Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Tabel 1, schematisch overzicht van abstracte begrippen, variabelen, dimensies, indicatoren en items. (Voorbeeld is ontleend aan de masterscriptie van G. Schipper (Schipper, 2015)) Variabele (Abstract begrip) Dimensies Indicatoren Items Variabele (gemeten) De docent biedt ruimte aan zijn leerlingen om actief en zelfstandig te werken aan opdrachten en leertaken. De docent biedt ruimte aan leerlingen om eigen keuzes te maken qua opdrachten en leertaken. 1. In mijn lessen kunnen leerlingen zelf hun opdrachten kiezen. Creëren van een krachtige leeromgeving Leerlingen plannen voor een deel zelf hun werk. 2. In mijn lessen kunnen mijn leerlingen zelf hun werk plannen. Definitie: Een krachtige leeromgeving is een leeromgeving die enerzijds voldoende ruimte geeft aan leerlingen om actief en zelfstandig te werken aan uitdagende opdrachten en leertaken maar tegelijk voldoende systematische begeleiding biedt. De docent biedt uitdagende opdrachten en leertaken aan zijn leerlingen. De docent houdt rekening met verschillen tussen leerlingen in wat zij kunnen. De docent sluit met opdrachten en leertaken aan bij de belevingswereld en interesses van de leerlingen. De docent biedt mogelijkheden om te leren door doen: leerstof op een praktische manier verwerken: o.a. toepassen en oefenen. De docent sluit aan bij het beroepsgerichte vak, o.a. integratie van (onderdelen) AVO-vak en beroepsgericht vak. 3. Ik houd in mijn lessen rekening met verschillen tussen leerlingen in wat zij kunnen. 4. Ik sluit qua opdrachten en leertaken aan bij de belevingswereld en interesses van mijn leerlingen. 5. In mijn lessen leren leerlingen door te doen, bijvoorbeeld door de leerstof op een praktische manier toe te passen en te oefenen. 6. Ik sluit met mijn vak aan bij het beroepsgerichte vak van de leerlingen. 7. Ik zorg voor integratie van onderdelen van mijn vak en het beroepsgerichte vak van de leerlingen. Creëren van een krachtige leeromgeving Gemeten score op de gehanteerde schaal. - Gemeten minimum: - Gemeten maximum: - Gemiddelde score: 1
De docent maakt gebruik van klassikale instructie. De instructie van de docent is kort. De docent ondersteunt zijn instructie visueel. 8. Aan het begin van de les geef ik een korte instructie van maximaal 8 minuten. 9. Ik ondersteun mijn instructie m.b.v. het digibord. De docent biedt zijn leerlingen mogelijkheden om samen te werken aan opdrachten en leertaken. De docent geeft een opdracht of leertaak waarbij leerlingen elkaar nodig hebben om de opdracht uit te kunnen voeren. 10. In mijn lessen laat ik leerlingen samenwerken aan een opdracht, waarbij zij elkaar nodig hebben om de opdracht goed uit te kunnen voeren. De docent begeleidt en ondersteunt zijn leerlingen bij het uitvoeren van leeractiviteiten. De docent begeleidt leerlingen bij het plannen van hun werk. De docent begeleidt leerlingen bij het samenwerken. 11. Ik begeleid leerlingen bij het plannen van hun werk. 12. Ik begeleid leerlingen bij het samenwerken aan een opdracht. De docent integreert ICT binnen zijn lessen. De leerlingen maken in de les gebruik van een computer of tablet. De leerlingen maken gebruik van de digitale leeromgeving. 13. Leerlingen maken in mijn lessen gebruik van een computer of een tablet. 14. In mijn lessen maken de leerlingen gebruik van de elektronische leeromgeving. Van begrip-zoals bedoeld Operationaliseren Naar begrip-zoals bepaald 2
Tabel 2, schematisch overzicht van de Web-survey voor docenten (Voorbeeld is ontleend aan de masterscriptie van G. Schipper (Schipper, 2015)) Variabele Dimensies Indicatoren Items s o Meet niveau Bereik De docent biedt ruimte aan zijn leerlingen om actief en zelfstandig te werken aan opdrachten en leertaken. Leerlingen kiezen opdracht/taak Leerlingen plannen zelf hun werk 1 2 In mijn lessen kunnen leerlingen zelf hun opdrachten kiezen. In mijn lessen kunnen mijn leerlingen zelf hun werk plannen. S Interval 1-5 Rekening houden met verschillen 3 Ik houd in mijn lessen rekening met verschillen tussen leerlingen in wat zij kunnen. Aansluiten bij belevingswereld en interesse leerlingen 4 Ik sluit qua opdrachten en leertaken aan bij de belevingswereld en interesses van mijn leerlingen. Creëren van een krachtige leeromgeving De docent biedt uitdagende opdrachten en leertaken aan zijn leerlingen. Leren door doen 5 Aansluiten bij beroepsgericht vak 6 In mijn lessen leren leerlingen door te doen, bijvoorbeeld door de leerstof op een praktische manier toe te passen en te oefenen. Ik sluit met mijn vak aan bij het beroepsgerichte vak van de leerlingen. Integratie beroepsgericht vak 7 Ik zorg voor integratie van onderdelen van mijn vak en het beroepsgerichte vak van de leerlingen. De docent maakt gebruik van klassikale instructie. Korte instructie 8 Visuele ondersteuning instructie Aan het begin van de les geef ik een korte instructie van maximaal 8 minuten. 9 Ik ondersteun mijn instructie m.b.v. het digibord. De docent biedt zijn leerlingen mogelijkheden om samen te werken aan opdrachten en leertaken. Samenwerken 10 In mijn lessen laat ik leerlingen samenwerken aan een opdracht, waarbij zij elkaar nodig hebben om de opdracht goed uit te kunnen voeren. 3
De docent begeleidt en ondersteunt zijn leerlingen bij het uitvoeren van leeractiviteiten. Begeleiding bij plannen 11 Ik begeleid leerlingen bij het plannen van hun werk. Begeleiding bij samenwerken 12 Ik begeleid leerlingen bij het samenwerken aan een opdracht. De docent integreert ICT binnen zijn lessen. Gebruik computer/tablet 13 Elektronische leeromgeving 14 Leerlingen maken in mijn lessen gebruik van een computer of een tablet. In mijn lessen maken de leerlingen geen gebruik van de elektronische leeromgeving. x De items hebben in dit voorbeeld de vorm van stellingen. De respondent kan aangeven in welke mate hij het met de stelling eens of oneens is. Hij heeft hierbij de keuze uit vijf antwoorden (5-puntsschaal), die lopen van: 1. Bijna nooit -2. Soms -3. Regelmatig - 4. Vaak 5. Bijna altijd De meting vindt op intervalniveau plaats. De afstand van de schaalwaardes wordt in dit voorbeeld als gelijk beschouwd. 1 De data die uit deze vragen voortgekomen zijn, worden als kwalitatieve data beschouwd. De kolom S geeft aan of het een samengestelde variabele betreft. Hiervan is in dat geval de Cronbach s alpha berekend. Bij een Cronbach s alpha van 0,7 of hoger is er sprake van voldoende samenhang tussen de items. In de kolom O wordt aangegeven of een item omgekeerd geformuleerd is ( zoals bijvoorbeeld bij de stelling In mijn lessen maken de leerlingen geen gebruik van de elektronische leeromgeving ). In dat geval moet namelijk de score gespiegeld worden bij de berekening van Cronbach s alpha. Variabele: een abstract begrip, een verschijnsel/fenomeen dat kan variëren (bijvoorbeeld creëren van een krachtige leeromgeving). Algemene naam voor een gemeten (of nog te meten) kenmerk bij de onderzoeksobjecten. Dimensie: de dimensies van een variabele (abstract begrip) meten ieder een ander aspect van het begrip. Scores op verschillende dimensies hoeven niet samen te hangen: iemand kan bijvoorbeeld heel tevreden zijn over de dimensie De docent biedt ruimte aan zijn leerlingen om actief en zelfstandig te werken aan opdrachten en leertaken, maar ontevreden over de dimensie De docent biedt uitdagende opdrachten en leertaken aan zijn leerlingen. Bij iedere dimensie kan de onderzoeker zich afvragen of deze door een of meer indicatoren moet worden gerepresenteerd. Zo wordt in het voorbeeld de 1 Voor veel statistische analyses is het noodzakelijk om te veronderstellen dat de antwoorden op de Likertschaal niet alleen ordinaal, maar ook interval geschaald zijn. Formeel voldoen Likert schalen echter niet aan deze eis. De 'afstand' tussen twee opeenvolgende antwoordcategorieën zoals "eens" en "noch mee eens, noch mee oneens" is niet noodzakelijkerwijs gelijk aan de 'afstand' tussen twee andere opeenvolgende antwoordcategorieën zoals "helemaal mee eens" en "eens". Toch wordt in een aantal wetenschapsgebieden nog wel aangenomen dat elke opeenvolgende antwoordcategorie precies even 'ver' van de voorgaande als de opvolgende antwoordcategorie staat. 4
dimensie De docent biedt uitdagende opdrachten en leertaken aan zijn leerlingen uitgesplitst in 4 afzonderlijke indicatoren. Indicatoren binnen een dimensie meten ongeveer hetzelfde, maar op een iets andere manier. Indicator: een kenmerk waarmee je de een dimensie van de variabele meetbaar kunt maken, een manier om een bepaald fenomeen te meten en hetzij kwantitatief in cijfers, hetzij kwalitatief via bepaalde informatie te vatten. Item: een uitspraak over het te meten verschijnsel. Bijvoorbeeld een vraag in een enquête. Iedere indicator wordt omgezet in één of meerdere items/enquêtevragen en samen geven de scores op de indicatoren een indruk van de desbetreffende dimensie van het abstracte begrip. De scores binnen één dimensie worden wel geacht samen te hangen, zij meten immers ongeveer hetzelfde. Om dit te controleren wordt van de items de Cronbach s alpha bepaald. Bij een Cronbach s alpha van 0,7 of hoger is er sprake van voldoende samenhang tussen de items en is het mogelijk om uitspraken te doen over een combinatie van items of zelfs op dimensie of variabelenniveau. Indien de Cronbach s alpha te laag is kan soms door één item weg te laten uit de berekening wel een acceptabele waarde voor de Cronbach s alpha verkregen worden. De Likert schaal is een in de sociale wetenschappen veel gebruikte manier om abstracte begrippen te meten. Een Likert schaal bestaat uit verschillende uitspraken over een onderwerp, waarbij de respondent kan aangeven in hoeverre hij of zij het eens is met deze uitspraak (1 = helemaal oneens, 2 = oneens, 3 = noch mee oneens, noch mee eens, 4 = eens, 5 = helemaal eens). De uiteindelijke meting van het abstracte begrip komt tot stand door het optellen van de verschillende items die dezelfde indicator of dimensie betreffen. Indien de uitspraken (items) over een indicator of dimensie zowel negatief als positief geformuleerd zijn, moeten de negatieve antwoordcategorieën zodanig gespiegeld (omgedraaid) worden dat alle items de indicator of dimensie op dezelfde manier meten. Als je een eindoordeel over de gemeten waarde van een variabele toe wilt voegen, dan moet er een benchmark gedefinieerd worden (deze geeft bijvoorbeeld aan wanneer iets als voldoende of onvoldoende wordt beschouwd). De benchmark wordt door de onderzoeker bepaald en verantwoord in het onderzoeksverslag. 5
Berekening Cronbach s alpha Voor de vragen/items die je wilt samenvoegen tot een samengestelde variabele kun je de Cronbach's Alpha bepalen. Als de berekende Cronbach's Alpha aan het criterium voldoet (de Cronbach s Alpha moet tenminste 0,7 bedragen), mag je de vragen/items samenvoegen tot een nieuwe (samengestelde) variabele.... Je gebruikt voor de Cronbach's Alpha de volgende formule: (Aantal vragen die je wilt samenvoegen / aantal vragen die je wilt samenvoegen 1) x (1 (som van de varianties van de vragen die je wilt samenvoegen) / variantie van de totaalscores van de samengevoegde vragen) Stel je wilt controleren of je vraag 4, 5, 6 en 7 mag samenvoegen tot een samengestelde variabele: De formule wordt dan: aantal vragen die je wilt samenvoegen = 4 aantal vragen die je wilt samenvoegen -1 = 4-1 = 3 je berekent voor vraag 4 de variantie (over de antwoorden die de respondenten op vraag 4 hebben gegeven) je berekent voor vraag 5 de variantie (over de antwoorden die de respondenten op vraag 5 hebben gegeven) je berekent voor vraag 6 de variantie (over de antwoorden die de respondenten op vraag 6 hebben gegeven) je berekent voor vraag 7 de variantie (over de antwoorden die de respondenten op vraag 7 hebben gegeven) som van de varianties van de vragen die je wilt samenvoegen = variantie vraag 4 + variantie vraag 5 + variantie vraag 6 + variantie vraag 7 Vervolgens tel je voor respondent 1 de scores op van vraag 4 t/m 7 dus: totaalscore = score vraag 4 + score vraag 5 + score vraag 6 + score vraag 7 Vervolgens tel je voor respondent 2 de scores op van vraag 4 t/m 7 dus: totaal score = score vraag 4 + score vraag 5 + score vraag 6 + score vraag 7 Vervolgens tel je voor respondent 3 de scores op van vraag 4 t/m 7 dus: totaal score = score vraag 4 + score vraag 5 + score vraag 6 + score vraag 7 enzovoort Je hebt dan een kolom gemaakt met daarin onder elkaar steeds de totaalscores van de respondenten (berekend over de vragen 4 t/m 7), deze kolom ziet er dus als volgt uit: 6
totaalscore respondent 1 (betreffende vraag 4 t/m 7) totaalscore respondent 2 (betreffende vraag 4 t/m 7) totaalscore respondent 3 (betreffende vraag 4 t/m 7) enzovoort Vervolgens bepaal je de variantie over deze kolom met totaalscores, dit is de variantie die bedoeld wordt met variantie van de totaalscores van de samengevoegde vragen Vervolgens kun je alle getallen in de formule invullen en heb je Cronbach's Alpha.... Subgroepen gebruik je alleen als je je respondenten in verschillende categorieën wilt onderverdelen, bijvoorbeeld docenten onderbouw en docenten bovenbouw. In feite verdeel je dan je dataset in categorieën. Per categorie (dus per sub-dataset) kun je dan gewoon alles berekenen op dezelfde manier als hiervoor is aangegeven.... Omkeren van negatieve variabelen doe je alleen als je een negatieve vraagstelling hebt (zoals: 'Mijn teamleider draagt niet bij aan een duidelijke structuur in het team') terwijl al je overige vragen positief zijn geformuleerd. Een hoge score op een 'negatief geformuleerde vraag' komt dus overeen met een lage score op een 'positief geformuleerde vraag' en omgekeerd. score 1 bij negatief geformuleerde vraag komt overeen met een score 5 bij positief geformuleerde vraag score 2 bij negatief geformuleerde vraag komt overeen met een score 4 bij positief geformuleerde vraag score 3 bij negatief geformuleerde vraag komt overeen met een score 3 bij positief geformuleerde vraag score 4 bij negatief geformuleerde vraag komt overeen met een score 2 bij positief geformuleerde vraag score 5 bij negatief geformuleerde vraag komt overeen met een score 1 bij positief geformuleerde vraag Dus omgekeerde score van een negatief geformuleerde vraag = 6 - (oorspronkelijke score negatief geformuleerde vraag) De 'omgekeerde scores' vormen dus een nieuwe kolom, waarbij bij elke respondent de berekende omgekeerde score staat, je hebt dan gecorrigeerd voor de 'negatieve vraagstelling' en kunt de nieuwe kolom met omgekeerde scores gewoon behandelen als de rest van de kolommen met daarin de antwoorden van de overige vragen. 7
Literatuur Baarda, B. (2012). Basisboek Methoden en Technieken: Kwantitatief praktijkgericht onderzoek op wetenschappelijke basis. Groningen: Noordhoff Uitgevers bv. Schipper, G. (2015). Masterscriptie: Naar hogere opbrengsten bij de AVO-vakken in de Kaderberoepsgerichte leerweg. Barneveld. 8