Chris Visscher Hoogleraar jeugdsport, met specifieke accenten op talentontwikkeling en op sport en school Rijksuniversiteit Groningen Als hij bij Studio Sport FC Groningen en Heerenveen tegen elkaar ziet spelen, heeft hij ook van oudere spelers data over hun ontwikkeling van jong talent tot ervaren voetballer in zijn verzameling zitten. Maar als de toenmalige jeugdspelers van beide betaaldvoetbalorganisaties naar elders zijn vertrokken, probeert Chris Visscher hen nog zo goed mogelijk te volgen. Zoals hij dat inmiddels ook doet met de jonge talenten van AZ en FC Twente. Niet alleen de topsport is onderwerp van zijn onderzoek. Bij het Interfacultair Centrum voor Bewegingswetenschappen in Groningen hield hij zich ook bezig met de motorische en cognitieve ontwikkeling van reguliere kinderen en kinderen met een handicap. 53
Hoe is het vakgebied waarbinnen u werkzaam bent te omschrijven? Kortheidshalve wordt Chris Visscher vaak aangeduid als hoogleraar jeugdsport. Mijn onderzoeksgebied loopt van kinderen met een beperking tot sportief zeer getalenteerden, zegt hij. En dat onderzoek betreft dan de motorische en sportieve ontwikkeling tussen 0 en 20 jaar. Centraal in dat onderzoek staat altijd de relatie tussen motoriek en cognitie, tussen de wereld van de sport en de wereld van het onderwijs. Daar doet hij graag ferme uitspraken over. Zoals in de stelling dat kinderen die zich sportief goed ontwikkelen, vaak ook op school heel behoorlijk kunnen meekomen. Hoe is dit gebied als onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek ontstaan en hoe heeft het zich in de afgelopen jaren ontwikkeld binnen uw universiteit? Visscher studeerde aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Groningen en werkte daarna vijftien jaar als docent lichamelijke opvoeding. Daarnaast werkte hij als assistent-trainer bij FC Groningen. Door die combinatie van functies ontstond zijn interesse in het leerproces van kinderen. Hoe leer je kinderen bewegen en vooral: hoe leren kinderen het zichzelf? Het leidde onder meer tot een studie pedagogiek, afgerond met een proefschrift over sportieve vaardigheden en sportgedrag van dove kinderen. Later kwamen ook kinderen met andere handicaps in beeld: slechtzienden en blinden, kinderen met een spraakstoornis of met leerstoornissen, ADHD en autisme. Ik heb geprobeerd te bestuderen hoe motorische en cognitieve prestaties elkaar beïnvloeden. Bij bijvoorbeeld taal en rekenen gaat het om functies van een hogere cognitieve orde: werkgeheugen, aandacht, probleemoplossend vermogen. Die spelen ook bij het aanleren van motorische functies een rol. Het idee erachter is dat het om parallelle functies gaat die zich in hetzelfde hersengebied afspelen en die elkaar dan ook kunnen beïnvloeden. Het Interfacultair Centrum voor Bewegingswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen waaraan hij als hoogleraar is verbonden vierde in 2009 het 25-jarig bestaan. De oprichting in 1984 kwam voort uit de samenwerking tussen de medische faculteit en de faculteit voor gedragsen maatschappijwetenschappen, waarbij aanvankelijk de tweede en sinds 2003 de eerste penvoerder en huisvester is. Bewegingswetenschappen is momenteel een vijfjarige opleiding. Visscher schetst drie speerpunten: - bewegen en gezond ouder worden; - revalidatie en functieherstel; - sport: leren en presteren. De studenten kiezen een afstudeerproject in een van die drie lijnen. 54 Sport en haar professoren - Sportwetenschap in ontwikkeling
Sportniveau en zelfwaardering Concluderend laat dit onderzoek zien dat een hoger sportniveau gerelateerd is aan een hogere zelfwaardering. Een hoge zelfwaardering kan vele positieve effecten hebben voor later zoals een betere fysieke en mentale gezondheid, betere economische vooruitzichten en lagere niveaus van crimineel gedrag. Er is echter longitudinaal onderzoek nodig om een eventuele richting aan het verband tussen zelfwaardering en sportniveau te kunnen geven. Uit: Een overzicht over 3 jaar onderzoek op LOOT-scholen, 2009. Wat is de aard en omvang van uw aanstelling en hoe is uw onderzoeksgroep samengesteld? Visscher bekleedt sinds november 2007 als bijzonder hoogleraar de leerstoel jeugdsport, die is ingesteld door NOC*NSF. Talentherkenning en -ontwikkeling zijn belangrijke onderzoeksgebieden. Hij is tevens directeur van het Interfacultair Centrum voor Bewegingswetenschappen. Ik ben eindverantwoordelijke voor een club van zestig medewerkers, van wie er zich circa twintig nadrukkelijk met sport bezighouden, vertelt hij. Hij is betrokken bij de begeleiding van tien promovendi. De vaste staf wordt gefinancierd uit de eerste geldstroom. Het onderzoek door de promovendi wordt voor zo n tachtig procent extern betaald, soms aangevuld door geld vanuit de universiteit. Op welke wijze en met welke motivatie bent u als wetenschapper zelf op dit terrein terechtgekomen? Ik ben hier in 1990 begonnen als docent en opleidingscoördinator. We zijn rond 1993 met sport begonnen en dat heeft zich ongelooflijk snel ontwikkeld. We hebben veel onderzoek gedaan, veel langlopend onderzoek ook en dat is uniek in de wereld. We zijn in staat geweest om dezelfde personen gedurende meerdere jaren te volgen in hun ontwikkeling, zeg maar vanaf hun 13de tot hun 23ste en dat is zeer zeldzaam. Maar het past wel bij de gedachte dat voor een topsportcarrière 10 jaar training en 10.000 uur aan training staat. De vraag wie of wat een talent is, wat gegeven is en wat kan worden geleerd, is en blijft uitermate boeiend. Daarnaast is het een voortdurende uitdaging te onderzoeken wat kinderen met een probleem, bijvoorbeeld doofheid, kunnen en te kijken naar de gevolgen hiervan voor de ontwikkeling van sportieve, cognitieve en sociale vaardigheden. En in alle gevallen is het van groot belang met de gevonden resultaten een wezenlijke bijdrage te leveren aan de verbetering van de praktijk van bewegen en sport. 55
Welke is uw eigen betrokkenheid bij de sport? Visscher vertelt over zijn passie voor sport en dan met name het voetbal. Ook daar speelde hij al in de spits. Onder Foppe de Haan werd hij met ACV kampioen bij de zaterdagamateurs en speelde hij in het bekertoernooi tegen clubs in het betaald voetbal. Het leverde geen profcontract op, maar wel veel contacten in de voetballerij, waardoor hij na het behalen van de benodigde trainersdiploma s assistent-trainer kon worden bij FC Groningen. Voor Visscher leven de gymleraar en de coach niet in gescheiden werelden. Als leraar hield hij zich bezig met het aanleren van vaardigheden die sport mogelijk maken. Maar prestaties leveren, de competitie met anderen aangaan: het is onlosmakelijk verbonden met sport. Ook de marathonloper gaat de strijd aan, al is het alleen maar met z n eigen pr s. Dat ieder dat op eigen niveau doet, maakt niet uit. Het voetbalelftal waar hij lang in bleef spelen, is enkele jaren geleden uit elkaar gevallen. Visscher speelde ook volleybal en geniet tegenwoordig van tennis, skiën en golf. En ik zie veel sport, heb een brede interesse. Er is weinig dat ik niet mooi vind, zegt hij. 56 Sport en haar professoren - Sportwetenschap in ontwikkeling
Sport en Kennis Deze preview is een gedeelte uit het boek: Sport en haar professoren Sportwetenschap in ontwikkeling Meer informatie Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl