Voorwoord - 1 - Ik wens u veel leesplezier en een stimulans om meer kennis en ervaring te delen. Marion Latour



Vergelijkbare documenten
Uit het resultaat van mijn test kwamen voornamelijk de doener en beslisser naar voren.

MI-test voor kinderen vanaf ongeveer groep 5

Hoe ben jij KNAP??? >> Doe nu de test! Ga naar de 'Vragenlijst' Howard Gardner

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Achtergrondinformatie Leerstijlen en Werkvormen

De Taxonomie van Bloom Toelichting

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Inhoud Inleiding Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding Een nieuwe start bouwt voort op het voorgaande Relaties aangaan Omgaan met gevoelens

EFFECTIEF LEIDINGGEVEN. Een gave of een vak?

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag

Growth & Reflection. Opleverdatum: 18 juni 2014

Persoonlijk Actieplan voor Ontwikkeling

Dit artikel en onderzoek zijn onderdeel van mijn afstudeeropdracht bij de eerstegraadsopleiding wiskunde bij het IVLOS in Utrecht.

Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP)

Dit document hoort bij de training voor mentoren blok 4 coachingsinstrumenten, leerstijlen.

Heeft trainen zin? De coachende benadering in trainingen

ILS-K 1 12/1/2016 INSTRUMENT LEER STIJL - K PERSOONLIJKE RAPPORTAGE VAN. Marc van Dongen

Feedback. in hapklare brokken

1 Ik lees graag in mijn leesboek/leeskaart.

Wie doet wat hij deed, krijgt wat hij kreeg

3 Hoogbegaafdheid op school

Feedback. Wat is feedback?

FAALANGST DE BAAS! TRAINING 1. faalangst. de baas! training.

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Samen opbrengstgericht werken = vakmanschap versterken!

Leerstijlentest van David Kolb Davy Jacobs, GDD1B

de Beste Studiekeuze Aanpak

Talent voor excelleren

1 Wat zijn Actiekaarten?

Inleiding. Autisme & Communicatie in de sport

FEED BACK COMMENTAAR GEVEN EN ONTVANGEN MARIETA KOOPMANS

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Hoe motivatie werkt en draagvlak groeit

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

Van huidige situatie naar gewenste situatie

EMOTIONELE INTELLIGENTIE

Beoordelingsformulieren

Stress & Burn Out. ubeon Academy

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie

NLP PRACTITIONER 2015

Bonus: Hoe goed ben jij momenteel?

COMMUNICATIE technieken. voor leidinggevenden

HOE LAAT IK MEDEWERKERS

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

* Kleuters uitdagen werkt!

COMMUNICEREN VANUIT JE KERN

Motivatie: presteren? Of toch maar leren?

Sprankelend Spraakmakend Verrassend Inspirerend Waanzinnig

Leerstijlentest Kolb / Akkerman 30 januari 2003.

1 Leren op de werkplek

Training met persolog profielen

Pilot Basistraining Ethiek in Sociaal Werk succesvol afgerond

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

LEIDERSCHAP IN DE CORPORATE JUNGLE. Bagage voor een succesvolle reis naar je eigen doel. Een training met wortels in de praktijk.

Handleiding. Hoe ben jij knap? Voor groep 3/4

Reflectiegesprekken met kinderen

*strikte grenzen? *pedagogisch model. *Recht doen aan talent? *Is er verschil? *medisch model. Recht doen aan talent

Training Resultaatgericht Coachen

Kiezen voor coaching als managementstijl

DEEL 1. WERKBOEK 4 Eigenwaarde Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Ontwikkeling. Opleiding Persoonlijke Ontwikkeling

1. Concrete ervaringen. 2. Observatie en reflectie. 3. Vorming van abstracte begrippen en generalisaties.

ONDERWIJSONTWIKKELING - ACTIVERENDE DIDACTIEK

Stap 6. Stap 6: Deel 1. Changes only take place through action Dalai Lama. Wat ga je doen?

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

Rapportage Competenties. Bea het Voorbeeld. Naam: Datum:

6.2.1 Dealen met afleiding onderweg

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

Handleiding Veiligheidsrondes

Denken kun je Leren!

Minor Creatieve Intelligentie

SCHATTEN VAN ADVOCATEN

Thermometer leerkrachthandelen

HPC-O. Human Performance Contextscan Organisatierapportage <Naam onderwijsinstelling> Datum: Opdrachtgever: Auteur:

Kolb als kapstok. 12 april Tonnie Prinsen & Uschi Koster.

Rapport Duurzame Inzetbaarheid

Utrecht, september 2010 Gerjoke Wilmink directeur Nibud

voorwoord Frank van der Pluijm

kijk doe samen taal natuur

DONATEUR KIEST GOEDE DOEL VANWEGE ONDERWERP EN STOPT MET STEUN VANWEGE ONTEVREDENHEID OVER GOEDE DOEL

Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.

Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015

Mensen Motiveren. door Stephan Vanhaverbeke Certified NLP

Introductie. De onderzoekscyclus; een gestructureerde aanpak die helpt bij het doen van onderzoek.

Ontdek je kracht voor de leerkracht

Intake assessment. Indra Newton Psycholoog/adviseur NOA. Masterclass Studiekeuzegesprekken 18 November

COMMUNICATIE training. effectief communiceren met iedereen

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Datum: 5 september 2014

Invloed uitoefenen zonder macht. Hoe doe je dat? 10 september 2013

GRAAG STELLEN WIJ ONS AAN U VOOR

Brochure studenten vaardigheidstrainingen

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

Communicatie op de werkvloer

Workshop Mindfulness Gemeente Halderberge Betsie Wagemakers. Het enige moment wat telt is:

Rapportage Competenties. Bea het Voorbeeld. Naam: Datum:

Sprankelend Spraakmakend Verrassend Inspirerend Waanzinnig

Meervoudige intelligentie test

Transcriptie:

Voorwoord Vanuit onze eigen discipline beschikken we over veel kennis en ervaring. Zowel binnen de brandweer, ambulance en politie. Toch wisselen we deze kennis en ervaring te weinig met elkaar uit, zowel binnen onze eigen discipline als daarbuiten met onze multidisciplinaire collega s. Dit is mijn constatering naar aanleiding van mijn praktijkervaringen als opleider, officier van dienst en als regionaal officier gevaarlijke stoffen bij de brandweer. Een ongeval met gevaarlijke stoffen waarbij hulpverleners onnodig in contact kwamen met een gevaarlijke stof bracht mij op het idee om mijn scriptie in het kader van de MCDM opleiding te gaan schrijven over de kennis van gevaarlijke stoffen onder het ambulancepersoneel. Uiteraard is dit maar één voorbeeld en onderwerp waarbij we de kennis te weinig aan elkaar doorgeven. Er kan dus eenvoudig een discussie ontstaan waarom juist voor het onderwerp gevaarlijke stoffen is gekozen, terwijl er nog zoveel meer onderwerpen zijn waarover je een scriptie kunt schrijven of trainingen over kunt geven. Toch ben ik van mening dat we ergens moeten beginnen, er moet een bruggenbouwer zijn die laat zien dat als we kennis met elkaar delen, ervaringen uitwisselen en oog hebben voor de overeenkomsten in ons multidisciplinair optreden we sterker kunnen worden. Ik voel mij zo n bruggenbouwer en realiseer mij dat deze scriptie misschien niet het ei van Columbus is maar wel een stap verder in de samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaringen met andere hulpverleningsdiensten. Een aantal mensen wil ik graag speciaal bedanken voor hun ondersteunende rol bij het werkproces dat tot deze scriptie heeft geleid: - Bert Dercksen, Jens Valk en Ronald de Vos van het MMT en de ambulancezorg Groningen. - Hans van de Kar en Menno van Duin, voor hun feedback op, en begeleiding van, de scriptie. - De medewerkers van de ambulancezorg voor het invullen van de vragenlijsten en interviews. - Annemarie Stant voor het kritisch doorlezen en verdere support. Ik wens u veel leesplezier en een stimulans om meer kennis en ervaring te delen. Marion Latour - 1 -

Samenvatting Een incident met gevaarlijke stoffen komt niet elke dag voor, maar als het plaats vindt hebben bijna altijd de brandweer, politie en brandweer daar een rol in. Tijdens het incident wordt er vooral naar de brandweer gekeken en hun adviezen opgevolgd. Maar als deze adviezen niet juist zijn of de brandweer nog niet ter plaatse is moet er wel een besluit genomen worden wat er gedaan moet worden. Uit de evaluatie van een incident in Groningen bleek dat het ambulancepersoneel te weinig beschikking had over de juiste kennis en vaardigheden over gevaarlijke stoffen. Door middel van een vragenlijst is onderzocht of de behoefte aan meer kennis, vaardigheden en trainingen op het gebied van gevaarlijke stoffen ook onder het ambulancepersoneel aanwezig was. De uitkomsten spraken voor zich: 61% vond dat ze te weinig theoretische kennis en vaardigheden hebben en 76% vond dat ze te weinig praktische kennis en vaardigheden hebben om veilig en verantwoord om te kunnen gaan bij incidenten met gevaarlijke stoffen. 75% wil 1x per jaar een praktische en theoretische training. Om een goede opleidingsmethode te ontwikkelen wordt achtereenvolgens gekeken naar de mens die moet leren, hoe er geleerd wordt en naar de leeromgeving en leeractiviteiten. De vertalingen van de bovenstaande onderwerpen naar een opleiding leidde tot de volgende fasering: 1. Bewustwording in de fase wordt de noodzaak duidelijk gemaakt door de gevolgen te laten zien van een gebrek of het verkeerd toepassen van kennis en vaardigheden op het gebied van gevaarlijke stoffen. 2. Herkenning in de fase wordt er aandacht besteed aan de gevarenherkenning van gevaarlijke stoffen onder andere door de gevarenidentificatie van gevaarlijke stoffen, kleine demonstraties van (reacties met) gevaarlijke stoffen en het behandelen van casussen. 3. (Risico) inschatting in deze laatste fase wordt er zoveel mogelijk opgeleid in de praktijk, het leren door doen. Praktijk oefeningen met direct feedback en bijsturing. Als afsluiting worden eigen ervaring behandeld waarbij in gegaan wordt op herkenningspunten en de risico inschatting. Aanbevolen wordt, onder andere, een praktijkgerichte opleiding te organiseren voor het personeel van de ambulance en het MMT van 4 uur en een herhalingstraining van 3 uur. Verder wordt aanbevolen aspecten uit de in de luchtvaart bekende Crew Resource Management training te integreren in de ambulancezorg. Tot slot wordt aanbevolen een werkkaart te produceren waar de identificatie van- en procedure met- gevaarlijke stoffen staan vermeld. - 2 -

Inhoudsopgave Voorwoord.1 Samenvatting 2 1. Inleiding 5 2. Gevaarlijke stoffen in basisopleidingen brandweer, politie en ambulance...7 2.1. Brandweer...7 2.2. Politie 7 2.3. Ambulance..9 3. Probleemstelling en werkwijze..10 4. Kennisniveau ambulancepersoneel en MMT....11 4.1. Nulmeting..11 4.2. Uitkomsten nulmeting..12 4.2.1. Werkzaamheden... 12 4.2.2. Scholing & Training.Oefenen. 13 4.2.3. Oefenen.14 4.2.4. Toekomstige trainingen..15 5. Onderwijs..18 5.1. Onderwijssystemen..18 5.2. De lerende mens I...18 5.2.1..Algemeen.....18 5.2.2. Actuele noodzaak 19 5.2.3. De behoefte aan ontplooiing.19 5.2.4. Motivatietheorieën..23 5.2.5. Goal-setting Locke & Latham....23 5.2.6. Social Learning Bandura....24 5.3. De lerende mens II...26 5.3.1. Inleiding....26 5.3.2. De logische niveaus van bewustzijn....26 5.3.3. Vormen van intelligentie- Gardner.. 28 5.3.4. Besluitvorming onder tijdsdruk.33 5.3.5. Crew resource management 34 5.4. Het leren en de overdracht..36-3 -

5.4.1. Inleiding...36 5.4.2. Hoe leren wij...36 5.4.3. Leerstijlen 38 5.4.3.1. Inleiding..38 5.4.3.2. David Kolb Learning Style Inventory (LSI) 39 5.4.3.3. Vermunt, Inventaris van Leerstijlen (ILS).40 5.5. De leeromgeving..41 5.5.1. Inleiding..41 5.5.2. De leeromgeving..41 6. Vertaling naar de praktijk, onderwijssystematiek voor het trainen van het medisch personeel.43 6.1. Mindmap.43 6.2. De vertaling 45 6.2.1. Bewustwording...45 6.2.2. Herkenning..45 6.2.3. (Risico)inschatting.. 46 6.2.4. Algemene aspecten die een rol spelen...47 6.2.5. De opleider..48 7. Conclusies en aanbevelingen 49 Literatuurlijst..51 Bijlage 1 Vragenlijst...53 Bijlage 2 Leerstijlentest van Kolb........55 Bijlage 3 Leerstijlentest van Vermunt.62 Bijlage 4 Werkkaart gevaarlijke stoffen..64-4 -

1. Inleiding Als op 14 juli 2005 om 12.46 uur bij de gemeenschappelijke meldkamer Groningen de melding binnenkomt van de beveiliging van het Zernikecomplex in Groningen dat de brandweer en een ambulance nodig zijn vanwege een ontploffing met één of twee slachtoffers alarmeert de meldkamer de verschillende disciplines met de melding: ontploffing in isotopenlab met mogelijk meerdere slachtoffers. Zowel de brandweer, ambulance als politie rijden naar de faculteit Wiskunde, Natuurkunde en Scheikunde van de Rijksuniversiteit in Groningen. Tijdens het aanrijden was er aan brandweerzijde onderling contact over het (bovenwinds) aanrijden en over het gebruiken van meetapparatuur om radioactieve straling te meten. De politie en brandweer waren als eerste ter plaatse en wachten op de komst van de brandweer. Toen de tankautospuit 2 minuten later arriveerde werd, na contact te hebben gehad met het hoofd van de bedrijfshulpverlening, duidelijk dat de explosie niet had plaatsgevonden in het isotopenlab maar in een chemisch laboratorium op de 3 e verdieping van het gebouw. De bevelvoerder van de brandweer gaf vervolgens aan, hoewel er nog geen metingen en verkenning was geweest, dat de ambulancemedewerkers mee konden naar binnen. Op de 3 e verdieping aangekomen bleek er één persoon gewond te zijn geraakt door de explosie en door het vrijkomen van de stof. Het slachtoffer is op eigen kracht uit het laboratorium gekomen en is in het trappenhuis op de 3 e verdieping opgevangen door bedrijfhulpverleners. Het slachtoffer is in eerste instantie behandeld door de bedrijfshulpverleners en dit is later overgenomen door de ambulance die op de 3 e verdieping ter plaatse was. Het slachtoffer is naar de begane grond gebracht, is ontkleed en gedecontamineerd. Ongeveer een half uur later kregen zes personen; één politieagent, twee ambulancemedewerkers, twee BHV ers en één student van de universiteit, die allen in de nabijheid (of in contact) waren geweest met het slachtoffer, klachten die overeenkwamen met de symptomen van de vrijgekomen stof. Deze zijn voor controle naar het Universitair Medisch Centrum Groningen gebracht. Na controle konden ze - 5 -

het UMCG weer verlaten. Het slachtoffer dat betrokken was bij de explosie heeft langere tijd in het ziekenhuis gelegen vanwege zowel inwendig als uitwendig letsel door de chemische stof. Het is onbekend of zij blijvend letsel heeft overgehouden aan het ongeval. 1 In eerste instantie is dit een verslaglegging van een ongeval zoals er wel meer in Nederland plaatsvinden, maar als men dieper naar dit soort ongevallen gaat kijken en dan met name naar de multidisciplinaire samenwerking vallen er zaken op. Er vallen dan vooral zaken op zoals de omgang met gevaarlijke stoffen, de aannames die gemaakt worden bij incidenten met gevaarlijke stoffen en de risico s en (bijna) ongevallen die er uit ontstaan bij zowel de brandweer, ambulance en politie. De brandweer heeft de incidentenbestrijding van gevaarlijke stoffen als basis in haar les- en leerstof. Bij de manschappenopleiding wordt de ongevalbestrijding procedure (ogs procedure) al behandeld. Ook bij bevelvoerders, onderbrandmeesters, worden de gevaarlijke stoffen en adequate bestrijdingsmethoden uitvoerig behandeld tijdens de module gevaarlijke stoffen. Er zijn op diverse niveaus binnen het brandweerveld specialistische opleidingen zoals de hoofdbrandwacht module verkenner gevaarlijke stoffen en de op HBOniveau gegeven opleiding adviseur gevaarlijke stoffen. Maar hoe zit het met de andere disciplines en dan met name de politie en ambulancemedewerkers die evenzo als de brandweer als (één van de) eersten ter plaatse bij een incident met gevaarlijke stoffen komen? Hebben zij de beschikking over voldoende kennis en vaardigheden? Wordt er in hun basisopleidingen voldoende aandacht gegeven aan de gevaarlijke stoffen? In het volgende hoofdstuk wordt gekeken in hoeverre kennis en vaardigheden van gevaarlijke stoffen wordt behandeld in de basisopleidingen. 1 Uit: Evaluatie brandweerinzet, Explosie Zernikecomplex, hulpverleningsdienst Groningen, 22 september 2005. - 6 -

2. Gevaarlijke stoffen in basisopleidingen brandweer, politie en ambulance 2.1. Brandweer De brandweeropleidingen in Nederland kennen een modulaire opzet. In het kader van het nieuwe besluit brandweerpersoneel is de modulaire structuur vanaf 1 januari 2007 geleidelijk vervangen door een functie- en competentiegerichte opleidingsstructuur. In de volgens de nieuwe structuur opgezette en verplichte basisopleiding manschappen I wordt het onderwerp gevaarlijke stoffen behandeld. In de verplichte lesstof van deze opleiding wordt nader ingegaan op de soorten gevaarlijke stoffen, herkennen van gevaarlijke stoffen, risico s van gevaarlijke stoffen, eenvoudige ontsmettingsprocedures en het meten van explosieve mengsels en radioactiviteit. Op leidinggevend niveau kent het opleidingsysteem nog specifieke modules op het gebied van gevaarlijke stoffen. Op onderbrandmeester niveau (bevelvoerder) is er een module gevaarlijke stoffen die dieper ingaat op de chemie en de ongevallenbestrijding van gevaarlijke stoffen. Op officiersniveau, tenslotte, is er een opleiding adviseur gevaarlijk stoffen. 2.2. Politie Het politieonderwijs wordt door de politieacademie verzorgd. De politieacademie biedt onderwijs aan op basis van het samenhangende stelsel van opleidingen: het initieel en postinitieel politieonderwijs. Aanvullend op het samenhangend stelsel kunnen ook maatwerk opleidingen worden aangeboden. Het initieel politieonderwijs bevat de basisopleidingen voor politiefunctionarissen en de vrijwillige politie. De opleidingen kunnen worden gevolgd na een selectietraject en op basis van een dienstverband bij een politiekorps. De opleidingen zijn afgestemd op de vijf beroepsprofielen, die samen met de korpsen zijn vastgesteld. Deze beroepsprofielen sluiten aan bij de zogenaamde kwalificatieniveaus in het reguliere onderwijs. - 7 -

Het postinitiële onderwijs bestaat uit leergangen die bedoeld zijn voor specialisten en leidinggevenden binnen de politiefunctie. Er zijn drie leergangen voor leidinggevenden en negen specialistische leergangen. Deze leergangen sluiten aan en zijn een vervolg op het initieel politieonderwijs vanaf de opleiding tot allround politiemedewerker. politieonderwijs 2 Op niveau 2, 3 en 4 wordt in het politieonderwijs nader ingegaan op het onderwerp gevaarlijke stoffen. Tijdens de modules afhandelen verkeersongevallen, optreden bij milieuovertredingen en optreden bij kleine milieuovertredingen van bedrijven wordt ingegaan op het herkennen van gevaarlijke stoffen. Tijdens de specialistische opleiding milieuspecialist wordt er dieper ingegaan op de materie van gevaarlijke stoffen. 3 2 Bron: www.politieacademie.nl/politie/opleidingen/hetpolitieonderwijs 3 Bron: www.politieacademie.nl/politie/opleidingen/hetpolitieonderwijs - 8 -

2.3. Ambulance De Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening (SOSA) is het opleidingsinstituut van de ambulancesector. De status van SOSA is onder andere vastgelegd bij Koninklijk Besluit (KB524) en in het door de sector vastgestelde document Verantwoorde ambulancezorg. 4 De SOSA verzorgt initiële opleidingen voor ambulanceverpleegkundigen, ambulancechauffeurs en centralisten van de meldkamer ambulancezorg. De opleiding van ambulanceverpleegkundige is gericht op snel ontdekken van kritieke gezondheidsbelemmeringen en deze te behandelen. De opleiding van ambulancechauffeurs is gericht op de twee hoofdtaken van het werk namelijk: vervoertechnisch gedeelte en het medisch assisterend gedeelte. In zowel de opleiding van ambulanceverpleegkundige als ambulancechauffeur komen onderwerpen op het gebied van gevaarlijke stoffen niet voor. Binnen het Mobiel Medisch Team (MMT) zijn er geen specifieke opleidingen voor incidenten met gevaarlijke stoffen. In de basisopleiding van de piloot van het MMT wordt wel nader ingegaan op gevaarlijke stoffen, met name over het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de Crew Resource Management, voorheen cockpit resource management (CRM), opleiding die gevolgd wordt door de piloot en verpleegkundige wordt veel aandacht besteedt aan risicoherkenning en risicobewustwording. Deze kennis kan ook goed gebruikt worden tijdens incidenten met gevaarlijke stoffen. 4 Bron: www.ambulancezorg.nl/sosa - 9 -

3. Probleemstelling en werkwijze Na deze korte inventarisatie kan geconcludeerd worden dat er in de opleidingen en trainingen binnen de ambulancesector geen aandacht besteed wordt aan gevaarlijke stoffen en in het politieonderwijs in een aantal modules summier aandacht besteed wordt aan gevaarlijke stoffen. Om het onderzoek af te bakenen zullen we in deze rapportage ons verder richten op de medische sector, specifiek de ambulancesector en het MMT. Uit de evaluatie van de explosie op het Zernikecomplex blijkt dat dit tekort aan kennis en vaardigheden leidt tot gevaarlijke situaties waarbij ook de eigen veiligheid in gevaar kan komen. De centrale vraag van deze rapportage is: Op welke wijze kunnen de competenties die noodzakelijk zijn voor een veilige omgang met incidenten waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, bij het ambulancepersoneel en het personeel van het MMT getraind worden? De subvragen bij deze centrale vraag zijn: 1. Wat is het huidige kennis- en vaardighedenniveau? 2. Welke opleidingsmethode is het meest geschikt en welke menselijke en omgeving factoren spelen een rol? In de komende hoofdstukken zal allereerst een nulmeting worden uitgewerkt waarbij antwoord gegeven gaat worden op de subvraag over het huidige kennis- en vaardighedenniveau. Ten tweede zullen, met het oog op een praktijkgerichte opleidingssystematiek, in drie stappen gekeken worden welke aspecten een rol spelen bij het opleiden namelijk: 1. De lerende mens, 2. Het leren, 3. De leeromgeving. Ten slotte zullen de theorieën vertaald worden naar de praktijk en zullen er conclusies en aanbevelingen gegeven worden die de tweede subvraag en daarmee tevens de centrale vraag beantwoorden. - 10 -

4. Kennisniveau ambulancepersoneel en MMT 4.1. Nulmeting Gebleken is dat in de basisopleiding voor het ambulancepersoneel en het MMT het onderwerp gevaarlijke stoffen niet behandeld wordt. Om nu te onderzoeken wat het kennisniveau is van het personeel is een nulmeting een handig middel. Met een nulmeting wordt als het ware een foto van de organisatie gemaakt. Tijdens deze nulmeting wordt er met name gekeken naar het kennis- en vaardighedenniveau en de kennis- en vaardighedenbehoefte bij incidenten met gevaarlijke stoffen. In overleg met de medisch manager van de ambulancezorg Groningen, de leidinggevende van het Mobiel Medisch Team (MMT) en enkele artsen is een vragenlijst opgesteld die een beeld zou moeten geven van het kennis- en vaardighedenniveau en de kennisen vaardighedenbehoefte onder het personeel van de ambulance en het MMT in de provincie Groningen. De vragenlijst is weergegeven in Bijlage 1. De vragenlijst is opgebouwd uit 4 delen namelijk: 1. Werkzaamheden Inzicht in functie en bij welke organisatie werkzaam (ambulance en MMT). 2. Scholing & training Inzicht opleidingen & trainingen op het gebied van gevaarlijke stoffen en inzicht of deze trainingen als voldoende wordt ervaren. 3. Oefenen Inzicht in eerdere oefeningen op het gebied van gevaarlijke stoffen en eventueel met welke andere hulpverleningsdiensten gedaan. 4. Toekomstige trainingen - Inzicht of personeel vindt dat er voldoende oefeningen en (bij)scholingen worden gegeven om hun vaardigheden en kennis op het gebied van optreden bij gevaarlijke stoffen op peil te houden. - Inzicht of een aantal keer theoretische en praktische trainingen volgens de ondervraagden noodzakelijk zijn. - Inzicht welke onderwerpen tijdens de trainingen noodzakelijk zijn. - 11 -

In totaal zijn er ruim 150 vragenlijsten verspreid en zijn er in totaal 67 binnen de gestelde inlevertermijn terug ontvangen. Doordat een aantal personeelsleden zowel werkzaam is bij de ambulance als bij het MMT is de schatting dat ongeveer 50% van de ondervraagden zijn vragenlijst heeft ingevuld en geretourneerd. 4.2. Uitkomsten nulmeting 4.2.1. Werkzaamheden De vragenlijsten zijn verspreid onder het personeel van de ambulancezorg Groningen en Mobiel Medisch Team van noord Nederland. Van de 67 personen die de vragenlijsten hebben ingevuld is 20% werkzaam bij het MMT en 80% bij de ambulancezorg Groningen. Van de geënquêteerden is 5% werkzaam als arts, 46% werkzaam als verpleegkundige, 43% werkzaam als ambulancechauffeur, 3% als officier van dienst geneeskundig (OvD-G) en 3% als piloot. 3% 3% 5% 43% 46% arts verpleegkundige chauffeur OvD-G piloot - 12 -

4.2.2. Scholing & Training Van de geënquêteerden geeft 67% aan nog nooit opleidingen of trainingen gevolgd te hebben op het gebied van gevaarlijke stoffen. Van de 33% die aangeeft wel een opleiding of training gevolgd te hebben op het gebied van gevaarlijke stoffen blijkt de meerderheid dit tijdens brandweertrainingen gevolgd te hebben, de meeste zijn ook brandwacht bij een brandweerkorps. Tevens blijkt tijdens de training van de OvD-G deze materie soms behandeld te worden. 60% van deze trainingen worden nooit meer herhaald. 61% vindt dat zij te weinig theoretische kennis heeft voor de werkzaamheden om veilig en verantwoord om te kunnen gaan bij incidenten met gevaarlijke stoffen en 76% vindt dat zij te weinig praktische kennis in huis heeft voor deze werkzaamheden. theoretische kennis 15% 24% 61% voldoende onvoldoende weet niet - 13 -

praktische kennis 9% 15% 76% voldoende onvoldoende weet niet 4.2.3. Oefenen Van de geënquêteerden blijkt 52% nog nooit een oefening gedaan te hebben met gevaarlijke stoffen. Van de 48% die dit wel heeft gedaan heeft 51% dit tijdens een oefening met de brandweer gedaan en 31% met de politie. 18% blijkt oefeningen met andere externen gedaan te hebben zoals defensie en bedrijven. 77% van de ondervraagden is van mening dat zij niet voldoende oefeningen en bijscholingen aangeboden krijgt om hun vaardigheden op peil te houden op het gebied van optreden bij incidenten met gevaarlijke stoffen, 10% vindt dat wel voldoende en 13% weet het niet. - 14 -

voldoende trainingen en oefeningen 13% 10% 77% nee ja weet niet 4.2.4. Toekomstige trainingen Om een beeld te krijgen waar de behoefte ligt voor toekomstige trainingen is in de vragenlijsten bij dit laatste onderwerp de vraag gesteld aan wat voor trainingen behoefte is en de frequentie hiervan. Twee ondervraagden gaven aan, dat er geen behoefte is aan trainingen. De overige geënquêteerden gaven aan zowel theoretische als praktische trainingen te willen volgen. Daarbij geeft 76% aan 1x per jaar een theoretische training te willen en 74% wil daarnaast 1x per jaar een praktische training. - 15 -

frequentie theoretische trainingen 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 1x per jaar 2x per jaar 3x per jaar 6x per jaar 1x per 2 jaar frequentie praktische trainingen 40 35 30 25 20 15 10 5 0 1x per jaar 2x per jaar 3x per jaar 4x per jaar Als laatste vraag van de enquête is er gevraagd welke onderwerpen men graag behandeld zou willen zien. Risicoherkenning, samenwerking met de andere hulpverleningsdiensten, procedures bij incidenten met gevaarlijke stoffen en de medische behandeling bij incidenten met gevaarlijke stoffen werden hier het meest aangekruist. Verder werden nog bij overige onderwerpen genoemd de asbestprocedure en het oefenen bij risicovolle (chemische) bedrijven. - 16 -

onderwerpen trainingen 60 50 40 30 20 10 0 samenwerking risicoherkenning identificatie procedures medische behandeling overig Uit de vragenlijsten komt duidelijk naar voren dat het personeel van de ambulance en het MMT in Groningen vindt, dat zij niet voldoende kennis en ervaring hebben om hun werkzaamheden veilig en verantwoord uit te kunnen voeren bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Tevens ervaren zij dat zij op dit moment onvoldoende oefeningen en bijscholing krijgen aangeboden om vaardigheden te krijgen en/of hun vaardigheden op peil te houden. In de volgende hoofdstukken zal ingegaan worden op de vraag welke opleidingsystematieken gebruikt kunnen worden om deze (bij)scholing uit te voeren. - 17 -

5. Onderwijs 5.1. Onderwijssystemen De uitkomst van de vragenlijsten laat zien dat er behoefte is aan meer kennis en vaardigheden welke het personeel van de ambulance en het MMT in de praktijk bij incidenten met gevaarlijke stoffen kan toepassen. Er zijn veel onderwijsmethoden en het is dan ook niet eenvoudig om een opleidingssystematiek te vinden die direct toepasbaar is voor het geneeskundig personeel. We zullen daarom in drie stappen naar een onderwijssystematiek zoeken, namelijk door het kijken naar: De lerende mens Het leren: overdracht van kennis en vaardigheden De leeromgeving Nadat we deze theorieën en (leer)methoden behandeld hebben zullen we deze, in hoofdstuk 6, verwerken in een toepasbare onderwijsmethode voor het medisch personeel. 5.2. De lerende mens I 5.2.1. Algemeen De manier waarop iemand leert is persoongebonden. Ambities, ervaringen, karakter, achtergronden en andere factoren spelen een rol die iemand leert of juist niet leert. Leren is het veranderen van gedrag. Vaak zie je dat mensen eenvoudiger leren in situaties in hun vrije tijd. Er is dan vaak een sterke motivatie om iets te leren begrijpen, te kennen of eigen te maken. Gebrek aan motivatie kan er de oorzaak van zijn dat prestaties uitblijven of dat het prestatieniveau gering is. Motivatie is de motor van gedrag 5. Bij motivatie gaat het om de vraag: Waarom doe je iets? In deze paragraaf gaan we in op motivaties en een tweetal bekende motivatietheorieën om zo bouwstenen te krijgen voor de opleiding. 5 Je moet het Willen Hans Orlemans en Thea Rijsewijk, HRD Magazine, september 2003, nr 9. - 18 -

We gaan het achtereenvolgens hebben over: motivatie: actuele noodzaak motivatie: de behoefte aan ontplooiing motivatietheorie: Goal-setting van Locke en Latham (1990) motivatietheorie: Social learning - Bandura 5.2.2. Actuele noodzaak Als er een actuele noodzaak is leren we vaak veel. Het is noodzakelijk. Belangrijk is wel dat de lerende de noodzaak ervaart. Soms zie je wel dat het management werknemers opdraagt om een cursus of studie te volgen zonder dat noodzaak of motivatie gedeeld wordt. Het risico is dan aanwezig dat er geen motivatie van binnenuit (intrinsieke motivatie) aanwezig is en daarmee, mogelijk, een slechte basis voor het leerproces neergezet is. Uit de enquête blijkt dat de noodzaak tot training door driekwart van de ondervraagden erkend werd en de kennis grotendeels als onvoldoende wordt ervaren. We kunnen er dan ook vanuit gaan dat de actuele noodzaak en de intrinsieke motivatie bij het merendeel van de lerende aanwezig is. 5.2.3. De behoefte aan ontplooiing. 6 Leren doen we ook omdat we ons willen ontplooien in een bepaalde richting. Zelfontplooiing is een menselijke basisbehoefte, die volgens psycholoog Abraham Maslow (1976) pas ervaren wordt als aan een aantal andere behoefte kan worden voldaan. De piramide van Maslow geeft aan wat deze behoeften zijn en in welke volgorde van belangrijkheid zij van invloed zijn. We nemen in vogelvlucht de piramide door en beginnen bovenaan. Daar zien we de behoefte aan zelfontplooiing, we kunnen uit de opbouw van de piramide opmaken dat een lerende pas kan toekomen aan deze behoefte aan ontplooiing wanneer er voldoende mate van eigenwaarde of zelfrespect is ontwikkeld (een niveau lager in de piramide). 6 Praktijkgericht opleiden Jan Willem van den Boogert blz.80 t/m 82-19 -

Zelfontplooiing Eigenwaarde Sociale behoeften Veiligheid / zekerheid Primaire behoeften We gaan verder omlaag en zien dat basale sociale behoeften eveneens een rol spelen, zoals de behoefte aan contact en uitwisseling. Daarnaast is veiligheid een belangrijke behoefte. Iemand die zich om wat voor reden dan ook niet veilig voelt, zal geen impuls ervaren zich te willen ontplooien. Onveiligheid geeft een vluchtreactie of defensieve reactie. Ontwikkelen en ontplooien zijn tegengestelde reacties. Deze zijn naar buiten toe gericht; naar een geprojecteerd doel. Ontplooien betekent op pad gaan en impliceert de bereidheid om risico s en onzekerheid te ontmoeten. Dit kan iemand alleen aan als hij voldoende basisveiligheid en zekerheid heeft opgebouwd. Wanneer dit niet ontwikkeld is, dient er daarom in een opleidingstraject eerst gewerkt te worden aan het creëren van voldoende basisveiligheid. Daarna ontstaat bij de lerende vanzelf de ruimte om de behoeften hoger in de piramide te gaan volgen. Ten slotte spreekt Maslow van primaire behoeften de basis van de piramide. Deze behoeften zijn eten, slapen, warmte en zuurstof. Het is logisch dat als deze behoeften niet worden vervuld, er voor al het andere geen ruimte is. Fysieke honger dient eerst gestild te worden. Daarna pas ontstaat er ruimte voor de honger naar kennis. - 20 -

Indien de lerende (zelf)ontplooiing als behoefte heeft, dan kan het overbrengen van kennis eenvoudiger zijn dan bij een lerende die geen behoefte aan ontplooiing heeft. Volgens Van den Boogert zijn er bij zelfontplooiing verschillende gedragingen actief: 1. zelfsturing 2. interesse opbrengen 3. perspectief zien 4. feedback benutten Deze verschillende gedragingen maken dat er een goede basis voor ontplooiing is en de lerende actief is in het ontvangen van kennis. Bij mensen die (nog) niet aan zelfontplooiing toekomen kunnen er twee dingen aan de hand zijn: er wordt niet voldaan aan de behoeften lager in de piramide van Maslow; er ontbreken één of meer van de genoemde vermogens. In het volgende schema worden voorbeelden van gedrag weergegeven, die passen bij de aan-of afwezigheid van de genoemde vermogens: Vermogen Zelfsturing Interesse opbrengen Vermogen is zichtbaar in het gedrag Ik onderneem activiteiten uit vrije keuze. Ik zoek uit wat ik kan doen. Ik maak een eigen plan. Ik stuur en stuur zo nodig bij. Ik construeer. Ik heb interesse. Ik stel vragen. Ik kan me laten inspireren door anderen. Ik kijk of er iets te zien is wat mijn Vermogen is niet zichtbaar in het gedrag Ik onderneem alleen wat moét. Ik wacht af wat er op me afkomt. Ik zie wel. Ik volg anderen. Ik laat mij inplannen. Ik consumeer vooral. Ik heb geen interesse. Ik laat mij niet inspireren door anderen. Ik doe wat ik altijd doe, of wat ik moet doen. - 21 -

Perspectief zien Feedback benutten interesses raakt. Ik stel mezelf wel eens de vraag: waar wil ik naartoe, bijvoorbeeld met mijn werk? Ik trek lijnen door naar de toekomst en zie mogelijkheden en valkuilen. Ik ben geneigd te denken dat het glas nog half vol is. Ik laat merken dat ik benieuwd ben naar wat anderen vinden wat ik doe. Ik vraag gericht naar feedback. Als ik kritiek krijg, probeer ik er iets uit te halen om van te leren. Ik bedank mensen voor feedback. Ik leef vooral op het moment, omdat wat nu moet mij bezighoudt. Ik kijk niet naar de toekomst, want je weet toch niet wat de toekomst brengt. Als ik een halfleeg glas zie, denk ik: dit is al bijna op. Ik vraag nooit om feedback. Ik wil graag bevestiging dat ik de dingen goed doe. Feedback zie ik als een aanval. Als ik feedback krijg, laat ik dat de ene keer over mij heen komen, de andere keer vuur ik terug. Ik ontloop mensen die mij feedback willen geven of hebben gegeven. figuur: Schema: vermogens bij ontplooiing (uit: Praktijkgerichtopleiden Jan Willem van den Boogert) - 22 -

5.2.4 Motivatietheorieën Er is in de loop van tientallen jaren een behoorlijke hoeveelheid aan motivatietheorieën ontwikkeld. In deze paragraaf lichten 2 motivatietheorieën nader toe namelijk: Goal Setting theorie van Locke & Latham 7 en de Social learning 8 theorie van Bandura. De keuze om deze 2 theorieën te behandelen heeft te maken met het feit dat de twee theorieën een hedendaagse persoongerichte, moderne benadering kennen. 5.2.5. Goal-setting Locke & Latham 9 Volgens Locke & Latham presteren mensen beter als er op systematische wijze heldere en uitdagende doelen worden gesteld en er geregeld en specifiek feedback is over de mate waarin de doelen behaald worden. De goal-setting theorie van Locke en Latham (1990) houdt in dat goed geformuleerde doelstellingen motiverend werken. Locke en Latham hanteren hierbij vier criteria: 1. Werkdoelen moeten uitdagend zijn, maar de bekwaamheid van de medewerker niet te boven gaan. Te makkelijke taken vervelen op den duur en te moeilijke veroorzaken spanningen. 2. Werkdoelen moeten concreet en helder zijn. De medewerker dient precies te weten wat hij moet doen om het doel te bereiken. Doelen formuleren volgens het SMART-principe is daartoe een goede methode. De letters staan voor: specifiek-meetbaar-acceptabel-realistisch en tijdgebonden. 3. Werkdoelen moeten door de medewerker geaccepteerd zijn als doelen (commitment). Dat kan onder meer bereikt worden door hem bij het formuleren van de doelen te betrekken. 7 Locke, E.A. Latham, Goal Setting, a motivation thechnique 8 Bandura, Social learning theory 9 Bron: artikel: Je moet het willen- HRD magazine, nummer 9, september 2003-23 -