PLAN VAN AANPAK ZIEKENHUISZORG OOST-GRONINGEN Uitwerking BCG Rapport Zorglandschap Oost-Groningen en Noord-Oost Drenthe DICHTBIJ ALS HET KAN, CENTRAAL ALS HET MOET Ommelander Ziekenhuis Groep en Refaja Ziekenhuis Stadskanaal 6 april 2011
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 2 1.1 Waarom dit plan van aanpak? 1.2 Onderzoek BCG 1.3 Centraal uitgangspunt 2. Locaties 2 2.1 Centrum voor complexe zorg 2.2 Zorgaanbod 2.2.1 Spoedeisende Hulp (SEH) 2.3 Klinische zorg verdelen over de locaties 2.3.1 Normering voor specialismen 2.4 Capaciteit per locatie 3. Decentralisatie van de zorg 4 3.1 Behoud van huisartsen 3.2 Oncologie 4. Zorginnovatie 5 5. Relatie ziekenhuizen stad Groningen 5 6. Fusie traject 5 7. Actiepunten 5 Pagina 1
1. INLEIDING 1.1. Waarom dit plan van aanpak? De regio Oost-Groningen krijgt te maken met bevolkingskrimp en versnelde vergrijzing. Dit betekent dat de zorgvraag in deze regio verandert, zowel in omvang als wat betreft de aard van de zorg. Ook is de bevolkingsdichtheid in de regio minder dan een kwart van het gemiddelde. Hierdoor zijn de aanrijtijden naar zorgverleners gemiddeld langer en zijn de ziekenhuislocaties gemiddeld kleiner. Oost-Groningen wijkt op al deze gebieden af van het landelijk gemiddelde. Daarom heeft de provincie Groningen medio vorig jaar het initiatief genomen om een provinciale stuurgroep voor de ziekenhuiszorg in Oost-Groningen op te richten. Deze stuurgroep bestaat naast de provincie uit de in de regio belangrijkste zorgverzekeraar Menzis, de Ommelander Ziekenhuis Groep (OZG), het Refaja Ziekenhuis Stadskanaal en de patiëntenvertegenwoordiging Zorgbelang Groningen. Gezamenlijk doel is ervoor te zorgen dat de juiste zorg beschikbaar en bereikbaar blijft voor de inwoners van Oost- Groningen. De stuurgroep heeft de Boston Consulting Groep (BCG) gevraagd een onderzoek te doen naar de zorgvraagontwikkeling in Oost-Groningen. 1.2 Onderzoek BCG In het onderzoek 1 heeft BCG niet alleen de zorgvraag per leeftijdscategorie gedetailleerd in kaart gebracht, maar ook alle overige huidige en te verwachten ontwikkelingen in de eerste- en tweedelijnszorg 2. Op grond van dit onderzoek signaleert BCG de volgende punten: 1. In de periode 2010-2035 zal sprake zijn van een stabiele groei van de tweedelijnszorgvraag van 4% per jaar. Deze groei zal gevolgen hebben voor de betaalbaarheid van de zorg. 2. De invloed van de krimp op de zorgvraag is beperkt: slechts 10% van de zorgvraaggroei door de vergrijzing wordt teniet gedaan door de krimp. 3. De eerstelijnsgezondheidszorg in het gebied kampt met moeilijk te vervullen vacante plaatsen. Dit betekent dat het niet waarschijnlijk is dat de eerstelijn een significante functieuitbreiding aan zal kunnen. 4. Vanuit de overheid neemt de druk toe om chronische (ouderen)zorg geïntegreerd over de keten aan te bieden, om zo de kwaliteit te vergroten en de kosten te beperken. Dit betekent goede afstemming en samenwerking tussen de eerstelijnszorg en de tweedelijnszorg en de inrichting van een zogenaamde anderhalvelijn 3. 5. De bevolkingsdichtheid brengt beperkingen aan de nabijheid van de zorg met zich mee, maar aan de andere kant kan dit ook kansen bieden voor innovatieve oplossingen die een voorbeeld kunnen zijn voor Nederland. 6. De ontwikkelingen op het gebied van volume- en in sommige gevallen kwaliteitsnormen vergen van de ziekenhuizen een aanpassing op het gebied van de organisatie van het zorgaanbod. De stuurgroep heeft de uitkomsten van het BCG-rapport integraal geaccepteerd als basis voor de inrichting van de toekomstige ziekenhuiszorg in Oost-Groningen. De stuurgroep heeft vervolgens de OZG en het Refaja Ziekenhuis gevraagd om een plan van aanpak te formuleren, waarin zij bepalen hoe de ziekenhuizen gezamenlijk tegemoet willen komen aan de toekomstige zorgvraag conform de BCG-conclusies. Doel is ervoor te zorgen dat de inwoners nu en in de toekomst toegang houden tot kwalitatief goede zorg, dichtbij in hun vertrouwde streekziekenhuis. 1.3 Centraal uitgangspunt Essentieel uitgangspunt van dit plan van aanpak is dat beide ziekenhuizen samen de ziekenhuiszorg in de regio gaan vormgeven, vanuit één gezamenlijke bestuurlijke organisatie. Het centrale thema is: 1 Rapport Zorglandschap Oost-Groningen en Noord-Oost-Drenthe. Ontwikkelingen in de zorgvraag en het speelveld tot 2035. Oktober 2010. 2 Eerstelijnszorg is zorg dichtbij huis, het eerste aanspreekpunt voor mensen die zorg nodig hebben, bijvoorbeeld de huisarts, apotheek, fysiotherapeut en tandarts. Tweedelijnszorg bestaat uit ziekenhuizen en geestelijke gezondheidszorg. Toegang tot deze zorg krijgt men na verwijzing van een zorgverlener uit de eerstelijn. 3 Samenwerkingsverbanden tussen eerste- en tweedelijnszorg, waarbij huisartsenzorg en poliklinische hulpverlening aan elkaar gekoppeld zijn in één centrum. Pagina 2
Dichtbij als het kan, centraal als het moet. In dit plan van aanpak staat omschreven hoe we dit verder willen uitwerken en wat daarvoor moet gebeuren. 2. LOCATIES Als basis voor de uitwerking van ons centraal uitgangspunt, gaan we uit van minimaal drie locaties, waarbij sprake is van één centrum voor de complexe zorg, met daarnaast twee ziekenhuizen. Verder kunnen desgewenst buitenpoli s 4, anderhalvelijnscentra en dergelijke opgericht worden. Het centrum voor complexe zorg zal gevestigd worden op een nieuwe locatie nabij de A7 tussen Zuidbroek en Winschoten. Met de twee ziekenhuizen worden de huidige vestigingen in Delfzijl en Stadskanaal bedoeld. 2.1 Centrum voor complexe zorg In het centrum voor de complexe zorg vinden niet alleen zogenaamde ASA 1 en ASA 2 ingrepen plaats, maar ook ASA 3 en ASA 4, en ingrepen waarvoor volgens de richtlijnen de nabijheid van een Intensive Care level 1 vereist is. De ASA 5 classificatie staat als maat voor en inschatting van de algehele gezondheidstoestand van patiënten. ASA 1: patiënt in goede gezondheid. ASA 2: patiënt met een lichte medische aandoening, die zijn normale activiteiten niet belemmert. ASA 3: patiënt met een ernstige medische aandoening, die zijn normale activiteiten belemmert, maar hem niet helemaal invalide maakt. ASA 4: patiënt met een zeer ernstige medische aandoening, die zijn leven bedreigt. 2.2. Zorgaanbod Behandelingen waar geen Intensive Care level 1 en geen dure specifieke apparatuur voor nodig is (ASA 1 en ASA 2), worden op alle drie locaties uitgevoerd. Verder zijn op de drie locaties een Spoedeisende Hulp, een OK(operatiekamer)-complex, postoperatieve opvang en een beddenhuis aanwezig. In elke locatie wordt de poliklinische zorg 6 en dagbehandeling aangeboden. Afhankelijk van de richtlijnen van de vakverenigingen en investeringen kunnen (dag)behandelingen geclusterd worden op één locatie. Dit betekent dat de patiënten voor de diagnostiek en nazorg in de dichtstbijzijnde ziekenhuislocatie terecht kunnen, en alleen voor de operatie en het bijbehorend verblijf in het ziekenhuis eventueel naar een andere locatie moeten. Zo blijft de voordeur naar de zorg dichtbij de patiënten. 2.2.1 Spoedeisende Hulp (SEH) Door de lage bevolkingsdichtheid en het beperkte wegennet is het niet mogelijk om volgens de huidige normen met minder dan drie SEH-locaties voldoende bereikbaarheid te garanderen. Daarom zal op elke locatie SEH aangeboden worden. Hierbij willen we alvast anticiperen op het feit dat de wetenschappelijke verenigingen waarschijnlijk de eisen voor spoedeisende hulp gaan aanscherpen. Om die reden willen we de SEH s zeven dagen per week 24 uur per dag bemensen met speciaal opgeleide SEH-artsen. De financiële dekking hiervoor moet extern worden gevonden. Daarover moeten afspraken met de zorgverzekeraars en/of het ministerie van VWS gemaakt worden. 2.3 Klinische zorg te verdelen over de locaties Het is een landelijke trend dat men steeds meer transparantie wil over de kwaliteit van de ziekenhuiszorg. Een aantal wetenschappelijke verenigingen gaat daarom over tot het stellen van kwaliteitsnormen. In deze normen kan de vereniging ook een minimumfrequentie benoemen, waar een ziekenhuislocatie aan moet voldoen om de ingreep uit te mogen voeren (volumenorm). 4 Locatie van een ziekenhuis waar men terecht kan voor een poliklinische behandeling of controle. 5 ASA: American Society of Anesthsiologists. 6 Waarbij het niet nodig is om in het ziekenhuis te blijven. Pagina 3
Dit heeft gevolgen voor de ziekenhuiszorg in het dunbevolkte Oost-Groningen. Voor veel specialismen geldt dat men niet op elke locatie het vereiste volume kan halen, of dat dit zelfs op geen enkele locatie lukt. Dit betekent dat we de klinische zorg 7 voor een aantal specialismen gaan clusteren op een van de drie locaties. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs in het nieuwe Centrum voor complexe zorg te zijn. Doel is om de volume-eisen te halen, maar ook om de kwaliteit te verbeteren. Dit geldt alleen voor de zogenaamde electieve niet spoedeisende zorg, waarvoor het niet van doorslaggevend belang is dat de patiënt in de nabijheid van de locatie woont. Uit onderzoek blijkt overigens dat patiënten steeds meer bereid zijn te reizen voor kwalitatief hoogwaardige zorg. 2.3.1 Normering voor specialismen De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) heeft inmiddels normen voor volume en kwaliteit vastgelegd voor chirurgische behandeling van borstkanker (jaarlijks minimaal 50 operaties), darmkanker (jaarlijks minimaal 50 operaties), longkanker (jaarlijks minimaal 20 operaties) en tumoren van bindweefsel, spieren en bloedvaten. Ook andere wetenschappelijke verenigingen zijn bezig om normen op te stellen. Deze normen zullen wij inpassen in de organisatie van het zorgaanbod. Dit kan betekenen dat clustering op één van de drie locaties noodzakelijk wordt. 2.4 Capaciteit per locatie Per locatie gaan we bekijken hoe groot de capaciteit moet zijn voor de intensive care (IC), medium care en/of PACU 8. Voorlopig gaan we uit van ons huidige niveau, namelijk IC level 1. De komende jaren zullen we overwegen of we eventueel kunnen doorgroeien naar IC level 2. Dit is mede afhankelijk van de samenwerking met het UMCG en de uitwisseling van productie tussen het UMCG en de nieuw te vormen ziekenhuisorganisatie. De capaciteit per locatie wordt verder bepaald door de verwachte zorgvraag en de onderlinge taakverdeling tussen de locaties en ontwikkelingen zoals verschuiving van zorg van ziekenhuizen naar anderhalvelijnscentra en buitenpoli's, samenwerking tussen ziekenhuizen en ouderenzorg, verzorgings- en verpleegtehuizen (V&V) en zorginnovatie (zie ook hoofdstuk 4). 3. DECENTRALISATIE VAN DE ZORG Vergrijzing en een ongezondere levensstijl zorgt voor een toename van chronische ziektebeelden, in Oost-Groningen meer dan gemiddeld. Voor chronische zorg is het juist belangrijk dat de zorg gedecentraliseerd wordt en dichtbij de mensen wordt gebracht, bijvoorbeeld door samenwerking te zoeken met de eerstelijn in de vorm van lokale poli s op een bepaalde dag in een bepaald specialisme of de oprichting van anderhalvelijnscentra. 3.1 Behoud van huisartsen Het behoud van huisartsen is daarmee een belangrijk aandachtspunt, ook voor de ziekenhuizen. In het gebied zijn veel huisartsen ouder dan 60 jaar die nog een solopraktijk voeren, al dan niet apotheekhoudend. De voorkeur van veel jonge huisartsen gaat uit naar het werken in een groepspraktijk. Ook de krimp heeft mede door de financieringssystematiek van de huisartsen gevolgen voor de toekomst van praktijken. Door deze factoren is het gebied minder aantrekkelijk en ontstaan er moeilijk vervulbare vacatures. Willen we het interessant maken voor huisartsen om in dit gebied te komen werken, dan is verlaging van de dienstbelasting en het (blijven) zorgen voor professionele uitdagingen van belang. Maar ook anderhalvelijnscentra waar bijvoorbeeld specialisten spreekuur houden en huisartsenbedden in of in de nabijheid van ziekenhuizen zijn essentieel. 3.2 Oncologie In het BCG-rapport wordt oncologie genoemd als specialisme waarbij aan de ene kant clustering en aan de andere kant juist decentralisatie aan de orde kan zijn. Voor de operatieve kant van oncologie is nabijheid minder noodzakelijk, en kan clustering op één van de drie locaties zorgen voor het voldoen aan toekomstige volumenormen. Aan de andere kant is er zorg in de vorm van bijvoorbeeld 7 Waarvoor de patiënt in het ziekenhuis behandeld moet worden en een of meerdere nachten moet blijven. 8 PACU staat voor Post Anaesthetic Care Unit, een afdeling waar patiënten direct na een operatie worden behandeld, verpleegd en bewaakt met behulp van verschillende apparatuur. Pagina 4
chemotherapie, die juist dichtbij de patiënt aangeboden moet worden. Wat dit laatste betreft streven wij ernaar dit zoveel mogelijk op alle drie locaties aan te blijven bieden. Ons uitgangspunt is zo dicht mogelijk bij de patiënten, tenzij in bepaalde gevallen hele hoge investeringen nodig zijn voor relatief weinig patiënten. 4. ZORGINNOVATIE De regio Oost-Groningen onderscheidt zich door een lage bevolkingsdichtheid, en daardoor langere afstanden. Innovatieve technieken kunnen hier oplossingen voor bieden. Bovendien vragen patiënten zelf ook steeds meer om eigen regie en om geïntegreerde zorg, over de verschillende sectoren heen. De eigen regie kan door de steeds verdere ICT-mogelijkheden, steeds meer tot haar recht komen. OZG en Refaja participeren in het Zorginnovatieforum (ZIF) 9. Daarnaast participeert de OZG in het Masterplan Zorg voor de Toekomst Noord- en Oost-Groningen, dat als doel heeft zorg in dit gebied juist voor oudere mensen hoogwaardig en bereikbaar te houden, met oplossingen als robotica (toepassingen van robots), preventieve programma s rond leefstijl en zorg op afstand. In dit verband worden innovatieve projecten ontwikkeld, zoals binnen de actielijn Arbeidsondersteunende technologie. Vragen die hierbij centraal staan zijn: Hoe ondersteunen we ons kostbaar personeel zo veel mogelijk door innovaties? Hoe voorkomen we nodeloos reizen van patiënten in een groot en dunbevolkt gebied? Hoe verbeteren we de zorg? Door zorg op afstand hoeven patiënten minder te reizen, maar worden zij wel continu bewaakt, waardoor ze betere zorg kunnen krijgen. Afwijkingen worden sneller geconstateerd, zodat bijvoorbeeld medicatie sneller aangepast kan worden. 5. RELATIE ZIEKENHUIZEN STAD GRONINGEN Om de kwaliteit van en toegang tot de ziekenhuiszorg in stand te houden voor de Oost-Groninger bevolking, is samenwerking met de ziekenhuizen in de stad Groningen belangrijk. Eind vorig jaar hebben de OZG en het UMCG een intentieverklaring getekend, waarmee zij de al bestaande samenwerking hebben geïntensiveerd. Refaja is met het UMCG in overleg om hierbij aan te sluiten. Doelstelling is om de inwoners van Oost-Groningen een breder pakket van ziekenhuisvoorzieningen te bieden. Het UMCG wil de bestaande samenwerking op het gebied van obstetrie/gynaecologie, orthopedie, chirurgie en longgeneeskunde verder uitbreiden. Ook willen de organisaties - in samenwerking met andere partners in de acute zorgketen - een spoedeisende hulp realiseren in het nieuwe Centrum voor complexe zorg. Daarnaast wordt onderzocht of nadere samenwerking op het gebied van logistiek, inkoop, facilitair bedrijf en ICT mogelijk is. 6. FUSIE TRAJECT Het centrale uitgangspunt van dit plan van aanpak is dat beide streekziekenhuizen samen de ziekenhuiszorg in de regio gaan vormgeven, vanuit één gezamenlijke bestuurlijke organisatie. Inmiddels is er een actieplan voor een bestuurlijke fusie in de maak. Momenteel verkeren we in de fase waarin discussie met de Raden van Toezicht hierover plaatsvindt. 7. ACTIEPUNTEN Dit plan van aanpak geeft aan dat het doel van de OZG en het Refaja ziekenhuis is dat de inwoners van Oost-Groningen nu en in de toekomst toegang houden tot kwalitatief goede zorg, dichtbij in hun vertrouwde streekziekenhuis. Daarom gaan wij vanuit één bestuurlijke organisatie de ziekenhuiszorg in de regio vormgeven. Dit gaan wij doen vanuit drie locaties: een Centrum voor complexe zorg in de nabijheid van de A7 en de ziekenhuizen in Delfzijl en Stadskanaal. 9 Het ZIF is een initiatief van 20 zorgaanbieders, zorgverzekeraars en kennisinstellingen en zet zich in voor structurele vernieuwingen in de zorg. Pagina 5
Om hier uitvoering aan te geven staan de volgende actiepunten op ons programma: Fusietraject tot een goed einde brengen. Nieuwe locatie aan de A7 definitief bepalen. Centrum voor complexe zorg nader vormgeven. Realisatie nieuw OK-complex Refaja conform aanbevelingen en tijdpad TNO-rapportage. Bepalen voor welke specialismen clustering van de klinische zorg noodzakelijk is. Verdeling van deze specialismen over de drie locaties bepalen. Dit gebeurt op basis van de gegevens uit het BCG-rapport, maar ook op basis van ontwikkelingen in volume- en kwaliteitsnormen en in overleg met ziekenhuizen in de stad Groningen. Capaciteit IC, medium care en PACU per locatie bepalen. Mogelijkheden van samenwerking met de eerstelijnszorg en V&V en het oprichten van locale poli's en/of anderhalvelijnscentra onderzoeken. Mogelijkheden voor het interessant houden van het gebied voor huisartsen onderzoeken. Financiering SEH s regelen. Relatie UMCG verder uitbouwen en samenwerkingsmogelijkheden met andere ziekenhuizen onderzoeken. Contact onderhouden met Zorgbelang, Menzis, de provincie en gemeenten over de voortgang. Pagina 6