Diagnostiek en behandeling van vertelvaardigheid bij TOS: The state of art in NL Dr. Annette Scheper Klinisch linguist, senior onderzoeker Congres Vertel vaardig 28 november 2015 OBA Amsterdam
Rode draad van vandaag Vertelvaardigheid: normale ontwikkeling & TOS Diagnostiek van vertelvaardigheid Interventies voor vertelvaardigheid Doeltreffendheid van interventies 2
Normale vertelontwikkeling: er was eens... Bij het vertellen van een verhaal zijn verschillende vaardigheden betrokken (Berman & Slobin, 1994): Talige kennis Integratie van fonologische, morfologische, syntactische, semantische en pragmatische kennis Communicatieve vaardigheden Inleven in de luisteraar (T0M) Cognitieve vaardigheden Plannen en organiseren van informatie Fantasie en creativiteit Auditieve + visuele aandacht Geheugen 3
Het vertellen van een verhaal Een narratie geeft inzicht in verschillende taallagen, zoals fonologische, lexicale, morfosyntactische en pragmatische kennis bij de normale en afwijkende taalontwikkeling (Reilly, Losh, Bellugi & Wulfeck, 2004) Narratieve vaardigheden vormen de brug tussen mondelinge taalproductie en schriftelijke taalproductie (Westby, 2005) Een narratie legt een dwingend semantisch kader op aan de verteller, waardoor de relatieve sterke en zwakke taalvaardigheden aan de oppervlakte komen (Wetherell, Botting & Conti-Ramsden, 2007) 4
Het vertellen van een verhaal Uitspraak van Labov (1984): The child must learn how to select and arrange verbalized events to guide the listener towards realization of the plot its temporal/causal sequence and its evaluation. 5
Vertelvaardigheid * Passieve ontwikkeling loopt voor op actieve ontwikkeling stippellijn = passief lijn = actief * Taalniveaus bouwen in ontwikkeling op elkaar voort * De pragmatische ontwikkeling start vanaf de geboorte en loopt door alle taallagen heen (Gilles & Schaerlaekens, 2000) 6
Normale vertelontwikkeling: plotstructuur (Berman & Slobin,1994) 4-6 jaar relateren van gebeurtenissen aan elkaar leren 6-8 jaar verwoorden van een afgeronde episode 7/8 jaar vertellen overkoepelende plotstructuur of plot op micro-structuur (samenhang/cohesie binnen uiting) en op macro-structuur (samenhang/coherentie over uitingen heen) 4-6 jaar Event 1 Event 2 Event 3 Event 4 Event 5 Event 6 6-8 jaar Episode 1 Episode 2 >7/8jaar Plot 7
Causaal netwerkmodel (Trabasso, van den Broek & Suh, 1989) De plotstructuur van de frog story bestaat uit: Setting [S] > gebeurtenis [E] > interne reactie [IR] hoofdpersoon > Doel/Goal - Actie/Action - Uitkomst/Outcome [GAO] units Het kind moet leren om de S, E, IR en GAO units talig te realiseren. S E IR I G A O (+,-,0) Voorbeeld De jongen wil zijn kikker terug [G] en roept hem buiten in het bos [A]. Maar daar is de kikker niet [O-]. 8
Soorten verteltaken (Duinmeijer, de Jong & Scheper, 2012) STRUCTURE ELICITATION PROCEDURE STUDIES (example) None Spinillo and Pinto 1994 Visual - child s own drawing Spinillo and Pinto 1994 - one picture Justice et al. 2006 - logical picture sequence Bishop and Donlan 2005 - picture book Berman and Slobin 1994 Auditory - theme/introduction Merritt and Liles 1987;1989 - story Dodwell and Bavin 2008 Auditory + visual - story alongside logical sequence of pictures Ripich and Griffith 1988 - story alongside picture book Botting 2002 - story alongside a movie Gazella and Stockman 2003 = story generation = story retelling 9
%plotelementen Normale vertelontwikkeling: navertellen plotstructuur Geen norm! 100 90 80 70 Duinmeijer, de Jong & Scheper (2012) n=8-10 per leeftijdsgroep 60 50 40 30 20 10 0 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar leeftijd 10
Normale vertelontwikkeling: navertellen plotstructuur (Jansonius et al., 2014) %ongrammaticaliteit 100 90 80 70 60 50 40 30 20 Duinmeijer, de Jong & Scheper (2012) n=8-10 per leeftijdsgroep 10 0 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar leeftijd 11
Normale vertelontwikkeling: zelf vertellen plotstructuur Frog story %plotelementen 100 90 80 70 60 50 Blankenstijn & Scheper (2003) n=15 per leeftijdsgroep (uit: Roelofs, 1998) Duinmeijer, de Jong & Scheper (2012) n= 8-10 per leeftijdsgroep 40 30 20 10 0 plot 4 jaar 5 jaar 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar leeftijd 12
Normale vertelontwikkeling: zelf vertellen morfosyntaxis Frog story %ongrammaticaliteit 50 45 40 35 30 25 Blankenstijn & Scheper (2003) n=15 per leeftijdsgroep (uit: Roelofs, 1998) 20 15 10 Duinmeijer, de Jong & Scheper (2012) n=8-10 per leeftijdsgroep 5 0 4 jaar 5 jaar 6 jaar leeftijd 7 jaar 8 jaar 9 jaar 13
Leren vertellen bij TOS of SLI Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) / Specific Language Impairment (SLI) hebben vaak problemen op: fonologisch en morfosyntactisch gebied (microstructuur) (Leonard, 1998, 2014; Fey et al., 2004) pragmatisch gebied: in het begrijpen en/of produceren van verhalen (macrostructuur) (o.a. Merritt & Liles 1987, 1989; Botting, 2002; Miniscalco et al., 2007; Dodwell & Bavin, 2008; Epstein & Philips, 2009; Duinmeijer et al., 2012; Zwitserlood, 2014) Wisselwerking tussen micro/macrostructuur (Colozzo et al., 2011; Lam, 2012): òf > inhoud en < grammaticaliteit òf < inhoud en > grammaticaliteit 14
Leren vertellen bij TOS of SLI Kinderen met TOS/SLI hebben naast hun taalontwikkelingsstoornis ook vaak problemen in: - Aandacht - Executieve functies: Werkgeheugen Inhibitie Cognitieve flexibiliteit Planning & organisatie Relatie tussen vertelvaardigheid en werkgeheugen is duidelijk aangetoond (o.a. Gathercole, 2006; Montgomery, 2010; Laloi, 2015) Relatie tussen vertelvaardigheid en inhibitie en cognitieve flexibiliteit is nog niet duidelijk (o.a. Imbolter et al., 2006; Duinmeijer et al., 2012; Broedelet et al., 2015; Boelhouwer et al., 2016) 15
Prevalentie TOS TOS (SLI) 5-7% (Tomblin et al., 1997) ADHD 5% (Bishop, 2010) ASS 1% (Bishop, 2010) 16
Comorbiditeit Dyslexie/ problemen lezen en spelling 50% TOS 17
Diagnostiek Vertelvaardigheid Talige anamnese Observaties interactie (niet-vloeiende taalproductie, metalinguistiek) Intelligentieprofiel Testonderzoek - Woordbegrip: PPVT-III-nl (Schlichting, 2009) - Nonwoorden: NWR (Rispens & Baker, 2012) 18
Diagnostiek Vertelvaardigheid Zelf-verteltaak RAKIT verteltaak Frog Story Test MAIN verteltaak Na-verteltaak Schlichting verhaaltest RTNA Busverhaal test MAIN verteltaak Geel = eentalige NL kinderen Oranje = meertalige kinderen 19
Meetinstrumenten vertelvaardigheid: zelf vertellen Frog Story Test (Mayer, 1969; Scheper & Blankenstijn, 2013) leeftijd 4-18 jaar één- en meertalige kinderen complexe plotstructuur op basis van plaatjes zelf-verteltaak die een beroep doet op visuele verwerking en werkgeheugen Geen normering, wel vergelijkingscijfers: - 75 kinderen (Blankenstijn & Scheper, 2003; Roelofs, 1998) - 38 kinderen (Duinmeijer, 2010) - 50 kinderen (Boelhouwer, 2014) 20
Meetinstrumenten vertelvaardigheid: zelf vertellen en navertellen MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (Gagarina et al., 2011) leeftijd 3-10 jaar meertalige kinderen eenvoudige plotstructuur op basis van plaatjes verteltaak en naverteltaak die een beroep doet op integratie van informatie (auditieve aandacht, fonologisch KTG, werkgeheugen, visuele verwerking) 4 versies met vergelijkbare complexiteit begripsvragen nog niet genormeerd 21
Meetinstrumenten vertelvaardigheid: navertellen Test voor Taalproductie II Verhaaltest VT (Schlichting, 2010) leeftijd 4-10 jaar eenvoudige plotstructuur op basis van plaatjes naverteltaak die een beroep doet op integratie van informatie (auditieve aandacht, fonologisch KTG, werkgeheugen, visuele verwerking) normering 22
Meetinstrumenten vertelvaardigheid: navertellen RTNA Renfrew s Taalschalen Nederlandse Aanpassing Busverhaal test (Renfrew, 1997; Jansonius et al., 2014) leeftijd 4-10 jaar complexe plotstructuur op basis van plaatjes naverteltaak die een beroep doet op integratie van informatie (auditieve aandacht, fonologisch KTG, werkgeheugen, visuele verwerking) normering semantisch score, (nog) niet genormeerd voor plotstructuur 23
Vertelvaardigheid bij TOS: microstructuur Frog story de jongestje keek in de boom. de <#2> dinge was deraf <ge> gevallen. de kindje vawt deraf. het was de uil. het jongetje keek onder + en hij had 'm nergens gevonde. de hond ging alles kijke. en het jongetje zei +"waar ben je. hond zit <in> atter een <#3> steen vast. daar zat die op een <#3 eh> kangaroe <weet nie meer>. hij viel van het gras af en de hond ook. + plonsplons. + kwakkwak. daar is die in de vijver. + plonsplons. hij keek in t water. daar was de kikkers. achter de boomstam was de twee kikkers. + kom kikkers, da 's niet veilig. want daar komt een hele grote hijskraan. <eh> het kindje pakt hem allemaal op met de hond. en hij had <m> één in zijn hand. 24
Vertelvaardigheid bij TOS: microstructuur Frog story de jongestje keek in de boom. de <#4> dinge was deraf <ge> gevallen. de kindje vawt deraf. het was de uil. het jongetje keek onder + en hij had 'm nergens gevonde. de hond ging alles kijke. en het jongetje zei +"waar ben je. hond zit <in> atter een <#3> steen vast. daar zat die op een <#3 eh> kankaroe <weet nie meer>. hij viel van het gras [ravijn] af en de hond ook. + plonsplons. + kwakkwak. daar is die in de vijver. + plonsplons. hij keek in t water. daar was de kikkers. achter de boomstam was de twee kikkers. + kom kikkers, da 's niet veilig. want daar komt een hele grote hijskraan. <eh> het kindje pakt hem allemaal op met de hond. en hij had <m> één in zijn hand. Fonologische, semantische en morfosyntactische problemen 25
Frog story (Trabasso, van den Broek & Suh, 1989) macrostructuur 26
Vertelvaardigheid bij TOS: macrostructuur het jongestje staat op het krukje. en de hond keekte in het potje. en daar zat een kikker in. de jongetje ging slapen en het hondje ook. en die kikker <kimde> kan d'r niet uit. en die was wakker. en die hond zat op z'n rug. en de kikker was weg. hij keek in zijn schoen. en de hond keek in de pot. en de hond kreeg niet de uit meer. en hij kijkt uit de raam. en de hond had ook nog de pot op z'n hoofd. en de hond viel naar beneje. en de pot is nu van de hoofd af. 27
Vertelvaardigheid bij TOS: macrostructuur het jongestje staat op het krukje. en de hond keekte in het potje. plot en daar zat een kikker in. de jongetje ging slapen en het hondje ook. en die kikker <kimde> kan d'r niet uit. en die was wakker. en die hond zat op z'n rug. en de kikker was weg. plot hij keek in zijn schoen. en de hond keek in de pot. en de hond kreeg niet de uit meer. en hij kijkt uit de raam. en de hond had ook nog de pot op z'n hoofd. en de hond viel naar beneje. en de pot is nu van de hoofd af. plot Problemen realisatie plotstructuur 28
Behandeling vertelvaardigheid Top-down Pragmatiek Morfosyntaxis Semantiek Fonologie Bottom-up 29 29
Behandeling vertelvaardigheid: micro/macrostructuur hand-in-hand Macrostructuur Microstructuur 30
Behandeling vertelvaardigheid Micro-structuur Fonologische ontwikkeling minimale paren, foneembewustzijn, klank, lettergreep Semantische ontwikkeling passieve en actieve woordenschat bijwoorden voegwoorden (nevenschikkend en onderschikkend) lexicale werkwoorden om gebeurtenissen te beschrijven Morfosyntactische ontwikkeling transitieve werkwoorden met verschillende semantische rollen, bijvoorbeeld met schermspelen 31
Behandeling vertelvaardigheid Macro-structuur Welke behandelmethoden zijn beschikbaar? - 7 verhaalsymbolen (Van Kleef & Thomesen, 2002) - uitspelen van scripts voor functioneel taalgebruik (Van den Dungen, 2006) - Narratieve Taal-Teken-Therapie (Blankenstijn, 2005) - Story Grammar Training Kentalis (Daamen, de Groot & Scheper, 2013) Wat is een evidence-based methode? 32
Doeltreffendheid interventies vertelvaardigheid Story Grammar Training? Narratieve taaltekentherapie? Toolkit vertelvaardigheid? Trede 4 werkzaam Trede 1 potentieel Trede 2 veelbelovend Trede 3 doeltreffend Trede 1 + 2 In theorie effectief Trede 3 + 4 Bewezen effectief 33
Doeltreffendheid Story Grammar Training SGT (Duijf, 2014; Boersma, 2015)
Met dank aan Alle kinderen, ouders, leerkrachten, logopedisten Alle medewerkers & stagiaires Spraak & Taal Ambulatorium 35
Bedankt voor uw aandacht a.scheper@kentalis.nl