Zaaknummer 1436/ Baron Von Quast Juchter vs. Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn



Vergelijkbare documenten
BESLUIT. Zaaknummer 1060: Van Wieringen tegen Zorg en Zekerheid

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 1. Op 23 september 1998 heeft I.T. Holland een klacht ingediend tegen Microsoft B.V. (hierna: Microsoft).

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 1. Naar aanleiding van deze aanvraag is onderzocht of er mogelijk sprake is van overtreding van artikel 24 Mw door Veenman.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding

BESLUIT. Zaaknummer 1587/30 ATG vs St. OOMT Betreft zaak: ATG vs. SOOMT. I. Inleiding

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

Zaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn

BESLUIT. Zaaknummer 146: Gemeente Dinxperlo versus IBM Nederland B.V.

BESLUIT. 6. Op 14 oktober 2004 heeft ten kantore van de NMa een hoorzitting plaatsgevonden. Hierop hebben Move en Stemra zich laten vertegenwoordigen.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer 60/BNA vs. achitectenkeuze gemeente Oud-Beijerland

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bt\bk htm

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. Voorgeschiedenis

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

BESLUIT. Zaaknummer 992/ Buiteman vs. Leerdam II (architectenkeuze), klacht.

BESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht.

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Verloop procedure en feitelijke achtergrond

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Zaaknummer 1216: Stichting Bevordering Vakbekwaamheid Beroepsgoederenvervoer vs SOOB

4. Tegen het afwijzende besluit van 25 juli 2018 hebben LOBCM c.s. op 31 augustus 2018 proforma bezwaar gemaakt.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Op 19 november 2002 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daar zijn de standpunten van Incine en Rendac nader toegelicht.

BESLUIT. Zaaknummer 416/ Smit Mode Alblasserdam B.V. I Het verloop van de procedure

Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat),

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 4. Bij besluit van 30 september 2002 heeft de d-g NMa de klacht van Broadcast afgewezen (hierna: het bestreden besluit).

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 4. Bij brief van 17 september 2002, bij de NMa ingekomen op 18 september 2002, heeft Heijmans tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Pagina. Besluit Openbaar. 1. De Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) heeft vastgesteld dat er kennelijk

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Zaaknummer: 77 Fiscaal up to Date/Kluwer. Inleiding

Zaaknummer: 1010/BNA vs. architectenkeuze gemeente Den Haag

BESLUIT. 2. Bij besluit d.d. 28 januari 2003, met kenmerk 3279/3 (hierna ook: het bestreden besluit), heeft de d-g NMa genoemde klacht afgewezen.

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bt\bk htm

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit ACM/UIT/ Kenmerk Zaaknummer ACM/17/022714

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

Zaaknummer 58/ BNA vs Gemeente Utrecht inzake architectenkeuze Leidsche Rijn

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

gezien de aanvraag tot aanwijzing van GennepNews als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Gennep, bij van 31 maart 2017;

gezien de aanvraag tot aanwijzing van Stichting PopUpTv als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Schiedam, bij brief van 4 mei 2016;

Beslissing op bezwaar

Zaaknummer 1715/ Ontheffingsverzoek Libertel: Mantelovereenkomst

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bbb\bbb htm

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

gezien de adviezen van de raden van de gemeenten Boxmeer, Grave, Sint Anthonis en Cuijk, van respectievelijk 30 juni, 5 juli, 7 juli en 11 juli;

gezien de aanvraag tot aanwijzing van SLOAD als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Aalten, bij brief van 15 augustus 2016;

gezien het advies van Provinciale Staten van Groningen van 24 april 2013;

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

Besluit. Wijzigingsverzoek ontheffing Windnet Oost-Flevoland

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

1 Juridisch kader BESLUIT ENERGIEKAMER

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

5. RBN biedt een Voip-applicatie genaamd RingCredible aan. Met deze applicatie kunnen eindgebruikers bellen over het internet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 5 februari 2002 is de klacht afgewezen. De essentie van dit besluit wordt hierna onder III weergegeven.

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

5 Op grond van art 23p ROW 1995 overweegt de voorzitter van de Raad het volgende:

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

Besluit. A. Gevolgde procedure. Kenmerk: /703258

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit is door de heer Zwaga tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 6 januari 2009.

2. Aanleiding voor deze aanvraag is het voornemen van Welkom Energie om elektriciteit te leveren aan kleinverbruikers. 2

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, lid 1, en artikel 70c, lid 1, van de Mededingingswet

Nederlandse Mededingingsautoriteit

1 Inleiding. 2 Wettelijk kader BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Besluit «Openbare versie» 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm. NMa, Mededingingswet

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. pagina 1 van 5. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\44304opb.htm

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet.

Transcriptie:

BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1436/ Baron Von Quast Juchter vs. Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn I. INLEIDING 1. Op 5 augustus 1999 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) een klacht ontvangen, ingediend door de heer dr.mr. R.A.U. baron Von Quast Juchter (hierna: klager). 2. Klager stelt, kort en zakelijk samengevat, dat Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn (hierna: PRDF) misbruik maakt van een economische machtspositie op de markt voor juridische dienstverlening aan de overheid. II. BETROKKEN PARTIJEN Klager 3. Klager overweegt als lid van de Amerikaanse Orde van Advocaten (American Bar Association) zich te begeven op het terrein van juridische advisering aan de Rijksoverheid betreffende zaken met internationale aspecten. Beklaagde 4. PRDF is een van de grotere advocaten- en notariskantoren in Nederland en telt ruim 180 advocaten, notarissen, kandidaatnotarissen en juridisch medewerkers. Binnen de top 30 van Nederlandse advocatenkantoren neemt PRDF de achtste plaats in[1]. Het kantoor bestaat uit verschillende secties. Deze richten zich vanuit hun specialisatie op de clintle van PRDF bestaande uit de Staat, ondernemingen, instellingen en particulieren. III. VERLOOP VAN DE PROCEDURE 5. Op 5 augustus 1999 is door de heer dr. mr. R.A.U. baron Von Quast Juchter een klacht ingediend tegen PRDF. 6. Enige malen vond telefonisch overleg plaats met klager naar aanleiding waarvan nadere informatie werd opgevraagd en verkregen. 7. Op 24 oktober 2000 ontving klager een informele zienswijze op de zaak,

waarna opnieuw aanvullende informatie werd toegestuurd aan de NMa. 8. PRDF is op 11 december 2000 in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op deze klacht. IV. ARGUMENTEN VAN PARTIJEN Argumenten van klager 9. Klager stelt dat PRDF misbruik maakt van een economische machtspositie op de markt voor juridische dienstverlening aan de overheid. 10.Klager voert aan dat de landsadvocaat middels zijn expliciete benoeming als zodanig door de Rijksoverheid de exclusieve taak, bevoegdheid en/of het exclusieve recht heeft om de Staat der Nederlanden in rechte te vertegenwoordigen. Klager stelt dat er geen andere personen of kantoren bestaan met een dergelijke positie. 11.Tevens stelt klager dat het feit dat PRDF melding maakt van de hoedanigheid van landsadvocaat op haar briefpapier een aanwijzing vormt dat sprake is van een machtspositie. Klager is van mening dat de elementen imago en reputatie een belangrijke rol spelen ten aanzien van de vraag of sprake is van een machtspositie. 12.Klager voert een aantal vormen van misbruik aan. Ten eerste stelt klager (citaat): In casu wordt de landsadvocatuur betaald uit de gemeenschapsgelden. Door de grote vraag van de overheid naar juridische dienstverlening worden enorme schaalvoordelen worden bereikt, die weer op andere markten worden aangewend, zoals de juridische markt voor particulieren en bedrijven. Voor de bereikte schaalvoordelen wordt op generlei wijze door de overheid een marktconforme bijdrage in rekening gebracht. Hierdoor wordt de machtspositie op de overheidsmarkt aangewend voor kruissubsidiring op de markt voor particulieren en bedrijven. 13.Klager wijst er daarbij op dat wanneer een overheidsonderneming bedrijfsmiddelen, arbeid en producten, die ingezet worden bij de publieke taakvervulling, ook gebruikt voor haar marktactiviteiten, deze op basis van marktconforme tarieven bij de entiteit die de marktactiviteiten uitvoert in rekening moeten worden gebracht en door de entiteit in haar prijzen moeten worden doorberekend. 14.Klager is tevens van mening (citaat): PRDF verstrekt getrouwheidskortingen, welke niet in overeenstemming zijn met de uurtarieven welke door andere kantoren kunnen worden berekend, met name op specialistische vakgebieden. 15.Als volgend element stelt klager dat de machtspositie van PRDF wordt versterkt door het feit dat de landsadvocaat al jaren binnen hetzelfde kantoor wordt aangewezen. Datzelfde geldt voor de vervanging van de landsadvocaat. 16.Tenslotte voert klager aan dat de overheid en het kantoor hun gedrag onderling afstemmen met als doel de economische positie van PRDF niet in gevaar te brengen.

17.Klager concludeert dat PRDF het karakter van een overheidslichaam heeft aangenomen en inbreuk maakt op artikel 24 van de Mededingingswet. Argumenten van beklaagde 18.Naar de mening van beklaagde gaat het in deze niet om een benoeming tot landsadvocaat maar om het verlenen van een titel, welke te allen tijde kan worden ingetrokken. Beklaagde stelt dat de landsadvocaat en zijn kantoor geen overheidslichaam zijn aan wie exclusieve taken of rechten zijn toegekend. 19.Beklaagde voert aan dat uit de overeenkomst welke is afgesloten tussen de Staat en de landsadvocaat blijkt, dat de Staat op geen enkele wijze exclusief gebonden is aan de landsadvocaat en zijn kantoor. 20.Beklaagde is van mening dat haar standaarduurtarieven marktconform zijn en niet wezenlijk afwijken van wat andere grote kantoren in rekening brengen voor soortgelijke werkzaamheden. V. FEITELIJKE ACHTERGRONDEN 21.De Minister van Justitie kan, na het inwinnen van advies, een advocaat voordragen waaraan de titel van landsadvocaat zal worden verleend. 22.De mogelijkheid voor het verlenen van deze titel werd gecreerd in een Koninklijk Besluit van 2 april 1965 waarin in artikel 2 valt te lezen: Aan de advocaat, die geregeld voor de Staat als zodanig optreedt, kunnen Wij de titel van landsadvocaat verlenen. Wij kunnen te allen tijde de verlening van deze titel intrekken. 23.In de Memorie van Toelichting behorend bij het al eerder gememoreerde Koninklijk Besluit van 2 april 1965 staat: Naar de mening van de ondergetekenden is de landsadvocaat niets anders dan een gewone advocaat, die de titel van landsadvocaat mag voeren omdat hij de vaste advocaat van de Staat is. De ondergetekenden stellen er prijs op de aloude titel te bestendigen. Dit is echter het enige dat voor regeling bij Koninklijk Besluit in aanmerking komt. De overige bepalingen van het KB van 1879 (de voorloper van het KB van 1965: NMa) zijn vrijwel alle van privaatrechtelijke aard en lenen zich, voor zover regeling ervan thans nog nodig is, er beter toe bij gewone overeenkomst te worden geregeld. 24.Bij Koninklijk Besluit nummer 99.001242 van 19 maart 1999 is aan de heer mr. G.J.H. Houtzagers van PRDF de titel landsadvocaat verleend. 25.Nadere invulling van de rechtsverhouding tussen de overheid en de landsadvocaat is vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst van 7 april 1999. 26.In artikel 1, lid 1, van de overeenkomst valt te lezen: Houtzagers verklaart zich bereid om voor de Staat als advocaat op te treden, zowel in als buiten

rechte, adviezen te geven als bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst en anderszins diensten te verrichten in alle aangelegenheden waarin de Staat hem daartoe zal aanzoeken (). 27.In zaken waarbij PRDF de Staat bijstaat in juridische kwesties treedt zij op als haar advocaat en geeft advies wanneer de Staat wordt gedagvaard of zelf wil procederen. VI. BEOORDELING 28.Klager stelt dat PRDF misbruik maakt van een economische machtspositie op de markt voor juridische dienstverlening aan de overheid. 29.De beantwoording van de vraag of er sprake is van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, Algemene wet bestuursrecht, meer in het bijzonder of klager is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, lid 1 Awb, wordt hier in het midden gelaten. 30.Op basis van artikel 24, lid 1, van de Mededingingswet (hierna: Mw) is het ondernemingen verboden misbruik te maken van een economische machtspositie. 31.Overtreding van artikel 24 Mw is aan de orde indien wordt vastgesteld dat een onderneming, in casu PRDF, beschikt over een economische machtspositie ten aanzien van bepaalde goederen of diensten, binnen een afgebakend geografisch gebied, en deze onderneming van die positie misbruik maakt of heeft gemaakt. 32.Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Mededingingswet beschikt de d-g NMa over beleidsvrijheid bij de vraag of al dan niet een nader onderzoek naar een vermeende overtreding van de Mededingingswet moet worden gedaan. In het licht van deze beleidsvrijheid is in dit geval van het doen van een nader onderzoek afgezien, omdat het, gelet op de ter beschikking staande gegevens, niet aannemelijk is dat er een redelijke kans bestaat dat dit nadere onderzoek leidt tot een vermoeden van een overtreding, zoals door klager gesteld. 33.Het feit dat de landsadvocaat meerdere malen binnen hetzelfde kantoor is aangewezen kan geen aanwijzing zijn voor misbruik van een economische machtspositie door PRDF. Het gaat immers niet om een gedraging van PRDF, maar om een autonome keuze van de overheid. Dit volgt tevens uit artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 2 april 1965 en artikel 1, lid 1 van de overeenkomst tussen de Staat en mr. Houtzagers. Gesteld dat er sprake zou zijn van onderlinge afstemming van gedrag tussen de overheid en PRDF om de positie van PRDF te beschermen, dan nog zou dit niet onder het verbod van artikel 6 Mw vallen aangezien geen sprake is van onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen. 34.PRDF is geen exclusief recht toegekend. In de praktijk richt de overheid zich ook tot andere mogelijke aanbieders. Er is slechts sprake van het verlenen van een titel, welke te allen tijde kan worden ingetrokken. De overheid heeft net als ondernemingen het recht een advocatenkantoor middels een privaatrechtelijke overeenkomst aan zich te binden, hetgeen ook is

gebeurd. De privaatrechtelijke overeenkomst kan op korte termijn worden opgezegd. Wanneer de overheid PRDF om advies vraagt, is het kantoor op grond van de overeenkomst wel verplicht dat te verschaffen. PRDF heeft niet, zoals klager meent, het karakter van een overheidslichaam aangenomen. 35.Enerzijds stelt klager dat (te) lage tarieven aan de overheid in rekening worden gebracht. Uit de ter beschikking staande gegevens is niet gebleken dat PRDF op het marktsegment voor juridische dienstverlening aan de overheid te lage tarieven aan de overheid in rekening brengt. Anderzijds spreekt klager over een vorm van kruissubsidiring die plaats zou vinden vanuit het marktsegment voor juridische dienstverlening aan de overheid naar het marktsegment voor juridische dienstverlening aan particulieren en bedrijven. 36.Met betrekking tot kruissubsidiring kan gesteld worden dat dit zich kan uiten in zogenaamde predatory pricing. In een dergelijk geval zou PRDF haar prijzen op het marktsegment voor juridische dienstverlening aan particulieren en bedrijven, gesubsidieerd vanuit het marktsegment voor juridische dienstverlening aan de overheid, dermate laag stellen dat concurrenten op het marktsegment voor juridische dienstverlening aan particulieren en bedrijven in hun concurrentiemogelijkheden worden beperkt en op den duur worden verdreven. Zoals eerder gezegd, neemt PRDF in de top 30 van Nederlandse advocatenkantoren de achtste plaats in. In die cijfers zijn de activiteiten op beide marktsegmenten verdisconteerd. De concurrentieverhoudingen op het marktsegment voor juridische dienstverlening aan particulieren en bedrijven zijn zodanig dat een effect zoals hiervoor geschetst niet waarschijnlijk te achten valt. 37.Ten overvloede kan hieraan worden toegevoegd dat, zoals eerder gezegd, een exclusief recht als mogelijke basis voor kruissubsidiring ontbreekt. Daarnaast stelt klager dat (te) lage prijzen in rekening worden gebracht. Moeilijk valt in te zien hoe kruissubsidiring naar het marktsegment voor juridische dienstverlening aan particulieren en bedrijven zou kunnen plaatsvinden door middel van te lage prijzen op het marktsegment voor juridische dienstverlening aan de overheid. 38.Concluderend kan gesteld worden dat niet aannemelijk is dat sprake is van een inbreuk op artikel 24 Mw. VII. BESLUIT 39.Gelet op het bovenstaande is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van overtreding van de Mededingingswet. De aanvraag om toepassing van de Mededingingswet wordt derhalve afgewezen. Datum: 13 april 2001 De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze:

w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Sectie Onderzoek, Toezicht en Ontheffingen Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, Sectie Beschikkingen, Bezwaar en Beroep, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag. -------------------------------------------------------------------------------- [1] Bron: De stand van de advocatuur 2000, Uitgeverij KSU, 2000. Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.