Infofiche 2 Doelstellingen De leerlingen zien in dat bewegen belangrijk is om fit en gezond te zijn. De leerlingen beleven plezier aan beweging. De leerlingen kunnen de oefeningen goed en geconcentreerd uitvoeren. Regelmatig en voldoende bewegen heeft veel voordelen. Je voelt je fitter en bent minder snel moe. Je krijgt een beter uithoudingsvermogen. Je voelt je meer ontspannen en goed in je vel. Je botten blijven sterk en de kans om ziek te worden vermindert. Bovendien is bewegen gewoon leuk. Kinderen en jongeren moeten elke dag minstens 1 uur of 60 minuten matig fysiek actief zijn. Ze kunnen gaan sporten, maar ook tijdens hun spel thuis of op school kunnen ze al veel beweging nemen (rennen, springen, fietsen, klimmen, ravotten). Het is belangrijk dat ze van jongs af aan zoveel mogelijk beweging leren inbouwen in hun dagelijkse activiteiten (bv. te voet of met de fiets naar school en de bakker). Jong geleerd is oud gedaan.
Infofiche 2 Materiaal een chronometer of keukenwekkertje een tafel (of verschillende bankjes die in een vierkant gezet zijn) een stoel meerdere hoepels een bal een tennisbal een ballon een springtouw een doos eventueel een matje 3 dobbelstenen kaartjes waarop de oefeningen staan afgebeeld (zie kopieerblad bij infofiche 2) Hoe gaan we te werk? Voorzie voldoende ruimte zodat de leerlingen vlot en veilig kunnen bewegen. Knip de kaartjes met de oefeningen uit en leg ze op de tafel of op de grond met de afbeelding naar beneden. Nummer de kaartjes van 1 tot 18. Neem de dobbelstenen. De leerlingen mogen zelf kiezen met hoeveel dobbelstenen ze gooien. Tel de ogen van je dobbelstenen bij elkaar op. Neem het kaartje dat bij dat getal hoort. Voer de oefening goed uit. In de moeilijkheidsgraad van de oefeningen kan men variëren, rekening houdend met de beschikbare tijd en het kunnen van de leerlingen (bv. een grotere of kleinere doos om de tennisbal in te gooien, verder of korter bij de doos, minder lang touwspringen). Klasbespreking Bespreek met de leerlingen of ze de oefeningen leuk vonden. Welke oefeningen vonden ze gemakkelijk en welke waren moeilijk of lastig? Zijn leerlingen die sport doen behendiger in de oefeningen? Waarom? Wist je dat het gezond is om regelmatig te bewegen, te sporten en veel te spelen?
Kaartjes met afbeeldingen van de oefeningen (1) Omgekeerde fiets (2) Kikkerdans Ga op je rug liggen. Fiets gedurende een minuut met je benen in de lucht. Spring 2 maal als een kikker rond de tafel. (3) Kruipertje (4) Hinkelrondjes Kruip 2 maal op handen en voeten rond de tafel. Hinkel 1 maal op 1 been rond de tafel. Hinkel daarna op je andere been rond de tafel.
(5) Pomp je fit (6) Teentje tik Pomp 5 maal. Ga met gestrekte benen op de grond zitten. Raak je tenen 5 maal aan. (7) Kopvoetbal (8) Kozakkensprong Probeer een bal van op ongeveer 1 meter afstand met je hoofd tussen de poten van een stoel te rollen. Hoeveel keer is het gelukt? Ga op je hurken zitten met je handen aan de grond. Spring met je linkerbeen zo ver mogelijk naar links en daarna met je rechterbeen zo ver mogelijk naar rechts.
(9) Cirkel (10) Ballonvoetbal Ga goed en rustig staan. Voor je ligt een hoepel op de grond. Spring in de cirkel van de hoepel en blijf even staan. Spring vervolgens terug uit de hoepel. En doe het dan nog een paar keer: spring voorwaarts en terug. (11) Touwtje spring Probeer met je voet zo lang mogelijk een ballon in de lucht te houden. (12) Lopen Neem het springtouw en spring gedurende 2 minuten. Tel intussen ook hoeveel keer je springt. Loop gedurende 2 minuten ter plaatse.
(13) Mikken (14) Hoepelparcours Neem de tennisbal en de doos. Zet de doos op de grond en zet 5 grote stappen naar achter. Probeer het balletje in de doos te gooien. Hoeveel keer is het gelukt? Op de grond liggen verschillende hoepels verspreid. Spring van de ene hoepel naar de andere en probeer zo aan het einde van het parcours te komen. (15) Geef acht (16) Ezeltje strek je Marcheer gedurende 1 minuut doorheen de klas. Kom daarna tot stilstand voor het bord en marcheer nog 10 seconden ter plaatse. Hef je handen boven je hoofd en strek ze 10 keer zo hoog mogelijk boven je uit. Ga daarbij ook op de toppen van je tenen staan.
(17) Hurken (18) Swingen Ga mooi rechtop staan, met je benen lichtjes gespreid. Ga nu langzaam door je knieën. Je hielen komen lichtjes van de grond. Je gaat door tot je achterwerk op je hielen rust. Hurk 10 keer en kom daartussen voorzichtig weer rechtop. Ga op één been staan. Hou je andere been in de lucht en draai zo n groot mogelijke cirkels met je vrije voet. Wissel daarna van steunbeen en blijf dit doen tot je met elke voet vijf maal hebt geswingd.