J a a r v e r s l a g 2 0 1 2



Vergelijkbare documenten
2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Verkort jaarverslag In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

Verkort jaarverslag Woord van de voorzitter

Inhoudsopgave. Jaarverslag 2013

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

Verkort Jaarverslag 2011

Verkort jaarverslag 2013

Terugblik 2011 in cijfers

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Deelnemersbestand en uitvoeringskosten

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 3 september 2018

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Goed jaar Metro Pensioenfonds, toch geen verhoging pensioenen

Ontwikkelingen in 2012

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni Samenvatting:

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

VERKORT JAARVERSLAG 2017

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Reservetekort weggewerkt, pensioenen verhoogd

Extra informatie pensioenverlaging

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Verder in deze nieuwsbrief een samenvatting van het rapport van de visitatiecommissie.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

NOTULEN DEELNEMERSVERGADERING VAN DE STICHTING JAN HUYSMAN WZ. FONDS 25 september 2012 Datum : 25 september 2012 Steller : D.W. Slok-Uittenbogaard

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2014 t/m 30 juni Samenvatting: dalende rente

Het jaarverslag 2012 in vogelvlucht

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Leiden, 3 september 2012

VERKORT JAARVERSLAG 2016

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Verkort jaarverslag : Herstel zichtbaar, maar we zijn er nog niet. Inclusief de pensioenkrant:

2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september Samenvatting:

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Verkort jaarverslag

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

3e kwartaal 2015 Den Haag, 19 oktober 2015

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari Stand van zaken SVG. 1 van 19

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

WELKOM. Algemene Vergadering voor Deelnemers en Gepensioneerden 14 september 2016

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen

Het jaarverslag 2014 samengevat

1e kwartaal 2017 Den Haag, april 2017

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2014 t/m 31 maart Samenvatting: stijgende aandelen

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

Kwartaalbericht 1e kwartaal 2009

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september 2015

Herstelplan ultimo 2017

Analyse financiële positie

Veel veranderingen in druk pensioenjaar 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG

1.3.5 Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) Beleggingen Algemeen 17

Verkort jaarverslag 2016

De pensioenleeftijd zal omhoog gaan

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 5 februari Stand van zaken SVG. 1 van 20

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 26 juni 2014

Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV: Verkort Jaarverslag 2008

Herstelplan Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

Financieel crisisplan

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Pensioenen... Herstelplan 2017

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Derde kwartaal juli 2013 t/m 30 september 2013

Jaarverslag Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat. Bestuur. Auteur

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad

Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarbericht 2011

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal januari 2014 t/m 31 maart 2014

Kwartaalbericht 2e kwartaal 2009

Jaarverslag Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat. Bestuur

Deelnemersbijeenkomst Stichting Jan Huysman Wz fonds 27 September 2016

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Pensioenbijeenkomst. 22 maart 2018

Deutsche Bank Nederland Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

Transcriptie:

J a a r v e r s l a g 2 0 1 2

Inhoudsopgave Kerncijfers 4 Woord van de voorzitter 7 Personalia 8 1. Financiële positie en beleid in 2012 10 1.1 Inleiding 10 1.2 Financiële opzet en positie 11 1.2.1 Totstandkoming herstelplan 13 1.2.2 Ontwikkeling herstelplan en korting 14 1.3 Beleid en beleidskeuzes 15 1.3.1 Toeslagbeleid 15 1.3.2 Financieringsbeleid 16 1.3.3 Herverzekeringsbeleid 16 1.3.4 Beleggingsbeleid 17 1.3.5 Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) 18 2. Beleggingen 19 2.1 Algemeen 19 2.2 Aandelen 20 2.3 Vastrentende waarden 20 2.4 Vastgoedbeleggingen 20 2.5 Overige beleggingen 20 2.6 Terugblik 2012 20 2.7 Vooruitblik 2013 21 2.8 Corporate Governance 23 2.9 Z-score 24 3. Pensioenen 26 3.1 Inleiding 26 3.2 Pensioencommunicatie 26 3.3 Pensioenadministratie 28 3.4 Uitvoeringskosten 29 3.5 Pensioenregeling 30 3.5.1 Pensioenregeling 2012 30 3.6 Nieuwe wetgeving 31 4. Actuariële paragraaf 36 5. Besturing en naleving wetgeving 38 5.1 Algemeen 38 5.2 Organisatie en uitvoering 38 5.3 Bestuursaangelegenheden 39 5.4 Goed pensioenfondsbestuur 39 5.4.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan (incl. reactie bestuur) 42 5.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 45 5.6 Gedragscodes 45 5.7 Geschillencommissie 45 5.8 Statutenwijziging 45 5.9 Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid 45 2

Jaarrekening 47 6. Jaarrekening 48 6.1 Balans na resultaatbestemming 48 6.2 Staat van baten en lasten 49 6.3 Kasstroomoverzicht 50 6.4 Toelichting op de jaarrekening 51 6.4.1 Algemeen 51 6.4.2 Grondslagen 51 6.4.3 Toelichting op de balans 59 6.4.4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 76 6.4.5 Toelichting op de staat van baten en lasten 77 6.4.6 Verbonden partijen 81 Overige gegevens 82 7. Overige gegevens 82 7.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 82 7.2 Gebeurtenissen na balansdatum 82 7.3 Actuariële verklaring 83 7.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 85 Bijlage 1 Recapitulatie deelnemersbestand 87 Bijlage 2 Begrippenlijst 88 3

Kerncijfers Bedragen x 1.000 2012 2011 2010 2009 2008 Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet 6.646 7.409 7.515 8.219 9.852 Gewezen deelnemers 13.879 13.217 13.036 12.160 10.433 Ingegane pensioenen 2.761 2.598 2.289 2.057 1.865 Totaal aantal verzekerden 23.286 23.224 22.840 22.436 22.150 Aantal aangesloten werkgevers 834 833 824 823 817 Pensioenen Kostendekkende premie 25.624 27.866 24.318 30.148 24.979 Gedempte premie 16.088 19.323 17.696 18.848 19.524 Feitelijke premie 23.058 22.441 22.310 25.334 24.949 Uitvoeringskosten 2.180 2.057 1.642 1.475 1.821 Uitkeringen 23.501 21.773 20.578 18.974 17.290 Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% Korting 1 3,2% 0,0% 2,1% 2 0,0% 0,0% Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen 1.723-85.636-21.512-42.894-71.363 Voorziening pensioenverplichtingen 834.651 806.179 687.610 616.464 593.078 Dekkingsgraad in % 100,2% 89,4% 96,9% 93,0% 88,0% Dekkingsgraad bij minimaal vereist eigen vermogen 104,3% 104,3% 104,3% 105,0% 105,0% Dekkingsgraad bij vereist eigen vermogen 111,3% 112,1% 112,9% 109,0% 107,0% Rentetermijnstructuur (RTS) 2,5% 2,7% 3,4% 3,9% 3,5% 1 Eind 2012 is een evaluatie uitgevoerd, in 2013 komt de korting uit op 3,2%. 2 Het besluit tot korting is in 2010 genomen en met ingang van 1 januari 2011 doorgevoerd. 4

Bedragen x 1.000 2012 2011 2010 2009 2008 Beleggingen Netto balanswaarde 835.424 720.132 662.534 575.068 523.265 Beleggingsopbrengsten 118.486 56.396 91.437 46.136-22.879 Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen 11.331 12.240 11.617 9.192 10.859 Aandelen 249.651 171.807 165.357 151.314 99.795 Vastrentende waarden 496.012 446.633 419.299 333.859 342.633 Derivaten 61.622 74.635 47.562 70.541 61.869 Overige beleggingen 16.807 14.817 18.699 10.162 8.109 Beleggingsrendement in % 16,29% 8,39% 15,93% 8,68% -3,33% Benchmarkrendement portefeuille in % 16,50% 5,19% 10,83% 10,00% -9,16% Voorlopige Z-score 0,82 2,14 4,94 1,23 4,26 Performance toets 3 7,27 6,38 5,74 3,75 3,01 3 De jaarlijkse z-score kent een volatiel verloop, afhankelijk van marktbewegingen en portefeuillebeheer. Voor de bepaling van de z-score 2012 wordt verwezen naar paragraaf 2.9. 5

Bestuursverslag 6

Woord van de voorzitter Het pensioenfonds heeft een bewogen jaar achter de rug. Het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingorgaan hebben in het jaar 2012 niet stil gezeten, hetgeen blijkten uit de hierna volgende greep van de in 2012 genomen besluiten en/of maatregelen: - invoering per 1 januari 2012 van de nieuwe pensioenregeling (o.m. met verhoging van pensioenleeftijd naar 67 jaar en versobering van de pensioenopbouw); - omzetting van prepensioen naar levenslang ouderdomspensioen; - wijziging van het beleggingsbeleid (overgang van actief naar passief aandelenbeheer en wisseling van vermogensbeheerder Alliance Bernstein naar Aegon); - de als gevolg van de evaluatie van het herstelplan voorgenomen korting van 7% per 1 april 2013. (door het gedeeltelijk herstel van de dekkingsgraad ultimo 2012 kon deze korting gelukkig worden beperkt tot 3,2%). De uitstekende beleggingsrendementen van ruim 16,3% waren onvoldoende om de pensioenverlaging volledig te voorkomen. Daarnaast hebben de organen van het pensioenfonds zich het afgelopen jaar moeten buigen over de toekomstbestendigheid van het pensioenfonds. Is het met het oog op de gewijzigde omstandigheden en de toekomstige ontwikkelingen voor ons pensioenfonds nog mogelijk te (blijven) voorzien in een adequate oudedagsvoorziening? In dit kader heeft een heroriëntatie plaatsgevonden, waarbij de diverse bestuursmodellen en samenwerkingsverbanden de revue zijn gepasseerd en uitvoerig zijn besproken. Belangrijk aandachtspunt in deze brede discussie is voorts geweest de krimpende markt voor het notariaat en de ontslaggolf sinds 2008, die tot nu toe heeft geleid tot het vertrek door ruim 3400 medewerkers van het notariaat uit het fonds. Dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor het deelnemersbestand van ons pensioenfonds. Dit proces zal in 2013 worden afgerond. Voor het komend jaar staat voorts de uitwerking van het pensioenakkoord centraal. De keuze voor een nominaal of reëel pensioencontract zal een bijdrage moeten leveren aan de toekomstbestendigheid van ons pensioen om de nadelige gevolgen van de stijgende levensverwachting en de schokken op de financiële markten te kunnen opvangen. Ook het Integraal Risico Management staat hoog op de agenda. Nadat in 2011 reeds een eerste inventarisatie heeft plaatsgevonden van de aanwezige risico s, heeft het bestuur dit jaar een aanvang gemaakt met verdere identificatie van de risico s, de monitoring daarvan en het aanbevelen van verbeterpunten. De praktische uitvoering van de pensioenregeling was ook dit jaar weer in goede handen bij TKP. Zowel de pensioenadministratie als de bestuursondersteuning scoren een ruime voldoende. Rest mij tenslotte een wel gemeend woord van dank aan allen die dit jaar een bijdrage hebben geleverd aan ons pensioenfonds. Ook de arbeidsintensieve periode die voor ons ligt, vergt van een ieder een uiterste inspanning. Ik reken graag op u allen. Houten, 28 mei 2013 De heer A. Baakman werknemersvoorzitter 7

Personalia Benoemd namens de werkgevers: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot Functie Mr. M.A. van Gaalen Bestuurslid 01-09-2010 01-09-2016 Notaris te Aalsmeer Mw. mr. K.A.J. van Plv. Bestuurslid 01-01-1989 01-01-2014 Bestuurssecretaris KNB Geest Mr. J.P. Loof Secretaris 01-01-1994 01-01-2018 Notaris te Terneuzen Mr. A.J.A. Marks Voorzitter 01-01-2000 01-01-2017 Notaris te Oirschot Benoemd namens de deelnemers en pensioengerechtigden: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot Functie/in dienst van A.B.M. Baakman Voorzitter 01-01-1996 01-01-2014 Gepensioneerd L. Bosselaar Plv. Bestuurslid 01-11-2011 01-11-2017 Secretaris BMN / Notarisklerk te Kampen A. Hoekstra Secretaris 01-01-1986 01-01-2015 Bestuurslid BMN / Gepensioneerd M.J. van der Werf Bestuurslid 01-01-1993 01-07-2016 Voorzitter BMN In de even jaren is een werkgeversbestuurslid voorzitter en een werknemersbestuurslid secretaris. In de oneven jaren is een werknemersbestuurslid voorzitter en een werkgeversbestuurslid secretaris. Administratiecommissie L. Bosselaar Mw. mr. K.A.J. van Geest A. Hoekstra (voorzitter) Mr. A.J.A. Marks Beleggingscommissie A.B.M. Baakman Mr. M.A. van Gaalen Mr. J.P. Loof (voorzitter) M.J. van der Werf Commissie integraal risicomanagement L. Bosselaar Mr. M.A. van Gaalen (voorzitter) Jaarwerkcommissie A.B.M. Baakman A. Hoekstra Mr. M.A. van Gaalen Verantwoordingsorgaan Mr. C.W. de Monchy (voorzitter), namens de werkgevers H. Sieders en mw. H.M.E. van der Weele, namens de werknemers J. Kaptein, namens de pensioengerechtigden 8

Deelnemersraad H. Sieders en mw. H.M.E. van der Weele, namens de werknemers J. Kaptein 4, namens de pensioengerechtigden Visitatiecommissie Voor 2013 volgt er een selectieprocedure voor het samenstellen van een nieuwe visitatiecommissie Certificeerders PricewaterhouseCoopers accountants, externe accountant Towers Watson Netherlands B.V., externe actuaris Compliance officer Mr. J.P. van der Stap Organogram van de situatie ultimo 2012 4 Per 1 januari 2013 is de heer J. Kaptein benoemd als opvolger van de heer L. Stolp in de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. 9

1. Financiële positie en beleid in 2012 1.1 Inleiding Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van de marktrente, de ontwikkeling van het beleggingsresultaat of demografische ontwikkelingen. In paragraaf 1.2 zal het verloop van de dekkingsgraad over 2012 nader toegelicht worden. De ontwikkeling van het beleggingsresultaat zal in paragraaf 2.6 worden toegelicht. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico's, die in de risicoparagraaf (6.4.3.1) van de jaarrekening worden behandeld. De hoofddoelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, evenals het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het zo veel mogelijk waardevast houden van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken. Het beleggingsbeleid (inclusief het toeslagenbeleid) is er op gericht om deze doelstelling te realiseren. Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. In paragraaf 1.3 wordt hier uitgebreid op ingegaan. 10

1.2 Financiële opzet en positie De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen, te weten de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) en overige technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds. De dekkingsgraad bedraagt ultimo 2012 100,2%. Ontwikkeling dekkingsgraad Onderstaande tabel geeft aan hoe de dekkingsgraad zich in het afgelopen jaar heeft ontwikkeld. 2012 2011 Dekkingsgraad 1 januari 89,4% 96,9% Effect premies 0,0% -0,1% Effect uitkeringen -0,3% 0,0% Effect indexatie 0,0% 0,0% Effect overrendement 12,4% 6,8% Effect rentetermijnstructuur voorziening -5,1% -13,2% pensioenverplichtingen Overige effecten 0,7% -1,0% Dekkingsgraad 31 december (voor korting) 97,1% 89,4% Effect korting 3,1% 0,0% Dekkingsgraad 31 december (na korting) 100,2% 89,4% In de door DNB voorgeschreven rentetermijnstructuur einde 2012, die voor het vaststellen van de TV wordt gehanteerd, is de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR) ingevoerd. Per saldo heeft de renteverandering een verhogend effect gehad op de technische voorzieningen van 48.874 en heeft een dalend effect op de dekkingsgraad van 5,1%. Bij het vaststellen van de technische voorzieningen ultimo 2012 is gebruik gemaakt van de nieuwe Prognosetafel 2012-2062 van het AG in combinatie met de fondsspecifieke Towers Watson-ervaringssterfte 2012. Dit heeft geleid tot een afname ter grootte van 1.885 en heeft een stijgend effect van circa 0,3% op de dekkingsgraad. Het fonds heeft in 2012 aangekondigd om per 1 april 2013 een korting van 3,2% door te voeren. Deze korting is meegenomen in de dekkingsgraad ultimo 2012 en heeft een stijgend effect op de dekkingsgraad van 3,1%. In totaal zijn de technische voorzieningen toegenomen met 28.472. Daarnaast is het vermogen in het verslagjaar met 115.835 gestegen. Het pensioenfonds heeft een positief resultaat behaald van 87.359. Hierdoor is het eigen vermogen gestegen tot 1.723. De dekkingsgraad per 31 december 2012 komt door deze oorzaken per saldo 10,8%-punt hoger uit. 11

Ultimo 2012 bedraagt de RTS circa 2,5% (2011: 2,7%). De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: 2012 2011 2010 2009 2008 Dekkingsgraad ultimo 100,2% 89,4% 96,9% 93,0% 88,0% De minimaal vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedraagt 104,3% (2011: 104,3%). De dekkingsgraad die voortvloeit uit de bepaling van het vereist eigen vermogen (VEV) bedraagt 111,3% (2011: 112,1%). Ultimo 2012 en ultimo 2011 was derhalve sprake van een dekkingstekort en een reservetekort. Hiervoor is in 2009 een korte termijn- en lange termijnherstelplan ingediend. 12

1.2.1 Totstandkoming herstelplan In 2009 heeft het pensioenfonds een korte termijn herstelplan ingediend bij DNB omdat de dekkingsraad in 2008 was gedaald tot minder dan 105% (eind 2008 is de dekkingsgraad 88%). Op 8 februari 2011 heeft het bestuur de goedkeurende beschikking van DNB voor het herstelplan verkregen. Beschrijving van het korte termijn herstelplan op hoofdlijnen Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. In augustus 2009 heeft het pensioenfonds een aangescherpte versie ingediend. Het pensioenfonds heeft gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 105% uit te komen. Het kortetermijnherstelplan van het pensioenfonds bevat de volgende maatregelen: Vanaf 2009 wordt een extra premiebijdrage gedurende de herstelperiode van 2 procentpunt van de pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de pensioengrondslag is gebracht. Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd. Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100% naar 50% van de prijsindex. In de versie van augustus 2009 is hieraan toegevoegd: Een voorgenomen korting van 6,8% per 1 januari 2012 op alle pensioenaanspraken. Daarnaast had het bestuur reeds besloten de duration van de bezittingen tijdelijk in overeenstemming te brengen met de duration van de verplichtingen, waarmee het renterisico volledig is afgedekt. De negatieve rentespiraal had aldus in de situatie van het pensioenfonds ook geen effect meer op de hoogte van de dekkingsgraad. Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds op basis van de gehanteerde aannames - voldoende herstelkracht om binnen vijftien jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merkt het bestuur op dat inherent aan de modelmatige aanpak het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het pensioenfonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. 13

De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn cijfermatig als volgt: Effect op dekkingsgraad Korte termijn Lange termijn Dekkingsgraad per 31 december 2008 resp. 2013 88,0% 105,0% Premie De premie is kostendekkend 1,1% -8,9% Sturings Toeslagen Geen toeslagverlening tot 2018 0,0% -4,5% middelen Beleggingen 9,7% 13,1% Aanpassing van de rentecurve vanaf Rentetermijnstructuur 2014 met toestemming van DNB 0,6% 6,3% (forward rates) Overige 5,6% 4,2% Dekkingsgraad per 31 december 2013 resp. 31 december 2023 105,0% 5 115,2% In 2012 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld: Verwacht 2012 Werkelijk 2012 Dekkingsgraad 1 januari 101,8% 89,4% Effect premies -0,1% 0,0% Effect uitkeringen 0,1% -0,3% Effect toeslagverlening 0,0% 0,0% Effect overrendement 1,8% 12,4% Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen 0,0% -5,1% Overige effecten -0,1% 3,8% Dekkingsgraad 31 december 103,5% 100,2% 1.2.2 Ontwikkeling herstelplan en korting Korting van 2,1% per 1 januari 2011 In het herstelplan worden de maatregelen uiteengezet die het pensioenfonds neemt om uit herstel te komen. Op 23 november 2010 heeft het bestuur definitief besloten de (opgebouwde) pensioenen met 2,1% op 1 januari 2011 te verlagen. De verlaging van 2,1% is minder dan de 6,8% die in het herstelplan van 2009 staat. Wel is de verlaging een jaar eerder ingegaan. 5 Het minimum vereist eigen vermogen is later vastgesteld op 104,3%. 14

Voorgenomen kortingsbesluit 7% per 1 april 2013 Jaarlijks voert het pensioenfonds een evaluatie uit van het herstelplan. Op basis van de dekkingsgraad ultimo 2011 was duidelijk dat het pensioenfonds, ondanks de eerdere korting, achterliep op het herstelpad. Bij toepassing van de nieuwe lagere- rendementsparameters bleek uit de evaluatie dat een korting van 9,3% benodigd was. De Nederlandsche Bank heeft in een algemene richtlijn aangegeven dat vooralsnog de korting gemaximeerd kan worden op 7%. Het pensioenfonds heeft besloten van deze handreiking gebruik te maken. Definitief kortingsbesluit 3,2% per 1 april 2013 Eind 2012 is wederom een evaluatie uitgevoerd, die heeft geresulteerd in een korting van 3,2% per 1 april 2013. Deze korting is met ingang 31-12-2012 verwerkt in de voorziening pensioenverplichting. De lagere korting dan in eerste instantie aangegeven is, wordt met name verklaard door het positief effect van de invoering van de UFR. 1.3 Beleid en beleidskeuzes De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement om de toeslagambitie te realiseren. Versoberde regeling noodzakelijk Het beleid van het bestuur is om tegen betaling van een kostendekkende premie een middelloonregeling met een voorwaardelijk toeslagbeleid te realiseren. Het beleggingsbeleid, het toeslagbeleid en het premiebeleid zijn de belangrijkste sturingsmiddelen van het bestuur. De huidige doorsneepremie staat op gespannen voet met de eisen ten aanzien van de (gedempte) kostendekkende premie. Het bestuur heeft per 1 januari 2012 de middelloonregeling versoberd, dit was reeds besloten in het najaar van 2011. De pensioenregeling 2012 is beschreven in paragraaf 3.5.1. In de komende paragrafen wordt het in 2012 gevoerde beleid in samenhang met de pensioenregeling beschreven. 1.3.1 Toeslagbeleid Het toeslagbeleid, dat is gerelateerd aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex, is strikt voorwaardelijk en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bedraagt in de regeling tot en met 2011 maximaal 50% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Er is geen recht op toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre een toeslag (indexatie) zal plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening houdt het pensioenfonds geen specifieke reserve aan en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Sinds 1 januari 2010 zijn gezien de financiële positie geen toeslagen verleend. In de pensioenregeling van 2012 is de toeslagambitie aangepast van 50 naar 25 procent. De toeslagambitie is bijgesteld als onderdeel van de maatregelen om de pensioenregeling financieel sluitend te maken. Het bestuur kan afhankelijke van de financiële positie besluiten tot een hoger percentage. 15

1.3.2 Financieringsbeleid De effectiviteit van het premiebeleid is beperkt gezien de relatief beperkte omvang van de premie-inkomsten. Het pensioenfonds hanteert conform de gemaakte afspraken - een doorsneepremie. De jaarpremie in 2011 voor de pensioenregeling bedroeg 20% van de pensioengrondslag van het ouderdomspensioen. Per 2012 is dit verhoogd naar 22%. De pensioenpremie die de werkgevers en werknemers voldoen is een doorsneepremie, die op basis van wetgeving onafhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer wordt vastgesteld. De herverzekeringspremie, die het pensioenfonds aan de herverzekeraar voldoet, is op verzekeringsgrondslagen, dus wel afhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer. Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan: - de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; - de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; - de premie om de uitvoeringskosten te financieren; - de toeslagpremie voor de financiering van de verwachte (voorwaardelijke) toeslagen volgens de geformuleerde ambitie, voor zover van toepassing. Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie bestaat uit dezelfde componenten als de kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie voor 2012 bedraagt 16,1 miljoen (2011: 19,3 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2012 bedraagt 23,1 miljoen (2011: 22,4 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Invoering gesplitste premiekorting In 2011 is het inzicht gekomen dat bij continuering van de huidige pensioenregeling en het huidige financieringsbeleid de toekomstige betaalbaarheid onder druk komt te staan. Het bestuur heeft daarom besloten om per 1 januari 2012 belangrijke wijzigingen door te voeren in de doorsneepremie en de pensioenregeling. De doorsneepremie is verhoogd naar 22% en de jaarlijkse opbouw kan verlaagd worden als de premiedekkingsgraad te laag is, de zogeheten gesplitste premiesystematiek. Dit is het geval als er sprake is van een dekkingstekort. Hiermee wordt gewaarborgd dat de premie bijdraagt aan herstel. Bij de evaluatie van het herstelplan is besloten dat de opbouw in 2013 1,1915% bedraagt. Dit percentage is tot stand gekomen door het formeel volgens de abtn bepaalde opbouwpercentage van 1,9% te corrigeren voor de samenloop met de pensioenkorting van 3,2%. 1.3.3 Herverzekeringsbeleid Het pensioenfonds heeft het herverzekeringscontract in 2010 verlengd voor een periode van vijf jaar. AEGON beheert vanaf februari 2012 volledig het vermogen. Het pensioenfonds draagt het volledige beleggingsrisico. Het actuariële risico gedurende de contractperiode is beperkt. Het technisch resultaat wordt vastgesteld op basis van de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het technisch resultaat wordt eveneens, mits positief, jaarlijks aan het pensioenfonds uitgekeerd. Het gedeelte van het verlies dat minder bedraagt dan - 8,5% van de geboekte 16

bruto premie, uitgezonderd bruto eenmalige koopsommen, is voor rekening van de verzekeraar. 1.3.4 Beleggingsbeleid De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit de zogeheten prudent person gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico s. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds. Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een enigszins defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Om de doelstelling te realiseren voerde het pensioenfonds tot 2012 een actieve beleggingsstijl. Dat wil zeggen: het realiseren van hoger rendement dan de performance van de benchmark, binnen de vastgestelde restricties, op basis van de marktvisie van de geselecteerde vermogensbeheerders. In het najaar van 2011 heeft het bestuur het besluit genomen om de actieve beleggingsstijl te wijzigen in een passieve beleggingsstijl en daarmee afscheid te nemen van de vermogensbeheerder AllianceBernstein. Het bestuur heeft de overtuiging dat de extra risico s en kosten van actief beheer, niet meer opwegen tegen de positieve kans op extra rendementen. De implementatie van de passieve beleggingsstijl, inclusief de transitie naar een andere vermogensbeheerder, vond op 23 februari 2012 plaats. De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Om deze reden vindt spreiding over meerdere beleggingscategorieën plaats en worden minimum en maximum wegingen gehanteerd voor de beleggingscategorieën. In de beleggingsportefeuille komen zowel zakelijke waarden als vastrentende waarden voor. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden benut voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Maandelijkse monitoring en bijsturing zorgen ervoor dat deze grenzen niet overschreden worden Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van een zogeheten ALM-studie afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een ALM-studie, kan worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur. In 2011 is een ALM-studie uitgevoerd waaruit is gebleken dat de door het bestuur gekozen beleggingsmix voldoet. Ook volgde uit deze studie dat de huidige mate van renteafdekking (70%) volstaat. Wel volgde uit de studie dat de feitelijke premie in veel scenario s lager uitvalt dan de kostendekkende premie. Deze bevinding heeft bijgedragen aan de besluitvorming omtrent de nieuwe pensioenregeling en doorsneepremie vanaf 2012. 17

Voor het verslagjaar heeft het bestuur de volgende strategische allocaties vastgesteld. Ondergrens Strategisch Bovengrens Feitelijke allocatie per 31 december 2011 Benchmark Vastrentende waarden 53,0% 67,5% 80,0% 70,2% Customized incl. derivaten MSCI World Index (hedged to euro) Aandelen 20,0% 27,5% 35,0% 23,9% S&P GSCI Index ER Grondstoffen 0,0% 2,0% 5,0% 2,1% US$-overnight rate index Vastgoed beleggingen 0,0% 2,0% 5,0% 1,7% TKP Real Estate Top Funds Index GTAA 0,0% 1,0% 2,0% 2,1% Merrill Lynch EMU AAA Government index Liquiditeiten -2,5% 0,0% 2,5% 0,0% 1-maands Euribor Totaal 100% 100,0% 1.3.5 Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) Risicomanagement staat nadrukkelijk op de agenda van het pensioenfonds om een actueel en volledig beeld te kunnen verschaffen van alle relevante risico s, zodat eventuele noodzakelijke beheersmaatregelen kunnen worden genomen. Daarbij gaat het niet alleen om financiële risico s, maar evenzeer om niet-financiële risico s, zoals operationele en uitbestedingsrisico s. Ook De Nederlandsche Bank heeft het toezicht op het beheersen van de risico s door pensioenfondsen aangescherpt, mede naar aanleiding van de conclusies uit het rapport van de commissie Frijns in 2010. Het beleid van het bestuur van het pensioenfonds is gericht op beheersing van de thans geïdentificeerde risico s en speelt in op de complexiteit van de risico s, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de toenemende eisen van de toezichthouders. In de bestuursvergadering 9 april 2013 heeft het bestuur besloten om het integraal risico management (IRM) het jaar rond te agenderen en specifieke bestuursleden voor specifieke risico gebieden aan te wijzen. Op deze wijze zal gedurende het gehele jaar tijdens de bestuursvergaderingen een deel van het IRM worden doorgenomen waarna direct eventuele noodzakelijk maatregelen door het bestuur kunnen worden genomen. Op deze wijze is sprake van een constante risicoanalyse door het bestuur. 18

2. Beleggingen Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerders. De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategische beleggingsbeleid richting het bestuur. Daartoe onderhoudt de commissie de contacten met de externe vermogensbeheerders. Het bestuur heeft AEGON Asset Management aangesteld als de externe vermogensbeheerder om binnen de gestelde doelstellingen het beleggingsbeleid uit te voeren. De vermogensbeheerder voert het beleggingsbeleid uit binnen de geformuleerde randvoorwaarden. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het administreren van de beleggingen en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. 2.1 Algemeen Het beleggingsbeleid is gebaseerd op een Asset Liability Management (ALM) studie en continuïteitsanalyses. Op basis hiervan is een beleggingsportefeuille gekozen met een naar de mening van het bestuur acceptabele combinatie van netto-premieniveau, premievolatiliteit, kansen op onderdekking en kansen op toeslagverlening. Er wordt in vier verschillende hoofdcategorieën belegd om de verhouding tussen rendement en risico te optimaliseren: - vastrentende waarden; - aandelen; - vastgoed; - grondstoffen. De performance over 2012 per beleggingscategorie in vergelijking met de benchmark wordt in onderstaande tabel weergegeven, de genoemde percentages zijn exclusief in rekening gebrachte kosten. 2012 Gerealiseerd % Benchmark % Aandelen* 15,77 14,34 Vastrentende waarde 10,50 9,18 Vastgoed -6,65-6,65 Grondstoffen -0,07 0,01 GTAA 1,32 7,51 Long Duration Overlay ** 109,53 0,00 Liquide middelen Totaal ** 16,76 *Dit rendement bestaat uit het rendement van het Alliance Bernstein Global Style Blend Equity Fund tot 01-03-2012 en van het rendement van het AEGON World Equity Index Fund vanaf 01-03-2012. 19

** De belegging in het AEGON Long Duration Overlay is bedoeld om het renterisico ten opzichte van de verplichtingen af te dekken. Om die reden is er geen sprake van een benchmarkrendement voor Long Duration Overlay en dus ook niet voor de totale portefeuille. De benchmark van LDO is het fondsrendement. 2.2 Aandelen In de eerste twee maanden van 2012 werd het aandelenbeheer uitgevoerd door Alliance Bernstein. Per 1 maart 2012 is het aandelenbeheer overgebracht naar AEGON. Het beleggingsbeleid van de aandelenportefeuille is passief met een brede spreiding over internationale markten. Daarnaast wordt het valutarisico voor de beleggingen genoteerd in Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen afgedekt. Voor beleggingen in andere valuta geldt dat het valutarisico niet afgedekt wordt. 2.3 Vastrentende waarden Binnen de vastrentende portefeuille wordt belegd in uiteenlopende fondsen van AEGON, waaronder staatsobligaties van EU-landen, bedrijfsobligaties, bedrijfsobligaties in opkomende landen, particuliere hypotheken en Long Duration Overlay (LDO). Deze laatste categorie heeft als doel de rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille te verhogen om deze in een afgesproken verhouding te brengen met de rentegevoeligheid van de verplichtingen. In 2012 gold een verhouding van 70% voor het afdekken van het renterisico. Per 2013 is besloten om naar een verhouding van 65% te gaan. 2.4 Vastgoedbeleggingen Voor vastgoed wordt gebruik gemaakt van het TKP Real Estate Top Funds dat belegt in aandelen van vastgoedbedrijven en is wereldwijd gespreid 2.5 Overige beleggingen De beleggingen in grondstoffen geschieden in het AEGON Global Commodity Fund. Dit fonds betreft een (passieve) belegging in grondstofderivaten waarbij de Goldman Sachs Commodity Index gevolgd wordt. Naast deze hoofdcategorieën wordt tevens belegd in het AEGON Global TAA+ Fund (GTAA). Dit beleggingsfonds behelst een zogeheten overlay structuur (er wordt met relatief weinig waarde een relatief hoge exposure aangegaan) om met tactisch beleid van de vermogensbeheerder extra waarde toe te voegen aan de portefeuille van het Pensioenfonds. Hiervoor maakt het fonds gebruik van derivaten. Vanuit de wens van het bestuur om voor de aandelenportefeuille passief te beleggen is met ingang van 2013 besloten om uit het GTAA fonds te treden. 2.6 Terugblik 2012 Macro-economisch gezien was 2012 voor veel Europese landen een moeilijk jaar met stagnerende groei, oplopende werkloosheid en forse begrotingstekorten. Dit remde de binnenlandse vraag, zodat deze landen het vooral van hun export naar buiten de Europese Unie moesten hebben. Ook China had last van de Europese recessie omdat het minder kon exporteren. Verder zat China door een grote investeringsgolf met omvangrijke, maar wel onrendabele bouw- en woningprojecten in zijn maag. Door al deze problemen was het twijfelachtig of China zijn hoge groeipercentages kon handhaven. In de loop van 2012 bleek de Chinese economie toch goed te presteren. 20