeenten in startgesprekken belangrijke input kunnen geven. Een eindconcept van de nota is voor commentaar aan de gemeenten voorgelegd. De nota is niet bedoeld als vervanging van de geijkte naslagwerken zoals de Leidraad Riolering van Stichting RIONED. Wel wordt soms afgeweken van daarin gehanteerde richtlijnen, omdat de nota toegespitst is op de regionale situatie. In die gevallen is dit vermeld in de tekst. Het gezamenlijke takenpakket van gemeente en waterschap over water in stedelijk gebied is veel breder dan in deze nota wordt behandeld. Denk hierbij aan onderhoud van slootkanten, baggerwerkzaamheden, onderhoud aan rioolgemalen, aanleg van natuurvriendelijke oevers etc. Deze onderwerpen worden niet behandeld in deze nota, maar als het relevant is voor invulling van de rioleringsplannen wordt verwezen naar bestaand beleid, richtlijnen of wetgeving. 1.4 Leeswijzer De nota is ingedeeld volgens de drie watergerelateerde gemeentelijke zorgplichten, voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Per zorgplicht is één hoofdstuk opgenomen waarin vooral inhoudelijke uitgangspunten worden beschreven. Het hoofdstuk afvalwater behandelt de voorzieningen die stedelijk afvalwater afvoeren naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi), de relatie met de kwaliteit van oppervlaktewater en het functioneren van de rwzi. In het hoofdstuk hemelwater worden onder andere hemelwateroverlast en het ontvlechten van afval- en hemelwater behandeld. In hoofdstuk vier worden de aan rioleringszorg gerelateerde uitgangspunten voor het beheer van grondwater in stedelijk gebied beschreven zoals het peilbeheer en het voorkomen van rioolvreemd water. In hoofdstuk vijf wordt dieper ingegaan op databeheer en informatie-uitwisseling. Tenslotte is een hoofdstuk planvorming opgenomen. Een integrale samenvatting is aan het begin van deze nota opgenomen, de specifieke passages per thema staan ook aan het begin van elk hoofdstuk. Om de leesbaarheid te vergroten zijn achtergrondinformatie, uitvoerige opsommingen en omschrijvingen zoveel mogelijk in de bijlagen opgenomen. Als in de tekst het waterschap is geschreven wordt hiermee specifiek waterschap Scheldestromen bedoeld. Voorgenomen acties van het waterschap zijn gemarkeerd door het woord [Actie] naast de tekst. De blauwe omkaderde intermezzo s bevatten achtergrondinformatie zoals wetteksten, verwijzingen en onderzoek. Waterschap Scheldestromen 8

Afvalwater 2 Afvalwater Waterschap en gemeenten hebben aanvullende taken in de afvalwaterketen. De gemeentelijke zorgplicht omvat de inzameling van stedelijk afvalwater en sluit aan op de taak van de waterschappen om het ingezamelde afvalwater te zuiveren. Voor een doelmatig beheer van de afvalwaterketen is periodiek actualiseren van de onderlinge afspraken noodzakelijk. De uitgangspunten voor deze afspraken worden in dit hoofdstuk behandeld. Samenvatting De locaties van de overnamepunten zijn bepaald op grond van provinciale richtlijnen. Voor een doelmatiger beheer ontwikkelt het waterschap met gemeenten nieuwe richtlijnen voor het omgaan met bestaande en nieuwe overnamepunten. Capaciteitsafspraken worden uitgesplitst in afspraken voor de korte termijn en prognoses voor de lange termijn en worden respectievelijk in de basisrioleringsplannen en in afvalwaterakkoorden vastgelegd. Het waterschap ontwikkelt in 2014 een instrument om het opstellen van de prognoses te vereenvoudigen. Door autonome ontwikkelingen zoals de bevolkingskrimp en het afkoppelen van verhard oppervlak, zal het afvalwateraanbod in de komende decennia dalen. Deze daling geeft aanleiding voor het waterschap om de capaciteiten van de rioolgemalen te bevriezen op het actuele niveau en de eventuele overcapaciteit te benutten voor verbetering van de lokale waterkwaliteit. De kwaliteit van stedelijk oppervlaktewater is in de afgelopen decennia verbeterd door de gezamenlijke inspanningen van gemeenten en waterschap. In de komende jaren zullen gemeenten en waterschap zich moeten inspannen om deze kwaliteit te behouden en waar nodig te verbeteren. Het uitvoeren van emissieberekeningen blijft daarom noodzakelijk. Aanvullende mogelijkheden en maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren worden onderzocht in het waterkwaliteitsspoor. Omdat het waterkwaliteitsspoor de hele afvalwaterketen betreft en alle gemeenten aangaat, zal de uitwerking van de resultaten onder de paraplu van de SAZ worden gebracht. Een speerpunt voor een doelmatiger beheer van de afvalwaterketen is de aanpak van rioolvreemd water. Rioolvreemd water heeft merkbaar negatief effect op de zuivering van afvalwater. Van het totale afvalwateraanbod op de zuivering is 30% rioolvreemd water dat nodeloos naar de zuivering wordt afgevoerd. Het waterschap vraagt aandacht voor het voorkómen van nieuwe bronnen van rioolvreemd water en zal met gemeenten maatregelen bepalen om rioolvreemd water terug te dringen. Daartoe inventariseert en kwantificeert het waterschap de komende 5 jaar gebiedsbreed het rioolvreemd water op het niveau van de zuiveringen en de rioolgemalen. Verdere optimalisatie van de procesbeheersing op rwzi s vraagt om betere voorspelbaarheid van het afvalwateraanbod, vooral in de regio s met grote seizoensinvloeden. Industrie en recreatie zijn belangrijke oorzaken van de fluctuaties in het afvalwateraanbod. Het waterschap heeft een onderzoek gepland naar de lozingskarakteristieken van de afvalwaterketen in deze regio s. Riolering op recreatieparken is een zwakke schakel in de afvalwaterketen en zal extra aandacht krijgen om de lokale waterkwaliteit te verbeteren en doelmatiger beheer van het afvalwatersysteem mogelijk te maken. Het waterschap is van mening dat de gemeente overal (direct of indirect) binnen haar gebiedsgrenzen verantwoordelijk is voor de inzameling van het afvalwater en daarmee voor de aanleg, beheer en onderhoud van de riolering. 2.1 Overnamepunten Om de afvalwaterketen doelmatig in te richten en te beheren is het noodzakelijk dat de taakverdeling tussen gemeente en waterschap eenduidig en goed hanteerbaar is. In het verleden zijn daartoe afspraken gemaakt over de overnamepunten in de afvalwaterketen. De locaties van de overnamepunten worden bepaald op basis van provinciale richtlijnen. Op hoofdlijnen zijn de uitgangspunten als volgt: Waterschap Scheldestromen 9

Afvalwater per kern is er één overnamepunt, waar het door de gemeente ingezamelde rioolwater wordt overgenomen door het waterschap. Het waterschap transporteert het water vanaf de kern naar de afvalwaterzuivering; de gemeente is verantwoordelijk voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van riolering in de bebouwde kom en de verbindingsriolen van verspreid liggende bebouwing in het buitengebied, recreatieterreinen en bedrijventerreinen (naar de gemeentelijke riolering van de kern zelf). Deze uitgangspunten en bijbehorende randvoorwaarden zijn vastgelegd in: de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Richtlijnen overname zuiveringstechnische werken (no. 2583/74/321/76/162) (januari 1976) de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Formule begrip woonkern in kader uitoefening waterkwaliteitsbeheer (no. 1020/600/81/126) (juli 1981) het Provinciale waterkwaliteitsplan Zeeland (juni 1986). In beginsel gelden de bovenstaande uitgangspunten voor heel Zeeland, hoewel in het verleden uit doelmatigheidsoverwegingen hiervan is afgeweken. In het verleden was er controle op het naleven van de uitgangspunten via de goedkeuring van gemeentelijke rioleringsplannen door de provincie en via de door het waterschap aan de gemeente te verstrekken aansluitvergunningen. Deze situatie is gewijzigd. Het verstrekken van aansluitvergunningen is nog steeds mogelijk, maar het heeft de voorkeur van het waterschap om de aansluitvergunningen te vervangen door afspraken tussen gemeenten en waterschap en vast te leggen in afvalwaterakkoorden (AWA). Dit is geheel in de lijn met de afspraken gemaakt in de overeenkomst tussen IPO, VNG en UvW (12 april 2007). Bij ruimtelijke ontwikkelingen zoals nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen kan de behoefte ontstaan aan wijziging van de huidige situatie, zoals een extra overnamepunt of het verplaatsen van het huidige overnamepunt. Het waterschap staat open voor een heroverweging van de gemaakte afspraken op basis van een integrale afweging. Bij zo n integrale afweging zijn de eerder genoemde uitgangspunten in beginsel leidend, maar vanuit doelmatigheidoverwegingen kan hiervan worden afgeweken. Het waterschap streeft naar een robuuste, bedrijfszekere en beheersbare infrastructuur tegen zo laag mogelijke kosten. Dit vereist doorgaans dat het aantal overnamepunten per gerioleerde kern zo klein mogelijk is. Actie 2.1 Actie 2.2 Het waterschap ontwikkelt in 2014 met de gemeenten een richtlijn voor het omgaan met bestaande overnamepunten en het kiezen van nieuwe aanvullende overnamepunten. Daarin zullen de omvang van de afvalwaterstroom, maatschappelijke kosten, doelmatigheid, functionaliteit en de kwaliteit van de bedrijfsvoering van het afvalwatersysteem de voornaamste criteria zijn. Na het vaststellen van de richtlijn voor overnamepunten, in 2014, gaat het waterschap de overnamepunten toetsen aan deze richtlijn. De overnamepunten die niet aan de richtlijn voldoen worden in kaart gebracht en de noodzaak en mogelijkheden voor aanpassing worden in samenwerking met de gemeenten onderzocht. Inprikkers Inprikkers compliceren het beheer en onderhoud van het afvoersysteem. Het waterschap stelt zich daarom terughoudend op bij het toestaan van nieuwe inprikkers en zet zich in om het aantal inprikkers te minimaliseren. Nieuwe inprikkende rioolgemalen van derden moeten aan dezelfde eisen voldoen als gemalen van het waterschap. Van geval tot geval wordt door het waterschap en de gemeenten overwogen of het wenselijk is om het eigendom en beheer van het inprikkende rioolgemaal en bijbehorende transportleiding over te nemen, zodat de volledige controle over ontwerp, bouw en aanleg als mede beheer en onderhoud bij het waterschap komt te liggen. Waterschap Scheldestromen 10

Afvalwater Het waterschap streeft ernaar dat op elk overnamepunt voorzieningen zijn aangebracht om de afvalwaterstroom (tijdelijk) te onderbreken in geval van calamiteiten of werkzaamheden. De voorkeur gaat hierbij uit naar bediening op afstand. Op locaties waar onder druk op de pompkelder van het waterschap wordt geloosd en waar geen of geringe berging aanwezig is, geldt als voorwaarde dat het inkomende debiet wordt gereguleerd en het debiet de afnameplicht nooit overschrijdt (zie 2.2) Actie 2.3 Binnen Zeeland zijn een beperkt aantal locaties waar afvalwater van transportleidingen van het waterschap in het gemeentelijk riool wordt geloosd. Het afvalwater wordt vervolgens door de gemeentelijke riolering naar een benedenstrooms overnamepunt getransporteerd, waarna het weer door het waterschap wordt getransporteerd en gezuiverd. Een nadeel van deze lozingen is de mogelijke geuroverlast en aantasting van het gemeentelijk riool door H2S-gas. Het waterschap wil dit soort overnamepunten in aantal beperken en bij voorkeur verplaatsen naar locaties waar de kans op overlast geringer is. Het onderzoek naar de noodzaak en mogelijkheden voor aanpassingen wordt in samenhang met Actie 2.1 uitgevoerd en zal in 2014 starten. 2.2 Prognoses en capaciteitsafspraken Voor elk overnamepunt worden afspraken gemaakt over de maximale hydraulische capaciteit van het rioolgemaal. Deze afspraken zijn opgesplitst naar korte en lange termijn en worden gebaseerd op prognoses van het afvalwateraanbod. Prognoses Voor de prognoses van het afvalwateraanbod zijn de groei van bevolking en bedrijven maatgevende factoren, enerzijds vanwege het afvalwateraanbod van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater, anderzijds vanwege het oppervlak van de aangesloten verharding. In het afgelopen decennium is in Zeeland een stagnatie in de groei van bevolking en bedrijven opgetreden. De bevolking groeit nog in sommige kernen, maar regionale groeicijfers laten zien dat de totale bevolking in de komende jaren zal krimpen (zie Figuur 1). De groei van het afvalwateraanbod van industrie en bedrijventerreinen is gestagneerd maar stopt niet. Volgens de behoefteraming van de provincie bestaat in Zeeland tussen 2013 en 2023 een behoefte aan 131 hectare extra bedrijventerrein. Figuur 1: Bevolkingsontwikkeling in de provincie Zeeland tussen 1990-2040, volgens waarneming tot en met 1-1-2012 en prognose tussen 2010 en 2040 (bron: Provincie Zeeland). Waterschap Scheldestromen 11

Afvalwater Ten opzichte van het huidige oppervlak (2050 ha) is dit een groei van minder dan 1% per jaar. In nieuwe woonwijken worden vrijwel volledig gescheiden rioolstelsels aangelegd, waardoor er weinig extra hemelwater naar de zuivering gaat. Ook op bedrijventerreinen worden de schone oppervlakken niet meer aangesloten op het vuilwaterriool. In bestaande woongebieden is in de afgelopen jaren veel verhard oppervlak afgekoppeld: meer dan 12% van het oorspronkelijk aangesloten verharde oppervlak sinds 1999. Voortzetting van dit tempo is een uitgangspunt in het Rijks- en provinciaal beleid. Actie 2.4 Actie 2.5 Tezamen zorgen bovenstaande ontwikkelingen voor een daling in het totale afvalwateraanbod. Omdat het totale afvalwateraanbod daalt, ligt reductie van de pompcapaciteiten vanuit kosten- en doelmatigheidsoverwegingen voor de hand. Maar mede vanwege de risico s voor de lokale waterkwaliteit zal het waterschap de pompcapaciteiten van rioolgemalen in de komende jaren nog niet verlagen (zie intermezzo). Wel zal het waterschap de pompcapaciteiten van zijn gemalen in 2014 voorlopig bevriezen. Voor veel rioolgemalen is al een gemaximeerde pompcapaciteit afgesproken na een OAS studie en in een afvalwaterakkoord vastgelegd. De toename in netto pompovercapaciteit die hierdoor ontstaat, komt ten goede van lokale emissiereductie uit gemengde stelsels en compensatie van de autonome ontwikkelingen. In relatie tot de verwachte ontwikkelingen in de afvalwaterketen is het waterschap in 2013 gestart met het ontwikkelen van een zienswijze voor het bereiken van maatwerk bij het bepalen van de hydraulische capaciteit van de afvalwatersystemen. Dit in samenhang met het streven naar beperking van de hydraulische belasting van de systemen. In samenwerking met de gemeenten zal die zienswijze vervolgens worden uitgewerkt naar nieuw beleid voor het maken van capaciteitsafspraken. Capaciteitsafspraken voor de korte termijn De korte termijn afspraken beslaan de huidige capaciteiten en prognoses tot 10 jaar in de toekomst. De huidige capaciteiten zijn gebaseerd op kengetallen van de rioleringsgebieden. Voor de prognoses van het afvalwateraanbod wordt uitgegaan van in- en uitbreidingsplannen van de gemeente. Deze gegevens geven een betrouwbaar beeld van ontwikkelingen voor de korte termijn. Het heeft de voorkeur korte termijn afspraken met een frequentie van 4 tot 8 jaar te vernieuwen, naar gelang het tempo van de wijzigingen in het afvalwateraanbod. De actualisatie van een basisrioleringsplan (BRP) is het meest geschikte moment voor het vernieuwen van dergelijke afspraken en het waterschap is van mening dat het maken van capaciteitsafspraken onderdeel moet zijn van het planproces voor BRP. Als een gemeente niet in de gelegenheid is om het BRP te actualiseren dan moeten in elk geval de afspraken over het afvalwateraanbod en de capaciteitsbepaling worden geactualiseerd. Actie 2.6 Capaciteitsafspraken voor de lange termijn Voor investeringen in transportsystemen en zuiveringen zijn prognoses nodig voor de lange termijn van minimaal dertig jaar. Deze lange termijnprognoses zijn gebaseerd op de korte termijn cijfers aangevuld met gegevens uit onder andere structuurvisies en regionale groeicijfers van provincie of Centraal Bureau voor de Statistiek. Waterschap en gemeenten leggen de prognoses en afspraken voor de lange termijn vast in afvalwaterakkoorden. In de uitwerking van de afvalwaterakkoorden is overeengekomen dat het waterschap een instrument ontwikkelt om de prognoseberekeningen te faciliteren. Waterschap Scheldestromen 12

Afvalwater Onzekerheden in de prognoses Voor deze nota zijn gegevens uit gemeentelijke rioleringsplannen van het afgelopen decennium geanalyseerd. Hieruit is op te maken dat het afkoppelen van verhard oppervlak de toename van het afvalwateraanbod ruimschoots zou moeten compenseren. Er zijn echter ontwikkelingen die ervoor zorgen dat het afvalwateraanbod niet daalt zoals verwacht: de grotere hoeveelheid neerslag door klimaatontwikkelingen; de toename in recreatie; de groei in aantal huishoudens, die naar verwachting aanhoudt tot 2025; de toename van verhard particulier terrein; de toename in de hoeveelheid rioolvreemd water. Mede door deze ontwikkelingen en omdat de afvoercapaciteiten van de gemalen niet zijn verlaagd, is het totale afvalwateraanbod op de zuivering niet merkbaar afgenomen. Hierdoor komt het afkoppelen van verhard oppervlak hoofdzakelijk ten goede van de lokale waterkwaliteit en de bestrijding van lokale wateroverlast. Om de maatschappelijke baten van het afkoppelen van verhard oppervlak te maximaliseren overweegt het waterschap de pompcapaciteiten op termijn te verlagen, waardoor een efficiënter zuiveringsproces kan worden verkregen. Voorlopige analyses geven aan dat dit voor veel (krimp)gebieden mogelijk is zonder verlies van de emissiereductie die is behaald binnen de basisinspanning. De onzekerheden in de analyses zoals autonome ontwikkelingen (klimaat en groei) en de gebruikte data (voor bijvoorbeeld rioolvreemd water) zijn aanleiding om terughoudend te zijn met generieke maatregelen. Voordat maatregelen zoals verlaging van de pompcapaciteiten kunnen plaatsvinden is nader onderzoek op zuiverings- en kernniveau nodig. Uitgangspunten voor capaciteitsafspraken Het waterschap hanteert vaste uitgangspunten voor het bepalen van het verwachte afvalwateraanbod en hydraulische capaciteit. Deze uitgangspunten zijn opgenomen in bijlage D. Bij de bepaling van het afvalwateraanbod en de capaciteit van de rioolgemalen wordt onderscheid gemaakt tussen de droogweerafvoer (dwa) en de hemelwaterafvoer (hwa). Het afvalwateraanbod bij droog weer is een belangrijke factor voor het ontwerp en de bedrijfsvoering van de afvalwaterzuiveringen. De theoretische droogweerafvoer wordt bepaald op basis van de uitgangspunten in bijlage D.1.1. De werkelijke aanvoer op zuiveringstechnische werken tijdens droog weer is veel hoger dan de theoretische droogweerafvoer. De oorzaak ligt in een groot aandeel rioolvreemd water. Dit wordt bewust niet meegenomen in de capaciteitsbepaling. In 2.7 wordt ingegaan op de effecten en de aanpak van rioolvreemd water. Actie 2.7 Afnameverplichting De maximale hoeveelheid hemelwater die wordt verpompt is begrensd. De daarvoor gereserveerde capaciteit wordt de pompovercapaciteit (poc) genoemd. De droogweerafvoer plus de eventuele poc geldt als afnameverplichting voor het waterschap. Het waterschap hanteert de afnameverplichting als toetswaarde voor de functionaliteit van zijn rioolgemalen en toetst jaarlijks of de rioolgemalen aan de afnameverplichting voldoen. De afnameverplichting wordt in beginsel gebaseerd op de uitgangspunten in bijlage D. In uitzonderingsgevallen kunnen waterschap en gemeenten besluiten van deze richtlijnen af te wijken. Bijvoorbeeld bij maatwerk op basis van een gezamenlijke optimalisatiestudie waarmee een doelmatiger resultaat te verwachten is. De afspraken hierover worden vastgelegd in het afvalwaterakkoord. 2.3 Emissiespoor (basisinspanning) De basisinspanning is grotendeels afgerond in Zeeland (zie intermezzo). Emissieberekeningen blijven nodig om de effecten van nieuwe maatregelen en ontwikkelingen te kwantificeren. Het waterschap hecht dan ook aan het handhaven van de emissieberekeningen in het BRP. Door toepassing van geavanceerdere rekenmethoden en nieuwe gegevensbronnen bij emissieberekeningen kan de emissie bij nieuwe berekeningen hoger uitvallen dan tijdens het vaststellen van Waterschap Scheldestromen 13

Afvalwater maatregelen in het kader van de basisinspanning. Deze theoretische toename hoeft niet gecompenseerd te worden in het kader van de basisinspanning. Een toename door in- en uitbreidingen, aanpassingen in het systeem en substantiële correcties of aanvullingen in het beheerbestand moet wel worden gecompenseerd. 2.4 Immissiespoor (waterkwaliteitsspoor) In het kader van de generieke basisinspanning riolering hebben de gemeenten en het waterschap de nodige maatregelen getroffen om de vuilemissie via de overstorten en zuiveringen te beperken. Aansluitend hierop volgt onderzoek of de resterende lozingen het bereiken van een goede ecologische waterkwaliteit in de weg staan. Dit wordt het waterkwaliteitsspoor genoemd. Eventueel vereiste maatregelen in dit kader kunnen betrekking hebben op de afvalwaterbronnen, het rioleringssysteem en het oppervlaktewatersysteem. Het waterschap heeft in 2010 een pilotstudie voor een breed waterkwaliteitsspoor uitgevoerd. Het betreft een onderzoek naar de effecten van de lozingen uit de afvalwaterketen (overstorten en rwzi effluent) op de ecologische toestand van het oppervlaktewater. Het onderzoek is samen met de gemeente Tholen uitgevoerd en betrof het afvalwatersysteem Sint Maartensdijk. In de pilotstudie is gekozen voor een brede benadering waarin ook rekening is gehouden met andere emissiebronnen. Uit het onderzoek blijkt dat de wisselende chloridegehalten en hoge achtergrondconcentraties aan nutriënten bepalend zijn voor de matige ecologische waterkwaliteit. De lozingen uit het afvalwatersysteem dragen daar niet significant aan bij. Aanvullende emissie reducerende maatregelen, zoals het plaatsen van extra randvoorzieningen bij de overstorten, zijn in deze situatie daarom niet doelmatig. Actie 2.8 Actie 2.9 De resultaten van de pilotstudie kunnen niet zonder meer worden doorvertaald naar situaties met andere omstandigheden. Om het inzicht te vergroten zet het waterschap het onderzoek voort in een aantal, voor het waterschapsgebied representatieve deelgebieden met afwijkende kenmerken. Hierbij moet vergelijkbaar onderzoek worden uitgevoerd in o.a. een meer stedelijk gebied met een groter oppervlak en meer overstorten en een gebied met een betere waterkwaliteit dat minder onder invloed staat van wisselende chloridegehalten. Omdat zo n onderzoek de hele afvalwaterketen betreft en daarom alle gemeenten aangaat, is het de bedoeling de bevindingen en resultaten van het vervolgonderzoek onder de paraplu van de SAZ te brengen. Naast dit brede waterkwaliteitsspoor blijft er ruimte voor gezamenlijk onderzoek naar lokale knelpunten in het oppervlaktewater. Waar nodig krijgt dit via de planning van het stedelijk waterplan invulling. Oorsprong basisinspanning en waterkwaliteitsspoor De term basisinspanning stamt uit de jaren 80 van de vorige eeuw. Nederland had toen in internationaal verband afgesproken de vuilemissie uit diffuse bronnen op oppervlaktewater met meer dan de helft terug te dringen. In 1992 verscheen de CUWVO-aanbeveling om de vuilemissie uit rioolstelsels te beperken. Met een eerste generieke inspanning moest de emissie op het niveau van een (theoretische) referentiewaarde worden gebracht, de zogeheten basisinspanning. De basisinspanning moest uiterlijk 1995 zijn uitgevoerd. De uitvoeringstermijn is in Zeeland later uitgesteld van 1995 naar 2005. In enkele gevallen is hiervan afgeweken als hierdoor een doelmatigere invulling van de basisinspanning kon worden bewerkstelligd. Inmiddels is de basinspanning door bijna alle gemeenten in Zeeland bereikt en zijn alle maatregelen vastgesteld voor de laatste gemeenten. Ook het begrip waterkwaliteitsspoor vindt zijn oorsprong in de jaren 80. In de 3e Nota Waterhuishouding in 1989 werd voor het eerst gesproken over het twee sporenbeleid: het emissiespoor en het immissiespoor (de basisinspanning en het waterkwaliteitsspoor). Waterschap Scheldestromen 14

Afvalwater 2.5 Buitengebied Gemeenten hebben op grond van artikel 10.33 van de Wm de zorgplicht voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater. Hoewel de naam anders doet vermoeden valt onder stedelijk afvalwater ook huishoudelijk afvalwater van percelen in het buitengebied. Het beleid van gemeente en waterschap over afvalwater in het buitengebied wordt afgestemd bij het opstellen van het vgrp. Het waterschapsbeleid voor lozingen in het buitengebied is opgenomen in de Beleidsnota Emissie en in de Beleidsregels emissie van het waterschap. 2.6 Bedrijven Actie 2.10 In beginsel is de gemeente verantwoordelijk voor de inzameling van afvalwater van bedrijven en bedrijventerreinen zoals vermeld in 2.1. Het waterschap was tot 2009 de vergunning verlenende instantie voor bepaalde categorieën indirecte lozingen en kon zo de indirecte lozingen van bedrijfsafvalwater reguleren en controleren om de effecten op lokaal oppervlaktewater te beperken en de werking van de zuivering te waarborgen. Deze bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen voor indirecte lozingen (lozingen op het gemeentelijke vuilwaterriool) is, met de inwerkingtreding van de Waterwet, in december 2009 overgedragen aan de gemeenten en provincie. Gemeenten en Provincie hebben de vergunningverlening en handhaving voor de indirecte lozingen ondergebracht in de Regionale uitvoeringsdienst (RUD) Zeeland. Voor de bescherming van zuiveringstechnische werken en het ontvangende oppervlaktewater geldt een adviesrecht van het waterschap bij het verlenen van de omgevingsvergunning door de gemeente en provincie. Het waterschap is bevoegd voor het uitoefenen van toezicht op de indirecte lozingen, maar heeft geen sanctionerende bevoegdheden. De invulling van deze handhavingstaak wordt jaarlijks vastgelegd in het Handhaving Uitvoering Programma van het waterschap. Om het functioneren van de rwzi s te waarborgen vraagt het waterschap aandacht van gemeente en provincie voor de controle en handhaving van de indirecte lozingen. Samenwerking tussen waterschap en gemeente zorgt voor een hogere doelmatigheid. Met maatwerkvoorschriften kan het waterschap aanvullende eisen en verplichtingen stellen aan lozingen op kwetsbaar oppervlaktewater. De gemeente kan zo n verplichting van het Waterschap doorvertalen naar de indirecte lozers, door in maatwerkvoorschriften kwaliteitseisen te stellen aan de op de riolering aan te sluiten lozingen ( zie Beleidsnota Emissie en in de Beleidsregels emissie van het waterschap). Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi) Per 1 juli 2011 is het Blbi van kracht en is het niet langer nodig om voor overstorten van gemengde stelsels een vergunning aan te vragen bij het waterschap. In plaats daarvan moet worden voldaan aan algemene regels voor lozingen op oppervlaktewater. De belangrijkste gevolgen van de nieuwe regelgeving voor riooloverstorten zijn: In plaats van een overstortvergunning moeten de status, kenmerken en locatie van de overstorten worden opgenomen in het GRP (art 3.14 en 3.15). Het besluit(blbi) stelt duidelijk dat de lozer verantwoordelijk is voor het minimaliseren van de effecten van de lozing. Deze maatregelen moeten worden opgenomen in het GRP (art 3.14) Het waterschap kan met het besluit (Blbi) nog steeds afdwingen dat lozingen worden getoetst op hun effect. Waterschap Scheldestromen 15

Afvalwater Lozingen die direct op een zuiveringtechnisch werk van het waterschap plaatsvinden worden door het waterschap gereguleerd via een watervergunning. Onder de zuiveringtechnische werken vallen rioolwaterzuiveringen, rioolgemalen en transportleidingen. Per 1 januari 2013 zijn nieuwe wijzigingen in het Activiteitenbesluit in werking getreden. In het nieuwe Activiteitenbesluit zijn agrarische activiteiten, waaronder glastuinbouw, opgenomen (zie Bijlage C.1.6). Het waterschapsbeleid over o.a. glastuinbouwactiviteiten is opgenomen in de Beleidsnota Emissie en in de Beleidsregels emissie van het waterschap. 2.7 Rioolvreemd water Het waterschap werkt samen met de gemeenten aan een doelmatige afvalwaterketen. Eén van de maatregelen om de doelmatigheid te verhogen is het terugdringen van rioolvreemd water. Hieronder valt al het in oorsprong schone water dat in principe niet in de riolering thuis hoort. Belangrijke bronnen van rioolvreemd water zijn instromend grondwater, drainagewater, schoon bronneringswater, fout aangesloten hemelwaterstromen, oppervlaktewater, etc. Uit analyses van het afvalwateraanbod op de rwzi s in Zeeland blijkt gemiddeld 30% van het totale jaarlijks binnenkomend volume uit rioolvreemd water te bestaan (naast 30% hemelwater en 40% afvalwater van huishoudens en bedrijven). Het volume rioolvreemd water blijkt daarin dus gemiddeld gezien even groot als het volume hemelwater. Inventarisaties elders in Nederland laten hetzelfde beeld zien. Rioolvreemd water vormt een vaak permanente- stroom relatief schoon water die op verschillende manieren de afvalwaterketen belast. Zo wordt een deel van de bergingscapaciteit en vooral de pompovercapaciteit van de gemeentelijke riolering gebruikt. Daardoor neemt de vuiluitworp van riooloverstorten toe en vermindert de afvoercapaciteit van de riolen. Verder kost het inzamelen, transporteren en zuiveren van dat water energie en grondstoffen. Als er sprake is van indringing van zout of brak grondwater slijten de mechanische onderdelen van gemalen veel sneller. Daarnaast veroorzaakt rioolvreemd water een verdunning van het influent op de rioolwaterzuiveringen en daarmee een afname van het zuiveringsrendement en vergroting van de vuilvracht via het effluent. Tenslotte heeft rioolvreemd water een sterk kostenverhogend effect op toekomstige aanvullende nabehandelingstechnieken voor het verwijderen van prioritaire stoffen. Naar verwachting zullen binnen een tijdsbestek van ca. 10 jaar maatregelen nodig zijn op de rwzi s om meer schadelijke stoffen uit het afvalwater te verwijderen. De kosten daarvan zijn hoog en zijn vaak evenredig met het volume te zuiveren afvalwater. Rioolvreemd water vormt daarom een belemmering voor het doelmatig (kosteneffectief) zuiveren van afvalwater. Kortom: het is niet doelmatig om rioolvreemd water via de riolering af te voeren en te zuiveren. Het terugdringen van rioolvreemd water is niet eenvoudig en kost veel tijd en geld. Het waterschap beoogt een gezamenlijke, weloverwogen en gefaseerde aanpak van rioolvreemd water via de volgende sporen: voorkómen van nieuwe gevallen, in beeld brengen van bestaande gevallen en de aanpak daarvan. Voorkómen van rioolvreemd water Het is van groot belang om nieuwe bronnen van rioolvreemd water te voorkomen. Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat grondwater en oppervlaktewater niet met afvalwater vermengd mogen worden. In nieuwbouwplannen, bij herinrichting van bebouwd gebied en bij de aanleg of vernieuwing van riolering zal het waterschap nadrukkelijk aandacht vragen voor aparte voorzieningen ter beheersing van het oppervlaktewater en grondwater. Al in een vroeg stadium, bij de planvorming, moet de afweging worden gemaakt hoe de waterstromen worden benut, geborgen en afgevoerd. Uiteraard moet er voldoende bergings- en afvoercapaciteit worden aangelegd ter beheersing van het grondwater en oppervlaktewater. Waterschap Scheldestromen 16

Afvalwater Alleen in uitzonderlijke gevallen zal het waterschap met de gemeenten een doelmatigheidsafweging maken of grondwater toch op de riolering kan worden aangesloten. Het bovenstaande verdient aandacht in onder meer: - verbrede Gemeentelijke Rioleringsplannen, waarin de gemeentelijke watertaken aan bod komen; - nieuwbouw- en herinrichtingsplannen, waarin een doelmatig riool- en watersysteem wordt uitgewerkt; - stedelijke waterplannen, waarin voor bestaand bebouwd gebied een goede waterkwantiteit en -kwaliteit wordt bewerkstelligd. Minstens zo belangrijk is de aandacht voor dit aspect bij de vertaling van plannen in ontwerpen en bestekken, en bij de uitvoering van maatregelen. Naast gemeenten zijn hierin ook bedrijven en projectontwikkelaars actief. Het is van groot belang dat alle betrokken partijen goed toezien op de juiste aanleg en aansluiting van verschillende typen riolering en drainagevoorzieningen. Ook in de fase van gebruik en beheer verwacht het waterschap voldoende aandacht voor het voorkomen van rioolvreemd water door foute aansluitingen. Actie 2.11 Actie 2.12 Het waterschap zal in de verschillende fasen van planvorming, ontwerp, aanleg, gebruik en beheer aandringen op het voorkómen van rioolvreemd water. Dat gebeurt via overleg, voorlichting, toezicht en controle. De doelgroepen zijn daarbij gemeenten, projectontwikkelaars, adviesbureaus, aannemers, bouwbedrijven en burgers. Inventarisatie en maatregelen In bestaande gevallen van rioolvreemd water zal het waterschap de komende jaren met gemeenten maatregelen voorbereiden om dit zoveel mogelijk terug te dringen. Daartoe inventariseert en kwantificeert het waterschap de komende 5 jaar gebiedsbreed het rioolvreemd water op het niveau van de zuiveringen en de rioolgemalen. Zo ontstaat een waterschapsbreed beeld van de omvang en mogelijke herkomst van rioolvreemd water. Dat beeld moet verder worden verfijnd om prioriteiten te kunnen stellen in de verdere aanpak. Hier ligt ook een sterke relatie met monitoring van de gemeentelijke riolering, waarbij immers het werkelijk functioneren van de riolering in beeld wordt gebracht. Maatregelen ter beperking van rioolvreemd water komen vaak neer op het ontvlechten van de afvalwaterketen en het watersysteem. De maatregelen kunnen liggen op het vlak van riolering, grondwater of oppervlaktewater. De volgende drie elementen zijn cruciaal voor een effectieve aanpak: - scheiden aan de bron; - gescheiden transport naar een geschikt lozingspunt; - geschikte lozingspunten realiseren. Het gaat uiteindelijk om maatwerk. In veel gevallen zal moeten worden meegelift op de autonome dynamiek in bebouwd gebied (door bijvoorbeeld wijkvernieuwing, inbreiding, rioolvervanging). De uitvoering ervan vraagt dus vaak een lange adem. Daarom is het van belang dat de afgesproken maatregelen verankerd worden in diverse uitvoeringplannen van de betrokken partijen: - Verbrede Gemeentelijke Rioleringsplannen - Basisrioleringsplannen - Stedelijke waterplannen - Herinrichtingsplannen bebouwd gebied Voor de hierboven beschreven gefaseerde aanpak zullen de samenwerkingsverbanden binnen de afvalwaterketen in Zeeland worden benut. Waterschap Scheldestromen 17

Afvalwater 2.8 Recreatie Actie 2.13 De seizoensinvloeden van de recreatie In een aantal zuiveringsregio s wordt het afvalwateraanbod in belangrijke mate bepaald door seizoensgebonden afvalwaterstromen. In veel gevallen gaat het om recreatie. De provincie Zeeland heeft veruit de meeste overnachtingen van recreanten per hoofd van de bevolking. Het dagelijks afvalwateraanbod op de zuivering kan in hoogseizoen (vakanties en feestdagen) wel vijf maal zo groot zijn als in het laagseizoen. Vanzelfsprekend is de invloed van deze verschillen op het zuiveringsproces en het transport van het afvalwater groot. Verdere optimalisatie van de procesbeheersing op rwzi s vraagt om betere voorspelbaarheid van het afvalwateraanbod, voornamelijk in de regio s met grote seizoensinvloeden. Het waterschap heeft een onderzoek gepland naar de lozingskarakteristieken van de afvalwaterketen in deze regio s. De onderzoeksresultaten zullen input bieden voor de handboeken voor bedrijfsvoering op rwzi s en prognoses van het afvalwateraanbod die met de gemeenten worden opgesteld. Recreatieterreinen en campings Recreatieterreinen en campings onderscheiden zich van woongebieden en bedrijventerreinen in het beheer van riolering. Het beheer wordt vaak door parkbeheerders, particulieren of verenigingen van eigenaren uitgevoerd. De kennis over rioolbeheer bij deze partijen schiet meestal tekort. Dit levert veel problemen op voor het beheer van de afvalwaterketen of de lokale waterkwaliteit (zie het onderstaande intermezzo op deze bladzijde). De gemeente is op grond van provinciale richtlijnen (zie ook 2.1) verantwoordelijk voor verbindingsriolen van recreatieterreinen naar de gemeentelijke riolering van de kern. Daarnaast biedt de vigerende regelgeving gemeenten voldoende instrumentarium om adequaat controle uit te kunnen oefenen op de rioleringszorg op recreatieterreinen. Het waterschap zal dit onderwerp agenderen tijdens regulier bestuurlijk overleg in de verwachting dat de gemeenten deze rol op zich nemen. Afvalwater van pleziervaartuigen. Het afvalwateraanbod afkomstig van jachthavens neemt toe. Dit heeft twee oorzaken: 1. de aanscherping van regelgeving voor lozingen door recreatieve scheepvaart m.n. verplichte inzamelpunten in jachthavens voor bilgewater en huishoudelijk afvalwater 2. een toename in sanitaire voorzieningen (zoals douches en toiletten) en lokale horecagelegenheden op jachthavens. Bij het opstellen van prognoses in basisrioleringsplannen moet rekening worden gehouden met de toename van afvalwateraanbod op deze doorgaans afgelegen locaties. Problemen door particulier beheer van recreatieterreinen Doorgaans is er onvoldoende kennis van riolering bij eigenaren en beheerders van particuliere recreatieterreinen. Aanleg, beheer en onderhoud van de rioolsystemen krijgen daardoor vaak niet de aandacht die het nodig heeft. Vaak is na oplevering van het recreatieterrein ook niet altijd duidelijk wie verantwoordelijk wordt voor het verdere beheer en onderhoud van het rioolstelsel. Veel grote recreatieparken hebben gemengde functies zoals overnachtingplaatsen voor tenten en caravans, stacaravans en recreatiewoningen en soms ook permanent bewoonde woningen. De recreatiewoningen kunnen in eigendom en beheer zijn van één bedrijf maar evengoed voor een deel in eigendom van particulieren, die op hun beurt weer centraal of particulier doorverhuren. Het komt regelmatig voor dat het waterschap en gemeente vooraf geen rioleringsplan wordt voorgelegd. Van de rioleringsplannen die wel worden voorgelegd blijkt met regelmaat achteraf dat deze met ingrijpende wijzigingen zijn gerealiseerd. Toezicht op foutieve aansluitingen (zowel dwa aansluitingen op het hemelwaterriool als hemelwater/drainage aansluitingen op dwa) ontbreekt. Foutieve aansluitingen worden veelvuldig aangetroffen op recreatieparken. Ze veroorzaken problemen voor de waterkwaliteit en of onnodige kosten voor gemeente en waterschap voor onder andere de verwerking van hemelwater en rioolvreemd water. Waterschap Scheldestromen 18