Stelselwijziging Jeugd Uitgangspunten VWS voor experimenten tijdens transitie jeugdzorg Mei 2013 Aanleiding Vanuit provincies en gemeenten komen regelmatig vragen over wat de experimenteerruimte is om vooruit te kunnen lopen op de stelselwijziging jeugd. Het is natuurlijk altijd mogelijk dat provincies en gemeenten afspraken maken over de inkoop van zorg, waarbij gemeenten een grote mate van inspraak krijgen in welke zorg een provincie uiteindelijk inkoopt. Het blijkt echter dat gemeenten behoefte hebben ervaring op te doen op een manier waarbij zij ook bepaalde verantwoordelijkheden dragen. Dan wordt daadwerkelijk een leerproces doorgemaakt waarmee paden worden geëffend voor de toekomstige overdracht van alle verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg. In deze factsheet wordt weergegeven wat hiervoor uitgangspunten zijn van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het betreft een groeidocument, dat op een later moment kan worden bijgesteld.
Voorgeschiedenis In het bestuurlijk overleg van 8 december 2011 hebben het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bij het Rijk aangegeven geen behoefte te hebben aan een breed experimenteerartikel. De ruimte die de huidige Wet op de jeugdzorg (Wjz) biedt, werd voldoende bevonden om te kunnen oefenen met nieuwe werkwijzen. Uitgangspunten VWS 1. Ruimte voor nieuwe werkwijzen vooruitlopend op de stelselwijziging moet worden gevonden binnen het huidige wettelijk kader van de Wet op de jeugzorg (Wjz). 2. Experimenten zijn alleen zinvol als zij voldoen aan de vereisten die straks bij of krachtens de Jeugdwet daaraan gesteld zullen worden. Daarop wil je immers vooruitlopen. 3. In overeenstemming met het Afsprakenkader jeugdzorg 1 kan, in afwijking van punt 1, enkelvoudige ambulante jeugdzorg zonder indicatiebesluit van bureau jeugdzorg geleverd worden en bestaat de flexibele schuif 2 waardoor het mogelijk is om middelen uit de doeluitkering jeugd over te hevelen naar gemeenten. 4. In de Transitie-agenda 3 is opgenomen dat er ruimte is voor voorlopers. Ook is opgenomen dat de Inspectie jeugdzorg een rol heeft bij het toezicht tijdens de transitie om de continuïteit en kwaliteit van zorg te borgen. Voorlopers dienen de Inspectie jeugdzorg daarom te informeren over hun nieuwe werkwijzen. Ruimte op specifieke onderdelen 1. Lichtere invulling indicatiebesluit Zolang de Wjz er is, heeft een cliënt slechts aanspraak op jeugdzorg indien bureau jeugdzorg een besluit heeft genomen waaruit blijkt dat deze cliënt op die zorg is aangewezen (het indicatiebesluit). De indicatiestelling moet blijven bestaan met het oog op het rechtmatig uitgeven van de financiële middelen en met het oog op de rechtspositie van de cliënt. Hierbij kan wel gezocht worden naar een lichtere invulling. In de Wjz en in het Uitvoeringsbesluit Wjz (UWjz) worden echter wel eisen gesteld aan de wijze waarop bureau jeugdzorg de indicatiestelling uitvoert. Aan deze eisen moet men blijven voldoen. Daarnaast zal het besluit moeten voldoen aan de eisen van de Awb. 1 De aanbiedingsbrief en de integrale tekst van het Afsprakenkader zoals op 27 november 2009 aan de TK gezonden zijn hier te vinden: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31839-24.html. Bij brief van 7 juli 2010 (JZ/GJ-3012378) zijn provincies en grootstedelijke regio s geïnformeerd over de (juridische) uitwerking van het leveren van ambulante zorg zonder indicatie. 2 Per brief van 16 mei 2012 zijn provincies geïnformeerd over de mogelijkheid van de flexibele schuif (J/GJ-3115675). 3 De aanbiedingsbrief aan de Kamer en de Transitie-agenda zoals op 20 maart 2012 aan de TK gezonden zijn hier te vinden: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31839-189.html Omdat in het nieuwe stelsel ook een besluit genomen zal moeten worden als iemand om een voorziening vraagt, het college moet ook dan immers beoordelen of een jeugdige of zijn ouders een dergelijke voorziening nodig heeft, zou het bovendien zinloos zijn om te experimenteren met zorgverlening zonder besluit. 2 Mandatering van de besluitvorming op welke zorg een cliënt aangewezen is Naast een lichtere invulling van het indicatiebesluit kan ook ruimte gezocht worden in de persoon of instelling die het indicatiebesluit neemt. Dit kan bijvoorbeeld doordat bureau jeugdzorg deze taak mandateert aan (een ambtenaar van) de gemeente of bijvoorbeeld een medewerker van bureau jeugdzorg detacheert bij de gemeente/centrum voor jeugd en gezin (cjg). Het bureau jeugdzorg blijft er bij mandaat voor verantwoordelijk dat de indicatiestelling plaatsvindt met de waarborgen die de Wjz en het UWjz bieden. Immers, in de Wjz en in het UWjz worden wel eisen gesteld aan de wijze waarop bureau jeugdzorg de indicatiestelling uitvoert. Aan deze eisen moet men blijven voldoen. Het bureau jeugdzorg blijft immers de eindverantwoordelijkheid dragen en is hierop door het Rijk aanspreekbaar. Delegatie en attributie zijn bij het nemen van een besluit door de gemeente onder verantwoordelijkheid van de provincie niet mogelijk. Bureau jeugdzorg moet dus zorgvuldig bezien onder welke voorwaarden zij de uiteindelijke verantwoordelijkheid wil dragen voor taken die door anderen worden uitgevoerd. Hierbij kan gewerkt worden met goede afspraken vooraf en steeksproefgewijze controle achteraf. 3. Enkelvoudige ambulante jeugdzorg In overeenstemming met het Afsprakenkader jeugdzorg kan enkelvoudige ambulante jeugdzorg zonder indicatiebesluit worden toegekend. Dit betekent dat de gemeente, met tussenkomst van bureau jeugdzorg, mag toekennen of een cliënt enkelvoudige ambulante jeugdzorg nodig heeft. Er hoeft alleen een indicatiebesluit afgegeven te worden als de cliënt daarom vraagt. De rechten van de cliënt moeten immers gewaarborgd blijven. De gemeente voert de besluitvorming over de toekenning van de jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van bureau jeugdzorg en met betrokkenheid van de provincie uit. Waar nodig zal in een mandaatconstructie worden voorzien. Ook hier geldt, net als onder 2, dat bureau jeugdzorg de eindverantwoordelijkheid draagt. Het bieden van jeugdzorg zonder indicatiebesluit is alleen bedoeld voor een deel van de provinciaal gefinancierde ambulante zorg, namelijk de enkelvoudige ambulante zorg. Voor de overige, zware zorg is een reguliere indicatiestelling met professionele triage nodig en voor gesloten jeugdzorg is tevens de betrokkenheid van een gedragswetenschapper noodzakelijk. Een extra voorwaarde bij deze variant is dat voor zorgvragers de mogelijkheid tot een traditionele indicatie moet blijven bestaan. Algemeen advies van VWS richting gemeenten is om de expertise die bij bureau jeugdzorg aanwezig is zoveel mogelijk te benutten.
4. Casemanagement Ten aanzien van de casemanagementtaak van de bureaus jeugdzorg geldt het volgende. Wanneer in het projectplan door provincies en gemeente duidelijk gemaakt kan worden dat de casemanagementtaak in de eerste lijn minstens zo goed of beter kan worden ingevuld dan nu door bureau jeugdzorg gebeurt, kan de casemanagementtaak ook bij gemeenten worden belegd waarbij bureau jeugdzorg verantwoordelijk blijft. De Inspectie jeugdzorg stemt met dit voorstel in, zolang goed uit te leggen is dat materieel beoogd wordt wat in de Wjz staat en helder is hoe dat wordt geborgd, zodat de Inspectie jeugdzorg kan toetsen. Het gaat er dan bijvoorbeeld om dat er voorzien is in een helder calamiteitenplan. De veiligheid van het kind moet voorop blijven staan. 5. Beleidsinformatie De aanlevering van beleidsinformatie van provincie aan het Rijk volgens het Landelijk Rapportageformat is een wettelijke eis waaraan uitvoering gegeven moet blijven worden tijdens de transitie. De aanlevering moet onder de verantwoordelijkheid van bureau jeugdzorg verlopen, ook wanneer dit binnen een cjg wordt belegd. Daarbij verdient het bijzondere aandacht dat de randvoorwaarden van de Wet bescherming persoonsgegevens nauwkeurig in acht worden genomen. De te leveren beleidsinformatie kan ook betrekking hebben op gegevens over taken die bureau jeugdzorg (al of niet via mandaat) heeft overgedragen aan derden, waarbij bureau jeugdzorg de eindverantwoordelijkheid blijft dragen. Over gegevenslevering zijn dan goede afspraken nodig tussen bureau jeugdzorg en deze derde. Ruimte bij financiering 1. Flexibele schuif Met de flexibele schuif kunnen middelen vanuit de provinciale doeluitkering jeugd worden overgeheveld naar gemeenten middels de decentralisatie-uitkering. De flexibele schuif maakt het mogelijk om gemeenten te compenseren voor preventietaken, waaronder ook licht ambulant zorgaanbod, die zij nu uitvoeren op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Voor wat betreft ambulante zorg vloeien de ondergrens van het Wjz-domein en de bovengrens van het Wmo-domein in elkaar over. Bij overheveling van middelen naar de decentralisatie-uitkering van gemeenten geldt dat gemeenten volledig verantwoordelijk zijn voor deze middelen. Gemeenten zijn niet verplicht deze middelen aan jeugdzorg te besteden. Het is dus belangrijk dat provincies en gemeenten hier goede afspraken over maken. De provincie blijft hierbij voor het Rijk aanspreekbaar op de uitvoering van de wettelijke taken. 2. Gemeenten invloed geven op zorginkoop De provincie kan aan gemeenten over een bepaald gedeelte van de provinciale doeluitkering een beslissende stem geven over de aanwending van deze middelen voor de inkoop van geïndiceerd jeugdzorgaanbod. Dit zorgaanbod moet dan wel betrokken worden bij door de provincie gesubsidieerde jeugdzorgaanbieders die onder het toezicht van de inspectie jeugzorg vallen. De formele toekenning en afwikkeling van deze gelden loopt nog wel via de provincie. Het is niet mogelijk om wettelijke doeluitkeringsmiddelen over te hevelen van provincies naar gemeenten. De gemeente kan wel via een constructie van trekkingsrechten zorg inkopen bij de provinciaal gefinancierde zorgaanbieders. Experimenteerruimte Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) Naast de beweging van de provinciale jeugdzorg naar gemeenten is het van groot belang om ook de overige jeugdzorg die vanuit de Awbz en de Zvw wordt gedecentraliseerd naar de gemeenten, te betrekken bij de beweging naar voren. De beoogde situatie in het nieuwe stelsel is immers dat de schotten tussen deze vormen van jeugdzorg wegvallen. Er wordt op landelijk niveau ook met het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) en zorgverzekeraars gesproken over ruimte om al vooruitlopend op de transitie aan de slag te gaan met jeugdzorg die bekostigd wordt op basis van de Awbz of de Zvw. De uitkomsten van dit overleg worden wanneer dat mogelijk is ook in deze factsheet verwerkt. Daarnaast is het advies aan gemeenten/instellingen om contact te zoeken met het CIZ en zorgverzekeraars om tot samenwerkingsafspraken te komen. In de Stadsregio Amsterdam wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de mogelijkheid van het CIZ om een gezinsindicatie af te geven. Hierdoor kan ruimte ontstaan om de indicatie op de ouders te verbreden naar het kind, bijvoorbeeld met intensieve thuishulp in het kader van stut en steun. Andere voorbeelden zijn de samenwerkingsafspraken tussen VGZ en de Drechtsteden en die tussen Menzis en de gemeente Enschede. In het uitvoeringsprogramma Gezond meedoen is opgenomen dat Menzis en de gemeente Enschede willen werken aan een keten voor jeugdzorg die het gehele gebied beslaat van preventie tot zware zorgtaken. Hiertoe worden jeugdzorgtaken overgeheveld naar een samenhangende Enschedese structuur voor ondersteuning, zorg, onderwijs en veiligheid. Taken van bureau jeugdzorg worden toegevoegd in de wijkteams. Voor overige taken wordt samengewerkt met bureau jeugdzorg Overijssel. Door samen op te trekken bij de decentralisatie van de begeleiding en bureau jeugdzorg kunnen Menzis en de gemeente Enschede leren van elkaars ervaringen en innovatieve werkwijzen ontwikkelen. Uitgangspunten VWS voor experimenten tijdens transitie jeugdzorg 3
Goede voorbeelden: Stadsregio Amsterdam,provincie Flevoland, provincie Noord-Brabant en provincie Utrecht Stadsregio Amsterdam In de stadsregio Amsterdam wordt met een variant gewerkt onder de gekozen werkwijze waarbij taken worden overheveld naar gemeenten waarbij de stads-regio verantwoordelijk blijft, namelijk met budgettair opdrachtgeverschap: Binnen dit experiment kan iedere gemeente binnen de stadsregio kiezen voor de bij hen passende vorm van opdrachtgeverschap waarbij er bij de meest verregaande vorm sprake is van budgettair opdrachtgeverschap. Het dagelijks bestuur van de Stadsregio Amsterdam heeft de uitvoering van het budgettair opdrachtgeverschap overgedragen aan de Colleges van B&W van de aangesloten gemeenten. Dit houdt in dat gemeenteambtenaren de P&C moeten gaan uitvoeren, voor 80% volgens de subsidieverordening van de Stadsregio Amsterdam en voor 20% volgens de eigen gemeentelijke subsidieverordening, waaraan de Stadsregio een paar voorwaarden stelt. Daarbij wordt de gemeente zowel inhoudelijk als financieel verantwoordelijk. De gemeente kan een deel van de doeluitkering van de stadsregio besteden. Dit wordt vormgegeven door het gemeentelijk plan integraal onderdeel uit te laten maken van het uitvoeringsplan van de stadsregio. Langs die weg wordt er aan de wettelijke vereisten voor aanvraag en verantwoording van de doeluitkering voldaan. Provincie Flevoland In Flevoland hebben de gemeenten en provincie afgesproken dat in 2013 3% van het aan de jeugdzorgaanbieders beschikte subsidiebedrag onder opdrachtgeverschap van de gemeenten wordt gebracht. Dit betekent in de praktijk dat de bestaande jeugdzorgaanbieders ruimte hebben gekregen om met de zes Flevolandse gemeenten plannen te ontwikkelen. Uitgangspunt Is dat deze activiteiten leiden tot een verminderd beroep op geïndiceerde jeugdzorg, samen met door bureau jeugdzorg te nemen maatregelen om de instroom in de gespecialiseerde jeugdzorg te verminderen. Deze afspraken liggen vast in een bestuurlijk convenant. In het kader van deze afspraak worden in 2013 twee proeftuinen uitgevoerd: In Almere wordt gespecialiseerde ondersteuning aan de kinderopvang en het onderwijs mogelijk gemaakt en op Urk wordt jeugdzorg expertise ingezet voor de groep jongeren tussen 10 en 18 jaar met gedragsproblematiek, of met (beginnende) delinquentie. Doel is om instroom naar intensievere zorg te voorkomen. De uitvoering van deze proeftuinen past binnen het beleidskader ambulante zorg zonder indicatie van de provincie Flevoland. Hiernaast financiert de provincie Flevoland vanuit eigen middelen vernieuwende projecten waarin gespecialiseerde zorg samenwerkt met voorzieningen in de eerste lijn. Hiervoor is een eigen afsprakenkader tussen de provincie en de Flevolandse gemeenten overeengekomen. Met eigen provinciale middelen wordt in Flevoland ook al enige jaren de inzet van deskundigen van het bureau jeugdzorg in de cjg s en in de Zorg Advies Teams mogelijk gemaakt. 4 Stelselwijziging Jeugd
Provincie Noord-Brabant Versnelling transitie in Brabant 20 gemeenten in de regio Noordoost Brabant hebben in 2013 al de verantwoordelijkheid voor de enkelvoudig ambulante jeugdzorg. Dit is alle ambulante zorg die niet in combinatie met verblijf in een instelling of pleeggezin wordt ingezet. Gedeputeerde Staten hebben hiervoor hun wettelijke taak voor dit deel van de zorg overgedargen aan gemeenten waarbij de provincie verantwoordelijk blijft. Het Rijk stond geen overdracht van doeluitkering toe waardoor sprake is van overdracht van verantwoordelijkheid met gesloten beurzen. Dit betekent dat de provincie het totale budget voor enkelvoudig ambulante jeugdzorg financiert (vastgesteld op basis van zorggebruik in 2011) aan de vier huidige jeugdzorgaanbieders in de regio. De gemeenten hebben de subsidievoorwaarden geformuleerd en sturen op zorgvernieuwing, levering van zorg etc. Daarnaast maakt Brabant gebruik van de ruimte die het Rijk biedt om zorg zonder indicatie, maar met tussenkomst van bureau jeugdzorg, in te zetten. In Noordoost Brabant maakt één van de cjg-partners met het gezin een plan waarin ambulante jeugdzorg kan worden opgenomen. Als dit zo is, toetst bureau jeugdzorg of er geen veiligheidsrisico s voor het kind zijn en of het cjg de zorg inzet voor de juiste doelgroep. De bureau jeugdzorg-medewerker kan hiervoor in het cjg aanschuiven of er kan op een andere manier contact worden opgenomen door de cjg-medewerker. De klant merkt niets van deze toets. Tussen de cjg-medewerker en bureau jeudgzorg vindt hierdoor uitwisseling van kennis en ervaring plaats. In Brabant is geconcludeerd dat er geen officiële overdracht van een taak van bureau jeugdzorg naar gemeenten nodig is. De gemeente registreert wie de casemanager van de klant is. De provincie en de gemeenten hebben gezamenlijk een bestuursovereenkomst ondertekend met de onderlinge afspraken. Twee grote gemeenten, s-hertogenbosch en Oss, fungeren als centrumgemeenten en hebben mensen in dienst die de nieuwe taken uitvoeren namens de gemeenten in hun deel van de regio. Tussen gemeenten zijn afspraken gemaakt over solidariteit of eventuele verevening. Bepaalde klanten krijgen nog wel te maken met een indicatie van bureau jeugdzorg. Dit zijn de klanten die gedwongen jeugdzorg ontvangen (jeugdbescherming en jeugdreclassering), klanten die via een zorgmelding of melding van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) bij bureau jeugdzorg terecht komen en klanten die eventueel toch recht op jeugdzorg (ofwel een indicatie) verlangen. De gemeenten zijn wel verantwoordelijk voor de levering van de zorg aan deze klanten. De uitdaging voor gemeenten is o.a. om te zorgen dat zij het budget van 4,5 miljoen voor naar schatting 1.200 klanten niet overschrijden. Meer informatie is hier te vinden: jeugdzorg.pleio.nl bij Transitiegroep Brabant onder netwerken jeugd. Uitgangspunten VWS voor experimenten tijdens transitie jeugdzorg 5
Provincie Utrecht De provincie Utrecht stelt 3 miljoen van de doeluitkering jeugdzorg beschikbaar voor experimenten van gemeenten. Gemeenten bepalen waar ze dit geld voor in willen zetten. Doelstelling van het experiment is om: samenwerking tussen alle partijen te stimuleren elkaar en elkaars diensten leren kennen kennis en ervaring delen ervaring opdoen met innovatieve werkwijzen het kind en het gezin centraal stellen de integrale zorg coördineren met de nadruk op preventie doorstromen naar specialistische zorg zoveel mogelijk beperken terugtrekkende beweging van de provincie mogelijk maken Het gaat hierbij om tweede lijns jeugdzorg. Bureau jeugdzorg beoordeelt de plannen voor de onderdelen veiligheid voor cliënten en mate waarin bereik (aantal jeugdigen dat geholpen wordt / preventie waardoor jongeren uit zorg blijven) van dit zorgaanbod adequaat is. Op deze manier krijgen de gemeenten inzicht in de problematiek waarmee jeugdigen in de jeugdzorg komen en kunnen ze ervaring opdoen met het betrekken van een passend zorgaanbod. Tegelijkertijd krijgen aanbieders van tweedelijns jeugdzorg hiermee inzicht in het zorgaanbod dat gemeenten verlangen. De provincie Utrecht ondersteunt het proces door kennis over te dragen en de genoemde middelen in te brengen. 6 Stelselwijziging Jeugd
Bijlage 1 brief VWS flexibele schuif
8 Stelselwijziging Jeugd
Uitgangspunten VWS voor experimenten tijdens transitie jeugdzorg 9
10 Stelselwijziging Jeugd
Uitgangspunten VWS voor experimenten tijdens transitie jeugdzorg 11
Dit is een uitgave van het www.voordejeugd.nl Mei 2013