Medicatie. Fact sheet chronisch nierfalen (volwassenen)



Vergelijkbare documenten
Medicatie. Fact sheet. Inhoud pagina pagina

Indicatie Te hoog fosfaat ten gevolge van niet goed werkende nieren.

Farmacokinetiek en dynamiek

Medicatie. Fact Sheet. chronische nierschade stadium G1 t/m G4 chronisch nierfalen stadium G5 en G5D

Medicatie. Fact Sheet. chronische nierschade stadium G1 t/m G4 chronisch nierfalen stadium G5 en G5D

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Resonium A, poeder

Workshop Medicijnen, werkt t of werk t.. tegen? Els Coyajee-Geselschap apotheker

FOSRENOL 250 mg, 500 mg, 750 mg en 1000 mg kauwtabletten lanthaan

MAGNESIUMHYDROXIDE TEVA 724 MG kauwtabletten. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 31 mei : Productinformatie Bladzijde : 1

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Boots Pharmaceuticals Maagzuur suspensie Antagel drank aluminiumoxide, magnesiumhydroxide

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER

GENERIEKE NAAM SLIKKLACHTEN SONDEVOEDING

Ferrofumaraat 200 PCH, omhulde tabletten 200 mg ferrofumaraat

Glucophage 500 bijsluiter blz. 1 / 6

STEOCAR 500 mg, bruistabletten STEOCAR FORTE 1000 mg, bruistabletten

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Ferrofumaraat Mylan 200 mg, filmomhulde tabletten. Ferrofumaraat

Glucophage 850 bijsluiter blz. 1 / 6

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Module 1.3 Summary of Product Characteristics, labelling and Package Leaflet

Werkzame stof: calciumacetaat Een filmomhuld tablet voor oraal gebruik bevat 500 mg calciumacetaat (equivalent aan 126,7 mg elementaire calcium).

Kauwtablet Ronde, witte, niet omhulde en convexe tabletten. Kunnen kleine vlekken vertonen.

Verkorte SKP - MOVICOL Vloeibaar Sinaasappelsmaak - Juni 2013

Antagel Teva, suspensie voor oraal gebruik Aluminiumoxide, magnesiumhydroxide

Sucralfaat 1 gram PCH, granulaat in sachets Sucralfaat

B. BIJSLUITER OSTEOMONO. 400 mg filmomhulde tablet

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Rennie Suikervrij, kauwtabletten 680 mg calciumcarbonaat en 80 mg magnesiumcarbonaat

Voeding en Dieet Stomazorg Symposium De Naakte Waarheid

BIJSLUITER. HYDROCHLOORTHIAZIDE 6,25 mg tablet

Package leaflet

Geneesmiddelen bij jicht. Ontstekingsremmende pijnstillers (NSAID s), Corticosteroïden, Colchicine, Allopurinol, Benzbromaron Febuxostat

Medicatie via sonde. Judy van Gelder, pharmacy practitioner PEG Symposium

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER

Ferrofumaraat Teva 20 mg/ml, suspensie ferrofumaraat

LACTULOSE KELA 500ML FLES

Fosfaat. 4/10/2014 Aegida Neradová

SUMMARY OF PRODUCT CHARACTERISTICS

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Gaviscon Duo sachets, suspensie voor oraal gebruik in sachet

De toegediende dosering dient gebaseerd te worden op de serumfosfaatspiegel, en moet nauwkeurig bewaakt worden (zie rubriek 4.4).

Polyfarmacie bij ouderen. Renate Schoemakers AIOS Ziekenhuisfarmacie 12 november 2015

Antagel Teva, suspensie voor oraal gebruik

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. STEOCAR 500 mg bruistabletten STEOCAR FORTE 1000 mg bruistabletten. Calcium

Bijsluiter NL versie PRILACTONE NEXT 10 MG BIJSLUITER

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Calci-Chew 500 mg kauwtabletten Calci-Chew 1000 mg kauwtabletten calcium

BIJSLUITER. VITAMINE D IE en tabletten

Medicijnen na een TIA

Package Leaflet

Ulcogant, tabletten 1 g Ulcogant, granulaat 1 g Ulcogant, suspensie 1 g

Nummer: D04-6 Datum: Oktober 2013 Versie: 1.0

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Etalpha 0,25 microgram, capsules, zacht alfacalcidol

Version 7.3.1, 03/2010 BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

B. BIJSLUITER ROTER GLUCOSAMINE. 400 mg filmomhulde tablet.

ANTAGEL TEVA suspensie voor oraal gebruik

Kauwtablet Ronde, witte, niet-omhulde en convexe tabletten. Kunnen kleine vlekken vertonen.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Elke kauwtablet bevat 200 mg aluminiumoxide (als algeldraat) en 400 mg magnesiumhydroxide.

Medicatie via sonde. Judy van Gelder, pharmacy practitioner PEG Symposium

(Ibuprofenum) Ibuprofen 200 mg (als L-argininezout), L-arginine, natriumbicarbonaat, natriumsaccharine, aspartaam, saccharose, munt-aroma.

Vormen, toedieningswijze en verpakkingen: Zuigpastilles. Rennie zonder suiker: dozen met 48 en 96 zuigpastilles onder blister.

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in voor u.

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE PATIËNT. Triamtereen en Hydrochloorthiazide

Interacties tussen voeding en geneesmiddelen Iets om ons druk over te maken?

ANTAGEL TEVA suspensie voor oraal gebruik. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 11 januari : Productinformatie Bladzijde : 1

Medicatie, diabetes en verminderde nierfunctie. Lieke Mitrov-Winkelmolen Ziekenhuisapotheker

Leefregels en voorlichting bij chronische nierschade. Welkom bij workshop 3 leefregels en voorlichting bij chronische nierschade

COLOFORT, poeder voor drank IPSEN FARMACEUTICA B.V.

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Macrogol en elektrolyten Naturel Tramedico, poeder voor drank 13,7 g

Medicinale behandeling van SOA s. Linda Vas Dias Apotheker Regioapotheek IJsselland IJsselland Ziekenhuis 29 mei 2018

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. CACIT 500 mg, BRUISTABLETTEN CACIT 1000 mg, BRUISTABLETTEN calciumcarbonaat

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Cacit 500 mg, bruistabletten Cacit 1000 mg, bruistabletten calciumcarbonaat

PATIËNTENBIJSLUITER. CRESTOR (rosuvastatine) Lees deze bijsluiter zorgvuldig door voordat u start met het gebruik van dit geneesmiddel.

BUMETANIDE TEVA 2 MG tabletten. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 07 oktober : Bijsluiter Bladzijde : 1

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Magnesiumhydroxide Teva 724 mg, kauwtabletten Magnesiumhydroxide

Medicatie bij atherosclerose. Yvette Henstra Verpleegkundig Specialist Vasculaire Geneeskunde OLVG

APO 4-02 SPC Voorraadproducten

SAMENSTELLING De werkzame stof in de tabletten is bumetanide. Eén tablet Bumetanide ratiopharm 2 mg, tabletten bevat 2 mg bumetanide.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL. Resonium A, poeder 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING. Natriumpolystyreensulfonaat 999,34 mg/g.

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Dulcodruppels, druppelvloeistof 7,5 mg/ml, druppels voor oraal gebruik Natriumpicosulfaat monohydraat

Bijlage III. Amendementen in relevante rubrieken van de Samenvatting van de Productkenmerken

Flavoxaat G04BD02, december 2018

Lithium bij ouderen, wat als de nierfunctie verslechtert?

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Alfacalcidol

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Diastabol 50, tabletten 50 mg Diastabol 100, tabletten 100 mg miglitol

1 NAAM VAN HET GENEESMIDDEL. Molaxole, poeder voor orale suspensie 2 KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Hartfalen: medicatie in de 1 e lijn en interacties

1 sachet à 5 gram bevat 3,25 gram psylliumvezels (fijngemalen en gegranuleerde vezels van de Plantago ovata).

Calcium bruis 500 PCH, bruistabletten 500 mg Calcium bruis 1000 PCH, bruistabletten 1000 mg calciumcarbonaat

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker

MAGNESIUMHYDROXIDE TEVA 724 MG kauwtabletten

Toedienen van geneesmiddelen via de sonde. Edith Wiegers, ziekenhuisapotheker

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR GEBRUIKERS. Calcium Sandoz bruis 500/1000 mg, bruistabletten Calciumcarbonaat

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Maglid 200 mg/200 mg kauwtabletten. Magnesiumhydroxide / Aluminiumhydroxide

BIJSLUITER. SPIRONOLACTON 1 mg/ml drank met acetem SPIRONOLACTON 5 mg/ml drank met acetem

Schildklier en medicatie

B. BIJSLUITER. KRUIDVAT GLUCOSAMINE 600 mg filmomhulde tablet

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Macrogol Plus Electrolyten Chanelle 13,7 g, poeder voor drank in sachet

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Transcriptie:

Fact sheet chronisch nierfalen (volwassenen) Medicatie Bij de behandeling van chronisch nierfalen wordt veelvuldig medicatie voorgeschreven gericht op de progressiefactoren, complicaties en cardiovasculair risicomanagement. De dieetadviezen en medicatie hebben veel raakvlakken. Daarom is het belangrijk om van relevante medicijnen deze raakvlakken te kennen en te integreren in de dieetbehandeling. Er wordt onder meer aandacht besteed aan het werkingsmechanisme, de juiste inname, de natrium- en calciumbelasting, interacties en voedingsgerelateerde bijwerkingen. In de tekst wordt in principe gesproken over groepen geneesmiddelen. Belangrijke informatie is te vinden op: - www.cbg-meb.nl Website van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) (kies geneesmiddeleninformatiebank voor mensen) - www.geneesmiddeleninformatiebank.nl Website van het CBG waar goedgekeurde bijsluiters worden gepubliceerd - www.ema.europa.eu Website van de European Medicines Agency: Officiële bijsluiterteksten (kies human medicines) - www.exmedica.nl/geneesmiddel Officiële bijsluiterteksten - www.fk.cvz.nl Farmacotherapeutisch kompas - www.apotheek.nl Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) (kies medicijnen, geef de naam van het geneesmiddel en kijk bij autorijden/alcohol/voeding) - www.lareb.nl Nederlands Bijwerkingen Centrum De informatie in deze fact sheet is gebaseerd op informatie verkregen via bovenstaande websites, tenzij anders is aangegeven. Bijwerkingen zijn overgenomen uit het Farmacotherapeutisch kompas en de officiële bijsluiterteksten. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 1 van 88

Inhoud pag pag 1. Farmacotherapie 3 9.6 Centraal aangrijpende antihypertensiva 47 1.1 Interacties tussen voeding en geneesmiddelen 3 9.7 Direct werkende vasodilatantia 47 1.2 Farmacodynamische interacties 3 9.8 Overige middelen bij coronaire aandoeningen 47 1.3 Farmacokinetische interacties 5 10. Middelen bij anemie 49 1.4 Inname advies 8 10.1 IJzerpreparaten 49 1.5 Bijwerkingen 9 10.2 Epo 50 1.6 Verkrijgbaarheid 10 11. Lipidenverlagende middelen 52 2. Medicatie en de elektrolytenbalans 11 12. Vitaminesuppletie bij dialyse 55 2.1 Natrium 11 13. Anticoagulantia 56 2.2 Kalium 15 14. Immunosuppresiva 58 2.3 Fosfaat 16 14.1 Glucocorticoïden 58 2.4 Magnesium 17 14.2 Overige immunosuppresiva 60 2.5 Calcium 18 15. Cytostatica en monoklonale antilichamen 65 3. Medicatie en de glucosehuishouding 19 16. Middelen bij congenitale cytenieren 66 4. Medicatie en de lipidenspiegels 19 17. Middelen bij restless legs 67 5. Medicatie en de urinezuurspiegels 20 18. Bloedglucoseverlagende middelen 69 6. Medicatie m.b.t. mineraal- en botstoornis 21 18.1 Insuline 71 6.1 Fosfaatbinders 21 18.2 Orale antidiabetica 72 6.2 Calcimimetica 28 18.3 Overige antidiabetica 73 6.3 Vitamine D en vit. D analogen 29 18.4 Invloed van diabetesmedicatie op gewicht 75 6.4 Bisfosfonaten 31 18.5 Diabetesmedicatie en Ramadan 75 7. Ionenwisselaars 32 18.6 Diabetesmedicatie bij chronisch nierfalen 76 8. Medicatie bij renale acidose 34 19. Middelen bij jicht 77 9. Antihypertensiva en overige cardiovasculaire middelen 35 20. Lithiumpreparaten 78 9.1 Diuretica 35 21. Maagdarm middelen 80 9.2 Bètablokkers 38 21.1 Maagzuurremmende medicatie 80 9.3 Calciumantagonisten 39 21.2 Laxantia 82 9.4 RAS-remmers 41 22. Analgetica, waaronder NSAID s 84 9.5 Selectieve α1-receptorblokkerende sympathicolytica 46 23. Literatuur 87 Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 2 van 88

1. Farmacotherapie [5,17] 1.1 Interacties tussen voeding en geneesmiddelen: De wisselwerking tussen medicatie en voeding kan zich op twee niveaus afspelen: - Farmacodynamiek: dit betreft de manier waarop het geneesmiddel het lichaam beïnvloedt. Voeding kan de werking van het geneesmiddel beïnvloeden en het geneesmiddel kan een ongewenste invloed hebben op de voedingstoestand, het lichaamsgewicht, het bloedglucosegehalte of lipidenspectrum - Farmacokinetiek: dit betreft dat wat het lichaam met het geneesmiddel doet. Het betreft hier een aantal processen, zoals resorptie, verdeling, metabolisme en uitscheiding. De klinische relevantie wordt bepaald door de mate waarin het farmacokinetische proces wordt beïnvloed en de therapeutische breedte van het geneesmiddel. Bij chronisch gebruik van medicatie moet dan ook regelmaat in de voeding worden geadviseerd. Door geneesmiddelen altijd op hetzelfde moment ten opzichte van de maaltijd in te nemen worden schommelingen in de biologische beschikbaarheid kleiner. Er wordt geadviseerd te zorgen voor regelmaat en variatie in voeding en voedselkeuze. Voorkom extremen. En daarbij regelmaat in wijze van inname van medicatie. 1.2 Farmacodynamische interacties: 1. De invloed van voeding op geneesmiddelen: - Een bekende farmacodynamische interactie is de wisselwerking tussen vit. K en antistollingsmiddelen. Aanbevolen wordt dagelijkse fluctuaties in de vit. K inneming beperkt te houden. - Alcohol kan de werking van bepaalde geneesmiddelen versterken, dit betreft met name benzodiazepines, sommige antidepressiva, antipsychotica en de meeste van morfine afgeleide pijnstillers. De apotheek zal een waarschuwing op het etiket vermelden. Alcohol kan het maagslijmvlies beschadigen; dit wordt versterkt als ook medicatie wordt gebruikt met eenzelfde effect (met name NSAID s). Tenslotte kan het bloedglucoseverlagend effect van geneesmiddelen worden versterkt door alcohol. 2. De invloed van het geneesmiddel op de voedingstoestand: Het risico op ondervoeding lijkt toe te nemen bij een toenemend gebruik aan geneesmiddelen. Het gebruik van 10 geneesmiddelen of meer is geassocieerd met een verminderde voedingsstatus. Hiervoor zijn diverse redenen aan te wijzen. Medicatie kan gepaard gaan met een droge mond en verminderde eetllust, mede als gevolg van de onprettige smaak van geneesmiddelen. Maar ook alleen al het feit dat een patiënt vol zit van de medicijnen kan bijdragen aan een verminderde voedingsinname. [3] Chronisch gebruik van geneesmiddelen kan leiden tot deficiënties van vitamines of mineralen. Ouderen hebben meer kans hierop. De beïnvloeding vindt op diverse niveaus plaats. Bepaalde medicijnen hebben direct effect op de absorptie, afbraak of uitscheiding van voedingstoffen. Daarnaast zijn er indirecte effecten beschreven, zoals invloed op de eetlust, verlies van smaak of reukvermogen, vieze smaak in de mond, tandvleesproblemen of verminderde speekselproductie. Tenslotte kunnen medicijnen leiden tot metabole effecten, zoals verandering van plasmalipiden, lichaamsvetverdeling of insulinegevoeligheid. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 3 van 88

- negatieve effecten op smaak en reuk: o vaak veroorzaakt door verandering van de bacterieflora in de mondholte, beschadiging van de mucosa of smaakreceptoren (dit zijn snel delende cellen) en uitdroging of congestie van neusslijmvlies (verstopte neus); na staken van het gebruik van het geneesmiddel vaak reversibel; komt regelmatig voor bij ACE-remmers, Angiotensine II (AT-1) antagonisten (ARB s), en betablokkers, protonpompremmers, biguaniden, bepaalde antibiotica, thyreostatica (remmen de schildklierwerking), terbinafine (antimycotica), antiparkinsonmiddelen, cytostatica en middelen bij chronische ontstekingen (zoals sulfasalazine) o zwarte verkleuring van de tong (zwarte haartong); predisponerende factoren zijn een slechte mondhygiëne, gebruik van mondwater, roken, koffie- en alcoholgebruik, radiotherapie en gebruik van antibiotica, corticosteroïden en anticholinerge en psychotrope medicatie (deze verminderen de speekselproductie) - effecten op eetlust en verzadiging: o remming eetlust: komt vaak voor bij selectieve serotonine-heropnameremmers (de SSRI s) o toegenomen eetlust en daardoor gewichtstoename: bepaalde antidepressiva (zoals amitrptyline), stemmingsstabilisatoren (zoals lithium) en anti-epileptica (valproïnezuur) o indirecte effecten die de eetlust beïnvloeden: misselijkheid: komt vaak voor bij protonpompremmer omeprazol, betablokker metoprolol, antibiotica, cytostatica, antiparkinsonmiddelen, biguaniden (vaak alleen de eerste weken en rustige opbouw vermindert risico), pijnstillers (tramadol), colchicine andere gasto-intestinale klachten (buikpijn, diarree en obstipatie): betablokker metoprolol, protonpompremmer omeprazol, NSAID s, acetylsalicylzuur en carbasalaatcalcium (langdurig gebruik verhoogt de kans op maag- en darmproblemen waaronder ulcera en bloedingen) droge mond: komt vaak voor bij diuretica, betablokkers, ACE-remmers, antidepressiva en sommige antipsychotica - metabole effecten: o sommige geneesmiddelen veroorzaken een toename van het lichaamsgewicht of verergeren het metabool syndroom: glucocorticosteroïden: gewichtstoename, andere vetverdeling (centripetaal: gelaat en romp) en verhoging bloedglucose-waarde (dosisafhankelijk; 5-7.5 mg/dag heeft meestal geen effect) atypische antipsychotica, met name olanzapine en clozapine: gewichtstoename door toegenomen eetlust en verhoging bloedglucosewaarde, cholesterol- en triglyceridenwaarden sulfonylureumderivaten: gewichtstoename door toename van de insulinesecretie - verstoring van resorptie: o verschillende geneesmiddelen kunnen bij langdurig gebruik leiden tot malabsorptie, bekend zijn o.a. colchicine, cytostatica en immunosuppressiva (als gevolg van beschadiging van sneldelend weefsel, zoals de darmmucosa) Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 4 van 88

- verstoring van metabolisme van micronutriënten (een deficiëntie zal geleidelijk ontstaan en veelal niet worden herkend) o kalium: thiazdediuretica en lisdiuretica remmen de reabsorptie van kalium in de nieren en kunnen dus leiden tot een hypokaliëmie kaliumsparende diuretica, zeker in combinatie met ACE-remmers of Angiotensine II (AT-1) antagonisten (ARB s) kunnen juist leiden tot hyperkaliëmie ten gevolge van verminderde excretie via de nier (zie ook de volgende paragraaf medicatie en elektrolytenbalans) o magnesium: thiazidediuretica en lisdiuretica remmen de reabsorptie van magnesium in de nieren en kunnen dus leiden tot een hypomagnesiëmie; ook protonpompremmers kunnen leiden tot een hypomagnesiëmie, zeker in combinatie met thiazide- en lisdiuretica. o calcium: thiazidediuretica verminderen de renale uitscheiding van calcium waardoor theoretisch een hypercalciëmie kan ontstaan langdurig gebruik van corticosteroïden vergroot de kans op osteoporose via remming van de opname van calcium in de darm, stimulering van de uitscheiding van calcium met de urine en verstoring van de aanmaak van osteoblasten o vit. B1: diuretica hebben een verhoogd risico op vit. B1 deficiëntie als gevolg van een verhoogde uitscheiding via de nieren o vit. B6: een aantal epileptica hebben een verhoogd risico op vit. B6 deficiëntie. o vit. B12: biguaniden, protonpompremmers, anti-epileptica en colchicine hebben een verhoogd risico op vit. B12 deficiëntie ten gevolge van verminderde resorptie (het calciummetabolisme in het ileum verandert; de binding van vit. B12 aan de intrinsic factor is calciumafhankelijk waardoor de absorptie afneemt) [36] o vet en vetoplosbare vitamines: bij orlistat ten gevolge van verminderde resorptie van vet (± 25% van het ingenomen vet wordt onverteerd uitgescheiden) het kan niet worden uitgesloten dat sevelamer kan binden aan in vet oplosbare vitaminen die in opgenomen voedsel aanwezig zijn. Bij patiënten die geen vitaminesupplementen maar wel sevelamer innemen, moet regelmatig de serumspiegel van vitamine A, D, E en K worden gecontroleerd. Het verdient aanbeveling de zo nodig te geven vitaminesupplementen niet samen met sevelamer in te nemen. colestyramine of colestipol binden galzure zouten; door langdurig gebruik van hoge doses wordt de opname van vet en vetoplosbare vitamines verminderd chronische therapie met heparine leidt tot afname van de botmassa, waarschijnlijk doordat de activatie van vit. D in de nieren wordt geremd 1.3 Farmacokinetische interacties: 1. Resorptie (het vrijkomen van het geneesmiddel in het lichaam): resorptie vindt vooral in de dunne darm plaats, meestal door passieve diffusie, soms door actief transport, het geneesmiddel moet in opgeloste vorm aanwezig zijn. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 5 van 88

De resorptie wordt beïnvloed door: - complexvorming met metaalionen (o.a. met calcium, ijzer, aluminium en magnesium). Complexvorming leidt tot een slechtere oplosbaarheid waardoor de resorptie afneemt. Het betreft in de praktijk meestal calcium, zodat regelmatig de waarschuwing wordt gegeven: niet innemen met melk(producten). Let op: dit geldt ook voor kaas en andere voedingsmiddelen die verrijkt zijn met calcium! Calciumhoudende producten kunnen tot een 1½ uur voor of 2 uur na de inname van het betreffende geneesmiddel worden gebruikt. Het betreft: o chinolonen (ciprofloxacine, levofloxacine, moxifloxacine, norfloxacine, ofloxacine en pipemidinezuur) o tetracyclinen (doxycycline, minocycline, tetracycline en tigecycline) o bisfosfonaten (alendroninezuur, clodroninezuur, etidroninezuur met calcium, ibandroninezuur, pamidroninezuur, risedroninezuur en zoledroninezuur) o ijzerpreparaten o levothyroxine: de opname van wordt geremd door calcium; dit betekent dat er een interval van 2 uur moet zitten tussen het slikken van het calciumhoudend preparaat en de levothyroxine (Eltroxin, Euthyrox en Thyrax ) o anti-epileptica Uiteraard wordt inname tegelijk met een calcium-, aluminium- of magnesiumbevattende fosfaatbinder dan wel ijzerpreparaten eveneens afgeraden. - ph (in de maag). Meestal is een zure omgeving in het maag-darmkanaal nodig voor een goede opname. Inname met sinaasappelsap, cranberrysap of cola kan tijdelijk de ph verlagen en daarmee de resorptie verhogen. De resorptie kan negatief worden beïnvloed als er een hogere ph; zoals bij de afwezigheid van maagzuur bij gebruik van H2-antagonisten of protonpompremmers (deze werken vaak de hele dag). Als de opname ph-afhankelijk is, zoals met oraal ferro moet een gelijktijdige inname met antacida of carbonaten worden vermeden omdat die de ph verhogen. - verblijftijd in de maag en de peristaltiek. De resorptie is meestal het snelst na inname op de nuchtere maag. Aanwezigheid van voedsel in de maag vertraagt in zijn algemeenheid de resorptie van het geneesmiddel. De opname kan ook worden beïnvloed door gebruik van een vetrijke maaltijd aangezien dit de maagontlediging vertraagt (bij voorbeeld tacrolimus). Bij diarree is de resorptie sterk verminderd. De biologische beschikbaarheid van verschillende antihypertensiva kan worden beïnvloed door inname met of zonder maaltijd (ten gevolge van verandering in de zuurgraad van de maag, uitscheiding van gal en verandering van darmmotiliteit). 2. Distributie / verdeling (hoe het geneesmiddel zich in het lichaam verplaatst): dit hangt af van de fysische chemische eigenschappen, zoals de vetoplosbaarheid en binding aan eiwitten. 3. Metabolisme / omzetting / biotransformatie (omzetting van het geneesmiddel): dit vindt met name in de lever plaats met behulp van enzymen. Het bekendste enzymsysteem is het cytochroom P450 3A/4 (CYP3A4): hierbij vindt een omzetting plaats van vetoplosbare stoffen naar wateroplosbare stoffen waarna ze geschikt zijn voor uitscheiding. Voeding kan het CYP-systeem op twee manieren beïnvloeden: Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 6 van 88

- remming (=of inhibitie): met als gevolg een vertraagde uitscheiding van het geneesmiddel waardoor het effect van het geneesmiddel wordt versterkt en de kans op bijwerkingen toeneemt; het manifesteert zich zodra de remmer aanwezig is. De bekendste remmers zijn furanocoumarinen in grapefruit(sap). Ze remmen CYP3A4 waardoor de plasmaconcentratie wordt verhoogd en daarmee een toename van de biologische beschikbaarheid en hogere kans op bijwerkingen. Dit is onafhankelijk van het tijdstip van inname. [7,17,31] Het betreft in ieder geval: o een aantal cholesterolsyntheseremmers (HMG-CoA-reductaseremmers of statines) atorvastatine, fluvastatine en simvastatine (nota bene: dit geldt niet voor pravastatine en rosuvastatine) o de calciumantagonisten verapamil, diltiazem en dihydropyridineverbindingen: nifedipinegroep en nifedipine o de immunosuppressiva ciclosporine, sirolimus en tacrolimus o het middel bij jicht colchicine o het antibioticum en prokineticum erytromycine o het antihistaminicum terfenadine o een aantal benzodiazepines (midazolam, diazepam en alprazolam) o antivirale middelen, met name proteaseremmers ( navir) Naast grapefruit(sap) bevatten ook citrusvruchten die een kruising zijn met grapefruit furanocoumarinen, het betereft pomelo, mineola, sweetie en bittersinaasappel (ook pomerans of zure oranje genoemd). Ook een aantal andere fruitsoorten (incl. sappen) bevatten actieve stoffen die een interactie met cytochroom P450 aan kunnen gaan; dit betreft o.a. sterfruit, cranberry s, gojibessen en granaatappels. [31] Bij grapefruit(sap) speelt nog een tweede mechanisme een rol. Flavonoïden (zoals naringin en hesperidine) remmen de instroom van organic anion transporter polypeptide (OTAP), waardoor de biologische beschikbaarheid juist wordt verminderd. Deze interactie is wel tijdsafhankelijk en duurt ongeveer 4 uur. [31] Cranberry(sap) remt CYP2C9 en daarmee de afvraak van warfarine, een coumarinederivaat (niet in Nederland beschikbaar). Van andere voedingsmiddelen wordt nog onderzocht of dit relevant is: knoflook en diverse koolsoorten (remmen CYP2E1) en broccoli, spruitjes en zwart geblakerd vlees van de BBQ vanwege de polycyclische aromatische koolwaterstofverbindingen (remmen CYP1A2). Waarschijnlijk is het alleen relevant bij zeer eenzijdige of extreme voedingspatronen. - inductie: met als gevolg een versnelde uitscheiding van het geneesmiddel en daardoor verminderd effect: de halfwaardetijd neemt af, het ontwikkelt zich geleidelijk (dagen/weken). St. Janskruid versterkt juist CYP3A4. St. Janskruid is vrij verkrijgbaar en wordt gebruikt vanwege zijn rustgevende eigenschappen bij depressiviteit, angststoornissen en slaapproblemen. 4. Eliminatie / uitscheiding (hoe het geneesmiddel uit het lichaam wordt verwijderd: door de nieren of de lever): Een aantal geneesmiddelen wordt grotendeels via de nieren verwijderd. Bij verminderde nierfunctie neemt de eliminatiesnelheid af waardoor er kans bestaat op intoxicatie. Dit kan betekenen dat een middel bij voorkeur niet wordt gegeven of dat aanpassing van de dosering nodig is. Een voorbeeld zijn de biguaniden: de biologische beschikbaarheid van metformine neemt als gevolg van accumulatie toe waardoor het risico op lactaatacidose toeneemt. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 7 van 88

1.4 Inname advies Inname adviezen worden gegeven vanwege farmacodynamiek, farmacokinetiek of om de kans op bijwerkingen te beperken. 1. Het advies tijdens of na de maaltijd innemen kan worden gegeven vanwege - een betere resorptie: o met een vette maaltijd innemen (bv. bij vet-oplosbare vitamines en erytromycine ES) o met zure drank innemen bij gelijktijdig gebruik van zuurremmers (bv. bij itraconazol capsules) o met melk innemen om irritatie van maagslijmvlies te voorkomen (bv. bij indometacine) - vermindering van kans op bijwerkingen: o medicatie waarbij gastro-intestinale bijwerkingen kunnen optreden, zoals misselijkheid of maagklachten (bv. bij antibiotica (amoxicilline, augmentin), NSAID s en kaliumzouten) o ijzertabletten moeten bij voorkeur op lege maag worden ingenomen, maar als er maagklachten ontstaan kan het na de maaltijd, mits er geen melkproducten worden gebruikt (complexvorming met calcium) 2. Het advies innemen ½ uur voor of 2-3 uur na de maaltijd of op de nuchtere maag innemen (15-30 minuten voor het eten) kan worden gegeven vanwege - een betere resorptie: o bij tabletten met de aanduiding MSR (maagsapresistent) en EC (entric coated) omdat voedsel de resorptie kan vertragen (mogen nooit worden verpulverd!) o bij tabletten waarbij de resorptie al zeer gering is en in de aanwezigheid van voedsel nog minder wordt (bv. bij bisfosfonaten (dus direct na opstaan op nuchtere maag innemen) of bij medicatie die op de nuchtere maag snel en volledig wordt geresorbeerd (bv bij levothyroxine) o bij tabletten die een complex vormen met metaalionen, zoals calcium (melkproducten en kaas); zie farmacokinetische interactie - vermindering van kans op bijwerkingen: o bisacodyldragees kunnen maagklachten geven als ze worden ingenomen met melkproducten (het beschermende laagje wordt aangetast waardoor de opname al in de maag plaatsvindt en niet in de darmen) 3. Het advies heel doorslikken (niet kauwen, en dus niet verpulveren of vermalen bij slikproblemen of toediening via sonde!) kan worden gegeven vanwege een speciale toedieningsvorm nodig voor behoud van de werking: - bij preparaten met verlengde of vertraagde afgifte, deze worden aangeduid met retard, zoc (zero order control), oros (osmoticcontrolled release oral delivery system), mga (met gereguleerde afgifte), mva (met verlengde afgifte), XL, XR of SR (slow-release), cr (controlled release), la (long acting), sro, time-span of durettes - bepaalde korrels (o.a. Pentasa sachets of salofalk granu-stix ) - bij preparaten met een zuurbestendig laagje: deze worden aangeduid met MSR (maagsapresistent) en EC (enteric coated) Capsules mogen worden opengemaakt; wees wel bedacht op de smaak. 4. Medicijnen kunnen onderling een interactie hebben, waardoor gelijktijdige inname afgeraden kan worden. Dit kan bij voorbeeld gevolgen hebben voor de inname van bepaalde fosfaatbinders. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 8 van 88

Latijnse termen en afkortingen m.b.t. inname advies [35] Latijnse termen en afkortingen m.b.t. de aflevervorm [35] a.c. ad lib. a.n. b.d.d. d.d. h.s. m. et v. o.h. o.m. o.n. p.c. q.d.d. s.d.d. si nec. sit t.d.d. u.c. vesp. ante coenam ad libitum ante noctem bis de die de die hora somni mane et vespere omni hora omni mane omni nocte post coenam quarter de die semel de die si necesse sit ter de die usus cognitus vespere vóór de maaltijd naar behoefte vóór de nacht tweemaal daags per dag vóór het naar bed gaan s morgens en s avonds ieder uur iedere morgen iedere nacht na de maaltijd viermaal daags eenmaal daags indien nodig driemaal daags gebruik bekend s avonds amp. caps. gtt. mixt. pot. pulv. sir. sol. supp. susp. tab. ampulae capsulae guttae mixtura potio pulveres sirupus solutio suppositoria suspensio tabulae ampullen capsules druppels drank drank poeders stroop oplossing zetpillen suspensie tabletten 1.5 Bijwerkingen: Beschreven bijwerkingen worden vaak gegroepeerd naar frequentie van voorkomen [18] - zeer vaak (>1/10) - vaak (1/100 tot 1/10) - soms (1/1.000 tot 1/100) - zelden (1/10.000 tot 1/1.000) - zeer zelden (< 1/10.000) - niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 9 van 88

1.6 Verkrijgbaarheid: Medicatie wordt i.p. door de arts op recept voorgeschreven. Er zijn echter ook middelen in de vrije verkoop verkrijgbaar. Denk aan maag-darm middelen, pijnstillers en voedingssupplementen. Vrije verkoop wordt ook wel aangeduid met de afkorting OTC (over the counter). Op de website http://www.medicijnkosten.nl/ (onderdeel van het farmakotherapeutisch kompas) is na te gaan of medicatie voor vergoeding vanuit de basisverzekering in aanmerking komt. De generieke naam of stofnaam van een medicijn is de verkorte chemische naam van de farmacologisch actieve (= werkzame) stof in dat medicijn en wordt vastgesteld door de World Health Organisation (WHO). Zodra een nieuw geneesmiddel wordt ontwikkeld, wordt patent aangevraagd. Gedurende de patentperiode mag alleen de patenthouder het geneesmiddel produceren en verkopen. Een patent duurt over het algemeen 20 jaar. Na verloop van het patent (= octrooi) van een merkgeneesmiddel mogen ook andere fabrikanten het medicijn produceren en in de handel brengen. Het namaak-middel krijgt dan de naam van de werkzame stof (= generieke naam) of een andere merknaam. Hierdoor kan een bepaald geneesmiddel meerdere (merk)namen hebben. Daarnaast is het binnen de EU ook nog mogelijk dat een medicijn onder een buitenlandse (merk)naam in de handel verkrijgbaar is.c Een generiek geneesmiddel is in principe bio-equivalent aan het originele geneesmiddel (spécialité) en daarmee uitwisselbaar. Het heeft dezelfde werkzame stof en de toedieningswijze is gelijk. Soms is een generiek geneesmiddel in meer sterktes leverbaar dan het origineel. Ook kunnen een generiek geneesmiddel en een spécialité verschillen wat betreft de samenstelling (hulpstoffen) en het uiterlijk (vorm en kleur). Bij bepaalde indicaties dient generieke substitutie te worden vermeden. Dat is ondermeer het geval bij patiënten waarbij er een risico is op afstoting van een transplantatieorgaan. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 10 van 88

2. Medicatie en de elektrolytenbalans 2.1 Natrium Beïnvloeding van de natriumconcentratie Natriumbevattende medicatie Veel medicijnen bevatten natrium, de hoeveelheid is afhankelijk van de toedieningsvorm. Als het een relevante natriumbelasting betreft, staat dit vermeld in de productbeschrijving (IB-tekst). Met name bruistabletten kunnen een aanzienlijke hoeveelheid natrium leveren omdat ze natriumbicarbonaat bevatten. De hoeveelheid wisselt echter sterk tussen de verschillende merken. Natriumbicarbonaat kan ook een bestanddeel zijn van middelen tegen zuurbranden, en wordt ook wel zuiveringszout genoemd. In alle andere gevallen is de natriumbelasting meestal verwaarloosbaar. Enkele voorbeelden worden hieronder weergegeven. Generieke naam Merknaam Vorm Dosering Natriumbelasting Natriumchloride (zout) 1 g 400 mg (17 mmol) Natriumbicarbonaat/ Natriumwaterstofcarbonaat tablet 500 mg 138 mg (6 mmol) Natriumlactaat 60% drank 1 ml 123 mg (5.34 mmol) Natriumpolystyreensulfonaat Resonium A poeder 15 g 1500 mg (65 mmol) per g: 100 mg (4.3 mmol) Fosfaatdrank vloeistof 15-20 ml 345-460 mg (15-20 mmol) per ml: 23 mg (1 mmol) Alginezuur/antacida Gaviscon kauwtablet 46 mg (2 mmol) suspensie 20 ml 290 mg (2.6 mmol) per ml: 14.5 mg (0.6 mmol) Calciumcarbonaat Calcium-Sandoz forte bruistablet 500 mg Ca 68 mg (3 mmol) Calcium-Sandoz fortissimum bruistablet 1000 mg Ca 137 mg (6 mmol) Calcium bruis bruistablet verschilt qua merk Ferrogluconaat Losferron bruistablet 695 mg 215 mg (9.3 mmol) Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 11 van 88

Generieke naam Merknaam Vorm Dosering Natriumbelasting Acetylsalicylzuur (NSAID s) Alka-Seltzer bruistablet 324 mg 442 mg (19.2 mmol) Acetylsalicylzuur (trombocytenaggregatietremmer) Aspirine bruistablet 400 mg 502 mg (21.8 mmol) Aspro bruistablet 500 mg 250 mg (10.9 mmol) Ascal bruistablet 100 mg bevat natriumbicarbonaat, hoeveelheid onbekend H2-receptorantagonisten Zantac bruistablet 150 mg 328 mg (14.3 mmol) bruistablet 300 mg 479 mg (20.8 mmol) Ranitidine bruistablet 75 mg 93 mg (4 mmol) 150 mg 120 mg (5.2 mmol) 300 mg 240 mg (10.4 mmol) Cimetidine bruistablet 400 mg 292 mg (12.7 mmol) 800 mg 584 mg (25.4 mmol) Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 12 van 88

Ook infuusvloeistoffen bevatten over het algemeen een aanzienlijke hoeveelheid natrium. [7,11] Groep Generieke naam (Merk)naam Hoeveelheid Na belasting Natriumchloride natriumchloride 0.65% 1000 ml 2553 mg (111 mmol) natriumchloride 0.9% (fysiologisch zout) 1000 ml 3342 mg (154 mmol) natriumchloride 2.9% 1000 ml 11500 mg (500 mmol) natriumchloride 7.5% (hypertoon zout) 1000 ml 29517 mg (1283 mmol) Glucose/natriumchloride glucose/natriumchloride 2.5%/0.45% 1000 ml 1770 mg (77 mmol) glucose/natriumchloride 7.5%/0.225% (kinderen) 1000 ml 885 mg (38.5 mmol) Natriumbicarbonaat natriumbicarbonaat 1.4% 1000 ml 3864 mg (168 mmol) natriumbicarbonaat 4.2% 1000 ml 11592 mg (504 mmol) Elektrolytenoplossing isotone elektrolytenoplossing Ionolyte 100 ml 315 mg (13.7 mmol) Ringer-oplossing 100 ml 338 mg (14.7 mmol) elektrolytenoplossing met lactaat Ringer-Lactaat 100 ml 301 mg (13.1 mmol) Gemodificeerd gelatine Gelofusine 100 ml 350 mg (15.2 mmol) Hydroxyethylzetmeel hydroxyethylzetmeel in isotone elektrolytenoplossing Geloplasma 100 ml 360 mg (15.4 mmol) Volulyte 6% 100 ml 315 mg (13.7 mmol) Albumineoplossing Humane albumine infusievloeistof 100 ml 230-299 mg (10-13 mmol) GPO (gep. Plasma eiwitoplossing) 100 ml 322 mg (14 mmol) hydroxyethylzetmeel in elektrolytenoplossing Cealb 100 ml 334 mg (14.5 mmol) Octalbine 100 ml 329-363 mg (14.3-15.8 mmol) Tetraspan 6% / 10% 100 ml 322 mg (14 mmol) Plasma Volume Redibag 100 ml 322 mg (14 mmol) hydroxyethylzetmeel in NaCl 0.9% Voluven 6% / 10% 100 ml 354 mg (15.4 mmol) HAES-Steril 6% / 10% 100 ml 354 mg (15.4 mmol) hydroxyethylzetmeel in hypertone NaCl oplossing Hemohes 6% / 10% 100 ml 354 mg (15.4 mmol) EloHAES 6% 100 ml 354 mg (15.4 mmol) Venofundin 6% 100 ml 354 mg (15.4 mmol) HyperHAES 6% 100 ml 2834 mg (123.2 mmol) Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 13 van 88

Bijwerkingen van infuusvloeistoffen [11,13,18] Hydroxyethylzetmeel vaak jeuk bij langdurige toediening van hoge doseringen; de jeuk kan pas weken na het laatste infuus optreden en kan maanden duren, stijging serum amylase (is geen uiting van pancreatitis) Natriumbicarbonaat / natriumwaterstofcarbonaat wordt voorgeschreven voor correctie van renale acidose. De extra natriumbelasting moet op de koop toe worden genomen. Bijwerkingen: Een sterke koolzuurgasontwikkeling in de maag wordt als bijwerking beschreven. Metabole alkalose en/of hypokaliëmie kunnen optreden als gevolg van langdurig gebruik of overcorrectie, hypernatriëmie en hyperosmolariteit. Hypernatriëmie Een aantal geneesmiddelen veroorzaakt natriumretentie. Dit betreft o.a. NSAID s, oestrogenen en (gluco)corticosteroïden. [25] Zie ook de NIV Richtlijn Elektrolytstoornissen. [25] Hyponatriëmie [3] Het ADH (antidiuretisch hormoon of vasopressine) speelt een belangrijke rol bij het handhaven van de natriumconcentratie. ADH werkt op de verzamelbuisjes van de nieren; de doorlaatbaarheid voor water neemt toe, waardoor meer water en dus ook natrium wordt teruggeresorbeerd. Bij SIADH (syndroom inadequate secretie van ADH) is de ADH-secretie te hoog, resulterend in een hyponatriëmie. Sommige geneesmiddelen stimuleren de secretie van ADH. Dit betreft o.a. : - antidepressiva uit de groep specifieke serotonineheropnameremmers (SSRI): citalopram (Cipramil ), escitalopram (Lexapro ), fluoxetine (Prozac ), fluvoxamine (Fevarin ), paroxetine (Seroxat ), sertraline (Zoloft ) en venlafaxine (Efexor ) - tricyclische antidepressiva (TCA): amitriptyline (Sarotex, Tryptizol ), clomipramine (Anafranil ), dosulepine (Prothiaden ), doxepine (Sinequan ), imipramine, maprotiline en nortriptyline (Nortrilen ) - anti-epileptica carbamazepine (Tegretol ) en oxcarbazepine (Trileptal ) - pijnstillers uit de non steroïd anti inflammatory drugs (NSAID s). Zie de paragraaf over NSAID s - cyclofosfamide (Endoxan ) Zie ook de NIV Richtlijn Elektrolytstoornissen. [25] Ook lithium interfereert met ADH. De werking van ADH op de verzamelbuisjes van de nieren wordt ten dele tegengegaan door lithium, wat leidt tot diabetes insipidus. Er wordt minder water teruggeresorbeerd en meer urine geproduceerd leidend tot dorst. Zie de paragraaf over lithium. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 14 van 88

2.2 Kalium Beïnvloeding van de kaliumconcentratie Kaliumbevattende medicatie Er zijn medicijnen op basis van een kaliumzout. Als het een relevante kaliumbelasting betreft, staat dit vermeld in de productbeschrijving (IBtekst). Veelal is de kaliumbelasting verwaarloosbaar. Bv. 1 tablet Losartan K-zout van 50 mg bevat slechts 4 mg kalium. Kaliumchloride is specifiek bedoeld het kaliumgehalte te verhogen. Generieke naam Merknaam Vorm Dosering Kaliumbelasting Kaliumchloride drank FNA vloeistof 15 ml 585 mg (15 mmol) per ml: 39 mg (1 mmol) Kaliumchloride Slow K tablet 600 mg 314 mg (8 mmol) Hyperkaliëmie Een aantal medicijnen leidt tot een verhoging van het serumkaliumgehalte, vooral bij verminderde nierfunctie. Hierbij wordt meer natrium en water uitgescheiden terwijl kalium door de nieren wordt vastgehouden of teruggeresorbeerd door remming van de aanmaak van aldosteron. [5,13,29] Het betreft: - kaliumsparende diuretica (spironolacton, eplerenon, triamtereen en amiloride) - ACE-remmers (zeker bij combinatie van een aldosteronantagonist en/of een β-blokker) - angiotensine II (AT1)-antagonisten (ARB s) - aliskiren (Rasilez ) in combinatie met een ACE-remmer of ARB [30] Daarnaast kan een hyperkaliëmie ontstaan bij - de immunosuppressiva ciclosporine en tacrolimus (zeker in combinatie met andere kaliumverhogende geneesmiddelen) - het antibioticum trimethoprim; dit is tevens een onderdeel van Co-trimoxazol (Bactrimel ) - de antifungale middelen ketoconazol, fluconazol en itraconazol - heparine (t.g.v. hypoaldosteronisme, geassocieerd met hyperkaliëmie en metabole acidose, vooral bij verminderde nierfunctie en diabetes mellitus) - NSAID s - bij een ernstige overdosering van digoxine (Lanoxin ) kan door vrijkomen van kalium uit de skeletspieren hyperkaliëmie ontstaan. Zie ook de NIV Richtlijn Elektrolytstoornissen. [29] Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 15 van 88

Hypokaliëmie Ionenwisselaars zijn specifiek bedoeld voor verlaging van het serumkaliumgehalte. Ze wisselen kalium uit tegen calcium resp. natrium. Zie de paragraaf over ionenwisselaars. Een aantal andere geneesmiddelen kan eveneens tot een verlaging van de serumkaliumwaarde leiden. Te weten: - een aantal diuretica leidt tot een verhoogde kaliumuitscheiding en daarmee een verlaagd serumkaliumgehalte. Het betreft lisdiuretica en thiazidediuretica. Bij gelijktijdig gebruik van doxazosine met middelen die kaliumverlies kunnen veroorzaken zoals diuretica, bestaat het risico op een hypokaliëmie. - ook kaliumverlagend is het immunosuppresivum sirolimus. - hoge doseringen van het sympathicomimetica salbutamol (Ventolin ) leiden tot versterkte opname van kalium in de cel. - predniso(lo)n, zeker in combinatie met niet-kaliumsparende diuretica. - een hoge natriuminname zorgt mogelijk voor een hogere uitscheiding van kalium, zodat ter preventie van hypokaliëmie een natriumbeperking geadviseerd moet worden. - glucocorticoïden (prednisolon) hebben een aldosteronachtige werking resulterend in een daling van het serumkaliumgehalte door versterkte uitscheiding. - bij correctie van renale acidose met natriumbicarbonaat daalt het serumkalium doordat kalium de cel in gaat. - bij chronisch gebruik van laxantia, zoals lactulose, kan de kaliumopname in de darm verminderen. Een hypokaliëmie kan ook de insulinesecretie doen afnemen. Zie ook de NIV Richtlijn Elektrolytstoornissen. [29] Nota bene: Het risico op een hypokaliëmie neemt af naarmate de nierfunctie c.q. het kaliumuitscheidende vermogen van de nieren slechter is. Aan de andere kant neemt het risico op een hyperkaliëmie ook af bij verdere afname van de nierfunctie omdat het vermogen van de nieren om kalium te re-absorberen eveneens afneemt. 2.3 Fosfaat Phosphoral is een laxans dat specifiek ingezet kan worden voor colonlavage. De voorkeur gaat echter uit naar macrogol/elektrolyten omdat dit geen netto water- en elektrolytenverplaatsing teweegbrengt. Natriumfosfaat (phoshoral ) geeft daarentegen wel aanleiding tot een netto water- en elektrolytenverplaatsing. [9] Generieke naam Merknaam Vorm Dosering Fosfaatbelasting Fosfaatdrank vloeistof 3dd 15-20 ml 0.6 1.0 mmol/ml Verlaging serumfosfaat: Zie fosfaatbinders in de paragraaf mineraal- en botstoornis. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 16 van 88

2.4 Magnesium Diverse maag-darm-middelen, zowel antacida als laxantia, bevatten magnesium. Afhankelijk van de gebruikte hoeveelheid kan het een behoorlijke magnesiumbelasting geven. Generieke naam Merknaam Vorm Dosering Magnesiumbelasting Magnesiumoxide kauwtablet 500 mg 304 mg (12.5 mmol) Magnesiumhydroxide kauwtablet 724 mg 304 mg (12.5 mmol) Calciumacetaat + Magnesiumcarbonaat Osvaren kauwtablet 670 mg 60 mg Calciumcarbonaat + Magnesiumcarbonaat Rennie kauwtablet verwaarloosbaar Algeldraat + Magnesiumhydroxide Antagel suspensie 10-15 ml per ml: 8 mg Maalox kauwtablet 168 mg Maalox plus kauwtablet 84 mg Maalox forte suspensie 10-20 ml per ml: 25 mg Gastilox kauwtablet 168 mg Gastilox plus kauwtablet 84 mg Gastilox forte suspensie 10-20 ml per ml: 25 mg Hypomagnesiëmie Een aantal geneesmiddelen kan de magnesiumspiegel verlagen: - Ciclosporine en tacrolimus. - Thiazidediuretica en lisdiuretica. - Protonpompremmers. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 17 van 88

2.5 Calcium Er zijn medicijnen op basis van een calciumzout. Als het een relevante calciumbelasting betreft, staat dit vermeld in de product-beschrijving (IB-tekst). In de andere gevallen is de calciumbelasting verwaarloosbaar. Bv. 1 tablet carbasalaatcalcium van 100 mg bevat slechts 10 mg calcium. Calciumcarbonaat bevat 40% calcium, calciumacetaat slechts 25%. Generieke naam Merknaam Vorm Dosering Calciumbelasting Calciumactetaat PhosLo capsule 667 mg 169 mg Calciumactetaat nefro tablet omhuld 500 mg 127 mg tablet omhuld 700 mg 177 mg Calciumacetaat + Magnesiumcarbonaat OsvaRen tablet 670 mg 110 mg Calciumcarbonaat kauwtablet 500 mg 200 mg capsule 500 mg 200 mg Calci-chew 500 kauwtablet 1250 mg 500 mg Calci-chew 1000 kauwtablet 2500 mg 1000 mg Cacit 500 bruistablet 1250 mg 500 mg Calciumbruis 500 bruistablet 1250 mg 500 mg Calciumbruis 1000 bruistablet 2500 mg 1000 mg Calciumcarbonaat + Calciumlactogluconaat Calcium-Sandoz forte bruistablet 500 mg poeder 500 mg Calcium-Sandoz fortissimum bruistablet 1000 mg Calciumcarbonaat + Vit. D3 Calci-chew D3 500/400 en 500/800 kauwtablet 1250 mg 500 mg Calci-chew D3 1000/800 kauwtablet 2500 mg 1000 mg Cad 500/440 en 500/880 bruisgranulaat 500 mg Cad 1000/880 bruisgranulaat 1000 mg kauwtablet 1000 mg Calcium D 600/400 bruistablet 600 mg Kalcipos-D 500/800 kauwtablet 500 mg Kalcipos-D 500/800 tablet omhuld 500 mg Calciumlactaat kauwtablet 500 mg 64-70 mg Calciumgluconaat kauwtablet 500 mg 45 mg Calciumcarbonaat + Magnesiumcarbonaat Rennie kauwtablet 272 mg Gaviscon kauwtablet 16 mg Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 18 van 88

3. Medicatie en de glucosehuishouding. [5] In de paragraaf diabetesmedicatie worden de medicijnen beschreven die specifiek worden ingezet voor het verlagen van de bloedglucosewaarde. Een aantal andere geneesmiddelen kan direct of indirect, via toename van het lichaamsgewicht, de glucosewaarde beïnvloeden. Denk aan: - Atypische antipsychotica kunnen een aanzienlijke gewichtstoename veroorzaken. Onafhankelijk hiervan is er een kans op het ontwikkelen van diabetes. De meest bekende middelen zijn Olanzapine (Zyprexa ) en clozapine (Leponex ). - Corticosteroïden stimuleren de gluconeogenese en leiden daarmee tot verhoging van de serumglucosewaarden. Zie de paragraaf Immunosuppressiva Glucocorticoïden. - Diverse immunosuppressiva kunnen leiden tot verhoogde glucosewaarden (o.a. tacrolimus, sirolimus en mycofenolaat). - Thiaziden en lisdiuretica kunnen leiden tot een lichte verhoging van de glucosespiegel, mogelijk doordat de lagere kaliumspiegel de insulineafgifte remt. - Bètablokkers zijn antagonisten voor de bètareceptoren van het sympatische zenuwstelsel. Diabetespatiënten met een hypo kunnen hierdoor problemen ondervinden (maskering van de beginsymptomen, verlenging van de duur van de hypo en het optreden van een hypertensieaanval). Het betreft een interactie van de β-blocker met adrenaline die als reactie op de hypo wordt afgescheiden. - Bij ACE-remmers wordt melding gemaakt van toegenomen insulinegevoeligheid waardoor een hypoglykemie kan ontstaan. 4. Medicatie en de lipidenspiegels. [5] Een aantal medicijnen is specifiek ontwikkeld om de lipidenspiegels te verlagen. Zie de paragraaf lipidenverlagende middelen. Een aantal andere medicijnen kan de lipidenwaarden eveneens beïnvloeden: - Atypische antipsychotica kunnen een aanzienlijke gewichtstoename veroorzaken. Ongunstige veranderingen van triglyceriden en cholesterolwaarden zijn hierbij beschreven. Bij Olanzapine (Zyprexa ) en clozapine (Leponex ) stijgt de triglyceridenwaarde en in een aantal onderzoeken ook het LDL-gehalte. Bij Risperidon (Rsperdal ) en quetiapine (Seroquel ) zijn sterke aanwijzingen voor ongunstige invloed op de triglyceriden- en LDL spiegels. Aripiprazol (Abilify ) is waarschijnlijk lipidenneutraal. - Thiazidendiuretica kunnen de cholesterol- en triglyceridengehalten in het begin van de behandeling verhogen; op de lange termijn is dit effect niet meer aantoonbaar. - Bètablokkers kunnen leiden tot een verlaging van het HDL-gehalte. Dit betreft met name de niet-selectieve bètablokkers carvedilol (Eucardic ), oxprenolol, pindolol (Viskeen ), propranolol en sotalol (Sotacor ). - Doxazosine (een selectief α1-receptorblokkerend sympathicolyticum) heeft een gunstig, zij het gering (3 5%) effect op de lipidenspiegel in het bloed; de klinische relevantie hiervan is niet aangetoond. - Hyperlipidemie wordt aangetroffen bij gebruik van diverse immunosuppresiva (o.a. ciclosporine, sirolimus en mycofenolzuur). Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 19 van 88

5. Medicatie en de urinezuurspiegels. [5] Een aantal medicijnen is specifiek ontwikkeld om het urinezuurgehalte te verlagen. Zie de paragraaf middelen bij jicht. Andere medicijnen kunnen de urinezuurwaarden eveneens beïnvloeden: - Lisdiuretica en thiazidendiuretica verhogen de urinezuurconcentratie. - Ciclosporine, mycofenolaat en tolvaptan kunnen eveneens vaak tot hyperurikemie leiden. Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 20 van 88