Van neoliberale crisis naar crisis van het neoliberalisme? Neoliberalisme als ideologie.

Vergelijkbare documenten
De economische wereldcrisis

Argentinië. Geografisch en historisch Economisch, politiek en ideologisch (aan de hand van filmfragmenten) INTAL vorming 02/2013 René

Michiel Verbeek, januari 2013

Het verhaal van de Griekse crisis, verteld door een rentegrafiek. Soms zegt een grafiek meer dan duizend woorden. Annerijn Vink laat dat hier zien.

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Europa in crisis. George Gelauff. Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Globalisering en gender: privatisering en liberalisering van handel in diensten onder GATS

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

E F F E C T U E E L. augustus Slachtoffer van eigen succes? Hilaire van den Bergh

Roads to recovery. George Gelauff, Debby Lanser, Albert van der Horst, Adam Elbourne. Centraal Planbureau 1

Hoop op democratie in het Midden Oosten

Outlook Figuur 1: Invloed van Chinese groei op wereldwijde groei. (bron: Capital Economics) december 2015 Pagina 2 van 7

Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn.

3 Economische basis principes

'We stevenen rustig en al stuntelend af op een recessie'

Kijktip: NOS Persconferentie Rutte en Samsom over regeerakkoord

Reshaping the way you think and act to deal with the complex issues of today s world

16 juli Onderzoek: Akkoord Griekenland

Verkiezingen Tweede Kamer 2012

S e v e n P h o t o s f o r O A S E. K r i j n d e K o n i n g

De homo economicus bestaat niet

Naar gezonde financiële verhoudingen en vertrouwen

Voor de Raad van State als adviseur en bestuursrechter is het van. belang zicht te hebben op wat er leeft in de werelden van recht,

Twaalf grafieken over de ernst van de crisis

Standaard Eurobarometer 80. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

interne markt is het motorblok van Europese samenwerking. Niet alleen in materiële zin, maar ook als bindmiddel tussen oude en nieuwe lidstaten.

Beleggingsthema s What a difference a day makes (1975), Dinah Washington

Wat is realiteit? (interactie: vraagstelling wie er niet gelooft en wie wel)

1. Met andere ogen. Wetenschap en levensbeschouwing. De wereld achter de feiten

Een Europese democratie: utopie of noodzaak?

Disclosure belofte. Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen. Doel van de patient staat centraal

EU keurt nieuw Programma veiliger internet goed: 55 miljoen euro om het internet veiliger te maken voor kinderen

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Vrijheid van de een is voorwaarde voor die van de ander

Verantwoordelijkheid dragen gaat niet om macht, zei Lubbers, of om het vermogen om belangrijke zaken te regelen of iets af te dwingen.

ECONOMIE IN TIJDEN VAN MONETAIR EXPANSIEVE POLITIEK

(1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs. (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren

Tijdvak I. 31 oktober : 30-10:00.

Brexit domineert de beurs. Nederlandse bedrijven met hoogste blootstelling aan de UK

"De financiële sector is het probleem,

HOOFDSTUK 2 DE CRASH

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Weconomics. Paul Bessems

, Jaargang 2, Editie 4. Mario Draghi slaagt voor zijn eerste examen

cultuur & media hoorcollege moderniteit en postmoderniteit theo ploeg

Regeringsverklaring. woensdag 31 december "Werken aan het vertrouwen"

PRELUDE stedenbouw en het verlangen naar normale wetenschap

The diversity puzzle Mäs, Michael

Praktische opdracht Maatschappijleer De crisis in Griekenland

Groot-Brittannië en Europa: 40 jaar van haat en liefde. Door Bart Le Blanc, 11/08/2015.

Nederland en de crisis. Kees van Paridon

Citation for published version (APA): Boot, A. W. A. (2004). Management en Organisatie: wat nu? Tijdschrift voor het Economisch Onderwijs, 2,

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

De Ezel en de Spiegel: over disjunctie van de reële economie en financiële markten

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90

Resultaten en conclusies Israël onderzoek (uitgebreid)

Zorgtaken voor de gemeente

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 8: Financiële stelsel. 8.1 Overzicht

Vergaderen in het Engels

De Verlichting. De Verlichting

Tijd van pruiken en revoluties

Geachte lezer, Voor meer uitleg over mijn presentatie Ga kathedralen bouwen! verwijs ik u graag naar de website

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven

De financiële crisis en de reële economie. Het belang van instituties en waarden. Prof. Wim MOESEN Departement Economie Katholieke Universiteit Leuven

Na de WOI vluchtte de keizer naar Nederland

Het overheidsbeleid in de periode van de economische opbouw na WO II. - Welke rol heeft de overheid in het sturen van de economie?

GAMMA VAKKEN Aardrijkskunde, Economie, Filosofie, Geschiedenis en Maatschappijeer.

University of Groningen. The impact of political factors on drivers of economic growth Klomp, Johannes Gerardus

Oktober Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur :

6. Voorbij het multiculturalisme: kritiek op de democratie Dictatuur van het proletariaat Afsluitend 135.

Verslag college 1: Democratische waarden onder druk?

#ThoughtExpedition voorbereiding

Lorentz Lyceum. Datum: Onderwerp: Identiteit & samenleving

SCHOOLONDERZOEK GESCHIEDENIS

UIT De Phillips curve in het kort

De erfenis van Rutte en financieel-economische alternatieven investeren voor een sociale economie

Het buitengewone dagdagelijks maken Over cultuur, media en emancipatie

UIT theorie Fisher

Zorgen rondom IVF Boekaar, J.; Riemersma, M.

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Teksten van de liederen die gospelkoor Inspiration tijdens deze Openluchtdienst zingt.

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Belgische vakbonden en jongeren

Wijnimport Nederland naar regio

Opdracht Maatschappijleer Integratie en immigratie

TURBULENTE TIJDEN. KOEN DE LEUS Hasselt, 23/11/2016

Visiedocument Neutralis. Visiedocument Neutralis

Laten we het idee van samenwerking tussen natiestaten weer koesteren

Tien jaar na de kredietcrisis

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II

Davide's Crown Caps Forum

NAAR EEN NIEUWE ECONOMIE

Over dit boekje. Na afloop volgen altijd twee vragen: Mag ik de sheets? en Hoe doe ik het Rijnlands?

Transcriptie:

Van neoliberale crisis naar crisis van het neoliberalisme? Neoliberalisme als ideologie. Wijsgerige antropologie Jeroen van der Starre Masterthesis Filosofie 311914 18 EC, 5 december 2012 23.948 woorden

Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 1.1 De aanloop naar de crisis 4 1.2 Shock and awe 5 1.3 Neoliberale hegemonie 5 1.4 Probleemstelling van de thesis 7 2. Alledaagse opvattingen: liegende media, stuurloze utopieën 8 3. Reëel bestaand neoliberalisme 14 3.1 Een wel heel korte geschiedenis van het neoliberalisme 14 3.2 Eigenschappen van het neoliberale project 18 3.2.1 Totalisering van de economische sfeer 18 3.2.2 Concentratie van geld en macht 23 3.2.3 Democraten, bureaucraten, technocraten 26 3.2.3.1 De bestuurlijk-bureaucratische politiek 28 3.2.3.2 Internationale instituties 29 3.2.3.3 Invloed bedrijfsleven 30 4. Neoliberalisme als ideologie 32 4.1 Timothy Leary, hippies en de praktische neoliberaal 32 4.2 Ideologie van onderop 34 4.3 Het einde van de geschiedenis: einde van de ideologie? 35 4.4 Nieuwe natuurlijkheid en de Robinsonade 36 4.5 Moralisme en de schöne Seele 39 4.6 Wat is ideologie? 41 4.7 Ideologische Staatsapparaten? 44 4.8 Hegemonie en de 'integrale staat' 46 Conclusie 49 Literatuur 51 2

1. Inleiding We're doomed Paul Krugman, 29 april 2012 Niets wijst erop dat er snel een eind zal komen aan de economische crisis die in 2007 voor het eerst aan de dag trad met een reeks miljardenverliezen in met name de Amerikaanse financiële wereld. Het tegendeel is waarschijnlijker. De economische centra die de wereldeconomie tot op heden nog van een algemene crisis afhouden Duitsland en de BRIC(S)-landen beginnen steeds duidelijker problemen te ondervinden met het vinden van afzetmarkten voor hun export. In Duitsland heeft economische activiteit in juni het laagste niveau in drie jaar bereikt. 1 De crisis van de jaren '30 begon met de Wall Street Crash in 1929 in de 'nieuwe wereld', pas in de loop van de jaren '30 bereikte de crisis ook de tot dan toe sterkere economieën en ontpopte zich tot een wereldcrisis. Een dergelijk scenario lijkt zich momenteel ook af te tekenen. In Europa zijn vele honderden miljarden aan private schulden gesocialiseerd, wat de crisis naar het niveau van soevereine staten heeft getild. De constructie waarbij centrale Europese economieën een afzetmarkt vonden in de Europese periferie en die importen op peil probeerden te houden door het verstrekken van leningen aan periferale landen dreigt te exploderen. De hoop van Duitse en Franse banken hun in het Zuiden uitgeleende geld nog volledig terug krijgen lijkt vervlogen. Steeds meer zuidelijke landen hebben te kampen met een combinatie van een snel samentrekkende economie aangejaagd door de enorme klappen die de interne markt heeft op moeten vangen door het door Brussel en Frankfurt opgelegde bezuinigingsbeleid en toenemende rentedruk aangejaagd door wantrouwige rating agencies en marktkrachten. De structurele ongelijkmatigheid die de Eurozone al sinds haar oprichting kenmerkt en Noord-Europese landen hadden moeten verzekeren van duurzame afzetmarkten en een stabiel exportoverschot is zichtbaar onhoudbaar aan het worden. 2 Michael Tory, voormalig hoofd van de Britse tak van zakenbank Lehman Brothers betoogde in juni 2012 dat Europa een 'Lehman moment' niet kan afwenden en hier daarom bewust op zal moeten aansturen om politieke wil te genereren om een volledige desintegratie van de Eurozone af te wenden. 3 Elders in de wereld voltrekken zich vergelijkbare processen. De Amerikaanse economie leidt al jaren onder de druk van onhoudbare niveaus van private schuld enerzijds en anderzijds een enorme staatsschuld die is opgebouwd tijdens de oorlogen in het Midden-Oosten en de bail-out operaties. Hier is China de belangrijkste geldschieter en de VS haar belangrijkste afzetmarkt. Maar ook de Chinese economie is al meer dan een jaar aan het afkoelen en pogingen deze trend te keren door het verlagen van de rente zijn tot op heden niet succesvol. 4 Bovendien heeft het land te kampen met een inzakkende vastgoedmarkt, goed voor ruim 11% van het Chinese BNP. In juni 2012 stegen de huizenprijzen voor het eerst in negen maanden, wat zou kunnen duiden op herstel. 5 Of dit herstel zal doorzetten is echter de vraag, ook is het onduidelijk of een aantrekkende huizenmarkt de dalende economische groei zal kunnen keren, aangezien de Chinese vastgoedsector nog erg veel onverkocht vastgoed heeft in de vorm van complete spooksteden en een aantrekkende huizenmarkt dus niet direct zal leiden tot toenemende huizenbouw. Of de economisch sterke landen erin zullen slagen om de wereldeconomie op 1 The Economist (2012). 2 Zie voor een uitgebreide analyse van de crisis in de Eurozone en de structurele ongelijkmatigheden die eraan ten grondslag liggen het eerste rapport van de Britse Research on Money and Finance groep: Lapavitsas et. al. (2010). 3 Tory (2012). 4 Xin (2012). 5 Davis en Fung (2012). 3

sleeptouw te nemen, of dat de rest van de wereldeconomie deze landen mee zal trekken in de economische crisis is een belangrijke open vraag. 1.1 De aanloop naar de crisis Hoe dan ook, de economische malaise is verre van voorbij en zou wel eens in een stroomversnelling kunnen raken als de teruglopende economische groei in Duitsland en de BRIC(S)-landen doorzet. Dat zou betekenen dat we opnieuw te maken krijgen met een Grote Depressie. 6 Als deze crisis iets aantoont is het wel het inhoudelijke faillissement van het economische beleid van de afgelopen decennia: het neoliberale model. De gedachte was dat economische groei er het meest bij gebaat was als de markt volledig vrij zou worden gelaten en dat daarmee een post-cyclisch kapitalisme was uitgevonden. Hiertoe werden publieke diensten massaal gedumpt op de markt, werden met name de financiële markten gedereguleerd en kwam sociale wetgeving en sociale zekerheid permanent onder vuur te liggen. Het gevolg was de financialisering van de wereldeconomie vanaf de jaren '90. In de VS steeg het aandeel van de financiële sector aan de totale winst van 16% in 1973 tot 41% in 2007, consumenten schuld verdubbelde tussen 1980 en 2007, terwijl de schuld van de financiële sector als percentage van het BNP opliep van 25% in 1982 tot 121% in 2008. 7 De vraag van consumenten werd dus afhankelijk van persoonlijke leningen en het inkomen in de financiële wereld kwam steeds meer los te staan van de ontwikkeling van de reële economie, terwijl het geld dat in de financiële wereld rond gaat daar uiteindelijk natuurlijk wel vandaan komt. De belangrijkste manier om veel geld te verdienen was dus het vergroten van de risico's om terugvallende winstgevendheid tegen te gaan. Dit gebeurde op verschillende manieren. Ten eerste, en dit is natuurlijk het meest bekend geworden, gingen banken steeds grotere leningen verstrekken aan steeds minder koopkrachtige individuen en bedrijven. Ten tweede kwam er een onophoudelijke stroom aan nieuwe financiële producten, die steeds riskanter werden. Ook verhoogden banken hun zogenaamde leverage, dat wil zeggen, ze gingen de schaal van hun investeringen zoveel mogelijk verhogen, vaak op basis van geleend geld. De rationale hierachter was dat het doen van heel grote investeringen in producten met een relatief lage winstmarge toch een heel aardige winst kan opleveren. Speculatie op valuta's is hier een voorbeeld van: in 1973 ging er dagelijks 15 miljard dollar om in valutamarkten, dit steeg naar 150 miljard in 1985, 1200 miljard in 1995 en 3200 miljard in 2007. 8 Tot slot werd de snelheid waarop transacties werden afgesloten enorm opgevoerd, wat met de opkomst van de PC in de loop van de jaren '90 ook technisch mogelijk geworden was. Dit is kapitalisme in de meest naakte vorm: er werd steeds meer geld 'gemaakt' met niets anders dan geld. In het schema van Marx: kapitaalcirculatie verscheen niet meer in de formule van het verkopen van een waar voor geld en het investeren in een nieuwe waar (W G W'), noch in de verdinglijkte, algemene formule waarin wordt geïnvesteerd in een waar dat later met winst wordt verkocht (G W G'), maar in de formule van het woekerkapitaal waarin geld een eigen leven begint te leiden: G G'. 9 Maar hoe hard bankiers ook geloofd mogen hebben in de bovennatuurlijke kwaliteiten van hun kapitaal, de toename van consumptie op basis van krediet en een in economisch opzicht ongefundeerde explosie van bedrijvigheid in de financiële sector moest vroeg of laat imploderen en de problemen in de reële economie blootleggen: een effectieve vraag die niet zonder schuld op peil 6 Volgens de Amerikaanse Keynesiaanse econoom Paul Krugman bevonden we ons in 2010 zelfs al in de early stages of a third depression. Krugman (2010). 7 McNally (2011). 86 8 Idem. 93 9 Marx (1966). 161-70, 179 4

kon blijven en een algemeen lage winstgevendheid. 10 1.2 Shock and awe Toen de crisis werkelijk uitbrak in 2008 was er sprake van totale paniek en verwarring. Het ondenkbare was gebeurd. Bovendien viel niet langer te ontkennen dat het precies het neoliberale beleid was geweest, dat in de jaren '90 de periode van de 'nieuwe economie' haar bloeiperiode beleefde, dat de funderingen voor de crisis hadden gelegd. In 1992 had Francis Fukuyama het einde van de Geschiedenis ingeluid nadat de Sovjetunie implodeerde, nu gebeurde hetzelfde met de almachtig geachte vrije Westerse neoliberale wereld. Na de val van Lehman Brothers in september 2008 raakte Henry Paulson, toenmalig minister van financiën in de VS in paniek: I'm worried about the world falling apart. Enkele dagen later zei hij tijdens een bijeenkomst met een aantal congresleden dat [u]nless you act, the financial system of this country, and the world, will melt down in a matter of days. 11 Andere voorvechters van de vrije markt zouden hem volgen. Alan Greenspan, voorzitter van de Fed tot 2006, verklaarde enkele weken later aan een commissie van het huis van afgevaardigden dat [t]hose of us who have looked to the self-interest of lending institutions to protect shareholders equity, myself included, are in a state of shocked disbelief. Ook gaf hij toe dat zijn vrije markt ideologie had gefaald. Maar tegelijkertijd sprak hij het geloof uit dat de crisis aanleiding zou zijn tot een ingrijpende zelfregulering van de financiële markten. 12 Ook deze illusie is inmiddels in vlammen opgegaan, zoals de recente rentefraude bij het Britse Barclays illustreert. 13 Waar Greenspan echter slechts gedeeltelijk afstand nam van zijn ideologie maakten anderen een radicalere ommezwaai. Een voorbeeld hiervan vinden we bij Martin Wolf, voormalig medewerker bij de Wereldbank en hoofdeconoom van de Financial Times. In maart 2009 moest Wolf toegeven dat neoliberalisme had 'gefaald' en dat [t]he era of financial liberalisation has ended. 14 Aan het eind van hetzelfde jaar verklaarde hij: [w]e are all Keynesians now en voegde daaraan toe dat Keynes offers us the best way to think about the financial crisis. 15 In Nederland kwam Wouter Bos enige weken voor de val van Balkenende IV en zijn aftreden als leider van de PvdA tot dergelijke conclusies. In zijn Den Uyl lezing kondigde hij een breuk aan met het neoliberale denken en met de acceptatie van deze ideologie door de sociaaldemocratie die de 'derde weg' werd genoemd. 16 Ook andere Nederlandse sociaal democraten zoals Hans Achterhuis, voorheen vooral een criticus van de verzorgingsstaat, en Marcel van Dam nemen in hun boeken over neoliberalisme 'afscheid van zichzelf.' 17 1.3 Neoliberale hegemonie Maar terwijl het falen van neoliberaal beleid voor velen aanleiding was om hun denkbeelden aan te passen, wordt de politiek nog grotendeels beheerst door neoliberale denkbeelden. Dit neoliberale denken onderscheidt zich van het klassieke liberalisme in haar radicaliteit. Voor de klassieke liberalen moest de markt zoveel mogelijk vrij gelaten worden om haar 'natuurlijke' loop te nemen en 10 Zie voor een analyse van de achterliggende economische problemen die ten grondslag lagen aan de crisis Callinicos (2010). 50-83 11 Geciteerd in McNally, op. cit. 19 12 Andrews (2008). 13 Coevert (2012). 14 Wolf (2009). 15 Wolf (2009a). 16 Bos (2010). 17 Achterhuis (2010) 295-6, Van Dam (2009) 248-74. 5

zo de economische en daarmee in tweede instantie politieke macht te vergroten. Neoliberalisme draait deze relatie om: staatsmacht is geen doel op zichzelf meer, maar hoogstens een voorwaarde voor een 'gezond' functionerende economie. Dat het huidige Europese crisisbeleid een neoliberaal karakter heeft is niet moeilijk te zien. Ten eerste zien we, met name in de Duitse hoek, een typisch monetaristische angst voor oplopende inflatie die de waarde van bezit ondermijnt. Om die reden legt de trojka van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds een niet mis te verstane nadruk op bezuinigingen en privatiseringen in plaats van belastingen om staatsschulden af te lossen. Om dezelfde reden blijft oppositie van Noordelijke Eurolanden tegen de invoering van Euro-obligaties, die de schuldendruk op periferale Eurolanden aanzienlijk zou verlichten, hoog. 18 Waar het gaat om het stimuleren van de economie wordt consequent gekozen voor het afbreken van sociale wetgeving en het verlagen van belastingen. Bezuinigingen en schuldenlast hebben echter geleid tot sterke en aanhoudende economische krimp in Zuidelijke Eurolanden. Dit zijn economieën met een importoverschot die dus veel meer dan exportlanden afhankelijk zijn van hun interne markt. Bezuinigingen op de schaal zoals die momenteel worden doorgevoerd treft de bevolking direct hard in de portemonnee en heeft daardoor een negatief effect op economische ontwikkeling en dus op de mate waarin deze landen in staat zijn om hun schulden af te betalen. Naast bezuinigingen en privatisering wordt aangestuurd op 'hervormingen'. Het gaat dan om zaken als het hervormen van het pensioenstelsel, het flexibiliseren van de arbeidsmarkt door het terugdringen van collectieve arbeidsovereenkomsten, het verlagen van het minimumloon en het liberaliseren van publieke diensten. Ook wordt aangestuurd op het verbreden van de belastinggrondslag (lagere inkomens moeten meer belasting betalen). 19 Het Europese crisisbeleid is dus niet alleen gericht op het terugdringen van schulden, maar vooral ook op het voortzetten van neoliberaal beleid, de schuldenlast wordt hierin als politieke leverage gebruikt om draagvlak voor neoliberale maatregelen te creëren of landen tot dit soort maatregelen te dwingen. In sommige gevallen wordt dit soort hervormingen buiten de democratische organen gehouden. De eisen die de trojka stelt aan schuld lijdende landen worden vastgelegd in memoranda waarop de bevolking van de schuld lijdende landen, noch de bevolking van de geld verstrekkende landen enige invloed hebben. Ondemocratische manieren om bezuinigingen en neoliberaal beleid aan landen op te leggen komen de laatste jaren steeds vaker voor in de Eurozone, soms op wel heel onconventionele manieren: zo werd Silvio Berlusconi bij decreet uit Brussel vervangen door de technocraat Mario Monti die direct na zijn benoeming een pakket van 30 miljard euro aan bezuinigingen door het Italiaanse parlement loodste en een maand later over ging tot de liberalisering van de arbeidsmarkt. Op soortgelijke manier werd de Griekse premier Papandreou vervangen door Loukas Papademos. Maar wat misschien belangrijker is, is dat ondemocratische omwegen vaak niet nodig zijn om tot bezuinigingen en hervormingen te komen. In opvallend veel gevallen stemmen politici of stemmers vrijwillig in met neoliberale politiek al is dat vaak zonder veel enthousiasme. Na de val van het kabinet Rutte stonden de liberale oppositiepartijen bijvoorbeeld te popelen om een akkoord te sluiten dat een pakket van miljarden aan pijnlijke bezuinigingen bevat, het pensioenakkoord met de vakbeweging openbreekt en het ontslagrecht versoepelt. In verkiezingen keert regelmatig een zelfde beeld op. Bij de Spaanse verkiezingen koos het 18 In juni 2012 verklaarde Angela Merkel nog eens glashelder dat ze Euro obligaties zal blokkeren. Der Spiegel, Merkel zur Schuldenpolitik: "Keine Euro-Bonds, solange ich lebe" 26 juni 2012. 19 Illustratief hierin is het EC-rapport The Second Economic Adjustment Programme for Greece van maart 2012, met name 4.3 en 4.4. 6

Spaanse volk voor de neoliberale kandidaat: Mariano Rajoy van de Partido Popular. In Ierland resulteerde het referendum over het Europees Stabiliteitsmechanisme in een ruime meerderheid voor het 'ja'-kamp en in Griekenland werd Neá Demokratía, de conservatief neoliberale partij de grootste in de parlementsverkiezingen. Op veel plaatsen is dus nog altijd sprake van een brede acceptatie van neoliberalisme in de politieke en publieke sfeer. 1.4 Probleemstelling van de thesis De crisis brengt dus een paradox aan het licht: enerzijds groeit het bewustzijn dat neoliberalisme heeft gefaald en dat de acceptatie van neoliberaal crisisbeleid vergelijkbaar is met het aanstellen van de pyromaan als brandweercommandant, maar anderzijds blijft het neoliberalisme het beleid bepalen en in veel gevallen met steun van de bevolking dezelfde bevolking die de bezuinigingen over zich heen krijgt en geconfronteerd wordt met grotere onzekerheid door flexibiliseringen. Centraal hierin is het begrip van 'realisme' neoliberalisme volhardt omdat het de enige realistische 'oplossing' is, of misschien beter: het enige wat we kunnen doen. Zoals Margaret Thatcher het ooit zei: there is no alternative. Maar dit maakt het neoliberalisme tot een wel heel absurd 'ding': hoe kan een politiek-economische orthodoxie de realiteit definiëren zelfs nadat in de praktijk gebleken is dat de centrale premissen van die orthodoxie eenvoudigweg niet kloppen? In deze thesis wil ik proberen om deze paradox van enerzijds een inhoudelijk faillissement van het neoliberalisme en anderzijds haar aanhoudende politieke hegemonie te verhelderen en de vraag te beantwoorden wat voor soort 'ding' neoliberalisme eigenlijk is. Mijn centrale stelling is dat neoliberalisme begrepen moet worden als een ideologie in de technische zin van het woord. Maar zo'n stelling zal moeten blijken uit een concrete analyse van het neoliberale project. Ik wil daarom beginnen om een aantal min of meer alledaagse opvattingen over neoliberalisme en de maatschappelijke acceptatie van neoliberale ideeën onder de loep nemen. Vervolgens wil ik preciezer kijken naar wat neoliberalisme is, wat het doet en hoe het zich heeft ontwikkeld, om op basis hiervan politiek-economisch hard te kunnen maken dat het neoliberale project een ideologisch, hegemonisch project is en daarmee te verhelderen wat ideologie en hegemonie precies zijn. Hierbij ontsluit ik de achterliggende wereldbeelden, maar ik plaats, gegeven de wijsgerig antropologische insteek, deze problematiek tevens in het perspectief van de homo economicus en onderzoek ik de gedachte dat de neoliberale rationaliteit, ondanks haar 'onmenselijke' karakter, niettemin een realistisch mensbeeld biedt. Ik kom ten slotte tot de conclusie dat, hoewel we momenteel te maken hebben met een hevige crisis die het resultaat is van ruim drie decennia neoliberaal beleid, we nog altijd niet kunnen spreken van een werkelijke crisis van het neoliberalisme, omdat het geheel aan maatschappelijke praktijken die ten grondslag ligt aan de acceptatie van het neoliberalisme en de neoliberale ideologie haar dwingende karakter verlenen niet alleen niet zijn verdwenen, maar in veel gevallen door de crisis en het crisisbeleid juist zijn versterkt. 7

2. Alledaagse opvattingen: liegende media, stuurloze utopieën Zoals we in de inleiding al hebben gezien is het hegemonische karakter van het neoliberalisme niet los te zien van politieke en economische macht. Achter het neoliberale project schuilen machtige belangen die, niet verbazingwekkend, aangewend worden voor het preserveren van de neoliberale status quo. De functie van de ideologie kan dan gezien worden als middel om bredere lagen van de bevolking door identificatie te doen instemmen met die status quo. Deze eerste, schetsmatige karakterisering roept echter onmiddellijk de vraag op wat de precieze relatie is tussen belangen, macht en ideologie. Een reden waarom de neoliberale status quo door brede lagen van de maatschappij wordt omarmd kan zijn dat mensen geloven dat deze toestand inderdaad als de 'best mogelijke' moet worden gezien. Een andere reden kan zijn dat de praktijk van het neoliberalisme misschien problematisch is, maar dat het model in wezen juist is. Het probleem is dan dat de werkelijkheid zich in onvoldoende mate aan het model conformeert. Dit laatste is wat Žižek het fundamentalistische antwoord noemt: het probleem is dat de theorie niet 'zuiver' genoeg wordt nageleefd, nooit dat de theorie zelf niet klopt. 20 Hoe dan ook is de gedachte steeds dat men (een deel van) de neoliberale ideologie accepteert en, als gevolg hiervan, (delen van) de maatschappelijke realiteit omarmt of tolereert. Een van de meest populaire manieren om dit probleem te verhelderen is door te stellen dat het de media zijn die 'mensen' (want zelf hebben we dit altijd al door) 'indoctrineren' met 'leugens'. Dit is een claim die zowel vanuit linker als vanuit rechterhoek regelmatig wordt gebezigd en de meest uitgewerkte vorm van dit idee is Noam Chomsky's 'propaganda model.' Het idee is hier eenvoudigweg dat de media bestaat uit een reeks aan multinationals die afhankelijk zijn van adverteerders weer een reeks multinationals voor hun inkomsten. Adverteerders verwachten een publiek voor hun reclames en de fundamentele economische relatie die de dynamiek van de media vormgeeft is die van het aanbod van een publiek door de media aan de markt van adverteerders. Whether they're called liberal or conservative, the major media are large corporations, owned by and interlinked with even larger conglomerates. Like other corporations, they sell a product to a market. The market is advertisers that is, other businesses. The product is audiences. For the elite media that set the basic agenda to which others adapt, the product is, furthermore, relatively privileged audiences. 21 Het is vervolgens echter niet deze ruilverhouding die de inhoud van de media bepaalt, maar de inhoudelijke overtuigingen van de actoren in deze ruilverhouding: het 'wereldbeeld' van adverteerders en mediatycoons wordt gereproduceerd op de pagina's van kranten, de televisieschermen en bij implicatie de internetpagina's. Not surprisingly, the picture of the world presented reflects the narrow and biased interests and values of the sellers, the buyers and the product. 22 Aangezien het 'product', de kijker of lezer, deel is van het krachtenveld, moet dit 'picture of the world' als voldoende realistisch worden ervaren en dit is uiteindelijk de reden dat verschillende media verschillend kunnen berichten over een zelfde onderwerp: ze hebben een doelgroep waar ze 20 Zie de uitzending van Tegenlicht, Agenda 2010: Leven in het einde der tijden volgens Slavoj Zižek van 11 januari 2010. tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2009-2010/agenda-2010-leven-in-het-einde-der-tijden-volgens-slavojzizek.html 21 Chomsky (2011). 68 22 Idem. 8

rekening mee te houden hebben. Maar aangezien de doelgroep van de belangrijkste media een 'relatief geprivilegieerd publiek' is, heeft ook deze groep een specifiek karakter: de ruggengraat van mediaconsumenten is de politieke klasse van min of meer hoog opgeleide, min of meer maatschappelijk betrokken en min of meer welvarende mensen. Op deze manier is de inhoud van de media onderdeel van een breder 'doctrinair systeem' waar ook scholen en universiteiten en wetenschappelijke tijdschriften toe behoren. Aangezien Chomsky uitgaat van een model van indoctrinatie, waarbij gevormde ideeën kant en klaar aan een publiek worden voorgeschoteld en vervolgens in hun geheel worden geïnternaliseerd, richt hij zich met name op de nieuwsmedia en bijvoorbeeld niet op entertainmentprogramma's. Nieuws is voor Chomsky een reeks feiten met een onderlinge samenhang en de media die bemiddelen tussen het nieuws en het publiek functioneren als een filter: het instituut media bepaalt welk nieuws, welke feiten, op welke manier bij het publiek terecht komt. Binnen de media onderscheidt Chomksy vijf filters die corresponderen met de vijf voornaamste groepen van belanghebbenden in de media: 1. het mediabedrijf en de belangen die samenhangen met hun bedrijfsvoering; 2. de adverteerders die de primaire bron van inkomsten van het mediabedrijf uitmaken; 3. externe adviseurs uit de hoek van bijvoorbeeld de politiek en de wetenschap die informatie en interpretaties leveren aan het mediabedrijf; 4. negatief commentaar vanuit kijkers, die georganiseerd (bijvoorbeeld door politieke of religieuze organisaties) of spontaan kan plaatsvinden; 5. de dominante ideologie in de regio waar het mediabedrijf werkzaam is, in het bijzonder het dominante vijandbeeld. 23 Naast de commerciële massamedia zijn er ook alternatieve kanalen om aan nieuws en ideeën over de wereld te komen en het opzetten van dit soort kanalen voor het verspreiden van andere ideeën is wat Chomsky als voornaamste taak ziet voor linke activisten en geëngageerde intellectuelen, hoewel duidelijk is dat de massamedia over het algemeen een veel grotere invloed op de bevolking heeft dan de alternatieve kanalen. Afbeelding 1 geeft een schematisch overzicht van Chomsky's model. Het traject van filtering en neutralisering van nieuws is in feite het gehele proces van wat Chomsky 'manufacturing consent' noemt. Als model voor hoe de massamedia werken heeft Chomsky's opvatting duidelijk zijn merites. De internationale concentratie van mediabedrijven die hij beschrijft is vandaag de dag met enorme mediaconglomeraten als dat van Rupert Murdoch misschien nog wel duidelijker zichtbaar dan in de jaren '80 en de politieke invloed van mediatycoons is niet te overschatten. 24 23 Herman en Chomksy (2002). 1-36 In het boek noemt Chomsky de vijfde filter 'anti-communisme', wat gezien het moment van publicatie van de eerste druk (1988) begrijpelijk is. Later (in 1998) zegt hij hierover dat het hem gaat om the idea that grave enemies are about to attack us and we need to huddle under the protection of domestic power. (Chomsky (2011). 233 Ik stel voor om dit nog iets breder op te vatten en het vijfde filter 'staatspropaganda' te noemen. 24 In de nieuwe inleiding bij Manufacturing Consent uit 2002 (pxiii) schrijven de auteurs dat de media internationaal beheerst worden door 9 multinationals. Tegenwoordig wordt gesproken over de 'Big Six': Time Warner, Walt Disney, Viacom, News Corp., CBS Corporation en NBC Universal. 9

Afbeelding 1. Het bekendste voorbeeld van dit laatste is natuurlijk Silvio Berlusconi, die met zijn controle over de Italiaanse media een machtig politiek wapen in handen had. Ook de invloed van sommige politieke commentatoren spreekt voor Chomsky's model: hardline republikeinen als Glenn Beck bij Fox die sociale voorzieningen regelmatig gelijk stelt met nazisme en Rush Limbaugh een radiocommentator die recent in opspraak raakte omdat hij van mening is dat vrouwelijke voorstanders van gratis anticonceptie 'sletten' zijn zijn bijvoorbeeld immens populair en invloedrijk. Voor het liberale kamp vervult Jon Steward van The Daily Show een dergelijke functie. Het cruciale probleem met Chomsky's model is dat het geen opvatting van de media is, maar een model dat het veel grotere vraagstuk van de 'constructie van instemming' moet verklaren. Volgens mij kan louter een analyse van de media dit onmogelijk doen, omdat zo'n analyse de vraag waarom 'de massa' de ideeën die ze voorgeschoteld krijgen accepteren hoogstens onbevredigend kan beantwoorden. Voor Chomsky lijkt dit totaal geen probleem te zijn: in principe is de werkelijkheid transparant, maar door indoctrinatie worden mensen gehersenspoeld en gaan ze een gefilterd wereldbeeld aanhangen dat direct wordt bepaald door de belangen van de politiekeconomische elite. Om dit op te lossen moet er een ideeënstrijd gewonnen worden die de ongefilterde waarheid verspreid, waarbij de waarheid vervolgens onmiddellijk als zodanig wordt erkend. Het veranderen van de werkelijkheid verloopt min of meer automatisch zodra deze waarheid gemeengoed geworden is: there is no superpower standing over us. We are the superpower. 25 Moeilijker dan dat is het niet. Tijdens een bijeenkomst in 1998 neemt Chomsky een heel duidelijke positie in over de doorzichtigheid van de sociale wereld: het begrijpen van de sociale wereld is een kwestie van gezond verstand en heeft verder niets met theorie te maken. I don't know of any theories in the 25 Chomsky (2011). 311 10

social sciences just some common sense observations. Later wordt duidelijk dat theorie voor Chomsky uitsluitend over zaken gaat die niet eenvoudig beschreven kunnen worden, analyse van het sociale veld daarentegen is een zuiver descriptieve aangelegenheid. 26 Wat is er voor nodig om het sociale veld te beschrijven? Ook dat is tamelijk eenvoudig: Use your sense, look at history, think the obvious things, break through the propaganda images, remember that the institutions are trying to indoctrinate you, keep that in mind, compensate for it and if you do these things I think you can get as good a sense of the world as anybody has. 27 Chomsky's veronderstelling is dus dat er slechts wat gezond verstand nodig is om de wereld adequaat te begrijpen. Het feit dat we dat meestal niet doen kan dus allen het gevolg zijn van indoctrinatie door een soort moderne incarnatie van Descartes' demon de massamedia. Deze demon is evenwel eenvoudig te ontmaskeren, aangezien zijn functioneren wordt bepaald door zijn directe materiële belangen. Maar daarmee is de macht van de demon niet materieel van aard: de demonische supermacht staat niet werkelijk tegenover ons deze macht bestaat uitsluitend in de hoofden van de geïndoctrineerden in zoverre ze hun eigen superpower miskennen. Zodra wordt ingezien dat de keizer geen kleren draagt is het machtsvraagstuk opgelost, omdat de macht van de 'keizer' slechts bestaat uit de maatschappelijke acceptatie van diens leugens. De erkenning van 'zuivere', ongefilterde feiten valt onmiddellijk samen met een werkelijke omslag in machtsverhoudingen. Maatschappelijke regressie is dus slechts een gevolg van domheid, progressie is een automatisch gevolg van het kennen van 'de waarheid'. Hier zien we dat de fundering van Chomsky's linguïstische theorie Cartesiaans dualisme ook het fundament vormt voor zijn sociale en politieke denken. 28 Het is het denken, de dominante geloofsovertuigingen die de sociale werkelijkheid bepalen en sociale verandering moet daarmee een gevolg zijn van verandering van de dominante geloofsovertuigingen. Maatschappelijke erkenning van het falen van het neoliberale project zou in deze opvatting onmiddellijk moeten leiden tot de beëindiging van dat project, wat, zoals we gezien hebben, allerminst is gebeurd. Chomsky's Cartesiaanse mensbeeld komt misschien het duidelijkst naar de oppervlakte in zijn debat met Michel Foucault uit 1972 (onder leiding van Fons Elders). Hoewel beide denkers het met elkaar eens zijn dat ze niet zozeer tegenstanders zijn, maar veeleer zich van 'tegengestelde kanten dezelfde berg ingraven', 29 met Chomsky die vertrekt vanuit een kritiek op de behavioristische taalopvatting en het creatieve individu in ere wil herstellen enerzijds, Foucault die zich juist afzet tegen een geschiedsopvatting die de individuele subjectiviteit verabsoluteert en aandacht vestigt op het collectieve en sociale anderzijds kunnen we ons hier afvragen of Chomsky niet teveel doorschiet richting Cartesiaans subjectivisme. Met name in de bespreking van wetenschap valt op dat waar Foucault de aandacht vestigt op de dynamiek van het wetenschappelijk discours en de ideologische aspecten hiervan, Chomsky wetenschap op een ahistorische en 'analytische' manier benadert. De vraag met betrekking op wetenschap is niet hoe ze tot stand komt en waarom de wetenschap haar object van onderzoek in een gegeven historische situatie op een specifieke manier benaderde, maar juist wat er van 'waar is'. Chomsky zegt: I approach classical rationalism not really as a historian of science or a historian of philosophy, but from the rather different point of view of someone who has a certain range of scientific 26 Even in biology, when you get very far beyond big molecules it starts to become pretty descriptive. 27 www.youtube.com/watch?v=xp8z1bzzwic 28 Chomsky gebruikt de term Cartesian Linguistics om zijn linguistische positie wat formeler de transformationeelgeneratieve methode genoemd te karakteriseren. Het idee is dat taal in de kern aangeboren moet zijn, omdat taal te complex zou zijn om in de eerste levensjaren van een kind door middel van mimesis aangeleerd te kunnen zijn. 29 Chomsky en Foucault (2006). 32-3 11

notions and is interested in seeing how at an earlier stage people may have been groping towards these notions, possibly without even realizing what they were groping towards. 30 Dit is natuurlijk een legitieme manier om wetenschap te benaderen, maar het gevaar van een dergelijke benadering is dat het het heden buiten de geschiedenis plaatst: het 'nu', de huidige stand van de wetenschap wordt de standaard waaraan vroegere wetenschappelijke opvatting gewogen wordt en dit veronderstelt op z'n minst dat wat de hedendaagse wetenschap beweert juist is. Daarmee sluiten we de mogelijkheid dat het zelfde soort ideologische mystificatie die in het verleden in de wetenschap werkzaam was ook in hedendaagse wetenschappelijke ideeën een rol speelt bij voorbaat uit. Deze benadering maakt een analyse van ideologie bijzonder moeilijk: door de scheiding tussen kennis en haar object en de veronderstelde transparantie van de wereld kan falsificatie of mystificatie slechts optreden door middel van bewust ingrijpen van buitenaf. Zoals we verder zullen bekijken is dit te eenvoudig gedacht: het wezenlijke probleem van ideologie is juist hoe inadequate ideeën een mate van objectiviteit en schijnbare natuurlijkheid verkrijgen. Dergelijke eigenschappen zijn niet verklaarbaar door slechts te wijzen op de overdonderende aanwezigheid van de media en de belangen van de invloedrijkste spelers binnen de massamedia. Dit is het fundamentele probleem van Chomsky's theorie, vertaald naar onze vraagstelling: het kan niet verklaren waarom neoliberale ideeën hun werkelijke regulerende rol hebben behouden, zelfs nadat veel mensen ze niet meer accepteren en aanzienlijke delen van de massamedia zelfs een instituut als de Financial Times een podium zijn geworden voor tamelijk fundamentele kritiek op neoliberalisme. Maar de intuïtie waarop Chomsky's opvatting gebaseerd is, is, zoals gezegd, wel wijd verbreid. De geluiden dat de crisis een nieuw (groen, sociaal, wat je maar wilt) tijdperk zou inluiden dat als inadequaat erkende opvattingen min of meer automatisch vervangen zullen worden door andere, meer adequate opvattingen zijn op een variant van deze aanname gebaseerd. Zo'n verandering is tot op heden uitgebleven en de keerzijde is geweest dat dit optimisme bij velen heeft plaatsgemaakt voor cynisme over de politiek, maar vaak ook over de ('domme' of 'apathische') bevolking als geheel. Een voorbeeld hiervan vinden we in de Occupy beweging. Het dominante beeldmerk van de beweging is het Guy Fawkes masker. Dit verwijst niet zozeer naar de historische Guy Fawkes een katholieke terrorist uit de 16 de eeuw, wiens dood in het Verenigd Koninkrijk nog elk jaar wordt herdacht maar met name naar de drager van het masker in de stripreeks V for Vendetta en de gelijknamige verfilming ervan. Hierin vecht de revolutionair 'V' tegen een totalitair regime en beweegt de bevolking tot opstand door het plegen van aanslagen zeg maar een eenmans Rote Armee Fraktion, maar dan succesvol. Sommige Occupiërs, met name in landen waar de beweging nooit de tentenkampen is ontgroeid, delen deze elitaire houding: als rechtmatige vertegenwoordigers van 'de 99%' hebben zij de waarheid in pacht en de rest van de bevolking het hedendaagse 'klootjesvolk' heeft zich maar aan te sluiten. 31 Vandaar de dominante leus op de Rotterdamse Occupy-protesten: Wordt wakker! Anders gezegd: denk logisch na, besef dat je geïndoctrineerd wordt en omarm de waarheid die voor het oprapen ligt. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de Occupy beweging uitsluitend onzin vertelt. Integendeel, zeker bij het ontstaan van de beweging slaagde ze erin om een wereldpubliek in aanraking te 30 Idem. 10 31 De Occupy beweging is bepaald geen homogene entiteit, mijn kritiek heeft vooral betrekking op de delen van de beweging die geïsoleerd zijn gebleven of in een later stadium geïsoleerd zijn geraakt en daardoor in sektarisme zijn vervallen, zoals in Nederland het geval is. 12

brengen met een vrij coherente kritiek op neoliberalisme en het crisisbeleid en bovendien grote vragen te stellen die lange tijd absent waren in het publieke debat. Het probleem ligt dieper: de aanname is dat zowel probleem als oplossing bestaan uit een set ideeën die direct toegankelijk zijn en op een soort marktplaats van ideeën bewegen, de 'vijand' is daarmee al snel de koppige bevolking die weigert te denken wat een zelfverklaarde verlichte minderheid vindt dat ze zou moeten denken. Ook bij Hans Achterhuis vinden we een dergelijke problematiek terug, zij het in een wat genuanceerde vorm. Net als Chomsky gaat Achterhuis er vanuit dat neoliberalisme in wezen een set ideeën is, maar bij Achterhuis is het een set ideeën met een specifiek, utopisch karakter. Dit predicaat is voldoende verklaring om de voortdurende dominantie van het neoliberalisme te verklaren: die is een gevolg van een vrij algemene utopische verblinding. 32 De utopische beloften [zijn] essentieel als we de kracht van de neoliberale ideologie willen begrijpen. Vooral dankzij de utopische onderbouwing ervan blijft deze ideologie ook na de kredietcrisis springlevend. 33 Neoliberalisme is een gefaalde utopie, maar, zoals dat gaat met utopieën, we blijven erin geloven, omdat ze ons nu eenmaal een mooi toekomstbeeld voorschotelen. Maar is dat wel zo? Is neoliberalisme werkelijk dominant omdat mensen er massaal van overtuigd zijn dat het ze een betere toekomst zou bieden? Ten eerste laat onderzoek zien dat mensen helemaal niet zo optimistisch zijn over de toekomst: volgens het SCP is zelfs 65% van de Nederlanders pessimistisch, dat wil zeggen, ze verwachten dat de economie in de toekomst zal verslechteren. 34 In een land als Griekenland is dit niet veel anders, toch won de neoliberale partij daar de verkiezingen. Ten tweede, en fundamenteler, is het werkelijk zo dat neoliberalisme een gefaalde utopie is? Als dit werkelijk zo is, als werkelijk niemand baat heeft gehad bij het neoliberalisme is het bijna ongelooflijk dat neoliberalisme nu al meer dan drie decennia dominant is. Wat nu als neoliberalisme juist wél heeft gewerkt? 32 Achterhuis, op. cit. 296 33 Idem. 23 34 Dekker, et. al. (2012). 5 13

3. Reëel bestaand neoliberalisme Innovation is not only about new technology, science and research; it is also about attitudes of mind which should permeate government, businesses, academia, indeed the whole of society. European Roundtable of Industrialists, 1998. 3.1 Een wel heel korte geschiedenis van het neoliberalisme Neoliberalisme werd voor het eerst een georganiseerde kracht toen in 1947 een groep anti- Keynesiaanse economen en andere denkers op uitnodiging van Friedrich von Hayek samen kwamen in het Zwitserse Mont Pelerin. De groep bestond uit veertig deelnemers, waaronder Milton Friedman, Ludwig von Mises, Karl Popper en Michael Polanyi. Aanvankelijk was het doel van de groep om hun ideeën te verspreiden door middel van denktanks en het vergroten van invloed op universiteiten. In de jaren na de oprichting van de Mont Pellerin Society ontstonden belangrijke denktanks als het Britse Institute of Economic Affairs. Deze denktanks legden de basis voor de vertaling van neoliberale theorieën naar overheidsbeleid. Het IEA zou samen met het later opgerichte Adam Smith Institute en het Centre for Policy Studies tot de belangrijkste adviesgroepen van Margaret Thatcher gaan behoren. De denktanks slaagden erin om hun ideeën breder te verspreiden binnen de academische gemeenschap en later richting onder andere de media en politieke partijen. De nadruk die het neoliberalisme op 'vrijheid' legt, hoewel hier over het algemeen vrijheid voor de economie mee wordt bedoeld, was nuttig om in de loop van de jaren '70 invloed onder de bevolking te winnen. De anti-autoritaire sentimenten die een centrale rol hadden gespeeld in de sociale protesten rond 1968 werden door neoliberalen aangegrepen om de terugtocht van de staat uit de economische sfeer te bepleiten. In de jaren '70 vonden de eerste twee belangrijke experimenten met neoliberaal beleid plaats. De eerste was in Chili in 1973. Dit land werd geregeerd door de linkse president Salvador Allende, die van plan was om Chili via democratische weg om te vormen tot een socialistisch land. Zijn beleid bestond uit het substantieel verhogen van het minimumloon en een reeks nationaliseringen en collectiviseringen. Toen het land in economische problemen kwam weigerde Allende de schulden terug te betalen. In de Verenigde Staten werd met argusogen toegekeken naar het gerommel in de 'achtertuin' en toen de Chileense legertop besloot op te treden tegen Allendes presidentschap konden ze op Amerikaanse steun rekenen. Op 11 september 1973 pleegde het leger een staatsgreep. Allende pleegde zelfmoord, maar veel van zijn aanhangers kwamen er minder goed vanaf: in de jaren na de staatsgreep werden tienduizenden mensen gearresteerd, velen werden gemarteld, duizenden werden vermoord door legereenheden en doodseskaders. Zo'n tweehonderdduizend Chilenen wisten het land te ontvluchten. Generaal Augusto Pinochet, leider van de coup, werd de nieuwe president en besloot orde op zaken te stellen en de Chileense economie langs neoliberale lijnen te hervormen. Hij werd hierin bijgestaan door de Chicago Boys, een groep Chileense economen die sinds de jaren '50 in Chicago werden opgeleid door Milton Friedman. De nationaliseringen werden teruggedraaid, lonen daalden scherp, ziekenzorg werd geliberaliseerd en ook het onderwijsstelsel werd hervormd. 35 Het tweede experiment was minder grootschalig dan het Chileense, maar zeker niet minder succesvol. Wat in Chili met militaire middelen was gelukt werd in 1975 met financiële middelen bereikt tijdens de fiscale crisis in New York City. New York had in de jaren '60 te maken gehad met 35 Achterhuis, op. cit. 242-8 14

deïndustrialisatie en een snelle suburbanisatie. Armoede en werkloosheid waren grote problemen die een voedingsbodem legden voor sociale onrust in de stad. De reactie van de politiek was om armoede het hoofd te bieden door het uitbreiden van werkgelegenheid in de publieke sector en publieke voorzieningen. Aanvankelijk was er steun voor dit beleid vanuit de federale regering, maar dit hield op in de vroege jaren '70. Een combinatie van hoge uitgaven door de stad, een recessie en teruglopende inkomsten leidden tot een begrotingstekort voor New York. Het gat in de begroting kon in eerste instantie gedicht worden door leningen, maar in 1975 besloot een groep zakenbankiers dat ze de stad niet langer zouden bijstaan en dwongen New York tot een faillissement. Als schuldenaar werd de stad feitelijk onder curatele gesteld om terugbetaling van de schuld zo goed mogelijk te garanderen. Dit leverde een enorme extra druk op de begroting op en zonder controle over haar eigen middelen werd de stad gedwongen tot het snijden in sociale voorzieningen, lonen en werkgelegenheid in de publieke sector. Later verschoof de aandacht naar het creëren van een 'gunstig ondernemingsklimaat' door geld vrij te maken voor subsidies en fiscale prikkels voor het bedrijfsleven. De coup van zakenbankiers slaagde erin om de stedelijke politiek in New York in enkele jaren tijd honderdtachtig graden te draaien van armoedebestrijding en bijstand aan de bevolking naar subsidiëring van het bedrijfsleven. 36 Na deze eerste twee succesvolle experimenten was het tijd om het neoliberale project op een hoger plan te brengen en uit te breiden naar het nationale en internationale niveau. De wereldeconomie stond aan het einde van de jaren '70 in het teken van 'stagflatie' een relatief hoog niveau van inflatie gecombineerd met een stagnerende economische groei en hoge werkloosheid. Om deze ontwikkeling te keren besloot Paul Volcker, de voorzitter van de Amerikaanse Fed, in 1979 om de rentevoet snel te verhogen om de inflatie een halt toe te roepen. De gevolgen waren ingrijpend: de Amerikaanse economie kwam in een recessie terecht, in de derde wereld liepen schulden snel op. 37 Deze economische schokgolf kon door nationale regeringen en internationale organisaties worden aangegrepen om de economie te hervormen. In de Verenigde Staten kwam Ronald Reagan als eerste neoliberale president aan de macht in 1981. Onder het mom van 'Reaganomics' verlaagde hij de inkomstenbelasting, bezuinigde hij sterk op lokale overheden en publieke voorzieningen en werden lonen gedrukt. Het idee was dat dit zou leiden tot een 'trickle-down'-effect: door een gunstig ondernemingsklimaat van lage belastingen en lonen te creëren, zou de economie aantrekken, waardoor werkgelegenheid zou toenemen en de lonen zouden stijgen. In plaats daarvan bleven de lonen lang laag terwijl arbeidsproductiviteit toe bleef nemen. Het gevolg was een verrijking van de toplaag van de Amerikaanse bevolking en dalende reële lonen. 38 Op internationaal niveau gingen internationale instituties als het IMF en de Wereldbank een belangrijke rol spelen in het bewerkstelligen van een geglobaliseerde wereldmarkt op basis van neoliberale principes. In ruil voor leningen werden landen gedwongen tot bezuinigingen en 'structurele hervormingen' zoals dat momenteel ook in Griekenland gebeurt. 36 Harvey (2005). 44-8 37 Idem. 23-4 38 Zie afbeeldingen 3 en 4. 15

Afbeelding 2. Overgenomen uit Harvey (2005) Een van de belangrijke elementen van neoliberaal beleid was het dereguleren van markten en dit leidde onder andere tot de in de inleiding besproken financialisering van de jaren '90. Dit was de echte bloeitijd van het neoliberalisme: de crisis van de jaren '70 was afgelopen en winstgevendheid begon te verbeteren, hoewel deze voor een deel op zeepbellen bleek te berusten. Politiek gezien werd neoliberalisme in deze periode echt dominant. Met het ontstaan van de zogenaamde 'Derde Weg', de acceptatie van de kern van het neoliberale denken door sociaal democratische partijen (en in de VS de Democratische Partij), werd de voortzetting van het neoliberale project minder afhankelijk van rechtse regeringen en meer een gedeeld uitgangspunt van een veel bredere groep politieke partijen. 16

Afbeelding 3. Overgenomen uit Harvey (2005). Afbeelding 4. Overgenomen uit Harvey (2005). 17

3.2 Eigenschappen van het neoliberale project Uit deze korte schets van het neoliberalisme komen drie centrale eigenschappen van het neoliberale project naar voren. Ten eerste is neoliberalisme gericht op de totalisering van de economische sfeer. Ten tweede is het gericht op het stimuleren van de concentratie van geld en macht. Tot slot is het neoliberale project in aanzienlijke mate vormgegeven door instellingen die niet onder democratische controle vielen. Laten we deze punten preciezer bekijken. 3.2.1 Totalisering van de economische sfeer Voor neoliberalisme staat de heilzame werking van het vrije functioneren van de economie centraal. In dit opzicht is neoliberalisme, zoals Michel Foucault al in 1978 opmerkte, een geradicaliseerde vorm van het klassieke liberalisme. 39 Adam Smith was bijvoorbeeld nog een voorstander geweest van staatscontrole over maatschappelijke domeinen die niet gemakkelijk geprivatiseerd konden worden, zoals infrastructurele werken en onderwijs. Bovendien was hij voorstander van strenge controle op het financiële verkeer. 40 Neoliberalisme is daarentegen gericht op het privatiseren van publieke voorzieningen en het verkleinen van 'overheidsbemoeienis'. In haar meest zuivere vorm ziet neoliberalisme elke vorm van staatsinvloed als een vorm van concurrentievervalsing. Het GATS-verdrag (General Agreement on Tariffs and Services) dat gericht is op het stimuleren van vrije handel in diensten, verbiedt overheidssubsidie op diensten, aangezien dit een vorm van concurrentievervalsing is. Op zichzelf lijkt dit niet bijzonder schokkend, maar de implicaties zijn enorm: als het GATS-verdrag letterlijk zou worden uitgevoerd wat nu in sommige opzichten niet gebeurt zou onderwijs bijvoorbeeld volledig geprivatiseerd moeten worden, wat een einde zou betekenen aan democratische controle over onderwijsinstellingen en de 'eerste geldstroom' financiering van het onderwijs uit belastinggeld. 41 Een andere manier waarin neoliberalisme radicaler is dan klassiek liberalisme is in de opvatting van de homo economicus. Voor neoliberalen is de homo economicus niet een specifiek soort mens (een mens in een specifieke sociale rol), maar de mens voor zover zijn gedragingen een mate van doelmatigheid bevatten. Als menselijk gedrag niet volledig onvrijwillig is, is het begrijpelijk in economische termen: het hele sociale veld moet begrepen worden in markttermen. Dit verandert de inhoud van de homo economicus: waar de klassieke opvatting van de homo economicus een partner in een ruilverhouding was, is de neoliberale homo economicus een entrepreneur van zichzelf, iemand die in elke situatie op winst uit is. Zoals Foucault zegt: in practice, the stake in all neoliberal analyses is the replacement every time of homo economicus as partner of exchange [de homo economicus van de klassieke politieke economie] with a homo economicus as entrepreneur of himself, being for himself his own capital, being for himself its own producer, being for himself the source of [his] earnings. 42 Neoliberalisme heeft op deze manier een verfijning aangebracht in de manier waarop disciplinering plaatsvindt. In het eerdere werk van Foucault, met name zijn Surveiller et Punir, vindt disciplinering van het subject het maximaliseren van haar economisch nut enerzijds, het minimaliseren van haar politieke invloed anderzijds plaats door middel van individualisering: het subject wordt in een disciplinaire ruimte geplaatst die haar dwingt om een volgzame houding aan te nemen ten opzichte van een productief proces. 43 Disciplinering vond primair plaats in artificiële en gesloten disciplinaire ruimten als de school, de penitentiaire inrichting, het ziekenhuis, de fabriek en het gezin. Maar vanuit deze disciplinaire centra verkregen de disciplines een algemeen karakter 39 Foucault (2008). 217-30; 241-7. Cf. Foucault (2007). 347-57. 40 Achterhuis, op. cit. 180-1 41 Lorenz (2006). 42 Foucault (2008). 226 43 Foucault (1991). 138 18