Di a b e t i s c h e k e t o a c id o s e:



Vergelijkbare documenten
Hyperglycemie Keto-acidose

Deze procedure beschrijft de medische aanpak bij het optreden van diabetische ketoacidose of hyperglycemische hyperosmolaire ontregeling.

Diabe&sche ketoacidose. Diana Jansen, ANIOS IC 6 maart 2015

Ketoacidose: caveats en pitfalls

MANAGEMENT VAN DIABETES KETO-ACIDOSE (DKA)

Valérie s. Tips&Tricks #5. Suikerziekte en hypoglycemie, Somogyi, ketoacidose, hyperosmolair Syndroom

Patiënteninformatie. Diabetische ketoacidose

Eerste hulp bij ketonen

Hyperglycemischeketoacidosebij hoogzwangere.

Protocol Ontregelde Diabetes Mellitus Patiënt

Insulinepomptherapie Adviezen bij ontregeling

Belangrijke veiligheidsinformatie over dapagliflozine alleen voor diabetes type 1

Diabetes Mellitus rondom een operatie: wat moeten we ermee?

Eerste hulp bij afvalgifstoffen/ ketonen

Diabetes type 1 bij kinderen. Diabetes type 1 bij kinderen. Diabetes type 1 bij kinderen 28/01/2019

Aandachtspunten bij pompgebruik.

Diabetespatiënt. adviezen na een hernia-operatie. leefregels bij gebruik van insulinepomp. ZorgSaam

Elektrolytstoornis tijdens ALS. samenstelling: Pim Keurlings, arts SEH

Bij type 1 diabetes verbetert. Lichaamsbeweging draagt bij aan goede regulatie type 2 diabetes

Hypoglycemie. < 60 mg/dl = hypo Symptomen: Beven Zweten Duizelig Vlekken zien Honger Hoofdpijn, moeheid Bleek zien Karakterveranderingen.

Er n s t i ge h y p o g ly k e m i e

Diabetes en ketonen. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

DIABETESPATIENTEN IN DAGZIEKENHUIS. DR. K. Vermeulen Anesthesie, chirurgisch dagcentrum UZLeuven

Glucose 20 % Bijsluiter 1/6

WAT IS HYPOGLYKEMIE? 1.1 Inleiding 11 INLEIDING

VERSIE DIABETESPROGRAMMA MIDDEN-BRABANT

Bijlage III. Amendementen in relevante rubrieken van de Samenvatting van de Productkenmerken

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Wat te doen bij ontregeling van een kind met diabetes mellitus en een insulinepomp

Casus 5. Kavita Ramdien, Rob Vermond, Jurre Stens

Belangenverstrengeling. Acute Diabeteszaken Wat zien we op de SEH en wat zijn de valkuilen. Drie valkuilen bij Comorbiditeit

Opvolging van diabetische kinderen: de insulinebehandeling

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Presentatie Casus 1b. Victoria Janes & Yvonne Poel

Propofol infusie syndroom. Maartje de Gier AIOS anesthesiologie MDO praatje oktober 2016

Geschreven door Diernet Team maandag, 24 januari :02 - Laatst aangepast dinsdag, 15 november :17

Dr. Jenny Buijtels, specialist interne geneeskunde

HALDOL tabletten en drank

aandacht voor type 1 diabetes

Kinderen met diabetes samen onze zorg! vzw Hippo & Friends

Glucose 30% Samenvatting van de productkenmerken = Bijsluiter 1/6. Glucosemonohydraat 300 g Zoutzuur q.s. ph Water voor injecties q.s. ad 1000 ml.

Disclosure belangen spreker. (poten'ële) belangenverstrengeling

Cystic Fibrosis Related Diabetes Mellitus. Sylvia Ockhorst en Renske van der Meer Haga Ziekenhuis

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN ml oplossing bevat: Natriumchloride Anhydrische glucose (als glucose monohydraat, 55,0 g) ph = 4,5 ± 1,0.

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Glucose 5% B. Braun, oplossing voor infusie Glucose.monohydraat

Zuurbase evenwicht. dr Bart Bohy

Valérie s. Tips&Tricks #1. Diagnose en behandeling van de hond/kat met suikerziekte

Richtlijn Diabetes Mellitus de novo. Datum: Auteur: M. Dousma, kinderarts NWZ

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Kind met diabetes en intensieve therapie. Algemene informatie voor kind en ouders

Dexamethasone Indicaties en potentiële neveneffecten. Vrijdagochtendkrans 10/04/2015

Bijlage IV. Wetenschappelijke conclusies

Rechtstreekse melding aan de gezondheidszorgbeoefenaars

Bloedgassen. Homeostase. Ronald Broek

Hypo(glykemie) unawareness

Analyse van het Z-B evenwicht Stewart methodiek

Kwaliteitsindicatoren kinderen met diabetes type 1 (fase 1)


Diabetes Mellitus. Er zijn verschillende soorten diabetes. Er wordt onderscheid gemaakt tussen diabetes type 1 diabetes type 2 zwangerschapsdiabetes.

Behandeling van acute ontregeling van diabetes mellitus. Diabetische ketoacidose en hyperosmolair hyperglykemisch syndroom.

SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT. Natriumchloride 4.0 g 4.0 g Kaliumchloride 2.0 g 2.0 g

Mucoviscidose en diabetes. informatie voor patiënten

Wat te doen bij een hyperglycaemie 3 Zelfregulatie 3 Wat zijn de streefwaarden voor bloedglucose? 4 Aandachtspunten bij het bijreguleren 11 13

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Aminoven 3,5% Glucose/Elektrolytes oplossing voor infusie

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zelfregulatie bij intensieve therapie

Overmatig drinken en plassen is een vaak voorkomend symptoom bij de. hond. Het kan veroorzaakt worden door verschillende ziekten in het

Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Vertrouwd en dichtbij. Informatie voor patiënten. Kindergeneeskunde. Keto-acidose

PRIMENE 10 % Bijsluiter 1/5

Heb je na het lezen van het boekje nog vragen? Stel die vragen dan aan je ouders, de kinderarts of de kinderdiabetesverpleegkundige.

Samenvatting. Samenvatting

RICHTLIJN VOOR DE BEHANDELING VAN ACUTE ONTREGELING VAN DIABETES MELLITUS

Jaarbilan. Overzicht jaarbilan programma

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Infuusbeleid op recovery

Diabetes Mellitus. Definities. Definities. Polyurie: veel moeten urineren Polydipsie: veel moeten drinken Ischemie: zuurstoftekort

De behandeling van ernstige diabetische ketoacidose bij kinderen: magie of wetenschap?

Het syndroom van Klinefelter: Screening en opvolging van metabole afwijkingen. David Unuane Endocrinologie Klinefelter Kliniek

Hoe kan ik voorkomen dat er ketonen ontstaan? Er zijn een aantal dingen die u kunt doen om te helpen verhoogde ketonenniveaus en DKA te voorkomen:

DIABETISCHE NEFROPATHIE

Inhoud. 2.5 De comateuze patiënt Herhalen van receptuur voor bloedglucoseverlagende

Glucose regulatie bij volwassen IC en MC-patiënten bij continue toediening van voeding

SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT

(On)zin van diabetes behandeling bij ouderen

DIABETES MELLITUS BIJ KINDEREN EN JONGEREN. Kinderdiabetes team Universitair kinderziekenhuis Brussel

Vergroting van het circulerend volume bij dehydratie

Inwendige geneeskunde. Diabetes en ziekte.

Tabel: Overzicht van de studieresultaten.

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Sterofundin B, oplossing voor infusie

De klassieke vorm van hyperglykemische ontregeling

CVVH(DF): Continue Veno-Veneuze Hemo (DiaFiltratie)

Patiënteninformatie over ernstige primaire IGF-1-deficiëntie en hoe Increlex daarbij kan helpen

Diabetes Mellitus en Beweging

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Hartmann B. Braun, oplossing voor infusie Natriumchloride, natriumlactaat, kaliumchloride, calciumchloride

Diabeteszorg aan het eind van het leven.geen Standaard. Casuïstiek Nr. 1. Vervolg. Casuïstiek Nr. 2. Vervolg

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER

Natrium Chloride 0,9 %, oplossing voor infusie Natriumchloride

Diabetes Mellitus (suikerziekte) belicht

Diabetes en ziekte cortico sondevoeding

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Bastiaan de Galan Afdeling Interne Geneeskunde UMC St. Radboud Nijmegen

Transcriptie:

D o s s i e r : Ur g e n t i e s i n d e d i a b e t o l o g i e Di a b e t i s c h e k e t o a c id o s e: Keywords: type 1 diabetes diabetic children diabetic ketoacidosis d i a g n o s e, b e h a n d e l i n g, preventie Sylvie Tenoutasse, Thierry Mouraux, Harry Dorchy Clinique de Diabétologie, UKZKF, ULB, Brussel P0733N_2008 Diabetische ketoacidose is het gevolg van insulinetekort en is een vaak voorkomende metabole urgentie. In bijna 50% van de gevallen in Europa is een diabetische ketoacidose het eerste teken van diabetes, maar ze kan ook het gevolg zijn van een ernstige ontregeling bij een patiënt met een bekende diabetes door onderdosering of stopzetting van insuline. In populatiestudies bedraagt de mortaliteit bij kinderen 0,15 tot 0,3%. 60 tot 90% van de mortaliteit is toe te schrijven aan hersenoedeem. Er worden drie stadia beschreven: ketose, ketoacidose en ketoacidotisch coma. Dit artikel vat de pathofysiologie samen, beschrijft de klinische en laboratoriumtekenen, schetst een therapeutisch algoritme voor de behandeling van ketoacidose en de complicaties ervan en bespreekt de preventie. Definitie en pathofysiologie (1, 2) Diabetische ketoacidose (DKA) is het gevolg van een partieel of totaal insulinetekort in combinatie met een toename van de contraregulerende hormonen (catecholamines, glucagon, cortisol en groeihormoon). Het volledige insulinetekort kan de eerste presentatie van de diabetes zijn, maar kan ook optreden bij een bekende diabetespatiënt die al dan niet vrijwillig te weinig insuline gebruikt, bijvoorbeeld bij stress (infectie, trauma, maag-darmstoornissen) of (al dan niet toevallig) een vergeten insuline-injectie. Vrijwillig overgeslagen insuline-injecties komen vaker voor bij gebruik van meerdere injecties per dag en bij gebruik van een insulinepomp. Bij een defect van de insulinepomp kan snel DKA optreden. Het gevolg van een combinatie van lage insulinemie en hoge concentraties van contra regulerende hormonen is een versneld katabolisme met verhoogde glucoseproductie in de lever en de nieren, een daling van het perifere glucoseverbruik (insulineresistentie). Dat leidt tot hyperglykemie, hyperosmolariteit, een verhoogde lipolyse en ketogenese. Als er geen insuline, vocht en elektrolyten worden toegediend, kan de afloop fataal zijn door metabole acidose en uitdroging (1). 3 opeenvolgende stadia (2): 1. ketose (aanwezigheid van ketonlichamen in bloed en urine); 2. ketoacidose: ketose met daardoor een daling van de ph tot minder dan 7,30 of een bicarbonaat < 15mmol/l; 3. ketoacidotisch coma: ketoacidose met bewustzijnsstoornissen. Een hyperosmolair coma wordt gekenmerkt door een glykemie > 800mg/dl, een plasmaosmolariteit > 350mOsmol/l, een ph > 7,30 en weinig of geen ketonurie (1). Een hyperosmolair coma treedt vooral op bij volwassenen die al lang polyurie en polydipsie vertonen. Bij kinderen komt een hyperosmolair coma zelden voor. Hyperosmolaire hyper glykemie kan het eerste teken zijn van type 2-diabetes, maar ook van type 1-diabetes. Wij hebben een patiënt met type 1-diabetes gezien met een glykemie van 2.040mg/dl aanvankelijk zonder ketonurie (3). De ketonurie wordt positief, zodra de diurese stijgt. Onlangs hebben we een kind van 2 jaar en 3 maanden gezien met een glykemie van 2.173mg/dl, maar een ß-OH-boterzuur van 5,8mmol/l. Diabetische ketoacidose (DKA) is het gevolg van een partieel of totaal insulinetekort in combinatie met een toename van de contraregulerende hormonen (catecholamines, glucagon, cortisol en groeihormoon). De pathofysiologie van DKA wordt samengevat in figuur 1. Tabel 1 beschrijft het water- en elektrolytenverlies. Frequentie Er zijn grote geografische verschillen in de frequentie van DKA in het begin van de diabetes. De frequentie van DKA vertoont een negatieve correlatie met de regionale incidentie van diabetes en ligt in Europa en Noord-Amerika tussen 15 en 70% (1). DKA 91

Figuur 1: Pathofysiologie van ketoacidose. Klinische tekenen in het geel, vocht- en elektrolytenstoornissen in het paars Insulinetekort & catecholamines, & glucagon, & cortisol, & groeihormoon ( Gebruik glucagon & Glycogenolyse & Neoglucogenese < aminozuren & Lipolyse Vermoeidheid Hyperglykemie Vermagering Productie van ketonlichamen Extracellulaire hyperosmolariteit Glucosurie Verlies van NaCl Acidose Urinaire ketonlichamen Cellulaire uitdroging Osmotische diurese & Aldosteron Verlies van fosfaat Braken Küssmaulademhaling Dorst Polyurie Verlies van K Uitstroom van K uit de cellen Extracellulaire uitdroging Verlies van water en ionen door de hersencellen Renale hypofiltratie Coma bij de diagnose van diabetes komt vaker voor bij kinderen jonger dan 5 jaar omdat de ß-cellen sneller worden vernietigd (4). In de VS wordt steeds meer type 2-diabetes beschreven: de helft van de kinderen van 10 tot 21 jaar met diabetes vertoont type 2-diabetes. In 30 tot 40% van de gevallen is er ketoacidose bij het begin van de diabetes (5). Het risico op DKA bij patiënten met een bekende diabetes is 1 tot 10% per jaar per patiënt. Risicofactoren zijn infecties (waardoor de insulinebehoefte toeneemt), behandeling met corticoïden, de adolescentie met weigering van behandeling en voedingsadviezen, psychiatrische stoornissen, overslaan van insuline, een defect van de insulinepomp en follow-up door een incompetent medisch team (6). Tabel 2 vat die oorzaken samen. Klinische en laboratoriumdiagnose Tabel 3 toont de klinische elementen (in volgorde van ernst) waarnaar moet worden gezocht bij de anamnese. De diagnose is gemakkelijk te stellen. Soms moet de differentiële diagnose worden gesteld met een pseudochirurgisch abdomen (2). Uitdroging > 10% kan leiden tot een zwakke of onvoelbare pols, hypotensie en oligurie. De diagnose kan in enkele seconden worden gesteld met hoogstens 4 teststrookjes: 1) om de glykemie te meten met een glucometer; 2) om het ß-OH-boterzuurgehalte in het bloed te meten (N < 0,5mmol/l; meting van ß-OH-boterzuur op capillair bloed is gevoeliger dan semikwantitatieve meting Tabel 1: Gemiddeld verlies (spreiding) van vocht en elektrolyten per kg bij DKA. - Water: 70ml (30-100) - Na: 6mmol (5-13) - K: 5mmol (3-6) - Cl: 4mmol (3-9) - Fosfaat: (0,25-2,5)mmol Tabel 2: Belangrijkste oorzaken van DKA bij patiënten met een bekende diabetes. - Al dan niet vrijwillig overgeslagen insuline (vaak met een basaal-prandiaal schema en bij gebruik van een insulinepomp). - Gebrekkige werking van een insulinepomp. Bij patiënten die met een pomp worden behandeld, zou vaak de plasmaconcentratie van ß-OH-boterzuur moeten worden bepaald. - Wens om te vermageren, vooral bij vrouwelijke adolescenten, door minder insuline toe te dienen. - Infectie, gastro-enteritis zonder aanpassing van de insulinedoses. - Weigering om diabetes te aanvaarden. - Psychische of psychiatrische problemen. - Geen vorming om de diabetes zelf te beheren 92

van de urinaire ketonlichamen en correleert goed met de ernst van de acidose: die concentratie weerspiegelt zeer goed de metabole toestand van de patiënt en de verbetering onder behandeling (7); 3) om de glucosurie te meten; 4) om aceton en acetoacetaat in de urine op te sporen. Tabel 4 toont de andere laboratoriumonderzoeken die meteen moeten worden uitgevoerd. Kinderen en adolescenten met diabetische ketoacidose moeten in ervaren centra worden behandeld (1). Eerste maatregelen (1, 2) Naast de bovenvermelde laboratorium - onderzoeken moet de patiënt worden gewogen en gemeten om zijn lichaamsoppervlakte te berekenen. De vullings- en bewustzijnstoestand wordt geraamd, de bloeddruk wordt gemeten, in geval van iv-behandeling worden twee katheters geplaatst (voor infuus en latere bloedafnamen en voor toediening van insuline met een pomp) en er wordt Tabel 3: Klinische tekenen van DKA. - Polyurie, polydipsie - Uitdroging, vermagering - Vermoeidheid - Acetongeur van de adem (geur van renetappel) - Buikpijn, nausea en/of braken - Diepe ademhaling (küssmaul-ademhaling) indien ph < 7,1 - Progressieve beneveling en bewustzijnsverlies Tabel 4: Laboratoriumonderzoeken. - ph, bloedgassen - Ionogram, [fosfaat], [calcium] - Ureum, creatinine - Hematocriet - Geglycosyleerde hemoglobine (HbA1c) - [Insulinespiegel (voor behandeling); C-peptide (na behandeling)] - [Belgisch Diabetesregister voor genotype HLA-DQ en antistoffen tegen de bètacellen van de pancreaseilandjes] [niet absoluut noodzakelijk] NB: een stijging van het ureum en de lipiden kan een teken zijn van verhoogd katabolisme; een stijging van het totale eiwitgehalte, het hematocriet en de leukocyten kan wijzen op uitdroging (2). een hartmonitor aangelegd om de T-toppen te volgen (kunnen wijzen op hyper- of hypokaliëmie). In geval van coma moet een maagsonde worden geplaatst om de maag te ledigen. De blaas wordt enkel gekatheteriseerd als het comateuze kind niet watert. Behandeling De behandeling is bedoeld om de katabole processen te blokkeren die verantwoordelijk zijn voor de DKA. Insuline is essentieel om de glykemie te normaliseren en om de lipolyse en de ketogenese stop te zetten. Bij een bewezen ketoacidose kunnen drie behandelingsstrategieën worden overwogen (Figuur 2). Opstart van de behandeling 1) Het kind stelt het klinisch goed en kan drinken Als de ketoacidose het eerste teken van diabetes is, wordt insuline subcutaan toegediend. Het schema (2 injecties per dag van een mengsel van insulines in een spuit; 2 injecties van een standaardinsulinemengsel met een insulinepen; basaal-prandiaal schema met multipele injecties; insulinepomp) hangt af van de ervaring en de filosofie van het team van kinderdiabetologie. Het HbA1c dat werd verkregen in populaties van niet-geselecteerde kinderen en adolescenten met diabetes werd internationaal vergeleken (studies uitgevoerd in 1995, 1998 en 2005 door de Hvidoere Study Group on Childhood Diabetes). Daaruit blijkt dat het beste HbA1c-gehalte wordt verkregen met 2 injecties van een insulinemengsel in een spuit, gevolgd door het basaal-prandiaal schema en een insulinepomp. De slechtste resultaten worden behaald bij gebruik van een standaardinsulinemengsel (8). Voor de leeftijd van 18 jaar geven we de voorkeur aan een behandeling met 2 injecties van een insulinemengsel in een spuit. Onze resultaten werden gepubliceerd (9, 10). De praktische aspecten van de insulinetherapie en de voeding werden elders beschreven (11-14). We starten een insulinetherapie met 2 injecties met een totale dosis van 0,7 tot 0,9 eenheden/kg/dag. Gewoonlijk verdelen we die dosis als volgt: 2/3 s morgens en 1/3 s avonds. Bij elke injectie geven we een mengsel van een (ultra)snelwerkende insuline en een insuline met een intermediaire werkingsduur in een verhouding van 1/3 2/3. Vervolgens worden de doses aangepast volgens de regels die we hebben gepubliceerd. Als het gaat om een reeds behandelde diabetes, geven we supplementen van ultrasnel werkende insulineanalogen (Novorapid, Humalog of Apidra ) van 1/10 van de totale dagdosis van insuline. Die supplementen worden om de 3 uur herhaald tot de glykemie lager is dan 250mg/dl. We zorgen voor een goede vullingstoestand en controleren de glykemie, de ph en het ionogram om de 2 uur tot de resultaten normaal zijn. DKA bij de diagnose van diabetes komt vaker voor bij kinderen jonger dan 5 jaar omdat de ß-cellen sneller worden vernietigd. 2) Het kind is in shock Het spreekt voor zich dat meteen reanimatiemaatregelen moeten worden gestart als de patiënt in shock is (zwakke perifere pols, coma) (Airway-Breath-Circulation of beademing-intubatie-toediening van 100% zuurstof). We geven fysio logische zoutoplossing (NaCl 0,9%) of een plasma-expander in een dosis van 10 93

Figuur 2: Algoritme voor de behandeling van ketoacidose. De glykemie wordt om het uur gemeten, het ionogram en de ph om de 2 uur. Klinische geschiedenis Klinische tekenen (Tabel 3) Onderzoeken (Tabel 4) Evaluatie van de uitdroging Na de opstart van de behandeling zijn er 3 mogelijkheden (1). 1) De glykemie daalt onder 250mg/dl of Bewezen diabetes Ketoacidose daalt te snel (> 60mg/dl/uur) Het infuus wordt veranderd: glucose 5% en Shock/coma A B C Uitdroging > 5% Braken Geen shock Orale tolerantie Lichte uitdroging NaCl 0,45% nog steeds 3l/m²/24 uur. De hoeveelheid Na wordt aangepast volgens het ionogram. Zodra de klinische toestand NaCl 0,9% of plasma-expander: 10 20ml/kg in 1 uur Indien ph < 6,9 (na 1 uur) NaHCO3: 1-2mmol/kg in 1 uur Indien neurologische achteruitgang (Tabel 5) iv-behandeling NaCl 0,9%: 3l/m2/24 uur Indien glykemie < 250mg/dl Of indien daling > 60mg/dl/uur NaCl 0,45% + G5%: 3l/m2/24 uur Insuline-iv: 0,1U/kg/uur (0,05E/kg/uur indien zuigeling) ECG: T-top KCl 40mmol/l (behalve indien K+ > 5,5 meq/l) Indien K+ < 2,5 meq/l, KCl: 1mEq/kg in 1 uur Insuline S/C Orale vochttoediening verbetert en de gastro-intestinale tolerantie goed is, wordt insuline subcutaan toegediend (zie hoger). De iv-insulinepomp wordt stopgezet 60 minuten na de eerste insulineinjectie. 2) Als de DKA niet verbetert De vochttoevoer en de insulinedoses moeten opnieuw worden geëvalueerd en moet Mannitol 0,5-1g/kg ( vochttoediening tot 2/3 Intensive care Braakt niet meer worden gedacht aan een andere oorzaak van acidose of een geassocieerde infectie. 3) In geval van neurologische tot 20ml/kg in 15 tot 30 minuten, indien nodig te herhalen tot de bloeddruk normaal wordt (1, 2). significante hypofosfatemie optreden. Toediening van fosfaten kan hypokaliëmie veroorzaken. 3) Intraveneuze behandeling van DKA Zodra de hemodynamische toestand weer normaal is, geven we 3l vocht/m 2 /24 uur (2). We beginnen met een fysiologische zoutoplossing. Na meting van het kaliumgehalte geven we kalium (KCl) in een dosering van 40mmol/l vloeistof. Er mogen geen spitse (hyperkaliëmie) of platte (hypokaliëmie) T-toppen op het ecg zijn. Een uur na het begin van de vochttoediening wordt een continu insuline-infuus gegeven met een pomp met een initiële snelheid van 0,1E/kg/uur of 0,05E/kg/uur bij zuigelingen (1). Bij vochttoediening gedurende meer dan 24 uur zonder orale voeding kan een Hersenoedeem is verantwoordelijk voor 60 tot 90% van de mortaliteit bij diabetische ketoacidose. Andere doodsoorzaken zijn: hypo- en hyperkaliëmie, ernstige hypofosfatemie, hypoglykemie, andere neurologische complicaties, septikemie, acute nierinsufficiëntie enz. Infusie van bicarbonaat kan paradoxaal acidose van de hersenen en hypokaliëmie veroorzaken. Bicarbonaat is enkel geïndiceerd bij patiënten met een zeer ernstige acidose (ph < 6,9) gezien het risico op daling van de contractiliteit van het hart, en bij patiënten met een gevaarlijke hyperkaliëmie. Bicarbonaat wordt dan toegediend in een dosering van 1 tot 2mmol/kg in 60 minuten. verslechtering Er is risico op hersenoedeem (indien geen hypoglykemie). Alarmtekenen zijn hoofdpijn, daling van de hartfrequentie, prikkelbaarheid, daling van het bewustzijn, incontinentie, specifiekere neurologische tekenen enz. (Tabel 5). De incidentie van hersenoedeem bedraagt 0,5 tot 0,9% en de mortaliteit 20% (1). Hersenoedeem is verantwoordelijk voor 60 tot 90% van de mortaliteit bij diabetische ketoacidose. Andere doodsoorzaken zijn: 94

Tabel 5: Tekenen die wijzen op hersenoedeem. - Hoofdpijn, tragere hartfrequentie - Verandering van de neurologische toestand: bijvoorbeeld prikkelbaarheid, daling van het bewustzijn, incontinentie - Specifieke neurologische tekenen, bijvoorbeeld paralyse van schedelzenuwen - Stijging van de bloeddruk - Daling van de O 2 -saturatie hypo- en hyperkaliëmie, ernstige hypofosfatemie, hypoglykemie, andere neurologische complicaties (diffuse intravasale stolling, trombose), septikemie, acute nierinsufficiëntie enz. Demografische risicofactoren zijn jonge leeftijd, eerste presentatie van de diabetes en lang bestaande symptomen. De oorzaken van hersenoedeem zijn: zeer ernstige acidose, onoordeelkundig gebruik van bicarbonaat, toediening van te veel vocht en te veel insuline de eerste uren (1). De behandeling bestaat uit een verlaging van de hoeveelheid vocht met een derde en injectie van mannitol 0,5 tot 1g/kg in 20 minuten. Indien er geen respons is, kan een hypertone (3%) zoutoplossing worden toegediend in een dosis van 5 tot 10ml/kg in 30 minuten. Na stabilisering wordt een CTscan van de hersenen uitgevoerd om een trombose of een bloeding op te sporen (1). diagnose van diabetes zo snel mogelijk te stellen, vooral omdat de incidentie van type 1-diabetes in de leeftijdsgroep van 0-15 jaar stijgt volgens de laagste gegevens van het Belgische Diabetesregister: 15,8/100.000/jaar tegen 10,9/100.000/ jaar in het begin van de jaren negentig. De incidentie is dus met bijna 50% gestegen in een vijftiental jaar, vooral bij jongens jonger dan 10 jaar (15). Hoewel veel vooruitgang werd geboekt bij de behandeling van diabetespatiënten, blijft DKA een acute complicatie en de belangrijkste oorzaak van ziekenhuisopname en morbiditeit bij type 1-diabetes. De gerapporteerde gevallen zijn meestal te wijten aan therapeutische fouten (2). Het beleid bij hyperglykemie met ketose is DKA blijft een acute complicatie en de belangrijkste oorzaak van ziekenhuisopname en morbiditeit bij type 1-diabetes. Het beleid bij hyperglykemie met ketose is een belangrijk hoofdstuk bij de educatie van nieuwe diabetespatiënten. een belangrijk hoofdstuk bij de educatie van nieuwe diabetespatiënten. Dat onderstreept het belang van een follow-up door een ervaren multidisciplinair team. In België zijn 13 centra voor kinderdiabetologie erkend door het Riziv: 8 in Vlaanderen en 5 in het Franstalige landsgedeelte. Respectievelijk 53 en 47% van de kinderen met diabetes die zijn op genomen in de conventie, zijn in die 13 centra gere gistreerd. Dat betekent dat 800 van de in België geregistreerde 2.660 kinderen met diabetes nog worden gevolgd in centra voor volwassenen. Referenties 1. Wolfsdorf J, Craig ME, Daneman D et al. IS- PAD Clinical Practice Consensus Guidelines 2006-2007. Diabetic ketoacidosis. Pediatr Diabetes 2007;8:28-42. 2. Robert JJ. Acidocétose diabétique. In Diabétologie pédiatrique. Czernichow P, Dorchy H, eds. Doin, Paris, 1989:139-52. 3. Dorchy H, Pardou A, Weemaes I, Loeb H. Coma hyperosmolaire sans cétonurie initiale: evolution favourable. Pédiatrie 1975;30:19-27. 4. Dorchy H, Gorus F, Vandewalle C et al. Manifestations inaugurales du diabète de type 1 chez l enfant, l adolescent et l adulte de moins de 40 ans. Ann Pédiatr (Paris) 1998;45:543-8. 5. Alberti G, Zimmet P, Shaw J et al. Type 2 diabetes in the young: the evolving epidemic. The international diabetes federation concensus workshop. Diabetes Care 2004;27:1798-811. 6. Rewers A, Chase HP, Mackensie T et al. Predictors of acute complications in children with type 1 diabetes. JAMA 2002;287:2511-8. 7. Turan S, Omar A, Bereket A. Comparison of capillary blood ketone measurement by electrochemical method and urinary ketone in treatment of diabetic ketosis and ketoacidosis in children. Acta Diabetol 2008; in press. 8. de Beaufort CE, Swift PGF, Skinner CT et al for the Hvidoere Study Group on Childhood Diabetes. Continuing stability of center differences in pediatric diabetes care: do advances in diabetes treatment improve outcome? Diabetes Care 2007;30:2245-50. 9. Dorchy H.Quel contrôle glycémique peut être obtenu chez des jeunes diabétiques sans sécrétion résiduelle d insuline endogène? Quelle est la fréquence des hypoglycémies sévères et des complications subcliniques? Arch Pédiatr 1994;1:970-81. 10. Dorchy H, Roggemans MP, Willems D. Glycated hemoglobin and related factors in diabetic children and adolescents under 18 years of age: a Belgian experience. Diabetes Care 1997;20:2-6. 11. Dorchy H. Insulin regimens and insulin adjustments in diabetic children, adolescents and young adults: personal experience. Diabetes Metab 2000;26:500-7. 12. Dorchy H. La prise en charge des enfants et adolescents diabétiques: expérience personnelle. Rev Med Brux 2005;26:S246-54. 13. Dorchy H. Utilisation rationnelle des nouveaux analogues de l insuline dans le traitement du diabète de type 1. Arch Pédiatr 2006;13:1275-86. 14. Dorchy H. Dietary management for children and adolescents with diabetes mellitus: personal experience and recommendations. J Pediatr Endocrinol Metab 2003;16:131-48. 15. Weets I, Rooman R, Coeckelberghs M et al. The age at diagnosis of type 1 diabetes continues to decrease in Belgian boys but not in girls: a 15-year survey. Diabetes Metab Res Rev 2007;23:637-43. Preventie DKA blijft een belangrijke oorzaak van morbiditeit en ziekenhuisopname. Artsen moeten dus verder worden opgeleid om de Buiten DKA als eerste presentatie van diabetes zouden alle gevallen van ketoacidose bij kinderen en adolescenten met een bekend diabetes kunnen worden voorkomen. 95