Specifieke gidsvaardigheden



Vergelijkbare documenten
klantgerichtheid klanteninzicht groepsdynamica omgaan met diversiteit stemgebruik taalvaardigheid

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

PROJECT BESTEMMING REISLEIDER EUROPA

Tuesday, February 8, Opleiding Interactieve Media

ogen en oren open! Luister je wel?

STUDIEGEBIED Handelswetenschappen en bedrijfskunde

E-BOOK FEEDBACK GEVEN IS EEN KUNST EXPRESS YOUR INNER POWER

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

Accent op improvisatie

De presentatie: basisprincipes

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Reflectiegesprekken met kinderen

Accent op verhaal. Aan al deze doelen wordt gewerkt, toch duidt u best aan welke u in de verf wil zetten.

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Pedagogische opleiding theorie. Doelstellingen. Doelstellingen. Hoofdstuk 1 Communicatie en feedback. De kennis over de begrippen:

De volgende onderdelen moeten in het verslag worden verwerkt:

Dans & drama o.b.s. De Eiber Dedemsvaart Januari 2015

De Vakman. De leerling hanteert de muzikale parameters en componenten. De leerling leest en schrijft de muziektaal

Dag 15 - natuurlijk speechen met mind mapping

Leerplandoelen Drama (GO)

Zelfevaluatieformulier

STUDIEGEBIED Economisch hoger onderwijs voor sociale promotie

Presenteren the easy way

Luisteren en samenvatten

Accent op verhaal. Aan al deze doelen wordt gewerkt, toch duidt u best aan welke u in de verf wil zetten.

Cursus werkbegeleiding

Werk aan je winkel. Jongeren leren communiceren en zichzelf presenteren. Kirsten Barkmeijer & Johan Brokken

9 Communicatie-tools. voor meer liefde, meer verbondenheid, meer intimiteit & betere communicatie

Communicatie op de werkvloer

Accent op improvisatie

Basistraining Voorlichting geven Hand-out

Document vertellen en presenteren voor de groepen 1, 2, 3 en 4. Doelen van vertellen en presenteren in groep 1 en 2:

Secret. Het geheim van een goede presentatie. Deel 1

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Voorwoord! Wie wil ik helpen?!

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

VIER EENVOUDIGE TAKTIEKEN OM LASTIGE COLLEGA S VOOR JE TE WINNEN

2.9 Lesplan opzet workshop 8 Lesformulier

OEFENING 7: INSPIRERENDE WOORDEN GESPREK MET EEN (VAK/ZORG)LEERKRACHT OF LEERLINGBEGELEIDER

Competenties. van de rondleider in kunst en -historische musea. De competenties zijn verdeeld over vier hoofdcategorieën.

Checklist Presentatie geven 2F - handleiding

Het circus komt 3+ Clair de Lune Théâtre (België)

N A Ï S I S S U E N O. 1. NaïS Zine. Download tijdelijk gratis INSPIRATIE STORYTELLING B2P BUSINESS TO PERSONAL

Module 1. Bewustwording.

Deel je kennis.

Verbindingsactietraining

1 SITUATIE 2 TEST. Als ik luister denk ik niet aan andere zaken. Ik laat mensen uitpraten. Ik plaats wat ik hoor in een duidelijk kader

Les 17 Zo zeg je dat (niet)

LES 2 THEMA S UIT DE FILM GODS LAM EN PANTOMIME

Accent op improvisatie en taal

Inleiding. OMGANGSKUNDE OEFENINGEN Isa Goossens

Bijlage Stoere Schildpadden

Advies en verkoopvaardigheden

De Wondere Werking van Verhalen

Hujo - Humanistische Jongeren VZW presenteert in samenwerking met dehuizenvandemens en demens.nu 20 TIPS HANDLEIDING

Programma. Verbale en non-verbale communicatie Pauze Interactiviteit

De olifant die woord hield

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien.

Communiceren met de achterban

HET BELANGRIJKSTE OM TE WETEN OM MEER ZELFVERTROUWEN TE KRIJGEN

Vertel eens - aanpak van Aidan Chambers

COMMUNICEREN VANUIT JE KERN

Wat is jouw verhaal?

Sint-Nicolaas, de bisschop van Myra

Gespreksvaardigheden Naam: Nathalie Kombolitis Klas: VD-1H2 Docent: Osiriscode: VD-A Inleverdatum:

Oefenen 1 punt verdienen Onderwerpen van de presentaties

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Begaafde leerlingen komen er vanzelf... Implementatie van een verandering van de pedagogische beroepspraktijk op basis van praktijkgericht onderzoek.

Laat zien en vertel, dat is het motto van

Kan dat? Ook als je het van huis uit niet zo hebt meegekregen?

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Over het vertellen en beleven van Bijbelverhalen.

Praktische tips voor het voeren van een gesprek

Adviezen in een hulpverlenend gesprek: zegen of vloek? Door: Johan Clarysse, stafmedewerker Tele-Onthaal West-Vlaanderen

ADHD en lessen sociale competentie

Het NLP communicatie model

MODULE #7 CORE PURPOSE

Inhoud. Waarom jij niet zonder de acht randvoorwaarden van de pitch methode kunt. Het belang van Social Media voor je bedrijf. Wij zijn!

VOORBEELD / CASUS. Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven

In gesprek met ouders. Spel en ontwikkeling! (module 1 en 2) (module 3 en 4) Doel Verkrijgen van inzicht in het belang van spel en

Opleiders in de school: Els Hagebeuk Sjef Langedijk Begeleiden van pabostudenten

Aanpak van een cursus

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

TRAINING LEVENSBESCHOUWELIJK DENKEN EN COMMUNICEREN

Ontdek je kracht voor de leerkracht

Houd bij het beantwoorden van de vragen steeds je werk in gedachten. Ga na welk antwoord het meest bij je past. Volg je intuïtie!

Oefenvragen Management Assistent A - Communicatie

Eerste uitgave: maart Copyright 2015 Saskia Steur Druk:

Shadow Games T42 (Zwitserland)

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

DE ELEVATOR PITCH DE ELEVATOR PITCH DE ELEVATOR PITCH DE ELEVATOR PITCH. DE ELEVATOR PITCH Een korte handleiding voor het { geven van een pitch

1 Kies je onderwerp Samen met je buurman of buurvrouw. Ons onderwerp: Voorbeeld: Michael Jackson was de beste artiest ooit! Nu jullie!

Verbondenheid met zichzelf, anderen, gemeenschappen, natuur en cultuur

COMMUNICATIE training. effectief communiceren met iedereen

Ont - moeten.

Thema. Kernelementen. Oplossingsgericht taalgebruik Voorbeeld van communiceren 10 communicatie-tips

Een Stap voorwaarts in Leiderschap.

De wereld beleven, een hele belevenis

4 communicatie. Ik weet welke informatie anderen nodig hebben om mij te kunnen begrijpen. Ik vertel anderen wat ik denk of voel.

Compassie leven. 52 wekelijkse inspiraties vanuit Geweldloze Communicatie. PuddleDancer Press Samengesteld door Monie Doodeman

Transcriptie:

Specifieke gidsvaardigheden Key Minnebo Rita Daneels Miguel De Clercq Ann Mulders Bob De Groof Deze syllabus werd ontwikkeld in opdracht van Toerisme Vlaanderen. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd, bewerkt of aangepast zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs en de opdrachtgever.

2 Inleiding...3 Deel I: De gids als verteller: verhaal- en verteltechnieken...6 Proloog: Het belang van verhalen en vertellen...6 Hoofdstuk 1: De uitdaging: durven vertellen...7 Oefeningen...7 Hoofdstuk 2: Verkenning van de eigen instrumenten: stem en lichaam...9 Oefeningen...9 Hoofdstuk 3: Het verhaal en het vertellen: theorie en techniek...12 Het verhaal...12 Oefeningen...14 Het vertellen...16 Oefeningen...19 Hoofdstuk 4: De gidsbeurt...22 Verhalen in een gidsbeurt...22 De gidsbeurt als verhaal...23 Oefeningen...24 Deel II: Contact met de groep en interculturele communicatie...26 Proloog...26 Hoofdstuk 1: Gastgerichtheid, selectieprocessen en beïnvloeding...26 Selecteren...26 Aansluiten bij het referentiekader van de bezoekers...27 Gastgerichtheid...28 Oefeningen...29 Hoofdstuk 2: Interculturele communicatie...32 Gelijkenissen en verschillen...32 Mijn eigen cultuur...32 Andere (nationale) culturen...34 Op zoek naar raakvlakken en verschillen...34 Oefeningen...36 Hoofdstuk 3: Gidsen voor verschillende doelgroepen...38 Oefeningen...39 Bibliografie...42 Verhaal- en verteltechnieken...42 Contact met de groep en interculturele communicatie...42-2 - 2

3 Inleiding Gedurende het eerste jaar hebben de kandidaat-gidsen en reisleiders een gezamenlijk programma doorlopen en daarmee een aantal basisvaardigheden verworven. In een tweede opleidingsjaar specialiseren ze zich apart in de specifieke vaardigheden die ze voor hun eigen vak zullen nodig hebben. In tegenstelling tot de werksituatie van de reisleider, heeft de gids zijn1 groep slechts geringe tijd bij zich. Hij zal dus alles op alles moeten zetten om binnen die beperkte tijd uit de hoek te komen als een boeiend verteller en zal, om de gidsbeurt te laten beklijven, zich maximaal moeten afstemmen op de specificiteit van zijn bezoekers(groep). In de module Rondleiden in de praktijk werd de gids gedefinieerd als een gedreven communicator2. Het communicatieproces werd geanalyseerd en geoefend. In deze module specifieke gidsvaardigheden worden technieken aangereikt en geoefend om de communicatievaardigheden verder aan te scherpen. De module bestaat grosso modo uit twee onderdelen, die hier en daar om voor de hand liggende redenen overlappen: I. Een component verhaal- en verteltechnieken (de gids als verteller). Dit slaat op zowel informatie verhalend kunnen verbinden als op een verhaal boeiend kunnen vertellen. 1. De uitdaging: durven vertellen. 2. Verkenning van de eigen instrumenten: stem en lichaam. 3. Het verhaal en het vertellen: theorie en techniek. 4. De gidsbeurt als een verhaal. II. Een component contact met de groep en interculturele communicatie (de gids als cultuurparticipant): met focus op het kunnen afstemmen op concrete bezoekers en diverse bezoekersgroepen. 1. Gastgerichtheid, selectieprocessen en beïnvloeding. 2. Interculturele communicatie; op zoek naar raakvlakken en verschillen. 3. Gidsen voor verschillende doelgroepen. De docent dient zich goed te realiseren dat deze hele module focust op het verwerven van gidstechnieken, los van de specifiek te kiezen inhoud, die in de bestemmingsgerichte variabele module volop aan bod zal komen. In dit gemeenschappelijk luik worden immers een aantal technieken aangereikt en vaardigheden ingeoefend die, voortbouwend op de leerstof van het eerste jaar, specifiek zijn voor de gids en die tegelijkertijd toch bestemmingsoverstijgend zijn. 1 In verband met de leesbaarheid van de tekst is er voor gekozen om de mannelijke vorm te gebruiken. Waar hij of hem staat, wordt uiteraard ook zij of haar bedoeld. 2 Rondleiden in de praktijk, deel 1 blz 13-3 - 3

4 Het belang om in deze gemeenschappelijke module eerst bestemmingsoverstijgend te werken is niet altijd op het eerste zicht evident. Want hoe kan je nu gidsen opleiden zonder dat ze hun materie eerst grondig kennen. Het lijkt wel de omgekeerde wereld om vaardigheden over (voorlopig) niets aan te leren. En toch. Het naast zich neerleggen van de inhoud heeft, zowel voor de cursist als voor de docent, het grote voordeel dat er - voorlopig maar noodzakelijk! - wordt gefocust op de techniek van het vak. Het HOE. Gewapend met de verworvenheden uit deze module valt te verwachten dat de cursist deze vaardigheden permanent en steeds creatiever kan toepassen op thema s binnen de bestemming van zijn keuze. Het WAT. De uitdieping van de bestemming in de variabele module is in die zin een aanzet om vaardigheden en inhoudelijke kennis met mekaar te verbinden. In de module Project Gids zal de cursist tenslotte moeten aantonen dat hij in staat is om deze integratie van competenties ook neer te zetten in de uitvoering van (gedeeltes van ) gidsbeurten en in een eigen thematisch project. Het DOEN. Bedoeling van deze gemeenschappelijke module is dus dat de cursisten zoveel mogelijk oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Een aantal van de gesuggereerde oefeningen lijken op het eerste zicht los te staan van de praktijk van het gidsen zelf maar trainen wel degelijk de basiscompetenties die voor het vak vereist zijn. Het toepassen van deze vaardigheden in wisselende gidsbeurten en contexten, en met diverse bezoekersgroepen ook na het beëindigen van de opleiding - zal gaandeweg de professionaliteit doen toenemen. Handvaten voor de docent De focus op de twee grondthema s van deze gemeenschappelijke module is geïnspireerd op de kern van het vak. Namelijk dat een gids in staat moet zijn om in eerste instantie een goed opgebouwd en boeiend verhaal te kunnen brengen (I), en dit verhaal ook zoveel mogelijk moet kunnen afstemmen op (een groep van) concrete bezoekers (II). Laat het niettemin duidelijk zijn dat het niet de bedoeling is om van alle cursisten rasechte verhalenvertellers te maken. Er zullen ongetwijfeld wel geboren vertellers in de groep zitten, maar de lat ligt ongetwijfeld al hoog genoeg als alle aspirant-gidsen op het einde van hun opleiding voldoende vaardig zijn in vertellend communiceren. Wie hier echt de basisvaardigheid voor mist, is waarschijnlijk bij de module rondleiden in de praktijk reeds afgehaakt. Zo is het ook niet de bedoeling om binnen het luttele tijdsbestek van deze module de kenmerken van alle mogelijke doelgroepen (nationaliteit, leeftijd, cultuur, ) te leren kennen. Wel kan van de cursisten verwacht worden dat zij zich bewust worden van het feit dat elke groep een eigen referentiekader heeft en dat de gidsbeurt erop gericht is raakpunten tussen het eigen referentiekader en dat van de groep te vinden en te duiden. Dat ze m.a.w. in staat zijn om de brug te maken tussen de concrete gidsbeurt en de wereld van de bezoeker(s). De docent die deze module geeft, is eerder een coach dan een echte lesgever. Om te beginnen kan men onmogelijk verwachten dat hij alles weet over alle onderwerpen in deze module. En bovendien is het dus niet de bedoeling dat hij alles wat hij weet doceert en door geeft, maar eerder dat hij zich opstelt als een coach, die de cursisten tools aanreikt om zelf aan het werk te kunnen gaan en antwoorden te vinden. - 4-4

5 Coachend lesgeven is bij uitstek een methodiek die in het onderwijs voor volwassenen zorgt voor het samengaan van kennis, vaardigheden en attitudes. Zoals gezegd hoeft de cursist bv niet alles te weten van alle mogelijke doelgroepen, maar eerder de attitude aan te scherpen en de vaardigheid te ontwikkelen om zijn voelhorens naar de doelgroep te richten teneinde het gidsgebeuren voldoende op hen te kunnen afstemmen. Coachend lesgeven gaat steeds samen met (inter)actieve en ervaringsgerichte werkvormen waardoor er bij de cursisten dingen teweeg gebracht worden die hen aansporen om zélf aan het werk te gaan in plaats van de leerstof enkel passief te consumeren en te verwerken. Coachend lesgeven impliceert dat de nadruk eerder komt te liggen op het leerproces, meer dan op de (afzonderlijke) leerproducten. De docent is de persoon bij uitstek om dit proces bij de cursist te volgen, bij te sturen, hem te stimuleren en uit te dagen. Het volgen van dit proces is tevens een vorm van permanente evaluatie. Vandaar dat er in deze docentenhandleiding (en in de bijlage) heel wat oefeningen staan waaruit de docent kan putten, ten dele afhankelijk van het potentieel en de leernoden van de concrete groep cursisten waar op dat moment mee gewerkt wordt. Het feit dat er in deze handleiding zoveel oefeningen zijn opgenomen mag niet beletten dat de docent zelf creatief ook eigen oefeningen verzint of aanpast. Het is echter belangrijk dat de inhoud van het oefenmateriaal steeds dicht genoeg aansluit bij de wereld van de cursist(en). Naast een keuze voor historische onderwerpen, is het perfect mogelijk - om boeiend te leren vertellen of een verhaal te leren opbouwen - te kiezen voor een nieuwsfeit, sport, cultuur, een actueel maatschappelijk debat, bv de communautaire kwestie, een recente ramp, elementen uit de jongerencultuur, Als het maar genoeg herkenbaar is voor de cursist(en). Om nog meer te benadrukken dat het erom gaat een technische vaardigheid onder de knie te krijgen, kan het zelfs aangewezen zijn om de oefenmaterie zoveel mogelijk los te zien van de gidsenpraktijk. Inzicht in de storyline van een verhaal bv, kan los van gidstechniek als dusdanig ingeoefend worden. Naast oefeningen, kan het evenzeer erg ervaringsgericht zijn om een beroep te doen op gastdocenten (bv allochtonen die in België wonen, specialist in stemtechnieken, ), of te putten uit literatuur of video. Oefeningen en suggesties voor praktijkervaringen zijn in de tekst van de handleiding verwerkt, evenals in de bijlage. Daar zijn ook enkele pedagogische hints verwerkt die van belang zijn bij het werken met interactieve en ervaringsgerichte methodieken, bv het correct hanteren van feedback, en opmerkingen bij het gebruik van rollenspel. Er wordt dus heel wat keuzemogelijkheid geboden aan de docent. Hij dient er echter wel goed op te letten dat àlle onderdelen van deze module specifieke gidsvaardigheden binnen het tijdsbestek van de voorziene 40 lesuren voldoende evenwichtig aan bod komen. Te verwerven competenties Het is belangrijk dat de docent de te bereiken competenties voor deze module voor ogen houdt. We sommen ze nog even op. De cursist kan: - de technieken voor het vertellen van een verhaal toepassen; - in functie van een gidsbeurt, uit een veelheid van mogelijke onderwerpen een zinvolle en boeiende selectie van thema s maken en deze verhalend aan mekaar verbinden. - 5-5

6 - inspelen op de specificiteit, de verwachtingen en de leefwereld van de concrete bezoekersgroep en zijn verhaal daarop afstemmen; - op een positieve en open manier omgaan met specifieke waarden en gewoontes van toeristen die van een andere culturele origine zijn; - andere gewoonten en gedrag van mensen verhelderen vanuit andere betekeniskaders; - spreken en handelen vanuit een gedegen inzicht in de eigen culturele wortels; - de eigen cultuur in relatie brengen met andere/ruimere contexten. Elk hoofdstuk van deze syllabus is toegespitst op het inoefenen van een aantal deelcompetenties. Naast de permanente evaluatie zullen de cursisten aan het eind van de module via een geïntegreerde oefening geëvalueerd worden op alle competenties. Deel I: De gids als verteller: verhaal- en verteltechnieken Proloog: Het belang van verhalen en vertellen In de lijst van elementen van hoe mensen beter onthouden, zoals onder meer door aandacht, tijd, herhaling, verbanden leggen, context voorzien, informatie ordenen, beelden vormen, zintuiglijke prikkels en de eigen ingesteldheid, bevinden zich verschillende eigenschappen die kenmerkend zijn voor verhalen en vertellen. Juist daarom dat verhalend vertellen een geschikte vaardigheid voor een gids kan zijn om iets blijvend aan het publiek mee te kunnen geven. Onderstaand nog een aantal citaten die het belang van verhalen onderschrijven. Verhalend verbeelden het verhaal is het fundamentele instrument van denken. Rationele vaardigheden hangen er van af. Het is onze voornaamste manier om in de toekomst te kijken, van voorzien, van plannen, en van verklaren, De meeste van onze ervaringen, onze kennis en onze gedachten zijn georganiseerd als verhalen. (Turner Mark) Een verhaal is een opeenvolging van gedachten, niet van woorden (Hulst). Heden is het vinden van feiten gemakkelijk (googelen bijvoorbeeld), maar dat is niet altijd zo geweest. Wanneer feiten zo gemakkelijk te vinden zijn, wordt elk een ervan minder van waarde. Wat nu van belang wordt, is het plaatsen van feiten in een context en om hen te uiten met een emotionele impact. Verhalen bieden context verrijkt door emotie, een dieper begrijpen van hoe en waarom (Pink) Een verhaal heeft een hoog beroeringgehalte.(pink) - 6-6

7 Hoofdstuk 1: De uitdaging: durven vertellen Het is belangrijk om vooraf het potentieel van de cursisten in te schatten. Als introductie kan de docent starten met een vragenronde over wat de cursisten meegedragen hebben van het aspect verhalen vertellen uit RIDP3. Dit is een manier om hun verwachtingen te duiden. Na die inleidende vragenronde kan de docent onmiddellijk met spreekoefeningen beginnen. Zo kan hij inschatten wat het potentieel is van de cursisten. Oefeningen Oefening: inschatten van het potentieel van de cursisten Uitzoeken wat het potentieel is van de aspirant-gidsen. Wie zijn de geboren vertellers? Gebruiken de cursisten hun persoonlijkheid in relatie tot de anderen? Hoe onzeker of zelfzeker zijn ze voor een groep? - Zonder voorbereiding, ieder voor 1 of 2 minuten laten vertellen over: Hoe is jouw dag begonnen? Wanneer de groep groot is, varianten toevoegen, bv Hoe was je dag op het werk of Hoe was je vakantie, Wat heb je vandaag gedaan voor je naar deze les kwam? - Feedback (nadat iedereen aan het woord is gekomen): o Wie vertelde, wie somde enkel op? o Wie vertelde de werkelijkheid? Wie kwam met een fantasieverhaal of fantasie-elementen af? o Hoe zat het met de geloofwaardigheid van de verteller? Hoe kwam hij over? Zeker, onzeker, grijze muis, opvallend, o Beschouwing van de verteller zelf: (eerst even in stilte voor zichzelf de gedachten laten ordenen vooraleer het in de groep gebracht wordt). Hoe voelde ik me, was ik zenuwachtig, ontspannen? Zou ik het anders doen wanneer ik voorbereidingstijd zou hebben gehad? Wat en hoe dan? Heb ik enkel feiten opgesomd, of heb ik sfeer (gevoel) proberen weer te geven? Opmerking De docent speelt een cruciale rol in het sturen van de nabespreking. Dit is wellicht een goede aanleiding om de spelregels van feedback 4 aan de cursisten duidelijk te maken. 3 RIDP deel II, Hoofdstuk 3 4 Zie docentenbijlagen - 7-7

8 Oefening inschatten van het potentieel van de cursisten - Ieder voor 1 of 2 minuten laten vertellen over de meest memorabele rondleiding die men ooit heeft meegemaakt. Deze keer de vertelling opnemen om in een volgende les de stem te leren beluisteren en lichaamstaal te leren lezen. - Feedback (nu na elke vertelling); zowel door de lesgever als de verteller en deze keer ook door de andere cursisten. Op basis van deze oefeningen kan de docent een inschatting maken van de geboren vertellers in de groep en de gewone sprekers, van de persoonlijkheden en de stemkwaliteiten aanwezig. Zo kan hij in de cursus bepaalde accenten leggen, aangepast aan de groep. Oefeningen in zelfvertrouwen Oefeningen in zelfvertrouwen vertrekken steeds vanuit het kunnen van de cursisten. In RIDP leerden ze reeds steeds wat te zien is als uitgangspunt te nemen. In deze fase van de opleiding is het minder van belang of het vertelde correct is. Wel moeten de cursisten ervaren dat er behoorlijk wat parate kennis is waaruit kan geput worden (stap één). Het prikkelen van verbeeldingskracht (stap twee) en het vestigen van de aandacht op het belang van emotionele geladenheid van het vertelde (stap drie) zijn belangrijke oefeningen. Impromptu oefening rondom een voorwerp (tastbaar aanwezig of op foto) - Iets over een voorwerp ter plekke vertellen - Deze oefening eventueel in drie fases laten uitvoeren: Stap één een verhaal maken puttend uit parate kennis Stap twee: op basis van pure fantasie Stap drie: vanuit het object zelf ( inlevingsvermogen). - De oefening kan individueel gedaan worden of in een groepscirkel waarbij iemand begint en een volgende aanvult. - 8-8

9 Hoofdstuk 2: Verkenning van de eigen instrumenten: stem en lichaam In RIDP werd de spreekstem behandeld en de dragers van non-verbale communicatie: oogcontact, houding en handen, gebaren, mimiek5. De studenten hebben dus de belangrijkste aspecten van verbale en non-verbale communicatie meegekregen. Dit onderdeel van de module specifieke gidsvaardigheden tracht in te schatten in hoeverre ze hun stem en hun non-verbale communicatie goed aanwenden. Voor de inhoud van dit onderdeel kan de docent beroep doen op de syllabus rondleiden in de praktijk. Oefeningen Oefening stem beluisteren Confrontatie/observatie met/van de eigen stem en het zich bewust worden van het effect van verschillende stemmen. De cursisten beluisteren de opgenomen vertelling over een memorabele rondleiding (oefening uit Hoofdstuk 1) zonder de beelden te zien. Van elke cursist wordt een fragment beluisterd zonder de naam van de cursist te vermelden. De cursisten nemen zelf notities. De bespreking volgt pas nadat alle fragmenten beluisterd zijn. - Komt de stem goed over? - Klinkt ze ontspannen of geforceerd? - Was het verstaanbaar of onduidelijk? - Zat er melodie in of was het monotoon? - Was er variatie in de geluidsterkte of was het steeds op hetzelfde volume? - Herkende je de persoon die sprak? Hoorde je de ademhaling? Wat was het ritme? Feedback Ideaal evalueert de docent de fragmenten vóór de groep het te horen krijgt. Probleemgevallen kunnen best vooraf persoonlijk besproken worden. Als de tijd het toelaat, kan de docent een algemene vergelijkende bespreking over de beluisterde stemmen stimuleren. Opmerking Wanneer het om een grote groep cursisten gaat, kan de docent een individuele evaluatie persoonlijk met de studenten maken en in de klas het beluisteren en bespreken beperken tot een selectie van zeer verscheiden voorbeelden. 5 RIDP, deel 1, blz 32-36 - 9-9

10 Oefening expressief voorlezen Leren luisteren. Leren voorlezen. Expressie leggen in het voorlezen. De cursist leest een korte tekst voor waarin verschillende personages aan het woord komen. Hij geeft elk personage een duidelijk ander stemgeluid. Voorbeelden van bruikbare teksten kunnen in historische romans of toneelstukken gevonden worden. Feedback Vragen voor de voorlezer: - Wat voelde ik wanneer ik andere stemmen produceerde? - Was mijn keel gespannen of ontspannen? - Heb ik bewust mijn ademhaling gebruikt of er niet aan gedacht? - Was ik expressief genoeg om het boeiend te maken voor toehoorders of dacht ik alleen maar aan de opdracht mijn eigen stemapparaat te observeren? Vragen voor de luisteraars: - Waren de verschillende personages duidelijk van elkaar te onderscheiden? - Hoe expressief was het? - Had de voorlezer de neiging harder of zachter te spreken afhankelijk van elke stem of gebruikte hij volumewisseling om accenten op de inhoud te leggen? - Kwamen de stemmen natuurlijk over? - Ging hij in het verhaal op? Oefening lichaamstaal bekijken Confrontatie/observatie met/van de lichaamstaal van zichzelf en anderen. Hetzelfde principe zoals de oefening van het beluisteren van de stem kan toegepast worden op observeren van de lichaamstaal door fragmenten van de opgenomen vertelling over een memorabele rondleiding te bekijken, eerst zonder geluid en daarna met geluid. De cursisten nemen zelf notities. Feedback Feedbackversie zonder geluid: - Was er iets op te maken uit de lichaamstaal over wat er verteld werd? - Gebruikte de persoon zijn lichaam als communicatie-element? - Komt de persoon expressief over? Feedback met geluid: - Versterkt de lichaamstaal wat er gezegd wordt of leidt het af van de boodschap? - Is er een verschil in hoe de persoon overkomt tussen het beeld zonder geluid en het beeld met geluid? - Komt de vertelling waarachtig over? - 10-10

11 Opmerking Het is aan te raden het beluisteren van de stem en het bekijken van de lichaamstaal in een latere fase van de cursus te hernemen zodat de aspirant-gids zijn evolutie kan waarnemen (Suggestie: op het einde van hoofdstuk 3 of het begin van hoofdstuk 4 van deel I). Oefening essentie van een begrip Leren gebruik maken van lichaamstaal. Expressieoefening. Onderscheid maken tussen feiten en inhoud. Lichaamstaal en woorden met elkaar verbinden. - Stap één: Begrippen zoals bijvoorbeeld: Kathedraal, Roccocotijd Een landbouwgemeenschap, Een barok schilderij, laten uitbeelden zonder woorden. - Stap twee: Woordelijk laten uitleggen aan de hand van feitelijke gegevens. - Stap drie: Woordelijk laten uitleggen aan de hand van gevoelens, emoties, sfeer. Oefening klank en taal Inleven in een ander taalgevoel. Boodschap overbrengen met lichaamstaal. Gebruiken van klank en melodie. Putten uit fantasie. Elke cursist maakt een zeer kort verhaal (vijf regels) voor zichzelf, in het Nederlands. Het onderwerp kan gebaseerd zijn op de informatie van de basisopdracht. De cursist vertelt dit verhaal in een andere taal, maar een taal die men niet kent of die zelfs niet bestaat. Met andere woorden, het moet enkel klinken of het in die andere taal is. Let wel dat bij het uitspreken van die gefantaseerde taal de inhoud van het verhaal voor ogen moet worden gehouden. Het komt er dus op neer bewust een verhaal over te brengen in gefantaseerde klanken. Oefening eigen cultuur Connectie lichaamstaal met de klanken ervaren. Verschil in lichaamstaal aan de hand van persoonlijke betrokkenheid/identificatie. Leren luisteren en kijken. - Stap één Elke cursist vertelt iets over de gebruiken, tradities van de eigen regio of familie, of over de afkomst van de familienaam. - Stap twee Iemand anders vertelt wat de eerste persoon juist verteld heeft. - Stap drie Wie kan vertelt hetzelfde van stap één maar in het eigen dialect. - 11-11

12 Opmerking Deze oefening eigen cultuur is ook van toepassing op het deel van interculturele communicatie, leren inschatten van de eigen cultuur. Hoofdstuk 3: Het verhaal en het vertellen: theorie en techniek Het verhaal Story is a reimagined experience narrated with enough detail and feeling to cause your listeners imaginations to experience it as real 6. Annete Simmons, 2007 Hoe bouw je een verhaal op? De Britse Blue-Badge-gidsen leren in hun opleiding: Keep It Short and Simple. K.I.S.S. kan je oefenen door de kernboodschap van verhalen en informatie voor ogen te houden. Hoe komt men dan tot die kernboodschap, tot het meest essentiële, tot de uiterste hoofdlijnen? Door te schrappen, overbodige weetjes weg te nemen, te elimineren, naar de eenvoud te gaan. Een goed verhaal gaat ergens naar toe. Al duurt je uiteenzetting maar één minuut, er moet telkens een intro, een midden en een slot zijn. Intro: - Voorstellen van personage(s) ( een personage kan zowel een persoon als een gebouw, een schilderij, een boom, een weg... zijn.) - Die voorstelling moet zodanig zijn dat je publiek onmiddellijk voeling krijgt met je personage, onmiddellijk nieuwsgierig is, meer wil weten over het personage. Het beste voorbeeld is nog altijd de beginzin van elk sprookje Er was eens... Uiteraard moet niet elk verhaal met deze zin beginnen maar het kan geen kwaad bij de intro van je verhaal regelmatig terug te grijpen naar de techniek die achter die zin zit. Wat belangrijk is, is dat je erin slaagt je publiek te raken vanaf het eerste moment. - Wie gaat de hoofdrol spelen? Wat maakt hem zo bijzonder dat we meer willen weten? - Het begin is niet altijd lineair te interpreteren. In een levensverhaal hoeft zo de intro niet noodzakelijk bij de geboorte te beginnen! Er zijn andere manieren om een leven van iemand te introduceren. Midden: - Het personage maakt dingen mee, evolueert. Het verhaal ontwikkelt zich. 6 Vrij vertaald: Een verhaal is een opnieuw voorgestelde ervaring met voldoende detail en gevoel verteld om uw toehoorders voorstellingsvermogen het als werkelijk te laten ervaren. Annette Simmons, Whoever Tells the Best Story WINS, 2007-12 - 12

13 - In dit stadium van het verhaal kunnen nevenpersonages opduiken, kan het verhaal aangekleed worden. Let toch op om steeds je hoofdpersonage te respecteren en zo weinig mogelijk zijsprongen te maken. Zijsprongen kunnen enkel blijven boeien als ze uiteindelijk weer terug tot het hoofdpersonage leiden. - Als je je verhaal in de tegenwoordige tijd vertelt i.p.v. in het verleden zal de inleving van je publiek veel groter zijn. Vb. Alexander de Grote vertrekt met één van de grootste legers Slot: - Het slot is de conclusie die jij je publiek wil laten maken. Het slot is het eindpunt van de weg die je gegaan bent met je publiek. Je moet dus op voorhand bedenken waar je naartoe wil met je verhaal. - Als je een sterk einde hebt voor je verhaal, heb je heel veel kans dat het een goed verhaal wordt. Het einde is wat bijblijft. Je kan dus best een verhaal gaan opbouwen vanuit een sterk einde en je dan gaan afvragen hoe je het verhaal best begint en hoe je het best laat verlopen om bij dit einde te komen. De ontleding van een verhaal Thema Het thema is waar het verhaal een uitspraak over doet, de kernboodschap dus. In een verhaal leiden de vragen: Wie? Wat? Waarom? Waar? Wanneer? Hoe? naar het thema, de kernboodschap. Bv. Wie zijn de strijdende partijen? Waar strijden ze om? Waar gaat het om? Verhaallijn Goede verhalen ontstaan niet toevallig. Ze zijn goed gestructureerd, er is goed over nagedacht. Een verhaal is een serie van toestanden die logisch en chronologisch met elkaar verbonden zijn door handelingen van personages. Er moet minstens één personage in voorkomen die met zichzelf of andere personages in conflict is (Oosterhout,1999). De verhaallijn binnen een verhaal omvat zes elementen. 1. Expositie: Wie zijn de spelers en wat zijn hun onderlinge betrekkingen? 2. Motorisch moment: een handeling begint die leidt tot een gebeurtenis 3. Conflict: belangentegenstelling binnen het personage of tussen de verschillende groepen van personages. Conflict betekent daarom niet noodzakelijk dat het altijd om een drama gaat. Het conflict hier bedoeld, is datgene wat de spanning in het verhaal drijft. 4. Ontwikkeling: gedreven door de vragen: Wie zal er winnen?, Wat zal het resultaat zijn?, volgen toestanden elkaar op. 5. Climax: de ontwikkelingen leiden tot een hoogtepunt, climax in het verhaal 6. Afloop: leidt het verhaal naar een stabiele toestand, een eindresultaat. Er zijn verhalen met een open einde, dit wil zeggen dat er geen stabiele toestand is, en er zijn cyclische verhalen waarbij het eindpunt hetzelfde is als het begin. - 13-13

14 Voorbeeld 1: De tachtigjarige oorlog. 1. Expositie: twee hoofdpersonages - Nederlanders en Spanjaarden 2. Motorisch moment: belastingmaatregel 3. Conflict: een economische, politieke, godsdienstige strijd 4. Ontwikkelingen: militaire confrontaties, twaalfjarig bestand, 5. Geen climax: er was geen ultieme veldslag 6. Afloop: het verdrag van Munster Voorbeeld 2: Ook deze module heeft een verhaallijn. 1. Het motorisch element: RIDP gevolgd hebben en naar de les komen 2. De ontwikkelingen: de oefeningen, de feedback, het leerproces 3. De crisis: de evaluaties 4. Het keerpunt/de climax: Geboren vertellers hebben geleerd te reflecteren over hoe ze vertellen, de niet geboren vertellers hebben geleerd dat verteltechnieken tot op zekere hoogte kunnen eigen gemaakt worden. 5. Afloop: met deze andere kijk het project gids uitvoeren. Oefeningen Oefening kernboodschap In een verhaal het onderwerp en de kernboodschap identificeren. In informatie het onderwerp identificeren en een kernboodschap formuleren om tot een narratieve voorstelling van het onderwerp te komen. Identificeer het onderwerp van een tekst. Vat daarna die tekst, informatie samen tot maximum drie zinnen, de kernboodschap. Oefening inhoud geven Essentie bepalen. Feiten in relatie tot inhoud brengen. Inhoud afstellen op de toehoorders. Leren communiceren. Zich leren inleven in het onderwerp. Opdracht Een stijl omschrijven zonder een datum te vermelden o met de kenmerken o vanuit de tijdsgeest Bv romaans, gotiek, renaissance, barok, clacissisme, roccoco, romanticisme, realisme, impressionnisme, ecclectisme Oefening een kort verhaal rondom een kernboodschap maken (4) Leren personages, hoofdrolspelers identificeren, actie in het verhaal brengen, een verhaal tot een goed einde brengen. Intro, midden, slot opbouwen. Vertrekkend van de kernboodschap, bouw je een verhaal op met intro, midden en slot. Je verhaal mag maximum één minuut duren. In neergeschreven versie komt dat neer op zo n 200 à 250 woorden. - 14-14

15 Oefening inleving Leren iets vanuit verschillende hoeken te bekijken. Tijdselement in een verhaal leren gebruiken. Inleving- en inschattingvermogen oefenen. Vanuit verschillende posities hetzelfde verhaal vertellen: de journalist, de buurman, de rivaal, de verliefde, de spion, de inspecteur, de overwinnaar, de gedupeerde, Vanuit verschillend vertelperspectief hetzelfde verhaal vertellen in verschillende tijdsvormen: ik, hij, wij, zij, Bijvoorbeeld: die turken of Ik Achmed Oefening analyse van een verhaal De stappen uit het verloop van een verhaal identificeren. - Fase één Lees een verhaal 1. formuleer de essentie, het onderwerp en de kernboodschap/ het thema. 2. identificeer de fasen van het verloop: expositie, motorisch moment, ontwikkelingen, eventuele climax, de afloop. - Fase twee Doe hetzelfde met het verhaal (verhalen) dat (die) je gemaakt hebt in de oefening een kort verhaal rondom een kernboodschap maken. Herschrijf het desnoods. Oefening verhaal maken uit enkele gegevens Integratie van de drie stappen: de essentie bepalen, de opbouw van een verhaal, de ontleding van een verhaal. De cursist krijgt enkele gegevens en probeert met die gegevens een boeiend verhaal op te bouwen. De cursist houdt hierbij rekening met de methodes die in de cursus gezien zijn, om een goed verhaal te maken. Voorbeeldje van gegevens: Een groep Japanners. Een dame in de groep wil naar het toilet. De gids vraagt om te wachten. De dame loopt toch naar buiten. Ze vraagt aan de torenwachter van St-Baafs: toilet?. De man antwoord: Tower? Yes. De vrouw betaalt en loopt naar boven maar daar is uiteraard geen toilet. De gids vindt haar uiteindelijk terug. Andere voorbeelden van gegevens kunnen onder meer gevonden worden in Erftemeijer A., De aap van Rembrandt, kunstenaarsanekdotes van de klassieke oudheid tot heden. Bijvoorbeeld: over Karel Van Mander 7 i.v.m. toneelstuk over de Zondvloed decor een groot zeildoek vol mensen- en dierenlijken die in het water 7 Erftemeijer A., De aap van Rembrandt, kunstenaarsanekdotes van de klassieke oudheid tot heden, Becht, Haarlem, 2000, basisbiografie blz 111, anekdote blz 113-15 - 15

16 dreven. Water werd over een decorhuis gegoten en de toeschouwers reageerden op de levensechtheid van het tafereel Er waren zelfs oude mensen die huilden uit medelijden met de doden. De docent kan ook zelf een clusters van gegevens bedenken. Het vertellen Enkele kenmerken De manier waarop iets verteld wordt, versterkt of ontzenuwt vooral dat beroeringgehalte, het emotionele aspect. De presentatie is even belangrijk als de inhoud. Er is een technische kant aan vertellen: hoe doet hij/zij het? Vertrouwdheid met en oefenen van verteltechnieken geeft de verteller/gids een ruimer arsenaal van mogelijkheden om mee te werken. Volgens Forster E.M maakt emotie het verschil tussen een feit en een verhaal: Feit: De koningin sterft, de koning sterft. Verhaal: De koningin stierf en de koning stierf aan een gebroken hart. Het geeft aan de feiten onmiddellijk een context. Vertellen zorgt voor tastbaarheid, maakt iets reëel. Vertellen verbeeldt. Een goede verteller is in staat van niets iets te maken. Vertellen geeft een andere kijk op iets. Het volgende leerverhaal gaat specifiek over verschillende gezichtspunten. Stel je dan voor wat een verteller met zo een verhaal kan doen. Met wie identificeert de toehoorder zich? Met wie identificeert de verteller zich? Maakt die keuze een verschil uit voor het verhaal? Geluk of ongeluk? Een paard komt op het erf van een boer gelopen. De boer zoekt naar de eigenaar, maar vindt die niet. Hij besluit dan maar goed voor het paard te zorgen en het aan het werk te zetten. De buurman zegt: Wat heb jij geluk! Met een paard kan je zoveel meer werk verzetten dan ik zonder paard De boer zei: Misschien, we zullen zien. De volgende dag viel de boer van het paard en brak zijn been. De buurman zei: Wat een pech! Zonder dat paard had je nooit dat ongeluk gehad. Nu kan je niet werken! Gelukkig dat het mij niet overkwam. De boer zei: Misschien, we zullen zien. De volgende dag brak er oorlog uit en werden alle weerbare mannen opgeroepen. Omdat de boer een gebroken been had, mocht hij thuisblijven. De buurman niet. De positie van de verteller De acteur doet alsof hij iemand anders is. De verteller doet alsof hij zichzelf is. (Bert Oosterhout) Aristoteles schreef ongeveer 2400 jaar geleden over een drieledig overtuigingsprincipe: - Ethos: straal geloofwaardigheid en vertrouwen uit. - Pathos: hartstocht of de innerlijke betrokkenheid waarmee de spreker zijn zaak verdedigt. - 16-16

17 - Pragma: de zakelijke argumentatie met een retorische kennis van zaken, m.a.w. kennis van het onderwerp kan evenzeer gebaseerd zijn op zaken die als "waarachtig" worden geaccepteerd, als op feitelijke wetenschap 8. Geloofwaardigheid, uitstraling en innerlijke verbondenheid met het onderwerp bepalen of de toehoorders je geloven of niet. Daarom dat de ingesteldheid, de betrokkenheid van de verteller (spreker) een grote invloed heeft op de communicatie van de kernboodschap. De verteller moet ook weten hoe hij tegenover het vertelde staat. Sommige dingen zullen hem verbazen, andere dingen vindt hij grappig, raar of verrukkelijk, Dit zorgt voor de kleuring van het vertelde en bepaalt mee wat de verteller bij het publiek wil bereiken: sfeervorming (Oosterhout, 1999). De verteller is ook een personage in het geheel. Hij/zij kan actief in het verhaal ingeschreven zijn, of passief het doorgeefluik van het verhaal zijn. Een gids als verteller zal uiteraard vooral de functie van doorgeefluik, overbrenger, inwijder innemen tijdens een rondleiding, maar kan soms toch ook een actieve vertellersrol spelen tijdens het vertellen van een verhaal of anekdote in de rondleiding. Verteltechnieken Niet het bizarre of absurde of indrukwekkende maakt een verhaal tot een verhaal, maar de mate waarin de verteller erachter kan staan. (Jac Vroemen) a) Vertellend communiceren Zes technieken van vertellend communiceren: - Een verteller creëert vooraf een verwachting. Alsof hij een beloning belooft aan zijn luisteraars. - Een verteller kiest voor één invalshoek. Van daar uit baant hij zich een weg naar de ontknoping van zijn verhaal. De invalshoek is gekoppeld aan de kernboodschap. - Een verteller houdt van beelden die de verbeelding prikkelen. - Voor een verteller geldt: hoe concreter hoe beter. De vertelling moet namelijk raakpunten met de werkelijkheid hebben. Dat maakt het vertelde tastbaarder, inleefbaarder. - Een verteller houdt van anekdotes met verwijswaarde, leerverhalen. - Een verteller gaat meestal inductief te werk: hij gaat van het bijzondere naar het algemene. Hij begint bij een detail om bij een algemeen idee uit te komen. b) Relatie tussen vertellen en het gevoel Er zijn twee vertrekpunten aan de relatie tussen vertellen en het gevoel. Aan de ene kant zijn er de gevoelens van het publiek. Iets wat met gevoel verteld wordt, draagt bij tot een sterkere sfeerschepping. Via gevoel, emoties kan je het publiek beroeren, betrokken doen voelen. Vertellen schept 8 CRAMER Annette, Het boek van de Stem - 17-17

18 samenhorigheid zegt Jac Vroemen en Vertellen is de kunst van het verbinden. Dat verbinden slaat dus niet uitsluitend op het verbinden van informatieve feiten, maar ook op de verbondenheid met het publiek. En dat is de essentie van communicatie: de interactie tussen communicatoren. Aan de andere kant zijn de gevoelens van de verteller zelf bepalend voor de geloofwaardigheid. Niet alleen het verhaal, ook de verteller moet telkens weer overkomen (Vroemen). Emotie in een verhaal is essentieel om je publiek te laten meeleven. Mogelijkheden om emotie binnen te brengen en/of te versterken in je verhaal: Verhaal verplaatsen/ directe linken leggen naar herkenbare situaties, naar herkenbare gevoelens. Vermenselijken van voorwerpen ( bomen, huizen, beelden, dieren, ). Emotionele geladenheid resulteert in expressie. Kennis kan inhoud krijgen door de manier waarop je iets zegt. De omgeving/locatie waar je je verhaal vertelt, kan voor extra emotie zorgen, bv. een donker en dreigend verhaal zal beter tot zijn recht komen in een donkere kille ruimte. Welke verteller heeft toegang tot de eigenlijke locatie waar de gebeurtenis echt heeft plaatsgevonden of waar het gevolg van de daad nog zichtbaar is? De gids. Spanning en ontlading brengen gevoelens in beweging. Een spanning opbouwen houdt het publiek gekluisterd aan het verhaal. Maar een verhaal kan niet uitsluitend uit spanning bestaan. In de verhaallijn, het verloop van de vertelling zit een spanningboog. Die kan opgebouwd zijn door acties en ontwikkelingen in het verhaal, maat kan evengoed door een opeenvolging van emoties ontstaan. Een lach en een traan. Humor, respectvol en op het juiste moment gebruikt kan een spanning ontladen. Het spreekt vanzelf dat met humor het hier niet gaat om grappen en moppen. Humor verkrijg je aan de hand van anekdotes, door een kleine toevoeging in een verhaal, door iets te relativeren. Humor zorgt ervoor dat de sfeer goed zit, dat de mensen zich goed voelen, dat sommige zaken gerelativeerd worden. Humor kan de aandacht op iets vestigen. Verkeerd gebruikt echter kan het juist de aandacht afleiden. Een verhaal moet niet altijd leuk zijn, het moet vooral boeiend zijn. c) beeldend en verbeeldend vertellen Wat goed met woorden te doen is, wordt verteld. Wat alleen met een scène kan duidelijk gemaakt worden, wordt getoond (Oosterhout). De kern van het vertellen is beelden oproepen bij het publiek, de fantasie van de toehoorder prikkelen, leiden en gebruiken. Daarvoor zijn twee basistechnieken: met woorden uitbeelden en iets tonen. Oosterhout geeft vier technieken die ten dienste van de verteller staan om beelden op te roepen: Het spelen van een personage Daarbij kan een verteller verschillende personages spelen. Een verteller transformeert niet echt in het personage. Hij schetst het personage aan de hand van motoriek, wijze van spreken, stem, Bij verschillende personages kan je het best duidelijke verschillen aanbrengen. - 18-18

19 Dialoog tussen verschillende personages kan bekrachtigd worden door verschillende technieken a. De verteller richt zijn blik op een bepaald iets. b. De verteller richt zijn stem via de lichaamstaal. Het is hierbij niet nodig om te draaien; onnodige bewegingen leiden enkel maar de aandacht af. c. De keuze van het moment van transformatie is belangrijk. Afwegen wat belangrijker is te tonen: het wachten op een reactie van diegene die net gesproken heeft, of de reactie van diegene die antwoordt. d. Eventueel kan de verteller iemand uit het publiek als richtpunt gebruiken. Transparant vertellen. De verteller vertelt over het personage, maar in houding en motoriek beeldt hij het personage uit. De verteller vertelt wat het personage doet of zegt terwijl zijn lichaam gestalte geeft aan de wijze waarop het personage spreekt of handelt. Met andere woorden: de verteller vertelt wat er gebeurt en tegelijkertijd toont hij hoe het gebeurt. Het effect van transparant vertellen is dat de verteller zo opgaat in het verhaal dat zowel de verteller als het publiek in het verhaal meegezogen worden. Feiten vertellen Dit is informatie verstrekken, beschrijven, iets tonen door woorden. Hierin bestaan twee uitersten in stijl. Aan de ene kant de verteller die een uitgebreide beschrijving geeft. Hierbij moet men opletten dat het publiek toch nog zijn fantasie/inlevingsvermogen kan gebruiken, dus de verteller mag niet alles voor hen invullen! Aan de andere kant de verteller die weinig opsomt maar zich beperkt tot een paar goed gekozen details. Hierbij is dosering van belang want te weinig geven is even dodend als te veel geven. Ook het tempo van vertellen mag niet te sterk opgevoerd worden omdat het publiek tijd nodig heeft het zich in de eigen fantasie voor te stellen. De verteller moet dus goed zijn publiek in het oog te houden. Commentaar vertellen De verteller stapt even uit zijn verhaal en geeft zijn mening of achtergrondinformatie. Tijdens het commentaar geven, ligt het verhaal even stil. Na het onderonsje gaat het verhaal verder waar het gebleven was. Opletten dat de onderonsjes niet te lang zijn want dan bestaat het gevaar dat het publiek (en de verteller) de rode draad van het verhaal kwijt raakt. Het commentaar, de achtergrondinformatie moet dienen om het verhaal kracht bij te zetten en niet een verhaal op zich worden. Bv. Nieuwe woorden of moeilijke begrippen kan je uitleggen door ze te omschrijven of door er een definitie van te geven. Oefeningen Onderstaand enkele oefeningen i.v.m. de relatie vertellen en gevoel, waar de docent kan uit selecteren. Oefening verschil tussen beschrijvend en dramatisch vertellen Accenten leren leggen. Emoties en spanning hanteren. Opdracht - 19-19

20 Vertel een verhaal vanuit er was eens. Vertel hetzelfde verhaal vanuit de ik-vorm, en de derde maal vanuit het bijzondere naar het algemene. Vb beeldenstorm: IK-vorm: Ik ben net ontsnapt aan de totale vernietiging Vanuit bijzondere naar algemene. Het beeld van de heilige Barbara stond helemaal achteraan in het donker. Dat is de reden dat het hier nog staat. Hoe ging het met de andere beelden? Waarom? Oefening stiltes Accenten leren leggen. Emoties en spanning hanteren. De kracht van stilte leren. Herneem een verhaal uit één van de vorige oefeningen. Hervertel dat verhaal met nu daarbij extra aandacht aan pauzemomenten, stilte in het verhaal, door middel van de ademhaling. Oefening ultrakort verhaal met gevoel : Emotie in het verhaal betrekken. Leren gebruik maken van stem en lichaamstaal om het verhaal kracht bij te zetten. Ogenschijnlijk geven de korte zinnen enkel informatie. Eén kort emotioneel gegeven echter doet die informatie tot (be)leven komen. De manier waarop ze gezegd worden, met gevoel, verheft het tot een volwaardig verhaal. Voorbeelden: De koningin sterft. De koning sterft van een gebroken hart. (E.M.Forster) Het beeld stond in de kerk. Het beeld brak, door de beeldenstormers. De plek viel op. Hier viel de eerste V bom. - Fase één: Kom voor de groep staan en vertel zo n ultrakort verhaal voor de groep. Er kunnen eventueel zelf ultrakorte verhalen op basis van de kernboodschappen van de basisopdrachten gemaakt worden. - Fase twee: Vertel hetzelfde ultrakorte verhaal terug maar geef nu meer aandacht aan de hele uitvoering van dat ultrakort verhaal, dwz met aandacht voor je wijze van opkomen, op welke manier je de aandacht van je publiek verwerft, en aandacht voor het einde, de wijze van het besluiten van de vertelling. Dat zijn wezenlijke aspecten die de sfeer (gevoel) sturen tijdens je optreden. Opmerking: Het emotionele aspect binnen de informatie en de expressiemiddelen via stem en lichaamstaal zijn slechts twee elementen die het accent op gevoel, emotie binnen een verhaal leggen. Er is hier echter een derde aspect dat eventueel kan behandeld worden: hoe voelt de verteller zich persoonlijk? Laat de cursisten even teruggrijpen naar de allereerste oefening (inschattingsoefening) waar in de persoonlijke feedback aandacht ging naar de vraag: Hoe - 20-20