Monitor gemeenten 2010. Personeel in Perspectief



Vergelijkbare documenten
Monitor gemeenten Personeel in Perspectief

Monitor gemeenten Personeel in Perspectief

Personeelsmonitor 2011 Samenvatting

Personeelsmonitor Gemeenten 2013

Verzuimcijfers 2010 sector Gemeenten

Monitor gemeenten 2012

Personeelsmonitor GEMEENTEN

Personeelsmonitor Gemeenten 2013

Monitor gemeenten 2012

Monitor Gemeenten Personeel in Perspectief

Monitor Gemeenten Personeel in Perspectief

Personeelsmonitor Gemeenten 2013

Ziekteverzuimcijfers sector gemeenten 2008

Personeelsmonitor GEMEENTEN

Monitor Gemeenten Personeel in Perspectief

Personeelsmonitor Decentrale overheidssectoren

Personeelsmonitor Gemeenten 2014

Personeelsmonitor Gemeenten 2018

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Sociaal jaarverslag 2012

Monitor Gemeenten Personeel in Perspectief

Personeelsmonitor Gemeenten 2015

SOCIAAL JAARVERSLAG 2010

Personeelsmonitor Decentrale overheidssectoren

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Sociaal jaarverslag De belangrijkste ontwikkelingen en cijfermatige trends over 2014

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Monitor Gemeenten Personeel in Perspectief

Feiten en cijfers 2010 Branche WMD

Figuur 1: Verzuimpercentage onderwijzend personeel en ondersteunend personeel in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs ( ).

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Kengetallen mobiliteitsbranche

Inleiding Jaarlijks wordt het sociaal jaarverslag opgemaakt waarmee verantwoording wordt afgelegd over de gemeentelijke bedrijfsvoering.

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

HR Monitor Sector Waterschappen in Beeld

Sociaal jaarverslag De belangrijkste ontwikkelingen en cijfermatige trends over 2013

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE

Kortetermijnontwikkeling

Aantal medewerkers West-Brabant

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Feiten en cijfers 2010 Branche Kinderopvang

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Analyse instroom

Inhoudsopgave. Alle verzuimgrootheden worden berekend exclusief zwangerschap, tenzij anders vermeld.

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder toegenomen. Anderhalf jaar stijgende lijn werkloosheid

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Inhoudsopgave. Alle verzuimgrootheden worden berekend exclusief zwangerschap, tenzij anders vermeld.

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Sociaal Jaarverslag Wageningen University & Research 2016

Factsheet Groenvoederdrogerijen 2016

HR Monitor Sector Waterschappen in Beeld

10. Veel ouderen in de bijstand

in het kort OFED Arbeidsmarktmonitor elektrotechnische detailhandel 2013

Personeelsmonitor Provincies

KWARTAALMONITOR JULI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Werkloosheid daalt verder in september

Factsheet Glastuinbouw 2016

Trends Cijfers &Werken in de overheid- en onderwijssectoren

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Langdurige werkloosheid in Nederland

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN (in de eerste lijn)

Monitor Gemeenten Personeel in Perspectief

Werkloosheid Redenen om niet actief te

pagina 1 25 aan Sectorcommissie Loonwerk onderwerp Factsheet Loonwerk 2011 Documentnummer Na datum 29 oktober 2012 van Judith Terwijn

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Mei 2007

Personeelsmonitor PROVINCIES 2013

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Factsheet Open Teelten Boomkwekerij 2016

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Onderstaande tabel toont enkele algemene kenmerken afkomstig van het CBS, die een beeld geven van de vergelijkbaarheid van de gemeenten.

Rapportage benchmark ziekteverzuim SW-sector, 2007

Aantal werkzoekenden daalt in augustus met 8.400

UWV Kennisverslag

Factsheet Open Teelten Landbouw 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Factsheet Open Teelten Bloembollen 2016

Factsheet Open Teelten Tuinbouw 2016

Feitelijke informatie In de bijlage treft u het sociaal jaarverslag over 2015 aan. Dit betreft een cijfermatige analyse van de gegevens over 2015.

Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

8. Werken en werkloos zijn

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

Grootste stijging aantal nieuwe WIA-uitkering in het hoger beroepsonderwijs

Persoonlijke gegevens van Wethouders

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid opgelopen tot 6 procent

Factsheet Groothandel in Bloembollen 2016

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Transcriptie:

Monitor gemeenten 21 Personeel in Perspectief

Monitor gemeenten 21 Personeel in Perspectief 3

Inhoudsopgave Highlights uit de Personeelsmonitor 21 5 1 Ontwikkeling gemeentelijke bezetting 9 1.1 Naar gemeentegrootteklasse 1 1.2 Naar geslacht 12 1.3 Naar vol- en deeltijders 12 1.4 Naar leeftijdsklasse 14 1.5 Naar dienstjaren 18 1.6 Naar soort contract 18 1.7 Aantal leidinggevenden 2 1.8 Stagiairs en trainees 2 2 Instroom, doorstroom en uitstroom 23 2.1 Instroom 24 2.2 Doorstroom 26 2.3 Uitstroom 28 3 Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid 33 3.1 Ziekteverzuim 34 3.2 Langdurig ziekteverzuim 36 3.3 Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid 38 4 Meldingen agressie en geweld 41 5 Arbeidsvoorwaarden 43 5.1 Inschaling gemeentelijke bezetting 44 5.2 Brutomaandsalarissen 44 6 Externe inhuur 47 7 Opleiding en ontwikkeling 51 7.1 Opleidingsuitgaven 52 7.2 Medewerkersgesprekken 52 7.3 Afspraken over opleiding en ontwikkeling 52 8 Bezuinigingen en gevolgen voor de bezetting 55 9 Diversiteitsbeleid 57 1 Gemeentelijke samenwerking 6 1.1 Deelname aan regionale samenwerkingsverbanden 61 1.2 Samenwerking op HRM-terrein 61 11 Beleidsthema s 63 4 Bijlage 1 Responsverantwoording 65 Bijlage 2 Tabellen & figuren 66 Voetnoten 68 Colofon 7

Highlights uit de Personeelsmonitor 21 5

Kenmerken gemeenten in 21 Bezetting alle gemeenten = 1. 181.55 personen In-, door-, en uitstroompercentages 158.63 fte 7,1 4, 8,6 geslacht, leeftijd, dienstjaren 46,8% 53,2% gemiddelde leeftijd 67 62 57 52 47 45,8 jaar 42 37 32 27 22 gemiddelde aantal dienstjaren 1,4 jaar beloning Gemiddeld bruto p.mnd. 3.32,- 3.461,- 3.121,- 59,9% = e i n d s c h a l e r opleidingsuitgaven per medewerker 998,- in % van de loonsom 2,% ziekteverzuim 5,3% openstaande vacatures 2.37 fte in 21 4.33 fte in 29 < een daling van ruim 45% 6 77% van de gemeenten had openstaande vacatures in 21 89% van de gemeenten in 29

De personeelsmonitor over 21 schetst ook dit jaar weer een goed beeld van de resultaten van het gevoerde personeelsbeleid in de gemeentelijke sector. Dat beeld hinkt op twee gedachten: aan de ene kant zien we in 21 een aantal lange termijn trends die al jaren hun stempel op de ontwikkeling van het gemeentelijke personeelsbestand drukken. Aan de andere kant is 21 te zien als een keerpunt in de ontwikkeling van het personeelsbestand van gemeenten. Tegelijkertijd zien we een aantal opvallende bewegingen in het de uitkomsten van de personeelsmonitor. Trends: Vergrijzing en Feminisering Volgens de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) ligt de piek van 62-jarige babyboomers in de bevolking alweer achter ons. In 29 bereikte dat aantal een voorlopig hoogtepunt. Voor de gemeentelijke sector gaat dit nog niet op. De vergrijzing van het gemeentelijke personeelsbestand zette ook in 21 door: De gemiddelde leeftijd van gemeenteambtenaren steeg in 21 met 6 maanden tot 45,8 jaar. Het gemiddeld aantal dienstjaren neemt ook nog steeds toe en de grootste categorie zijn medewerkers met een dienstverband langer dan 1 jaar. De snelst groeiende leeftijdscategorie in 21 was de categorie 6-plussers. Ook over de afgelopen vijf jaar is deze groep de grootste stijger. Inmiddels bestaat de gemeentelijke bezetting voor 8,4%, ofwel 15. personen, uit 6-plussers. De categorie jonger dan 25 jaar daarentegen nam in 21 het sterkst af en inmiddels maakt deze groep nog maar 1,4 procent van de totale bezetting uit. En dat terwijl deze leeftijdscategorie wel 1,2% van de beroepsbevolking uitmaakt. Positief is dat ruim één op de vier gemeenten aangeeft trainees in dienst te hebben. We zien daarnaast al een aantal jaren dat de voornamelijk oudere mannelijke uitstroom wordt vervangen door jonge vrouwen. Als gevolg hiervan is de verhouding tussen mannen en vrouwen zodanig verschoven dat er binnen vijf jaar meer vrouwen dan mannen bij gemeenten zullen werken. Beide ontwikkelingen zijn van grote invloed op het HRM beleid van gemeenten: leeftijdsbewust personeelsbeleid, strategische personeelsplanning, kennismanagement en het combineren van werk en privé zullen voorlopig nog wel op de HRM agenda blijven staan. Keerpunt Voor het eerst in drie jaar is de gemeentelijke bezetting weer afgenomen. En dit keer niet door verzelfstandiging of uitbesteden van onderdelen, maar eenvoudigweg omdat gemeenten uitgestroomde medewerkers niet vervangen hebben. Er is een aantal factoren aan te wijzen die erop duiden dat dit een keerpunt is in de ontwikkeling van de gemeentelijke bezetting: Het uitstroompercentage was in 21 het laagst van de afgelopen vijf jaar. En opvallend in de uitstroom is de stijging van het aantal uitstromers met een dienstverband langer dan 1 jaar. Het aantal openstaande vacatures op 31 december is ten opzichte van 29 bijna gehalveerd en ook het aantal gemeenten met vacatures daalde sterk. Tegelijkertijd zijn de uitgaven aan externe inhuur teruggelopen. In 29 bedroegen de uitgaven aan externe inhuur nog 2 procent van de loonsom; in 21 is dat 16 procent. De combinatie van deze factoren wijst erop dat we de komende jaren een verdere daling van de gemeentelijke bezetting kunnen verwachten. Onder druk van bezuinigingen zal de instroom op een lager niveau blijven terwijl de uitstroom alleen als gevolg van vergrijzing op ongeveer hetzelfde niveau blijft. Per saldo zal de gemeentelijke bezetting hierdoor afnemen, waardoor ook de eerder genoemde trends zich versterkt zullen voordoen. Gemeenten geven zelf ook aan dat zij verwachten dat de bezetting de komende jaren gaat afnemen. Meer dan zestig procent van de gemeenten verwacht dat deze de komende drie jaar met circa 6 procent zal dalen. Dat zou betekenen dat er in de komende jaren bijna 1. fte bij de sector gemeenten gaat verdwijnen. 7

Opvallende bewegingen Eén op de drie gemeenten bezuinigt op personeel Opvallende uitkomst van de personeelsmonitor is dat één op de drie gemeenten aangeeft dat de bezuinigingen al gevolgen hebben gehad voor de bezetting. Het terugbrengen van de bezetting als bezuinigingsmaatregel werd vooral gerealiseerd door het selectief vervullen van vacatures, vacaturestops en het niet verlengen van tijdelijke contracten. Uit de resultaten van de monitor blijkt verder dat de de span of control, het aantal medewerkers per leidinggevenden, afgelopen jaar is afgenomen. Dit lijkt erop te duiden dat het selectief vervullen van vacatures, vacaturestops en het niet verlengen van tijdelijke contracten in verhouding meer gevolgen heeft gehad voor uitvoerende functies dan voor leidinggevende functies. Impuls Aanpak Ziekteverzuim Voor de HRM agenda van gemeenten lijkt het belangrijk de aanpak van het ziekteverzuim een nieuwe impuls te geven. Ondanks voortdurende aandacht voor dit onderwerp en het gebruik van de Gemeentelijke Verzuimnorm die laat zien welke verbeteringen er door gemeenten te realiseren zijn lukt het niet om het verzuimpercentage omlaag te brengen. En dat terwijl er op dit punt voor gemeenten forse besparingen te realiseren zijn. Volop regionale samenwerking Gemeentelijke samenwerking op het gebied van HRM heeft een grote vlucht genomen. Inmiddels neemt bijna driekwart van de gemeenten deel aan een regionaal samenwerkingsverband. Er wordt vooral samengewerkt met andere gemeenten en in mindere mate met andere overheden en andere organisaties. Opvallend is dat de samenwerking veelal vorm krijgt in een regionaal mobiliteitsnetwerk. Dit begint vaak met het uitwisselen van vacatures en vormt de start voor uitgebreidere vormen van samenwerking. 8

1. Ontwikkeling gemeentelijke bezetting 9

1.1 Naar gemeentegrootteklasse Gemeentelijke bezetting van 181.55 personen in 21 De gemeentelijke bezetting op 31 december 21 bedroeg 181.55 werkzame personen. In 21 was 43,6 procent van de bezetting in personen in de sector gemeenten werkzaam bij een gemeente met 1. of meer inwoners (zie figuur 1). De G4 blijven belangrijke werkgevers in de sector. Het aantal gemeenten is in 21 als gevolg van gemeentelijke herindelingen afgenomen met 11 tot 43. De nieuw gevormde gemeenten zijn Oldambt, Peel & Maas en Zuidplas. Tevens zijn drie gemeenten als gevolg van een groeiend inwoneraantal in 21 doorgeschoven naar een hogere gemeentegrootteklasse. De verdeling van de bezetting naar gemeentegrootteklasse is in 21 nagenoeg hetzelfde gebleven. Afname van de bezetting met 2.79 personen in 21 In 29 steeg de bezetting in de gemeentelijke sector nog met 2,8 procent, een jaar later daalde deze met 1,5 procent. Het aantal werkzame personen was hiermee op 31 december 21 2.79 lager dan op 31 december 29. In aantal fte s gemeten was eind 21 de bezetting 158.63. De bezetting in fte s is daarmee net als die in het aantal personen afgenomen met 1,5 procent. Naarmate het aantal inwoners van een gemeente stijgt, neemt ook het aantal fte s per 1. inwoners toe. Bij de kleinste gemeenten is het aantal fte s per 1. inwoners 7,6, bij de G4 is dit 18,4. Dit heeft te maken met het verschil in complexiteit en verschil in takenpakket van gemeenten naarmate het aantal inwoners binnen een gemeente toeneemt. Ontwikkeling bezetting in de periode 26 tot en met 21 In de jaren voor 28 is door privatiseringen en verzelfstandigingen de bezetting bij gemeenten steeds afgenomen. In 28 is die dalende trend doorbroken en nam de bezetting weer licht toe, evenals in 29. In 21 is er weer sprake van een afname van de gemeentelijke bezetting. De gemeentelijke bezetting is daardoor over de afgelopen vijf jaar per saldo vrijwel gelijk gebleven. Tussen de verschillende grootteklassen zijn wel opvallende verschuivingen te zien. De gemeenten met tussen de 2. en 1. inwoners hebben tussen 26 en 21 een groei van het aantal werkzame personen doorgemaakt, terwijl gemeenten met minder dan 2. inwoners in dezelfde periode een daling van het aantal werkzame personen hebben meegemaakt (zie figuur 2). De verschuivingen van de bezetting tussen de gemeentegrootteklassen komen grotendeels op het conto van de gemeentelijke herindelingen. In 26 waren er nog 64 gemeenten met minder dan 1. inwoners, in 21 is dit aantal gedaald tot 45. De sterke daling van het aantal werkzame personen bij de G4 in de periode 26 tot en met 21 heeft onder andere te maken met de verzelfstandiging van de gemeentelijke vervoersbedrijven in Amsterdam en Rotterdam. En met het ontstaan van de veiligheidsregio s waarin de gemeentelijke brandweer werd opgenomen. Binnen de veiligheidsregio s wordt samengewerkt door verscheidene besturen en diensten ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en handhaving van de openbare orde en veiligheid. Onder meer hierdoor is de bezetting bij de G4 in de periode tussen 26 en 21 met ruim 15 procent gedaald. 1

figuur 1 Verdeling van de gemeentelijke bezetting in personen naar gemeentegrootteklasse in procenten in 21 % 3 2 3 2 21 1 1,8 9,1 28,1 17,4 19,8 23,8 1 Gemeentegrootteklasse <1. 1.-2. 2.-5. 5.-1. >1. (-G4) G4 Bron: Salarisbestanden gemeenten. tabel 1 Ontwikkeling van de gemeentelijke bezetting in personen naar gemeentegrootteklasse en aantal fte s per 1. inwoners in 26 tot en met 21 21 29 28 27 26 Gemeentelijke bezetting Alle gemeenten: - In personen 181.55 184.34 179.38 178.96 183.86 - In fte s 158.63 16.96 156.51 155.9 16.2 G4 43.25 44.95 43.99 43.82 51.7 >1. (-G4) inwoners 35.89 35.5 34.69 35.59 34.3 5. -1. inwoners 31.54 32.43 3.7 3.12 29.7 2. - 5. inwoners 51.8 51.9 49.66 49.7 47.1 1. - 2. inwoners 16.6 17.29 16.93 16.93 17.7 <1. inwoners 3.19 3.53 3.41 3.43 4.8 Aantal fte s per 1. inwoners Alle gemeenten 9,6 9,8 9,5 9,5 9,8 G4 18,4 19,4 19,2 19,2 22,4 >1. (-G4) inwoners 9,8 9,9 9,9 1,2 9,9 5. -1. inwoners 9, 9,5 9, 8,8 8,8 2. - 5. inwoners 7,3 7,4 7,2 7,2 7, 1. - 2. inwoners 7,5 7,1 6,9 6,9 6,7 <1. inwoners 7,6 7,3 7, 7, 6,9 Bron: Salarisbestanden gemeenten. 11

1.2 Naar geslacht Aandeel vrouwen in de gemeentelijke bezetting stijgt verder naar 46,8 procent Het aandeel vrouwen in de gemeentelijke bezetting is ook in 21 gegroeid en bedroeg 46,8 procent: een stijging van,9 procentpunt ten opzichte van 29. De toename van het aantal vrouwen is in elke gemeentegrootteklasse terug te zien, uitgezonderd gemeenten met minder dan 1. inwoners. Bij gemeenten met 1. of meer inwoners is het aandeel vrouwen, net als in 29, relatief gezien het meest toegenomen (1,5 procentpunt). Bij gemeenten met 1. inwoners of minder daalde het aandeel vrouwelijke werknemers met,7 procentpunt, terwijl in 29 het aandeel vrouwelijke werknemers in deze gemeentegrootteklasse nog licht steeg met,4 procentpunt. Hoewel het aandeel vrouwen bij de G4 is toegenomen, blijft het aandeel nog steeds lager dan bij de andere gemeentegrootteklassen. In 28 bestond 43,5 procent van de bezetting bij de G4 uit vrouwen, in 29 was dat 44,4 procent en in 21 is het aandeel opgelopen tot 45,9 procent. Vooral mannen zijn in 21 uitgestroomd De daling van de gemeentelijke bezetting in 21 komt geheel voor rekening van mannelijke ambtenaren. Het aantal vrouwen dat bij gemeenten werkzaam is, bleef namelijk vrijwel gelijk, terwijl het aantal mannen in 21 daalde van 99.685 naar 96.64, een afname van 3,1 procent (zie tabel 2). Hoewel in 29 het aantal mannen dat bij gemeenten werkt voor het eerst sinds jaren licht toenam, is nu weer sprake van een daling van het aantal mannen. In hoofdstuk 2 is ook te zien dat de voornamelijk oudere mannelijke uitstroom wordt vervangen door jonge vrouwen. Als gevolg hiervan verschuift de verhouding tussen mannen en vrouwen zodanig dat er binnen vijf jaar meer vrouwen dan mannen bij gemeenten zullen werken. Ontwikkeling aandeel vrouwen in gemeentelijke bezetting 26-21 In de afgelopen vijf jaar is het aantal vrouwen in de gemeentelijke bezetting met 7,8 procent toegenomen (zie figuur 4). Daar staat tegenover dat het aantal mannen met 8,1 procent is afgenomen. Bij alle gemeenten met meer dan 2. inwoners, behalve bij de G4, is het aantal vrouwen tussen 26 en 21 aanzienlijk toegenomen. Bij deze gemeenten is er in de genoemde periode per saldo ook sprake geweest van een groeiende bezetting, die steeds meer door vrouwen is ingevuld. Bij de G4 zijn, evenals bij gemeenten met minder dan 1. inwoners, in dezelfde periode opvallend veel mannen uitgestroomd. Bij gemeenten met minder dan 1. inwoners kan de sterke afname van het aantal mannen en vrouwen worden verklaard door het effect van de gemeentelijke herindelingen in de afgelopen jaren. Omdat het aantal gemeenten in deze grootteklasse is afgenomen, is de bezetting van deze gemeenten doorgeschoven naar de gemeenten met 1. of meer inwoners. De sterke afname van het aantal mannen bij de G4 komt door de verzelfstandiging van veelal door mannen gedomineerde gemeente onderdelen. 1.3 Naar vol- en deeltijders 41, procent van de gemeentelijke bezetting werkt in deeltijd Gemiddeld genomen werkt 41, procent van de gemeentelijke bezetting in deeltijd, en 59, procent in voltijd. Het aantal deeltijders is daarmee licht gestegen ten opzichte van 29 (4,5 procent). In de landelijke beroepsbevolking is dit beeld vrijwel hetzelfde; landelijk gezien werkt 4,5 procent in deeltijd. Het aandeel deeltijders in de gemeentelijke bezetting daalt naarmate de omvang van de gemeente groeit (zie figuur 5). Bij gemeenten met minder dan 1. inwoners is het aandeel deeltijders 46,7 procent, bij de G4 is dit aandeel 33,7 procent. De enige uitzondering vormt de gemeentegrootteklasse 5. tot 1. inwoners, waar 41,1 procent van de gemeentelijke bezetting in deeltijd werkt. Verder werken vrouwen nog steeds vaker in deeltijd dan mannen (69 procent tegenover 16 procent). 12

figuur 2 Procentuele verandering van de gemeentelijke bezetting in 21 ten opzichte van 29 en 26 % 2 2 21 tov 1 1 26 29-1 -2-22, -9,6-6,1-4, 8,6, 6,2-2,7 4,6 2,4-15,3-3,8-1,3-1,5-1 -2 Gemeentegrootteklasse <1. 1.-2. 2.-5. 5.-1. >1. (-G4) G4 Alle Bron: Salarisbestanden gemeenten. figuur 3 Gemeentelijke bezetting in personen naar geslacht en naar gemeentegrootteklasse in procenten in 21 % 46,7 53,3 46,5 53,5 46,6 53,4 47,4 52,6 47,6 52,4 45,9 54,1 46,8 53,2 Gemeentegrootteklasse <1. 1.-2. 2.-5. 5.-1. >1. (-G4) G4 Alle Bron: Salarisbestanden gemeenten. tabel 2 Gemeentelijke bezetting in personen naar geslacht en gemeentegrootteklasse in 26 tot en met 21 21 29 28 27 26 Alle gemeenten Man 96.64 99.685 98.76 1.8 15.19 Vrouw 84.91 84.655 8.62 78.16 78.751 G4 Man 23.41 24.99 24.85 25.794 3.43 Vrouw 19.84 19.96 19.14 18.27 2.667 >1. (-G4) inwoners Man 18.8 18.5 18.9 19.71 19.262 Vrouw 17.9 16.55 15.79 15.888 15.38 5. -1. inwoners Man 16.58 17.29 16.57 16.554 16.631 Vrouw 14.96 15.14 14.13 13.57 13.69 2. - 5. inwoners Man 27.27 27.65 27.31 27.475 26.65 Vrouw 23.81 23.44 22.35 21.594 2.36 1. - 2. inwoners Man 8.88 9.4 9.325 9.472 9.953 Vrouw 7.72 7.89 7.65 7.459 7.747 <1. inwoners Man 1.7 1.855 1.85 1.84 2.21 Vrouw 1.49 1.675 1.65 1.622 1.87 Bron: Salarisbestanden gemeenten. 13

In 29 was deze verhouding nagenoeg hetzelfde. Naarmate het aandeel vrouwen in de bezetting per gemeentegrootteklasse toeneemt, neemt dus ook het aandeel deeltijders per klasse toe. De deeltijdfactor bij alle gemeenten was in 21 gemiddeld,87 (dat wil zeggen een gemiddelde werkweek van 31,3 uur) 1 en bij de G4,92 (33,1 uur per week). De deeltijdfactor is met,82 (29,5 uur per week) het laagst bij de gemeenten met minder dan 1. inwoners, wat betekent dat hier het meest in deeltijd wordt gewerkt. Aantal deeltijders is in de periode 26 tot en met 21 gestegen In vergelijking met 26 is het aantal werkzame personen dat in deeltijd werkt toegenomen. Dit terwijl het aantal werkzame personen dat in voltijd werkt is afgenomen met 5,3 procentpunt (zie figuur 6). Dit beeld pakt verschillend uit voor de verschillende gemeentegrootteklassen. In de gemeenten met minder dan 2. inwoners en de G4 daalde zowel het aantal voltijders als deeltijders sterk, terwijl in de overige gemeentegrootteklassen het aantal deeltijders sterk steeg en het aantal voltijders licht toenam. Bij gemeenten met 1. tot 2. inwoners nam het aantal voltijders sterk af, en het aantal deeltijders minimaal. De afname van het aantal voltijders hangt samen met de sterke daling van het aandeel mannen in de gemeentelijke bezetting in dezelfde periode. Mannen werken veel vaker in voltijd dan vrouwen (zie figuur 7). In vergelijking met 29 zijn mannen bij gemeenten nog iets vaker in voltijd gaan werken, en de vrouwen weer iets minder. Landelijk gezien zijn vrouwen ook iets minder voltijd gaan werken, maar mannen juist iets minder. 1.4 Naar leeftijdsklasse Binnen de gemeentelijke bezetting is de grootste groep personen tussen de 45 en 55 jaar oud De grootste groep bij gemeenten werkzame personen blijft met 32,9 procent de leeftijdscategorie 45 tot 55 jaar, op de voet gevolgd door de 35 tot 45-jarigen met 27, procent (zie figuur 8). Slechts 1,4 procent van de gemeentelijke bezetting is jonger dan 25 jaar, waar dit vorig jaar nog 1,7 procent was. Ter vergelijking: binnen de Nederlandse werkzame beroepsbevolking is dit aandeel 1,2 procent. Er zijn tussen de verschillende grootteklassen slechts marginale verschillen in de leeftijdsopbouw van de bezetting. De gemiddelde leeftijd van de gemeentelijke bezetting is ten opzichte van 29 wederom gestegen. In 29 was de gemiddelde leeftijd nog 45,3 jaar, een jaar later 45,8. Ook hier zijn er slechts kleine verschillen tussen de gemeentegrootteklassen. De gemiddelde leeftijd bij de G4 is het laagst (45,1 jaar), maar is wel gestegen ten opzichte 29 (44,6 jaar). Bij de jongste gemeente is de gemiddelde leeftijd 38,5 jaar. Bij de oudste gemeente is dat 55,7 jaar. In de provincies Groningen en Limburg zijn gemeenteambtenaren gemiddeld genomen het oudst met respectievelijk 47,1 en 46,7 jaar en in de provincies Utrecht en Zuid-Holland het jongst (beide 45,4 jaar). Er is sprake van een verschillende leeftijdsopbouw van de bezetting naar geslacht (zie figuur 9). Zo is de leeftijdsopbouw van vrouwen die werkzaam zijn in de gemeentelijke sector nog altijd evenwichtiger dan die van mannen. De mannen zijn vooral boven de 5 sterk vertegenwoordigd. De in de gemeentelijke sector werkzame vrouwen zijn gemiddeld genomen wat jonger (43,9 jaar) dan de werkzame mannen (47,5 jaar). Dit is al jaren zo (zie tabel 3). In vergelijking met 29 is de gemiddelde leeftijd van vrouwen iets harder gestegen dan die van mannen. 14

figuur 4 Procentuele verandering van de gemeentelijke bezetting naar geslacht in 21 ten opzichte van 26 % 3 2 1-1 -2-3 -2,5-23,2 -,3-1,7 16,9 2,3 14,5 -,3 13,6-2,4-4, -23, 7,8-8,1 3 2 1-1 -2-3 Gemeentegrootteklasse <1. 1.-2. 2.-5. 5.-1. >1. (-G4) G4 Alle Bron: Salarisbestanden gemeenten. figuur 5 Gemeentelijke bezetting in personen naar vol- en deeltijders en gemeentegrootteklasse in procenten in 21 % 1 1 voltijd voltijd deeltijd Gemeentegrootteklasse 8 6 4 2 Bron: Salarisbestanden gemeenten. <1. 1.-2. 2.-5. 5.-1. >1. (-G4) G4 Alle figuur 6 Procentuele verandering van het aantal voltijders en deeltijders naar gemeentegrootteklasse in 21 ten opzichte van 26 deeltijd 46,7 46,3 44, 41,1 42,2 33,7 41, 53,3 53,7 56, 58,9 57,8 66,3 59, % 3 2 1-1 -2-3 -22,9-2,9-1,1-1,1 4,2 14,8 2,5 12,1 1, 1, -17,9-9,7-5,3 5,1 8 6 4 2 3 2 1-1 -2-3 Gemeentegrootteklasse <1. 1.-2. 2.-5. 5.-1. >1. (-G4) G4 Alle Bron: Salarisbestanden gemeenten. 15

figuur 7 Aantal voltijders in procenten van de bezetting naar geslacht in 21 bij gemeenten en landelijke beroepsbevolking 3,7 83,9 29,6 83,3 Alle gemeenten Landelijke werkzame beroepsbevolking Bron: CBS, salarisbestanden gemeenten. figuur 8 Gemeentelijke bezetting in personen naar leeftijdsklasse en provincie in procenten in 21 >55 45-55 % 1 8 23,8 14,2 26,2 1 8 35-45 6 4 32,9 27,1 6 4 25-35 2 27, 22,3 2 <25 14,8 1,4 1,2 Alle gemeenten Landelijke werkzame beroepsbevolking % 1 8 26,4 25,5 25, 24,7 24,6 24,3 23,8 23,7 23,6 23,1 22,2 22,2 1 8 6 35, 3,1 33,5 36,7 33,5 32,5 33,6 32,9 31,8 33,2 33,3 32,8 6 4 2 4 27,5 26,4 27,3 25,3 26,5 26,6 27,6 27,9 26,4 28, 27,5 28,6 2 1,6 14,9 14,1 12,2 13,6 15,3 13,7 14,4 16,3 14, 15,2 15,,8 2,,9 1,2 1,8 1,3 1,3 1, 1,8 1,7 1,8 1,4 Groningen Flevoland Friesland Limburg Zeeland Noord-Holland Gelderland Noord-Brabant Zuid-Holland Drenthe Utrecht Overijssel Bron: CBS, salarisbestanden gemeenten. 16

figuur 9 Gemeentelijke bezetting naar leeftijd en geslacht in personen in 21 aantal personen 4. 4. 3. 3. 2. 2. 1. 1. leeftijd 17 22 27 32 37 42 47 52 57 62 67 Bron: Salarisbestanden gemeenten. tabel 3 Gemiddelde leeftijd van de bezetting naar geslacht in 26 tot en met 21 Gemiddelde leeftijd 21 29 28 27 26 Man 47,5 47, 46,7 46,3 45,8 Vrouw 43,9 43,2 43,1 42,8 42,3 Totaal 45,8 45,3 45,1 44,8 44,3 Bron: Salarisbestanden gemeenten. tabel 4 Aandeel personen van 45 jaar en ouder in de gemeentelijke bezetting in procenten in 26 tot en met 21 Leeftijdscategorie 21 29 28 27 26 45-55 jaar 32,9 33,1 33,5 33,7 34, 55-6 jaar 15,4 15,1 14,9 14,6 13,7 >6 8,4 7,2 5,9 4,7 3,6 Aandeel personen van 45 jaar en ouder 56,7 55,4 54,3 53, 51,3 Bron: Salarisbestanden gemeenten. figuur 1 Procentuele verandering van de gemeentelijke bezetting naar leeftijdscategorie in 21 ten opzichte van 29 en 26 21 tov 26 29 % 2 15 1 5-5 -1-15 -2-2,9-18,3-12, -4,3-12,9-4,1-4,4-1,6 1,7,3 133,4 15,1-1,5-1,3 2 15 1 5-5 -1-15 -2 leeftijd <25 25-3 35-45 45-55 55-6 > 6 gemeentelijke bezetting Bron: Salarisbestanden gemeenten. 17

Het aandeel van personen van 6 jaar en ouder is in de periode 26 tot en met 21 meer dan verdubbeld Gelijk met de stijging van de gemiddelde leeftijd is het aandeel van personen van 45 jaar en ouder binnen de gemeentelijke bezetting in de periode van 26 tot en met 21 met 5,4 procentpunt toegenomen (zie tabel 4). Het aandeel personen van 45 jaar en ouder in de gemeentelijke bezetting komt in 21 uit op 56,7 procent. Het percentage 6-plussers is in de genoemde periode meer dan verdubbeld tot 8,4 procent. Dit betekent dat ruim 15. personen in de totale gemeentelijke bezetting 6 jaar of ouder zijn. Opmerkelijk is verder de daling van het aandeel personen jonger dan 45 jaar die bij gemeenten werken. Tussen 26 en 21 is het aandeel personen tussen 25 en 35 jaar oud en dat van 35 tot 45 jaar gedaald met ruim 1 procent. 1.5 Naar dienstjaren 2 Bijna 4 procent van de gemeentelijke bezetting is langer dan 1 jaar in dienst Bijna drie kwart van de gemeentelijke bezetting (73,8 procent) is 3 jaar of langer in dienst, 39,2 procent heeft zelfs een dienstverband langer dan 1 jaar. Het aantal gemeenteambtenaren met een kort dienstverband is daarmee opnieuw iets gedaald ten opzichte van 29; toen had 26,9 procent een dienstverband van 3 jaar of korter. Dat kan erop duiden dat in het afgelopen jaar tijdelijke aanstellingen niet zijn verlengd. De verdeling van de gemeentelijke bezetting naar aantal dienstjaren ontloopt elkaar niet zoveel tussen de verschillende gemeentegrootteklassen (zie figuur 11). Alleen de G4 vertonen een wat afwijkend beeld. Deze categorie gemeenten heeft met 36,5 procent het hoogste aandeel personen met minder dan 3 dienstjaren, tevens een stijging van 4,3 procent ten opzichte van 29. De gemeenten met 1. of meer inwoners hebben in vergelijking met de andere gemeentegrootteklassen het hoogste aandeel personen met 1 dienstjaren of meer (44,9 procent). Gemiddeld aantal dienstjaren in 21 was 1,4 jaar Het gemiddelde aantal dienstjaren van de gemeentelijke bezetting in 21 was 1,4 jaar. Ten opzichte van 29 is dit een lichte stijging (zie tabel 5). De toename van het gemiddeld aantal dienstjaren is in bijna elke gemeentegrootteklasse terug te zien, de G4 uitgezonderd. Het gemiddeld aantal dienstjaren daalde hier van 8,9 in 29 naar 8,5 in 21. Het langste dienstverband is 48 jaar; deze gemeenteambtenaar is begonnen op 14-jarige leeftijd. 18

figuur 11 Gemeentelijke bezetting in personen naar aantal dienstjaren binnen de gemeente en gemeentegrootteklasse in procenten in 21 % 1 1 <3 jr 3-1 jr >1 jr dienstjaren 8 6 4 2 39, 44,4 39,9 37,9 44,9 37,2 32,5 36,8 38,3 33,6 23,8 23,1 23,3 23,9 21,5 32,6 3,9 36,5 39,2 34,6 26,2 8 6 4 2 Gemeentegrootteklasse <1. 1.-2. 2.-5. 5.-1. >1. (-G4) G4 Alle Bron: Salarisbestanden gemeenten. tabel 5 Gemiddeld aantal dienstjaren van de gemeentelijke bezetting naar gemeentegrootteklasse in 26 tot en met 21 21 29 28 27 26 Alle gemeenten 1,4 1,3 1,2 1,3 1,1 G4 8,5 8,9 8,8 9,5 9,3 >1. (-G4) inwoners 11,6 11,1 1,9 1,7 1,8 5. -1. inwoners 1,7 1,4 1,3 1, 9,9 2. - 5. inwoners 1,7 1,6 1,4 1,4 1,2 1. - 2. inwoners 11,5 11,3 11,3 11,4 11,2 <1. inwoners 1,2 1, 9,8 9,7 1, Bron: Salarisbestanden gemeenten. figuur 12 Gemeentelijke bezetting in personen naar soort aanstelling en gemeentegrootteklasse in procenten in 21 % 4,4 5,8 5,8 6,5 7,8 9, 7,1 tijdelijk vast 95,6 93,2 94,2 93,5 92,2 91, 92,9 aanstelling Gemeentegrootteklasse <1. 1.-2. 2.-5. 5.-1. >1. (-G4) G4 Alle Bron: Enquête personeelsmonitor gemeenten 21. 19

1.6 Naar soort aanstelling Ruim 9 procent van de gemeenteambtenaren heeft een vaste aanstelling Ruim 9 procent van de gemeentelijke bezetting (92,9 procent) heeft een vaste aanstelling. Slechts 7,1 procent heeft een tijdelijke aanstelling. Het aandeel gemeenteambtenaren met een tijdelijke aanstelling stijgt, naarmate de omvang van de gemeente groeit (figuur 12). Bij gemeenten met minder dan 1. inwoners is het aandeel ambtenaren met een tijdelijk aanstelling 4,4 procent, terwijl dit aandeel bij de G4 9, procent is. De enige uitzondering vormen de gemeenten met 1. tot 2. inwoners, waar 6,8 procent van de gemeentelijke bezetting een tijdelijke aanstelling heeft. 1.7 Aantal leidinggevenden In 21 waren er 7,2 leidinggevenden per 1 medewerkers Onder leidinggevenden worden medewerkers verstaan die in hun functieomschrijving leidinggevende taken hebben staan en die in hiërarchische verhouding staan tot andere medewerkers. Gemeenten hadden in 21 gemiddeld per 1 medewerkers 7,2 leidinggevenden (zie tabel 6). De span of control van leidinggevenden is in 21 in de gemeentelijke bezetting kleiner geworden, met uitzondering van de gemeenten met minder dan 2. inwoners. Het aantal leidinggevenden per 1 medewerkers is namelijk bij bijna alle gemeentegrootteklassen in vergelijking met 29 toegenomen. De sterkste stijging deed zich voor in de G4. Bij de gemeenten met 2. tot 1. inwoners is de span of control al jaren het grootst. Het aandeel vrouwelijke leidinggevenden is toegenomen tot 3,4 procent De afgelopen jaren is steeds sprake geweest van een toename van het aandeel vrouwelijke leidinggevenden. Ook in 21 heeft deze tendens zich verder doorgezet. Zo is het aandeel vrouwelijke leidinggevenden gestegen tot 3,4 procent. Ruim 3 procent van de leidinggevenden is dus inmiddels vrouw (zie tabel 7). Bij de G4 is dit aandeel 33,6 procent en bij de gemeenten met minder dan 1. inwoners 2,5 procent. In de kleinste gemeentegrootteklasse is het aandeel vrouwen in leidinggevende functies wel flink gegroeid. 2

tabel 6 Aantal leidinggevenden per 1 medewerkers naar gemeentegrootteklasse in 26 tot en met 21 21 29 28 27 26 Alle gemeenten 7,2 6,5 7,7 6,9 6,9 G4 8,8 7,2 9,3 8,2 9,9 >1. (-G4) inwoners 8,4 8,2 8,6 8,7 8,3 5. -1. inwoners 5,6 5,3 5,9 6,1 5,7 2. - 5. inwoners 5,2 5,2 5,3 5, 5,5 1. - 2. inwoners 6,1 6,9 8,5 6,7 6,8 <1. inwoners 7,4 7,9 1,5 9,6 9,2 (Aantal gemeenten 238 261 231 256 225) Bron: Salarisbestanden gemeenten. tabel 7 Aandeel vrouwelijke leidinggevenden naar gemeentegrootteklasse in 26 tot en met 21 in procenten 21 29 28 27 26 Alle gemeenten 3,4 27,4 26,1 24,4 21,9 G4 33,6 3,7 31,3 3,5 28,3 >1. (-G4) inwoners 3, 27,3 22,6 23,4 23,2 5. -1. inwoners 3,6 28,6 24,3 24,7 21,6 2. - 5. inwoners 25,5 25,4 22,3 19,6 19,8 1. - 2. inwoners 21,3 2,5 18,6 16,2 16,4 <1. inwoners 2,5 14,6 12,7 11, 9,5 (Aantal gemeenten 238 261 231 256 225) Bron: Salarisbestanden gemeenten. figuur 13 Aandeel stagiairs naar opleidingsniveau naar gemeentegrootteklasse in procenten in 21 % 4,2 1,7 8,8 9,2 5,9 8,1 7,6 4,2 1,7 2,9 4,6 1,7 5,5 5,9 anders wo mbo hbo 41,7 55,6 45,3 51,9 43, 45,3 46,1 5,95,6 4,993,2 43,194,2 34,293,5 4,492,2 41,191, 4,692,9 opleidingsniveau Gemeentegrootteklasse <1. 1.-2. 2.-5. 5.-1. >1. (-G4) G4 Alle Bron: Enquête personeelsmonitor gemeenten 21. 21

1.8 Stagiairs en trainees Bijna iedere gemeente maakt gebruik van stagiairs In 21 heeft bijna iedere gemeente (94,8 procent) gebruik gemaakt van stagiairs. Alleen bij gemeenten met minder dan 1. inwoners is dit percentage aanzienlijk lager (52,9 procent). Het ging in 21 totaal om meer dan 12. stagiairs. Uitgedrukt als percentage van de totale bezetting in personen in de gemeentelijke sector, komt dit neer op 6,7 procent. De meeste stagiairs volgen een MBO-opleiding (46,1 procent) of een HBO-opleiding (4,6 procent). 5,8 procent van de stagiairs is bezig met een universitaire studie, en 7,6 procent volgt een andere opleiding. De WO-studenten lopen relatief vaker stage bij een grote gemeente dan bij een kleine gemeente. Bij de kleinere gemeenten zitten relatief vaker MBO- of HBO stagiairs. Circa 21 procent van de gemeenten hanteert een stagenorm (een kwantitatieve doelstelling) voor het aantal stagiairs. Dit zijn voornamelijk gemeenten met meer dan 5. inwoners. 27,9 procent van de gemeenten heeft trainee(s) in dienst Trainees komen bij gemeenten minder vaak voor dan stagiairs. In 21 had 27,9 procent van de gemeenten één of meer trainees in dienst. In totaal waren in de gehele gemeentelijke sector in 21 bijna 45 trainees werkzaam, wat overeenkomt met 2,4 procent van de totale bezetting in personen. Naarmate de gemeenteomvang stijgt, neemt ook de kans toe dat de gemeente een trainee in dienst heeft. De G4 werken uitsluitend met een eigen traineeprogramma, andere gemeenten vaak ook in samenwerking met andere gemeenten/overheden. 22