Rijenbemesting in de aardappelteelt

Vergelijkbare documenten
Rijenbemesting en fractioneren 2012

Rest-N praktijkpercelen. Ondiep en lui wortelstelsel. Rijenbemesting en/of fractioneren? Dé oplossing? Stikstof plaatsen in de rij.

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

Terugblik 2012 & uitdagingen voor de toekomst Kürt Demeulemeester

N naar de aardappel brengen en zo N efficiënter benutten

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

Stikstofbemesting bij biologische aardappelen

Maïs bemesten: oude principes, nieuwe technieken

Aardappelen: meer dynamiek, minder nutriënten

Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt?

Aanaarden in één of twee werkgangen

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt.

9.1 Kiemremming van in het veld

Aanaarden in één of twee werkgangen

8.1 Stikstofbemesting en gebruik chlorofylmeter in aardappelen in Wallonië (2011)

Groeicurve Amora en Anosta (2015)

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

2 BEMESTING WINTERTARWE

TOLALG14SPZ_BM08 (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt Tarwe.

1) Nitraatresidu ) Bladmeststoffen in de aardappelteelt 3) SNAPP

Groeicurve Bintje en Fontane 2014

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

Schoon,zuinig en precies

Groeicurve Première en Sinora (2016)

N-index: wat zeggen de cijfers?

RIJENBEMESTING BIJ MAÏS: WELKE MESTSTOF KIEZEN?

Aardappelen. Toepassing van spuiwater in aardappelen: wat is het en wat is het waard? Wendy Odeurs, Jan Bries Bodemkundige Dienst van België vzw

Groeicurve Première en Anosta

Stimulering mestgebruik

ADLO Studiedag 03/06/2014 Resultaten demonstratieprojecten 2012 en Proefplatform. test. test. Proefplatform. Probleem. test

1) Bodemvruchtbaarheid aardappelpercelen 2) Bladmeststoffen in de aardappelteelt 3) Nitraatresidu 2016

Evolutie van de Belgische voorraden

9.2 Ervaringen met niet-kerende grondbewerking in aardappelen ( )

N naar de aardappel brengen en zo N efficiënter benutten

Biologische bloemkool heeft voordeel bij kleine startbemesting: ook verse grasklaver volstaat

Wintergranen : actueel hoge N-reserves

ONDERZAAI GRAS IN BLOEMKOOL: EFFECT OP HET NITRAATRESIDU

Groeicurve Bintje en Fontane 2015

Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Inleiding Doel en context Proefopzet Inagro ILVO (a) (b) Figuur 1 Tabel 1

Groeicurve Bintje en Fontane 2016

Jolien Bode, Technisch onderzoeksmedewerker

23 februari 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

Stikstofbemesting en stikstofbehoefte van granen: hoe op elkaar afstemmen?

VOORJAARSBEMESTING IN PREI: EFFECT VAN MAGNESIUM

Oordeelkundige stikstofbemesting in de boomkwekerij

8.3 Doorwas in aardappelen voorkomen? Proefervaringen in 2010 A. Demeyere (ADLO), D. Cauffman (PIBO), V. De Blauwer (PCA), E.

INVLOED VAN STARTFOSFATEN OP HET NITRAATRESIDU IN ANDIJVIE

Groenbemesters. Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging!

N-systemen in wintertarwe

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI

meststoffen vloeibare basismeststof groei door kennis

Toepassen van puntbemesting bij de teelt van potchrysant

HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN

Brochure en poster bemesting

DEMOPROJECT MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.04, 5 maart 2013

Resultaten praktijkproeven Aardappelen 2012

Evolutie van de Belgische voorraden

Bemesting op de korrel, de praktijk aan het woord

Lore Lauwers. Werking vaste en vloeibare mest in functie van de teelt

BIJBEMESTING IN PREI LATE HERFST

Organisch bemesten in de akkerbouw. 6 februari 2019 Beitem

Bemestingsproef snijmaïs Beernem

Proefopzet In tabel 1 zijn enkele gegevens over het proefveld weergegeven.

Sturen van de N-bemesting

Spuiwater als meststof

Groenbemesters. Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging!

Sturen van de N-bemesting: gedreven door onderzoek, voorlichting en beleid

Variabel aardappelen poten

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud

AGRITON Inhoudsopgave:

GROEICURVE VAN EEN TWEEDE VRUCHT BLOEMKOOL

Bemestingswaarde van spuiwater & dunne fractie van digestaat in bloemkool

Invloed van ph op de N-mineralisatie Jan Bries, Stijn Moermans. Bodemkundige Dienst van België W. de Croylaan Heverlee

Opbrengst en kwaliteit van halfvroege en late aardappelrassen

Resultaten praktijkproeven Aardappelen 2013

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien.

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.06, 5 maart 2013

Meer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine

Vruchtkwaliteit. Meer is zeker niet altijd beter!!! Stikstofbemesting. Bemesting bij appel en peer. Er zijn zeer grote jaarsinvloeden

Beperkte bijbemesting volstaat voor goede biologische prei-opbrengst

CCBT-project: Optimalisatie bemesting in de biologische kleinfruitteelt

Rijenbemesting met mengmest bij maïs

Resultaten onderzoek Gerard Meuffels. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

NIEUW. De stikstofstabilisatie voor een verhoogde efficiëntie van stikstof in drijfmest

pca Bewaarproblemen oogst 2014

Weersinvloeden op oogst Actualiteiten Ruwvoerteelten. Weersinvloeden op oogst Weersinvloeden op oogst Januari.

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Akkerbouwbericht Nr G.03, 6 maart 2012

Studieavond prei. Bemesting van winterprei

GROENBEMESTERS VROEGE ZAAI: OPVOLGING N- VAST- EN VRIJSTELLING

Voorjaarstoepassing van drijfmest in wintertarwe. Sander Smets, onderzoeker akkerbouw PIBO-Campus

Beproeving mineralenconcentraten en dikke fractie op bouwland

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs

Proefresultaten zoete aardappel 2016

Urean. Vloeibare stikstofmeststof

Hoofdstuk Opbrengst en kwaliteit van halfvroege en late rassen

DCM Xtra-MIX X 1 Organisch-minerale meststof met extra lange gecontroleerde werking

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe

Voorjaarstoepassing van drijfmest in wintertarwe. Sander Smets, onderzoeker akkerbouw PIBO-Campus

Transcriptie:

Rijenbemesting in de aardappelteelt V. De Blauwer (Inagro), W. Odeurs (BDB), M. Goeminne (PCA) Samenvatting Er komt steeds meer interesse uit de praktijk voor rijenbemesting. In kader van het ADLOdemonstratieproject N naar de aardappel brengen en zo N efficiënter benutten werden in 2012 en 2013 diverse proefvelden aangelegd waarbij het gebruik van rijenbemesting in aardappelen gedemonstreerd werd, al dan niet in combinatie met fractioneren. Afhankelijk van de beschikbaarheid werden zeer uiteenlopende machines gebruikt en werd gewerkt met vaste of vloeibare meststoffen. Rijenbemesting bij planten of bij rijenfrezen in combinatie met fractioneren (80% bij planten + 20% enkele weken later) zorgde duidelijk voor een lager nitraatresidu na oogst. De gevolgen van deze methodiek op de opbrengst en sortering waren niet voor alle proefplaatsen dezelfde, maar gemiddeld werd een kleine opbrengststijging waargenomen. Een stikstofbesparing van 20% door bemesting in de rij te plaatsen leidt wel tot een opbrengstdaling. Inleiding Het nitraatresidu in het najaar ligt na de teelt van aardappelen vaak te hoog. Aardappelen springen weinig efficiënt om met de toegediende meststoffen. Dit is o.a. te wijten aan het minder ontwikkeld wortelstelsel van aardappelplanten. Zo nemen aardappelen nagenoeg geen stikstof op uit bodemlagen dieper dan 60 cm en wortels van planten uit naast elkaar gelegen rijen overlappen elkaar weinig. Meststoffen die in het midden tussen de rijen terecht komen, worden dus moeilijker opgenomen door het gewas. Via rijenbemesting worden de meststoffen dichter bij de poter gepositioneerd. Dit moet leiden tot een betere benutting van de toegediende stikstof en een lager nitraatresidu met behoud van opbrengst en kwaliteit. Resultaten uit onze buurlanden tonen aan dat met een lagere stikstofdosis maar toegediend in de rij een zelfde opbrengst en kwaliteit kan behaald worden. Een ander voordeel van rijenbemesting (met onmiddellijke inwerking) betreft de daling van ammoniakale vervluchtiging na toedienen van ureum- en/of ammoniumhoudende meststoffen. Overzicht gebruikte machines met rijenbemesting Zowel in 2012 als 2013 werden diverse proefvelden aangelegd met rijenbemesting al dan niet in combinatie met fractioneren. Deze proeven lagen aan in kader van het ADLO-demonstratieproject N naar de aardappel brengen en zo N efficiënter benutten met Inagro, PCA en BDB als partners. Afhankelijk van de beschikbaarheid werden zeer uiteenlopende machines gebruikt met vaste korrel of vloeibare meststoffen. Sommige machines worden ingezet ná planten (voor rijenfrezen) andere dan weer tijdens planten. In de meeste gevallen ging het om plantmachines waarop de aardappelteler zelf een systeem voor rijenbemesting monteerde dat vloeibare stikstof spuit (voor of vlak nadat de poter viel). In Figuur 1 zijn de diverse machines afgebeeld.

Figuur 1 Overzicht proefvelden met rijenbemesting Grimme GL34 T (Poperinge 2012 + 2013) AVR Structural PM40 (Linter 2012 + 2013) Rijenbemester NCOR (Zwalm 2012) AVR Hassia (Borlo 2012) Demotoestel Grimme (Ravels 2012) Plantmachine De Cramer (Ooike 2012 + 2103 en Zwalm 2013)

Rijenbemesting op de rijenfrees (Wulpen, 2013) In Poperinge en Ravels ging het om plantmachines die reeds bij aankoop voorzien waren van de mogelijkheid tot rijenbemesting. Op de overige proefvelden werden machines gebruikt die door de telers zelf werden aangepast om bemesting in de rij te kunnen plaatsen. Enkel in Poperinge werd een korrelmeststof gebruikt, terwijl bij alle andere machines een vloeibare stikstofvorm moest worden in gezet. De rijenbemester gebruikt in Zwalm (in 2012) werd gehuurd bij het Nederlands Centrum voor de Ontwikkeling van de Rijenbemesting (NCOR). In tegenstelling tot de andere locaties werd hier (en in Wulpen) de rijenbemesting na het planten (vlak voor rijenfrezen) toegepast. Aan elke kouter mondt een darmpje uit waaruit de vloeibare meststof komt. Elke kouter snijdt doorheen een rug waardoor de meststof naast de poters wordt geplaatst. In Wulpen werd het systeem van het NCOR gemonteerd op de rijenfrees. De teler deed nog de nodige aanpassingen zodat het systeem werkbaar is in de zware poldergrond. In 2013 werd in Zwalm dezelfde machine gebruikt als in Ooike. De Grimme GL34 T (Poperinge) plaatst de korrelmeststof links en rechts van de poter vooraleer de plantvoor gemaakt wordt. De vloeibare N of urean in Linter en Ooike werd tijdens het planten op de kleine rugjes gespoten (voor definitief aanaarden). In Borlo en Ravels werd de vloeibare meststof gespoten net voordat de poter in de plantvoor viel. Bij deze manier van werken moet opgepast worden dat de kiemen van de poters niet geraakt worden om verbranding te vermijden. Tabel 1 Eigenschappen diverse machines ingezet op de proefvelden met rijenbemesting Machines Korrel of Tijdens of na Geheel te koop of vloeibaar Planten zelf gemonteerd Grimme GL34 T Korrel Tijdens planten In één geheel te koop AVR Structural PM40 Vloeibaar Tijdens planten Zelf gemonteerd AVR - Hassia Vloeibaar Tijdens planten Zelf gemonteerd demotoestel Grimme Vloeibaar Tijdens planten In één geheel te koop De Cramer Vloeibaar Tijdens planten Zelf gemonteerd Rijenbemester NCOR Vloeibaar Na planten Zelf gemonteerd Rijenbemester NCOR op rijenfrees Vloeibaar Na planten bij rijenfrezen Zelf gemonteerd

Tabel 2 geeft een overzicht van de diverse proefvelden waar rijenbemesting werd toegepast. Tabel 2 Overzicht proefvelden met rijenbemesting Grondsoort Voorteelt Variëteit N-advies Organische Rijenbemester Proef aangelegd voorjaar basisbemesting door 2 2012 Poperinge leem spruiten Bintje 162 nee Grimme GL34 T Inagro Linter lichte leem erwten en bonen Innovator 184 ja AVR Structural PM40 BDB Zwalm zandleem cichorei Fontane 207 ja Rijenbemester NCOR 1 PCA Borlo leem wintertarwe Innovator 191 ja AVR - Hassia BDB Ravels lemig zand triticale Russet Burbank 216 ja demotoestel Grimme BDB Ooike zandleem suikerbiet Bintje - ja De Cramer PCA 2013 Poperinge leem hakselmaïs Bintje 210 nee Grimme GL34 T Inagro Linter lichte leem ajuin Innovator 174 ja AVR Structural PM40 BDB Zwalm leem tarwe Fontane 200 ja De Cramer PCA Ooike lichte leem wortelen Fontane 168 ja De Cramer PCA Wulpen polder hakselmaïs VR808 192 nee Rijenbemester NCOR op rijenfrees Inagro 1 NCOR: Nederlands Centrum voor de Ontwikkeling van de Rijenbemesting 2 BDB: Bodemkundige Dienst v an België, Hev erlee PCA: Interprov inciaal Proefcentrum v oor de Aardappelteelt, Kruishoutem Inagro, Rumbeke-Beitem Resultaten rijenbemesting De opbrengsten weergegeven in de tabellen zijn deze bekomen onder proefomstandigheden (zonder invloed van kopakkers, spuitsporen, ) en moeten nog met 20% verminderd worden om vergelijkbaar te zijn met de praktijk. Poperinge Linter Zwalm Over de twee jaar heen lagen er vijf proefvelden aan waar vollevelds bemesten voor planten duidelijk kon vergeleken worden met rijenbemesting tijdens het planten. Het gaat om Poperinge (2012 + 2013), Linter (2012 + 2013) en Zwalm (2013). Op deze locaties lagen steeds twee dosissen in de proeven namelijk 100% advies en 80 % van het advies. Daarnaast werd ook gekeken of fractioneren in combinatie met de rijenbemesting een voordeel vormde. In onderstaande tabel (Tabel 3) is de gemiddelde opbrengst, sortering, onderwatergewicht en nitraatresidu af te lezen van de vijf proefvelden. Als referentie wordt het object genomen waarbij het volledige stikstofadvies (op basis van bodemanalyse in het voorjaar) werd gegeven kort voor planten ( 100% advies vollevelds ). In Poperinge was dit onder de vorm van korrel ureum 46 en op de andere drie locaties met de korrelmeststof ammoniumnitraat (N 27%). Bij de overige drie objecten in de tabel werd rijenbemesting toegepast. Afhankelijk van de proefplaats werd ook voor de rijenbemesting een andere type meststof gebruikt. In Poperinge werd de korrelmeststof ureum 46 gebruikt (cfr. vollevelds), terwijl op de andere drie velden vloeibare stikstof werd gebruikt in de rij. Als we 100% advies in de rij vergelijken met de referentie waarbij eenzelfde dosis stikstof vollevelds werd toegediend dan worden nauwelijks verschillen gevonden wat betreft de totale opbrengst +35 mm en de grove sortering +50 mm. Ook op vlak van het onderwatergewicht zijn de verschillen verwaarloosbaar. Het nitraatresidu na de oogst was voor beide objecten ook hetzelfde (gemiddelde van 5 proefplaatsen).

Uit deze resultaten is bijgevolg niet meteen een betere benutting van de toegediende stikstof af te leiden door toepassing in de rij. Bij planten slechts 80% van het stikstofadvies in de rij meegeven en de overige 20% later tijdens het groeiseizoen (± 6 weken na planten) aan het gewas geven, leidde wel tot mooie resultaten. Vooral op vlak van het nitraatresidu waren veelbelovende cijfers te zien: fractioneren in combinatie met de rijenbemesting zorgde voor een gemiddelde daling van het nitraatresidu met 33 kg N/ha. Een daling van het nitraatresidu was op alle vijf de proefvelden te zien met uitzondering van Linter (2012) waar het N- residu bij alle objecten ruim onder de 90 kg N/ha bleef. Op vlak van de totale opbrengst was een kleine meeropbrengst te zien (+1,0 ton/ha) terwijl de grofte gelijk bleef t.o.v. 100% van het advies vollevelds toedienen bij planten. De verschillen tussen de locaties waren iets groter. Zo toonden twee locaties toch een kleine minopbrengst maar die bleef beperkt tot 1,3 ton/ha. Om na te gaan of er met rijenbemesting kon bespaard worden op meststoffen werd ook een object aangelegd waarbij slechts 80% van het N-advies in de rij werd gegeven bij het planten (en geen bijbemesting verder in het groeiseizoen). Uit de tabel blijkt duidelijk dat het nitraatresidu hierdoor wel lager ligt na oogst, maar dat de opbrengst en de grove sortering toch een stuk lager ligt. Een besparing van 20% meststoffen door de stikstof in de rij te brengen is dus nadelig voor de opbrengst. Op vlak van onderwatergewicht zijn de resultaten een bevestiging van het feit dat een hogere stikstofbemesting leidt tot een lager onderwatergewicht. Op sommige grondsoorten en afhankelijk van het groeiseizoen kan een te hoge stikstofbemesting de oorzaak zijn van een te laag droge stof gehalte. Het object bemest met slechts 80% van het stikstofadvies leidde tot het hoogste onderwatergewicht. Tabel 3 Opbrengst, onderwatergewicht en nitraatresidu gemiddelde 5 proefvelden (Poperinge 12 + 13, Linter 12 + 13, Zwalm 13) Opbrengst Onderwater- Nitraatresidu +35 mm +50 mm gewicht laag 0-90 cm ton/ha % ton/ha % (g/5kg) (kg N/ha) 100% advies vollevelds 49,7 100 40,6 100 406 143 100% advies in de rij 49,8 100 40,2 99 408 143 80% in de rij + bijbemesting 50,7 102 40,6 100 408 110 80% advies in de rij 47,8 96 37,3 92 415 114 Ravels ( 12) In 2012 werd ook rijenbemesting toegepast op een veld in Ravels maar met andere objecten in vergelijking met de proefvelden zoals hierboven beschreven. 70% van het stikstofadvies geven in de rij of vollevelds leidde tot eenzelfde totale opbrengst maar de toepassing in de rij zorgde wel voor een duidelijk grovere sortering. Vreemd genoeg bracht het object waarbij in totaal maar 60% van het N-advies werd gegeven, meer op dan de andere objecten; ook op vlak van de grove sortering +50 mm. De grote variabiliteit tussen de veldjes kan aan de basis liggen van deze onverwachte uitkomst. Op vlak van het nitraatresidu na de oogst bleven de verschillen beperkt en onder 90 kg N/ha. Een uitgebreidere bespreking is te lezen in het artikel Rijenbemesting en fractioneren in aardappelen (2012). Borlo ( 12) Op dit proefveld lagen objecten met een volleveldse bemesting versus rijenbemesting en dit telkens met verschillende dosissen en verschillende meststoffen (urean, Power Basic). Hierdoor is het moeilijker om

vanuit dit proefveld besluiten te trekken over het al dan niet nuttig zijn van een rijenbemesting voor het nitraatresidu en de gevolgen voor de opbrengst. Ook van dit proefveld is een uitgebreidere bespreking te lezen in het artikel Rijenbemesting en fractioneren in aardappelen (2012). Zwalm ( 12) In 2012 had het proefveld in Zwalm te kampen met grote opkomstproblemen, waardoor geen valabele resultaten konden bekomen worden. Ooike ( 12 + 13) In Ooike werd het volledige veld bemest in de rij. Er kon dus geen vergelijking gemaakt worden met vollevelds bemesten. In 2012 lagen twee objecten aan in het ras Bintje: rijenbemesting bij planten aan 100% en 66% van het N- advies. Uit de opbrengstcijfers bleek dat de lagere N-dosis zorgde voor een lagere totale opbrengst en minder grove aardappelen. Minder bemesten leidde wel tot een lager nitraatresidu in het najaar. In 2013 (Fontane) werden drie dosissen toegepast (100%, 80 en 60% van het advies) met telkens een bijbemesting half juni. Ook dan was duidelijk dat de lagere N-bemesting zorgde voor een lagere opbrengst. Wulpen ( 13) In Wulpen (Koksijde) lagen diverse objecten aan in het chipsras VR808. Enerzijds werd een volleveldsbemesting vergeleken met rijenbemesting bij het rijenfrezen (in een tweede werkgang enkele weken na planten) en dit met twee dosissen (100% en 70% van het N-advies). Anderzijds werden twee meststoffen gebruikt: urean en spuiloog. Spuiloog is een vloeistof afkomstig uit de luchtwassers van varkensstallen. Op dit proefveld was het spuiloog aangelengd met vloeibare stikstof tot een inhoud van 13,5% N. De totale dosis stikstof onder de vorm van urean vollevelds toedienen vóór het rijenfrezen zorgde voor de hoogste opbrengst van alle objecten (met urean als meststof). Een lagere dosis urean vollevelds of in de rij toepassen zorgde steeds voor een lagere totale opbrengst alsook een fijnere sortering. De resultaten van de rijenbemesting waren wel zeer positief als we het nitraatresidu bekijken. Het nitraatresidu van het referentie-object (urean vollevelds; volle dosis) lag wel zeer hoog te wijten aan opvallend (en onverklaarbaar) veel reststikstof in de bovenste bodemlaag 0-30 cm. Er waren ook twee objecten waarbij spuiloog in de rij werd toegediend en dit met twee dosissen. Spuiloog toedienen aan de volle dosis (op basis van N-advies) resulteerde in de hoogste opbrengst en grofste sortering in deze proef. Een verlaagde dosis spuiloog gebruiken leidde dan weer tot een opbrengstdaling. Op vlak van nitraatresidu was spuiloog in de rij minder gunstig dan urean in de rij. Maar t.o.v. een volleveldsbemesting urean was spuiloog in de rij wel nog steeds duidelijk positief. Tabel 4 Opbrengst, onderwatergewicht en nitraatresidu proefveld Wulpen (2013) Opbrengst Onderwater- Nitraatresidu +35 mm +50 mm gewicht laag 0-90 cm ton/ha % ton/ha % (g/5kg) (kg N/ha) Urean vollevelds; volle dosis 53,2 100 48,0 100 488 231 Urean vollevelds; verlaagde dosis 46,7 88 41,2 86 506 145 Urean in de rij; volle dosis 50,4 95 45,6 95 499 60 Urean in de rij; verlaagde dosis 47,8 90 42,5 89 502 67 Spuiloog in de rij; volle dosis 57,1 107 53,1 111 476 101 Spuiloog in de rij; verlaagde dosis 50,0 94 45,6 95 493 119

Getuigenissen uit de praktijk Aan de verschillende telers die momenteel al rijenbemesting in hun aardappelen toepassen werd gevraagd wat hun beweegredenen waren om op deze manier van bemesten over te schakelen. Een veel gehoorde reden was de perfecte stikstofverdeling met deze techniek. Er zijn geen strooibanen, geen overlappingen en geen meststof in de hoeken die niet geplant worden. De meststof wordt enkel geplaatst daar waar ze nodig is. Een tweede belangrijke reden is het uitsparen van een werkgang aangezien bemesten plaats vindt samen met planten of rijenfrezen. Dit betekent enerzijds een tijdbesparing maar op die manier is er ook minder kans dat de bodem wordt toegereden. Nog een belangrijk voordeel is het drastisch verminderen van vervluchtiging. Hoe langer het duurt dat de meststoffen worden ingewerkt, hoe groter de vervluchtiging en dus verlies aan stikstof zal zijn. Het plaatsen van de vloeibare meststof (voor het rijenfrezen) gaat bijvoorbeeld heel wat sneller dan het rijenfrezen zelf (zeker in de zware polder). Dit betekent dat vervluchtiging op deze velden vaak niet te onderschatten valt. Ook het uitsparen van meststoffen en een lager stikstofresidu zijn redenen om over te schakelen op rijenbemesting. Besluit Na twee jaar proeven met rijenbemesting kunnen voorzichtig enkele conclusies worden getrokken. Het volledige stikstofadvies bij planten geven in de rij of vollevelds, geeft weinig verschil op vlak van de totale opbrengst, grove sortering, onderwatergewicht en nitraatresidu. Rijenbemesting combineren met fractioneren toonde wel hoofdzakelijk positieve resultaten. 80% van het stikstofadvies in de rij toedienen bij planten en de rest van de stikstof enkele weken later geven, resulteerde gemiddeld gezien tot een iets hogere opbrengst, maar vooral een heel wat lager nitraatresidu. Uit de proeven van de afgelopen twee jaar blijkt wel dat een stikstofbesparing van 20% door toepassing in de rij leidt tot een lager nitraatresidu maar echter ook tot een opbrengstdaling en fijnere sortering.