NAAR EEN NIEUW GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID Slow Food Policy Paper on CAP NL
Naar een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Omwille van de manier waarop het tot op heden werd ontwikkeld en beheerd, bevat het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) een aantal bijzonder kritieke punten die negatieve gevolgen hebben voor zowel producenten als consumenten. Allereerst wordt het Beleid gekenmerkt door een scherpe ongelijkheid met betrekking tot de financiële middelen van de zogenaamde eerste pijler (die bestaat uit maatregelen ter ondersteuning van de markt, in het bijzonder rechtstreekse betalingen aan producenten) die ongelijk worden verdeeld tussen de verschillende productietypes, landbouwbedrijven (klein, middelgroot, groot) en de lidstaten. Ten tweede bevoordeelt het een uiterst onevenwichtig consumentenmodel: 250 van de 500 miljoen EUburgers lijden aan overgewicht en 42 miljoen leven in omstandigheden van ernstige ontbering, terwijl elk jaar 90 miljoen ton eetbaar voedsel wordt weggegooid (Eurostat 2010). Het voedsel heeft de facto haar intrinsieke waarde verloren en de prijs is de enige overblijvende bepalende parameter voor de voedselkeuze. Ten derde devalueert het Beleid het werk in de agro-industrie: een recent onderzoek toonde aan dat in Europa als geheel, de tewerkstelling in de landbouwsector in minder dan 10 jaar met 25 procent is afgenomen, met een verlies van 3,7 miljoen arbeidsplaatsen (Eurostat 2010). Deze tewerkstellingsdaling ging in de landbouwsector niet gepaard met een loonsverhoging vergelijkbaar met deze in andere sectoren. Meer nog, het inkomen en, bijgevolg het professionele niveau van de sector nam geleidelijk af. Het ontoereikend inkomen van landbouwers is één van de hoofdoorzaken van het verdwijnen van veel landbouwproducten. 2 Het industriële landbouwmodel dat gedurende de laatste 50 jaar is ontstaan; is een van de oorzaken van de grootste milieu- en klimaatcrisissen die de mensheid ooit heeft meegemaakt. Enerzijds werden de natuurlijke grondstoffen, zoals water, grond, bossen en wouden, omdat ze als onuitputtelijk werden beschouwd, onbeperkt geëxploiteerd en zijn daarom onherstelbaar aangetast. Anderzijds heeft de industriële landbouw zonder beperking steeds meer producten van fossiele oorsprong ingevoerd, zoals chemische meststoffen, pesticiden en kunststoffen. De laatste jaren is het GLB het voorwerp geweest van een verregaand hervormin gsproces. Deze fase, die zal worden afgesloten met de invoering van het nieuwe GLB in het begin van 2014, is van fundamenteel belang voor de toekomst van de Europese Unie. Het nieuwe GLB bevat een aantal enorme uitdagingen. Het moet: de voedselveiligheid en soevereiniteit garanderen, een antwoord bieden op de milieu- en klimaatcrisis en de economie en tewerkstelling in de landbouwsector nieuw leven inblazen. Slow Food heeft beslist om aan het debat deel te nemen door haar ervaring en visie aan te wenden om een eerlijker, duurzamer GLB te promoten.
Slow Food en haar filosofie Slow Food is een internationale vereniging die de alledaagse verhouding tussen mensen en hun voedsel wil veranderen door voedselsoevereiniteit, het recht van mensen om te beslissen wat ze kweken en eten, te promoten. Volgens Slow Food moet een holistische aanpak t.o.v. de landbouw worden aangenomen, waarbij aspecten die over het algemeen sterk gescheiden worden gehouden, worden samengebracht: sociale aspecten (zoals vb. de verhouding tussen producenten en consumenten), milieuaspecten (zoals vb. de bescherming van de biodiversiteit, watervoorraden en bodemvruchtbaarheid, de distributie van producten, de duurzaamheid van het verpakkingsmateriaal en het hergebruik van grondstoffen) en culturele achtergronden (de bescherming van traditionele kennis). Er bestaat een nauwe band tussen de gemeenschappen, hun productie- en consumptiegedrag en de cultuur en omgeving waarin zij leven. Slow Food stelt voor om de productie- en consumentenmodellen te veranderen door opleiding en bewustwording inzake voedsel en milieu, het versterken van lokale economieën, de promotie van de kennis van producenten en de bescherming van diverse culturele identiteiten. Slow Food wil in het bijzonder een nauwere band tussen producenten en consumenten promoten om producenten meer waardigheid te geven en de consumenten die meer middelen moeten hebben om hun eigen keuzes te maken bewuster te maken. Het GLB van morgen volgens Slow Food Een nieuw paradigma en de objectieven duurzaamheid en nieuwe landelijkheid 3 In het GLB van morgen mag het niet enkel gaan om productieve aspecten: het zal van uitermate groot belang zijn om van een exclusief landbouwbeleid naar een beleid te gaan dat landbouw en voedsel omvat. Om beleidsoverstijgende problemen, zoals milieubescherming, bescherming van het landschap en van de natuurlijke grondstoffen en de strijd tegen de klimaatverandering doelgerichter en efficiënter aan te pakken, zal het ook nodig zijn om de interactie in het beleid van de verschillende lidstaten te verhogen. De twee macro-objectieven die het GLB in de toekomst moeten inspireren zijn sociale, economische en ecologische duurzaamheid en een nieuwe landelijkheid, waarbij de maatschappij van de toekomst zich zal concentreren rond de plattelandsgebieden.
Vier fundamentele wijzigingen Om deze doelstellingen te bereiken, moeten vier fundamentele wijzigingen in de structuur van het GLB worden aangebracht. 1. De promotie van kleinschalige en middelgrote productie De beslissing om landbouw volgens dezelfde regels als alle andere industriële sectoren te structureren vormt de oorzaak van de dramatische situatie waarin de Europese landbouwproductie zich vandaag bevindt. Het is daarentegen nodig om een landbouw te promoten die in harmonie is met de ecosystemen, waarbij innovatie en traditionele kennis wordt bijeengebracht om op een duurzame manier kwaliteitsvol voedsel te produceren. Het GLB moet zich ook concentreren op duurzame, kleinschalige en middelgrote kwaliteitsproducten die uitsluitend zijn voorbehouden voor menselijke en dierlijke consumptie. De uitdaging van de toekomst zal niet zijn om grotere hoeveelheden landbouwproducten te produceren, maar om voedsel op een efficiëntere en duurzamere manier te produceren, waarbij de nadruk op kleinschalige en middelgrote kwalitatieve productie komt te liggen en eng is verbonden met het land en met een geringe ecologische impact. Aangezien ze arbeidsintensiever zijn, creëren de kleine en middelgrote bedrijven banen, zijn ze duurzamer (inzake energiebesparing), helpen ze de lokale economie ondersteunen (ook in marginale domeinen) en verlichten ze de demografische druk op stedelijke gebieden. 2. Lokale producten promoten 4 Maar kleinschaligheid alleen volstaat niet. Een beslissende factor om de duurzaamheid van het product te garanderen, is de band tussen kleinschalige productie en plaatselijke gebieden (ook milieuroeping genoemd). Lokale en traditionele producten (groetenvariëteiten, diersoorten, verwerkte voedingsmiddelen) zijn het beste aan het klimaat en de bodemomstandigheden aangepast en komen het best tot hun recht in gebieden waaraan ze zich, dankzij menselijke arbeid, in de loop der eeuwen hebben aangepast. Dit is de reden waarom ze resistenter zijn en minder externe interventie vereisen. Bijgevolg zijn ze zowel vanuit ecologisch als economisch standpunt duurzamer. Tenslotte spelen ze een belangrijke rol in de bescherming van de biodiversiteit en voor de promotie van een voedselcultuur en -traditie binnen de gemeenschap. 3. Lokale agro-voedselsystemen promoten De globale markteconomie toont al haar beperkingen inzake afval en schade aan het milieu. Een systeem van plaatselijke voedselvoorziening, -verdeling en consumptie kan de ecologische impact verminderen door de afstanden die het voedsel moet afleggen (voedselkilometers) te verlagen en klanten van verse, lokale seizoensproducten te voorzien. Door enkele van de tussenstappen in de verhouding tussen producenten en consumenten te schrappen, wordt het mogelijk om een nieuwe verhouding tussen de agrarische en stedelijke wereld te creëren. Een beslissende rol in het uitbouwen van lokale agro-voedselsystemen ligt bij het onderwijs, niet alleen in scholen maar ook in landbouwbedrijven en verkooppunten. Daarom zal het van essentieel belang zijn om netwerken te creëren waar tussen landbouwers en stedelingen kennis wordt uitgewisseld en solidariteit wordt getoond.
4. Milieuvriendelijke agro-voedselsystemen promoten Het is bij kleinschalige en middelgrote producten makkelijker om de principes van de agro-ecologie, die gebaseerd is op een degelijk beheer van de natuurlijke grondstoffen (biodiversiteit, bodem, water, landschap), kennis van de lokale landbouw, het implementeren van de traditionele en moderne technieken die het best zijn aangepast aan de verschillende bodem- en klimaatomstandigheden, de uitsluiting van genetisch gemanipuleerde producten, monoculturen en intensief kweken, de vermindering of uitsluiting van kunstmatige chemische producten, de bescherming van het landschap en sociale gelijkheid, toe te passen. Het GLB van de toekomst mag niet enkel proberen om de omvang van agro-voedselbedrijven te beperken, maar moet tezelfdertijd ook diegenen belonen die echte agro-ecologische technieken toepassen, door gemeenschappen bijdrages te bieden in de vorm van ecologische diensten (het groen worden van het GLB). Het moet ook diegenen belonen die leven en werken in marginale gebieden (heuvels en bergen). De exodus uit de bergen is de oorzaak van ernstige hydrogeologische problemen en brengt economische, sociale en ecologische kosten mee voor de gemeenschappen. Mensen die beslissen in deze moeilijke gebieden te blijven, spelen een sleutelrol in het behoud van het land en verdienen steun. De GLB-hulpmiddelen van morgen Om de beschreven objectieven te halen en de wijzigingen te implementeren, moet het GLB worden ondersteund aan de hand van adequate economische hulpmiddelen. De begroting Lidstaten en gemeenschapsinstellingen moeten besparingen op de beschikbare begroting vermijden en het GLB van de toekomst voldoende financiële middelen schenken. Deze moeten worden herverdeeld op een manier die de financiering en derhalve de mondigheid van de tweede pijler (met o.m. maatregelen voor de ontwikkeling van landelijke gebieden en het milieu) versterkt. 5 Steun voor groene landbouw: openbare fondsen voor openbare goederen Rechtstreekse betalingen (eerste pijler) zijn een van de belangrijkste economische hulpmiddelen die het GLB ter beschikking heeft. Hun belangrijkste nut is om landbouwers economische compensatie te bieden voor de milieudiensten die ze aan de gemeenschap leveren. De aanpak die moet worden gevolgd, is deze van de openbare fondsen voor openbare goederen. De meeste steun moet naar diegenen gaan die een goede milieuaanpak vertonen, waarbij het milieu en openbaar goed, zoals bodem en water, worden beschermd en aan diegenen die marginale gebieden beschermen. Het wordt essentieel om rechtstreekse betalingen aan particuliere producenten te combineren met de promotie van lokale acties en vormen van aggregatie. Om duurzame landbouw- en consumentenpraktijken uit te dragen, zal het net zo essentieel zijn om het individualisme te overstijgen en het ontstaan van netwerken van producenten en consumenten te cultiveren.
De opbrengsten van agro-voedselproducenten ondersteunen Het toekomstige GLB moet proberen voldoende steun te garanderen voor de opbrengsten van kleinschalige en middelgrote duurzame producenten. Economische steun moet exclusief worden besteed aan actieve producenten en bevoorrechte producenten in marginale gebieden. Deze doelstelling kan ook worden bereikt aan de hand van concrete acties om de vluchtige prijzen van landbouwproducten laag te houden. De Slow Food-ervaring ten dienste van het GLB van morgen Rekening houdend met haar ervaring in de agro-voedselsector, stelt Slow Food een aantal concrete initiatieven voor, in het bijzonder in twee beslissende sectoren voor de toekomst van de Europese landbouw: jonge mensen en kleinschalige en middelgrote productie. JONGE MENSEN Jonge mensen moeten centraal staan in het volgende GLB: zonder duidelijke actie in deze richting, heeft de Europese landbouw geen toekomst. Het platteland wordt stelselmatig verlaten en de bevolking wordt ouder. Werk in de landbouwsector wordt stilaan marginaler en de aanwezigheid van jonge mensen daalt voortdurend. Ramingen geven aan dat slechts 7 procent van de landbouwers jonger is dan 35 jaar en slechts één op vijf 4,5 miljoen in het totaal ouder is dan 65 (Eurostat 2009). Concrete voorstellen 6 1. Schenk waardigheid aan het landbouwberoep zodat het een stimulerende, dankbare levenskeuze kan zijn 2. Zorg dat jonge mensen voldoende inkomen krijgen (bijvoorbeeld aan de hand van rechtstreekse bijkomende betalingen of hogere belastingvoordelen), en zo voldoende zekerheid hebben om hun toekomst te plannen. 3. Promoot het ontstaan van netwerken van jonge mensen landbouwers, maar ook andere actoren in de voedselvoorzieningsketen, zoals vb. voedingsspecialisten, restaurateurs, leerkrachten, consumenten, etc. door ruimtes, kansen en tools voor ontmoetingen (evenementen, het internet, sociale netwerken, etc.) te creëren en het isolement dat soms gepaard gaat met landbouwwerk en jongeren ontmoedigt om eraan deel te nemen, te voorkomen. 4. Promoot de opleiding van jonge landbouwers aan de hand van secundaire schoolprogramma s, maar ook aan de hand van korte cursussen en opleidingen door landbouwers zelf en uitwisselingen van kennis en ervaringen. 5. Moedig kennistransfers tussen de generaties aan. 6. Maak het opstarten van nieuwe ondernemingen, geleid door jonge mensen, makkelijker en versnel de bureaucratische procedures en bied stimulansen, zoals rechtstreekse financiering, belastingvoordelen, lage-interestleningen, gunstige verzekeringen, etc. 7. Bied gesubsidieerde technische hulp bij agro-ecologische technieken, zakenbeheer, etc.
Kleinschalige en middelgrote productie Het is essentieel om deugdzame producenten een meer centrale rol te schenken en tezelfdertijd kennis over hun producten (oorsprong, verwerkingstechnieken, etc.) te verspreiden, consumenten op te leiden en hen dichter bij de landbouwers te brengen. Concrete voorstellen 7 1. Herdenk geografische indicaties, met inbegrip van rigoureuze criteria inzake duurzaamheid, banden met het land, de geschiedenis en de verdediging van de biodiversiteit. Deze hulpmiddelen moeten ook voldoende bescherming voor kleinschalige producties bieden die een uniek voordeel zijn voor de Europese cultuur. 2. Vereenvoudig bureaucratische procedures ten gunste van kleinschalige en middelgrote productie. 3. Beloon producenten die de lokale en traditionele biodiversiteit beschermen (inheemse soorten en lokale groentenvariëteiten), het traditionele landbouwlandschap (oude wijngaarden, eeuwenoude olijfstruiken, etc.) en de traditionele architectuur (watermolens, berghutten, oude houten ovens, etc.) behouden, werken in marginale gebieden en een belangrijke rol spelen in het behoud van het land en vormen van associatie creëren door normale productieprotocollen te respecteren. 4. Promoot het uitwisselen van informatie en kennis tussen kleine producenten en verschillende generaties. 5. Organiseer trainingsprogramma s om agronomische en verwerkingstechnieken te optimaliseren en de organisatie van producenten en hun vermogen om producten op de markt te brengen (met een degelijke etikettering, eenvoudige en duurzame verpakking, etc.) te versterken. 6. Organiseer voedsel- en milieuopleidingsprogramma s in scholen die, bijvoorbeeld het oprichten van schooltuinen, ondersteunen. Organiseer bewustmakings- en informatieprogramma s over de problemen van het agro-voedselsysteem, duurzaamheid en voedingsgewoontes. Promoot een voortdurende informatieuitwisseling tussen producenten en consumenten. 7. Creëer marktkanalen voor kleinschalige en middelgrote producten: promoot markten, lokale koopverenigingen, het gebruik van lokale producten in gemeenschappelijke catering en alle andere rechtstreekse verkoopinitiatieven. Steun groepen die zich engageren om rechtstreeks vormen van lokale landbouw te ondersteunen. 8. Beloon zij die hun voorraad differentiëren door hun landbouwproductie aan te vullen met educatieve, recreatieve en culturele activiteiten om kennis inzake milieu, het land en de landbouw te promoten (vandaar een multifunctionele rol voor landbouwbedrijven).
Financed by the European Union The contents of this publication are the sole responsibility of the author and the European Commission is not responsible for any use that may be made of the information contained therein. w w w. s l o w f o o d. c o m