valorisatie bij de universiteit van amsterdam 45 Valorisatie bij de Universiteit van Amsterdam



Vergelijkbare documenten
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

regeling valorisatie Artikel 3 Aanspraken op kennis en/of IE-rechten Artikel 6 Vestigen, verdedigen en in stand houden van IE-rechten

Keuzemenu valorisatie indicatoren

Zin en betekenis van (kennis)valorisatie belicht en toegelicht (av)

Wegwijzer Horizon 2020

Gelet op artikel 4.5, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Horizon MKB instrument & Fast track to Innovation. Martijn Lammers. Nationaal Contactpunt voor het MKB in Horizon 2020.

AUHL RICHTLIJNEN BIJ HET OPRICHTEN VAN EEN SPIN-OFF

Regeling Kennisrechten UM en azm

Prestatie-indicatoren voor Valorisatie. Landelijke Commissie Valorisatie Delft, 12 mei 2011 Eppo Bruins Rens Vandeberg Leonie van Drooge

Tilburg University 2020 Toekomstbeeld. College van Bestuur, april 2013

STW-gebruikerscommissie

Afdeling Kennistransfer & Business Development

Horizon 2020 Kansen voor Hogescholen

Advies Universiteit van Amsterdam

Richtlijnen Intellectueel eigendom. Algemeen. Notitie met aanbevelingen

De Communicerende Universiteit (20%)

Bètasamenwerking UvA en VU Karen Maex, Peter van Tienderen, Hubertus Irth & Gert Grift Overzicht van aanpak en stand van zaken van de samenwerking

De definitieve opzet van Horizon 2020

PS2011MME05-1. Ontwerp-besluit pag. 3

Nieuwe kansen in de verhouding tussen huurder en verhuurder van laboratoria. Jeff Gielen, 28 oktober

Vormgeving van samenwerking binnen praktijkgericht onderzoek

Innovatie in samenwerking. Jasper Wesseling Plaatsvervangend directeur-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Ministerie van Economische Zaken

Valorisatie Technosprong. Paul Althuis,

Societal Impact: achtergrond & doel. SURFacademy Societal Impact Lieke van Fastenhout (UvA)

Advies Vrije Universiteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Inleiding Doelstelling van de Regeling Motivatie voor gezamenlijk VU en VUmc beleid en een gezamenlijke regeling

Horizon 2020 Secure Societies

Naar een goede waarde

Call for proposals. Nationale Wetenschapsagenda. Den Haag, maart 2019 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Randvoorwaarden voor valorisatie. Dr Mirjam Leloux Directeur IXA UvA-HvA

Valorisatie Performance 2015 van de Nederlandse Universiteiten

Nota inzake Economic Development Board

Topsectoren. Hoe & Waarom

Bouwfonds Investment Management Belangenconflictenbeleid (Samenvatting)

Life Sciences & Health TKI 2015

Nota Universiteitsraad UR Aan : Universiteitsraad. Van : College van Bestuur. Opsteller : Leon van de Zande

Advies Universiteit van Tilburg

Het creëren van een innovatieklimaat

AUHL-REGLEMENT VALORISATIE VAN ONDERZOEKSRESULTATEN

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Regeling Kennisexploitatie VU

START-UP PACKAGE TENURE TRACK 2015

Verslag kernteam overleg nr. 4 WISE Donderdag 5 juni uur Het Breedhuis, Het Breed 16

BELEIDSPLAN. Brederodestraat VG Amsterdam Nederland. info@stichtingopen.nl Rabobank: NL44RABO

Het formulier zal na beoordeling openbaar worden gemaakt.

Navigatie topsectoren

Inhoud presentatie Cohesiebeleid Situatie Uitdaging EU2020

DE IMPACT VAN SAMENWERKING

Logistieke uitdagingen en kansen binnen Horizon 2020

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Page 2 18 november 2014 CWTS B.V. Centre for Science and Technology Studies, Leiden University

Functieprofiel Lid Raad van Commissarissen Pivot Park Holding

Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie DURVEN DELEN OP WEG NAAR EEN TOEGANKELIJKE WETENSCHAP

regeling nevenwerkzaamheden Artikel 6 (Neven)werkzaamheden in aanloop naar een nieuwe onderneming Artikel 9 Commissie nevenwerkzaamheden

Participatie Stichting BioMedTech Zuid-Holland BESLUITEN

Bundeling FALW en SILS Neurosciences

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op de artikelen 4, 6 en 32 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;

Goede onderwijsondersteuning is een professionele tak van sport die veel effect heeft op onderwijsinstellingen, kwalitatief opzicht.

Besluit HET COLLEGE VAN BESTUUR VAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM; BESLUIT:

P r o v i n c i e F l e v o l a n d

Hanze Invent. College van Bestuur 18 mei 2015

NATIONALE COALITIE DIGITALE DUURZAAMHEID BEGINSELVERKLARING. CONCEPT 4 juni 2007 DE UITDAGING

IPR regelingen binnen het STEVIN-programma

Regeling subsidie cultuureducatie gemeente Oisterwijk 2016

Position Paper: Governance in het Stedelijk Museum Amsterdam, zoals ontwikkeld tussen

5 jaar in beeld.

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

2. voorbeeld beleidsartikel

Regels topsectoren en innovatie - provincie Gelderland -

Platformtaak volgens gemeente

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, PS2008MME13-1 -

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG..

Innovatie-instrumenten voor bedrijven in Nederland. Naar de top! Ino Ostendorf MT-lid directie Innovatie & Kennis

Ondersteuning van impact door Hogescholen

B. Stuurgroep Vervoerregio, 18 september 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Introductie: CMI NEN als nieuwe Publiek - Private Samenwerking (PPS) in de context van het IMDI.nl

Samen aan de IJssel Inleiding

Subsidieverlening voor landelijke deskundigheidsbevordering van vrijwilligers.

CVO Groningen. Annemieke Galema en Jan Sikkema 18 september 2012

Besluitvorming. Plafond/streefbedrag Minimumbedrag 0

Alliantietoets. Laatst geactualiseerd 05/11/09

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op de artikelen 4, 6 en 32 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;

DE GOUDEN KIEM Prijs voor de beste chemische start-up Oproep voor het nomineren van kandidaten voor

Profiel. Opleidingsmanager HBO-Rechten. 10 mei Opdrachtgever Hogeschool van Amsterdam Faculteit Maatschappij en Recht

Stimulering Europees Onderzoek

new world CAMPUS Op de grens van organisaties begint de New World Campus

Samenwerking hogescholen en MKB in de topsectoren ZWAARTEPUNTVORMING PROFILERING SAMENWERKING KWALITEIT DUURZAME VERANKERING

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Samenwerking. Innovatie. Groei. Bedrijven, kennisinstellingen en overheden voor een krachtige metropoolregio Amsterdam

Stimulering Europees Onderzoek

DORDRECHT. Aan. de gemeenteraad

Beleidsplan Tellus Film Fundering

Samenwerkingsagenda Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de Provincie Gelderland

Profiel Rector magnificus

Transcriptie:

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 45 Valorisatie bij de Universiteit van Amsterdam

44 universiteit van amsterdam Foto omslag Ultrasonic Verification Alarm: een nieuwe methode voor de herkenning van schades in materialen. Door dr. Rudolf Sprik, van der Waals-Zeeman Institute, Institute of Physics, Universiteit van Amsterdam en dr.ir. Robert Jan de Boer, Lectoraat Aviation Engineering, Hogeschool van Amsterdam.

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 1 Woord vooraf Wetenschappelijk onderzoek is de basis van de kennis en expertise die aan de Universiteit van Amsterdam wordt ontwikkeld. Die kennis en expertise wordt gedeeld met anderen. Soms is dat delen van kennis beperkt tot de academische wereld zelf, zoals het verzorgen van onderwijs of het publiceren in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften. Dikwijls is sprake van het delen van kennis in een maatschappelijk breder verband (organisaties, bedrijven, instellingen en burgers). De wijze waarop het delen van kennis met de samenleving in de ruimste zin van de betekenis plaatsvindt heeft talloze verschijningsvormen; dit noemen wij valorisatie. De UvA streeft daarbij naar een zo groot mogelijke impact van de kennis die zij ontwikkelt en van de manier waarop zij die deelt. Bij het delen van wetenschappelijke kennis komt steeds vaker de vraag aan de orde of de opgedane (meestentijds uit publieke middelen gefinancierde) kennis om niet wordt gedeeld, of dat er economische waarde tegenover moet staan. In het laatste geval leidt dit tot aanvullende vragen. Bij de beantwoording van die vragen acht de UvA het noodzakelijk om transparant te maken hoe de Universiteit van Amsterdam daarmee omgaat: welke keuzes worden gemaakt en door wie, welke spelregels gelden daarbij voor medewerkers en faculteiten en hoe verantwoorden we de gemaakte keuzes. Deze publicatie is bedoeld om de duidelijkheid over de regels en het gedrag die wij hanteren bij valorisatieactiviteiten horen, te vergroten. Hierbij is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van eerder uitgebrachte adviezen over valorisatie, zoals de publicaties van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), opgedane ervaringen met regelgeving over valorisatie bij andere kennisinstellingen, en met de afspraken die in VSNU-verband zijn gemaakt op het gebied van valorisatie. Helderheid over het beleid van valorisatie bij de Universiteit van Amsterdam en de daarvan afgeleide regels is noodzakelijk; dan weet iedereen binnen en buiten onze academische gemeenschap waar hij of zij aan toe is. Deze universitaire beleidsnotitie en de bijgevoegde regelingen Valorisatie 2014 en Nevenwerkzaamheden 2014 zijn daarvoor bedoeld. dr. L.J. Gunning-Schepers Voorzitter College van Bestuur UvA

2 universiteit van amsterdam

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 3 Inhoudsopgave 4 4 5 6 11 11 13 13 14 15 16 17 19 20 21 22 23 24 26 27 30 31 36 36 36 38 39 39 40 42 1. Positionering valorisatie bij de Universiteit van Amsterdam 1.1. Definitie en belang van valorisatie 1.2. Doel van kennisbenutting 1.3. Kennisbenutting, onderzoek en indicatoren 2. Faciliteren van valorisatie 2.1. Kennisdisseminatie en kennisbenutting 2.2. Duidelijke en transparante regels 2.3. Regeling Valorisatie 2014 2.3.1. Melding, geheimhouding en octrooiaanvraag 2.3.2. Exploitatie van kennis of IE-rechten: licenties, overdracht en inkomstenverdeling 2.3.3. Exploitatie van kennis of IE-rechten: oprichting new venture en participatie 2.4. BKT: professionele ondersteuning van valorisatie 2.5. Pan Amsterdams TTO 2.6. Financieel instrumentarium voor valorisatie: de fondsen 2.6.1. Octrooifonds 2.6.2. Proof of Concept fonds 2.6.3. Pre-Seed fonds 2.6.4. Seed fonds 2.7. Participeren in een new venture door de Universiteit van Amsterdam 2.8. UvA Holding B.V. 2.9. Contractresearch 2.10. Nevenwerkzaamheden en valorisatie 3. Aanvullend valorisatiebeleid 3.1. HRM Beleid 3.2. Registratie en evaluatie van valorisatie 3.3. Amsterdam Centre of Entrepreneurship (ACE) 3.4. Incubator faciliteiten: Roeterseiland Campus (REC) en het Sciencepark Amsterdam 3.4.1. Roeterseiland Campus (REC) 3.4.2. Sciencepark Amsterdam Bijlage 1. Organisatieschema UvA Holding B.V.

4 universiteit van amsterdam 1. Positionering valorisatie bij de Universiteit van Amsterdam 1.1. Definitie en belang van valorisatie De Universiteit van Amsterdam hanteert de volgende definitie van valorisatie: De uit wetenschappelijk onderwijs en onderzoek verkregen kennis geschikt of beschikbaar maken voor economische of maatschappelijke benutting dan wel benutten via (participatie in) concurrerende producten, diensten, processen en nieuwe bedrijvigheid 1. In deze definitie is besloten dat het bij valorisatie zowel gaat om kennisdisseminatie als om kennisbenutting. Kennisdisseminatie betreft al die activiteiten die inzichten uit wetenschappelijk onderzoek en onderwijs openbaar maken, en zo geschikt voor gebruik of toepassing door een ander publiek dan wetenschappers zelf. Kennisbenutting betreft het omzetten van kennis in concurrerende producten, diensten, processen en nieuwe bedrijvigheid. Ruwweg komt dit overeen met het delen van kennis om niet, en het delen van kennis tegen een economische waarde 2. Benadrukt wordt dat hierbij geen sprake is van een hiërarchie; beide vormen van valorisatie zijn voor de Universiteit van Amsterdam van grote betekenis. Het gaat om de impact die beide activiteiten hebben, in economische zin en op de samenleving. Dat het belang dat aan valorisatie wordt gehecht de laatste jaren is toegenomen, wordt op landelijk niveau geïllustreerd door de verankering van valorisatie als 1 Deze definitie sluit nauw aan bij de definitie die door de Landelijke Commissie Valorisatie (LCV) wordt gebruikt (Waardevol: Indicatoren voor Valorisatie, Utrecht; STW; Technopolis; Rathenau): Het proces van waarde creatie uit kennis, door kennis geschikt en/of beschikbaar te maken voor economische en/of maatschappelijke benutting en te vertalen in concurrerende producten, diensten, processen en nieuwe bedrijvigheid. 2 Het gaat hierbij om de eventuele opbrengsten van valorisatie, waarbij het zowel kan gaan om materiële en immateriële opbrengsten en niet om kosten van valorisatie die bij beide vormen substantieel kunnen zijn.

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 5 derde kerntaak (artikel 1.3 lid 1) in de Wet op het Hoger Onderwijs uit 2005 3. Deze verankering is recent nader gematerialiseerd in de eis om uiterlijk in 2016 minimaal 2,5% van de publieke onderzoeksmiddelen in Nederland te besteden aan valorisatie. Overigens heeft de Universiteit van Amsterdam ervoor gekozen deze doelstelling (uiterlijk) in 2015 reeds te behalen. Het belang dat de Universiteit van Amsterdam hecht aan valorisatie wordt geduid in het Instellingsplan 2011-2014: De Universiteit van Amsterdam ziet het als haar taak om vanuit onderwijs en onderzoek maatschappelijke en economische meerwaarde te creëren. De UvA stimuleert ondernemerschap onder studenten en wetenschappers en werkt aan de versterking van de kennis- en innovatieagenda van Amsterdam. Dat doet ze samen met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, waaronder culturele instellingen en de overheid. 1.2. Doel van kennisbenutting In zijn advies aan de Amsterdamse kennisinstellingen, Kiemen voor een Pan-Amsterdams valorisatieplan van november 2011 4, stelt prof. dr. Dekeyser dat de tijd rijp is om een grote stap vooruit te zetten in de valorisatie-activiteiten in de Amsterdamse regio. Deze huizenhoge opportuniteit vloeit voort uit zijn waarneming dat het onderzoek in Amsterdam zowel kwantitatief als kwalitatief hoog is, er brede steun is voor integratie van valorisatie in de missies en takenpakketten van de samenwerkende instellingen en dat er een grote vraag is bij met name jonge onderzoekers naar ondersteuning bij valorisatie. Hij benadrukt in zijn advies dat het noodzakelijk is dat de objectieven voor valorisatie worden geëxpliciteerd, dat daarbij een prioriteitsstelling wordt aangegeven en 3 In 2005 namen toenmalig minister Van der Hoeven en staatssecretaris Rutte het initiatief om valorisatie als derde kerntaak ook in de Wet op het Hoger Onderwijs te verankeren. Zie OCW, Wetenschapsbudget 2004 (Den Haag 2004) en de brief van de bewindslieden Van der Hoeven en Rutte aan de voorzitters van de Colleges van Bestuur van 27 januari 2005 (OWB/AI/04-57055). 4 Prof. dr. Rudy Dekeyser is door de samenwerkende instellingen (UvA, VU, AMC en VUmc) gevraagd advies uit te brengen voor de vorming van een gezamenlijk Pan-Amsterdams valorisatieplan om de valorisatie in de Amsterdamse regio substantieel te versterken. Dekeyser was onder meer 15 jaar directeur van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB).

6 universiteit van amsterdam dat dit vervolgens op structurele wijze wordt gecommuniceerd. Dat verleent namelijk focus aan de valorisatieactiviteiten in een organisatie. De Universiteit van Amsterdam kiest voor de volgende twee doelstellingen in prioritaire volgorde: 1. de creatie van maatschappelijke en economische meerwaarde voor de samenleving vanuit het onderzoek en onderwijs 5. Het accent ligt daarbij op de regio Amsterdam; 2. meeropbrengsten genereren voor de uitvoering van onderzoek 6. Overigens, ten aanzien van de tweede doelstelling merkt Dekeyser in zijn advies op dat uit ervaring blijkt dat de inkomsten uit valorisatie maximaal ca. 15% van het totale onderzoeksbudget kunnen belopen, en dat slechts zelden doen. Het aandeel van de verkoop van participaties in new ventures (spin-off bedrijven) daarbinnen, is marginaal (en veelal een lucratieve toevalstreffer ). Veeleer zijn meeropbrengsten te verwachten uit licenties of inkomsten uit tweede en derde geldstroom, door te voldoen aan de aanvullende subsidievoorwaarden van valorisatie. 1.3. Kennisbenutting, onderzoek en indicatoren Excellent onderzoek en excellente onderzoekers vormen de allereerste vereiste voor succesvolle valorisatie. Aan die basisvereiste is volgens Dekeyser in de Amsterdamse universiteiten en universitaire medische centra ruim voldaan. Het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en het AMC strekt zich uit over een groot aantal disciplines en thema s, die onderling verschillen in de mate waarin en de manier waarop haar kennis het beste gevaloriseerd het beste kan worden. De ene discipline leent zich meer voor disseminatie van kennis, de andere kent meer mogelijkheden voor kennisbenutting. De Universiteit van Amsterdam (inclusief het AMC) kent 20 onderzoekzwaartepunten 7, waarin het 5 Oog voor Talent, Instellingsplan UvA 2011-2014, pag. 18. 6 Het gaat hierbij om opbrengsten uit licenties, octrooien en de verkoop van aandelen in spinoff bedrijven. Het genereren van extra inkomsten voor de (individuele) onderzoeker is geen doelstelling van de Universiteit van Amsterdam.

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 7 beste onderzoek is ondergebracht. Voor deze zwaartepunten zijn binnen de UvA zogenoemde trekkers aangewezen. Zij zijn de boegbeelden, die als uitdaging hebben de zwaartepunten tot volle wasdom te laten komen. In het profiel van de Universiteit van Amsterdam van juni 2012 8 zijn de onderzoekzwaartepunten geclusterd in 7 thema s, en vervolgens gerelateerd aan de ambities in Europees, nationaal en regionaal verband. Deze clustering wijst op de thema s die het meeste kans maken op succesvolle en grootschalige valorisatie, juist door haar aansluiting bij Horizon 2020 en de nationale en regionale topsectoren. 7 The International Rule of Law (1), Information Law (1), Private and Public European Law (1), Corporate Governance (1), Global Health (2), Cardiovascular Diseases (2), Metabolic Diseases (2), Infection and Immunity (2), Oral regenerative medicine (Bioengineering) (2), Oral Infections and Inflammation (2), Behavioral Economics (3), Brain & Cognition (3), Cultural Heritage and Identity (4), Cultural Transformations and Globalization, Urban Studies (4), Communication (5), System biology (6), GRavitation and AstroParticle Physics (GRAPPA) (6), Quantum Matter and Quantum Computing (6), Sustainable Chemistry (7). 8 De reactie van de UvA op de nota Kwaliteit in verscheidenheid (OCW) en het hoofdlijnenakkoord dat in december 2011 is gesloten tussen het ministerie van OCW en de VSNU.

8 universiteit van amsterdam Schema 1. Relatieschema onderzoeksthema s en ambities op Europees, nationaal en regionaal niveau. Horizon 2020 NL top sectoren Amsterdam Economic Board Transnational Law and Governance (1) Human Health (2) Cognition, Socio-economic Behaviour and Neuroscience (3) Globalisation, Identity, Inequality and Urban Enviroment (4) Communication and Information (5) Fundamentals of Natural Science (6) Sustainable World (7) Climate action, resource efficiency and raw materials Chemicals Secure, clean and efficient energy Energy Water Food security, sustainainable agriculture, marine and maritime research and bio-economy Agri-food Flowers and Food Health, demographic change and wellbeing Inclusive, innovative and secure societies Life sciences and health Red life sciences High tech ICT Smart, green and integrated transport Logistics Creative industry Logistics and trade Creative industry Financial sector Financial services Tourism and conferences

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 9 Uit dit schema valt op te maken dat er vele mogelijkheden zijn om actief invulling te geven aan de ambitie van de Universiteit van Amsterdam om een wezenlijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling, verdieping en uitvoering van de diverse economische en innovatieve agenda s van de verschillende partijen in de samenleving, voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Voorwaarde voor een succesvol valorisatiebeleid is focus behouden en resultaten voor een breed publiek zichtbaar maken. Deze resultaten moeten worden gemeten. In termen van maatschappelijke impact, om te leren wat de beste valorisatie-instrumenten zijn, en in het licht van de financiële eis om tenminste 2,5% van de publieke onderzoeksmiddelen te besteden aan valorisatie. In het hoofdlijnenakkoord dat in december 2011 is gesloten tussen het ministerie van OCW en de VSNU, is vastgelegd dat de universiteiten samen met de overheid indicatoren ontwikkelen die op de langere termijn kunnen worden gebruikt om valorisatie te meten. Door de VSNU is inmiddels een raamwerk Valorisatieindicatoren gepubliceerd dat het kader en het proces beschrijft waarmee de indicatoren worden ontwikkeld. De eerste keuzes zijn daarbij door ons inmiddels gemaakt. Inzet daarbij is dat er in 2015 een gedragen set indicatoren ontwikkeld en getest is, waarmee de resultaten van de valorisatie-inspanningen in verschillende wetenschapsdomeinen kunnen worden gemeten en beschreven. Bij de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord geldt voor de Universiteit van Amsterdam als referentiekader de aanbeveling van Dekeyser op dit punt: ontwikkel een beperkt aantal verstandige criteria die direct zijn afgeleid van de gekozen doelstellingen voor valorisatie. Vervolgens is het noodzakelijk om regelmatig, zowel kwantitatief als kwalitatief de resultaten te meten. De kunst daarbij is het te zoeken in de beperking, terwijl er een natuurlijke neiging lijkt te zijn het aantal indicatoren voortdurend uit te breiden 9. Om een indruk te geven van de omvang van enige valorisatie-indicatoren van de Universiteit van Amsterdam, zijn in onderstaande tabel de kerncijfers in 2013 opgenomen en de groei van dit aantal in de komende vijf jaar. Deze doelstelling hebben wij 9 Illustratief hiervoor is het aantal van 38 indicatoren waarover in het kader van de subsidietoekenning van het valorisatieprogramma van het ministerie van Economische Zaken moet worden gerapporteerd.

10 universiteit van amsterdam afgesproken in het kader van het valorisatieprogramma van de minister van Economische Zaken. Tabel: Valorisatie-indicatoren Universiteit van Amsterdam Nieuwe octrooien en invention disclosures Nieuwe licenties Gesloten samenwerkingscontracten Opgerichte new ventures 2013 12 12 2 1 t/m 2018 + 7 + 7 + 5 + 2 Afsluitend aan deze paragraaf wordt opgemerkt dat dit document zich met name richt op regels bij kennisbenutting en in veel mindere mate over de gewenste intensivering van de inspanningen voor verwerving van 2 de en 3 de geldstroommiddelen voor onderzoek, waar Bureau Kennistransfer (BKT) een belangrijke, stimulerende rol heeft te vervullen. Dat heeft absoluut niets te maken met een verschillend belang dat gehecht zou worden aan beide activiteiten, eerder integendeel. De spelregels voor de verwerving van de 2 de en 3 de geldstroom zijn echter veel verder uitgekristalliseerd en vaak extern al vastgesteld. Wat nog ontbrak in het beleidsinstrumentarium van de UvA, was beleid op het gebied van kennisbenutting.

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 11 2. Faciliteren van valorisatie 2.1. Kennisdisseminatie en kennisbenutting In de definitie van valorisatie zoals de Universiteit van Amsterdam die hanteert, is besloten dat het zowel gaat om kennisdisseminatie als om kennisbenutting. Zoals al aangegeven brengt de Universiteit van Amsterdam geen hiërarchie aan tussen kennisdisseminatie en kennisbenutting en hecht zij waarde aan valorisatie in alle wetenschapsdomeinen. Dat sluit niet uit dat aard, intensiteit en volgtijdelijkheid van de valorisatieactiviteiten kan variëren tussen en binnen de wetenschapsdomeinen, en ook niet dat er prioriteiten gesteld moeten worden in gebieden die het valorisatieprofiel van de UvA versterken. Kennisdisseminatie kent vele verschijningsvormen en varieert van lidmaatschappen in nationale commissies over hardnekkige beleidsproblemen tot publieksoptredens bij De Wereld Leert Door of op de Lowlands University. Van begeleiding van toegepast sociaal wetenschappelijk onderzoek in opdracht van overheden tot het schrijven van een goed leesbaar boek over het eigen vakgebied, geschikt voor een breed publiek. De bemoeienis van vele UvA-wetenschappers bij de rechtspraak, in de zorg, in de maatschappelijke opvang, bij jeugdzorg, het algemeen onderwijsbeleid of andere maatschappelijke sectoren, is een belangrijke vorm van het beschikbaar maken van de eigen wetenschappelijke kennis voor derden en van het vergroten van de impact van het eigen wetenschappelijk werk buiten de academie. Het schrijven van een column, deelname aan een publieksdebat, het samenwerken met een museum voor de inrichting van een tentoonstelling over schilderkunst in de Gouden Eeuw, het samenwerken met een thuiszorgorganisatie om huisbezoeken efficiënter en effectiever in te richten, dan wel het samenwerken met een bedrijf om groenere brandstoffen te ontwikkelen, het zijn allemaal valorisatieactiviteiten waarmee de Universiteit haar inbedding in - en meerwaarde voor - de maatschappij bewijst. Kenmerkend voor kennisdisseminatie is dat professionele ondersteuning op het terrein van het beschermen van kennis, het bepalen van de waarde en het commercialiseren ervan meestal niet aan de orde hoeft te zijn. Veelal zullen de

12 universiteit van amsterdam opbrengsten van kennisdisseminatie liggen in de sfeer van zichtbaarheid en reputatie van de universiteit, en bij uitzondering leiden tot het genereren van extra financiële middelen. Voor zover dat wel zo is, geldt in zijn algemeenheid dat deze middelen toekomen aan de universiteit. De kosten samenhangend met kennisdisseminatie, die soms aanmerkelijk kunnen zijn, worden dan ook in nagenoeg alle gevallen gedragen door de Universiteit van Amsterdam. Om kennisdisseminatie te bevorderen, voert de Universiteit van Amsterdam in principe een Open Access beleid voor haar publicaties en data. Dat betekent dat nieuwe kennis na openbaarmaking in tijdschriften vrij toegankelijk is voor iedereen. Het stimuleren van kennisdisseminatie, geschiedt onder andere door hieraan expliciet aandacht te besteden in de jaargesprekken met het wetenschappelijk personeel. Bij kennisbenutting ligt de kiem veelal bij exploiteerbare kennis en intellectueel eigendom, die is opgedaan door onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam. De bescherming ervan leidt vaak tot het vastleggen van intellectuele eigendomsrechten. Die rechten kunnen vervolgens de basis vormen voor kennisbenutting, wanneer zij door overeenkomsten in licentie worden gegeven, of worden overgedragen aan derden. Deze derden kunnen bestaande bedrijven zijn of een nieuw op te richten bedrijf. Medewerkers en/of de Universiteit van Amsterdam kunnen zelf in die bedrijven participeren. Bedrijven kunnen ook worden opgericht zonder dat er sprake is van vestiging van intellectuele eigendomsrechten, maar waar wel gebruik gemaakt wordt van de kennis en expertise die is opgedaan in het onderzoek dat aan de UvA is verricht. Dan wordt er bijvoorbeeld geld verdiend met het verlenen van diensten, waarop geen octrooien zijn te vestigen. Kennisbenutting komt niet alleen voort uit eigen onderzoek van de UvA, maar juist ook uit contractresearch; onderzoek voor derden, die natuurlijk niet voor niets geïnteresseerd zijn in het onderzoek en daarvoor willen betalen. Dit levert vergelijkbare vraagstukken rond kennisbenutting op als de andere genoemde voorbeelden van kennisexploitatie. Vraagstukken, waar heldere regels uitkomst voor kunnen bieden.

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 13 2.2. Duidelijke en transparante regels Het belang van de bescherming van intellectueel eigendom in de vorm van octrooien, het borgen van wetenschappelijke integriteit, het omgaan met commerciële belangen, transparantie van wetenschappelijk en zakelijk handelen, mogelijke conflicts of interest, en de juridische en maatschappelijke dimensies daarbij, vergen met name bij kennisbenutting een zorgvuldige en faire regelgeving en toepassing en handhaving daarvan. Onderdeel hiervan is het beschikken over een professionele en goed geëquipeerde ondersteuningsstructuur voor kennisbenutting. Deze regels en de ondersteuning daarbij zijn erop gericht het valoriseren optimaal te faciliteren. Het regelgevingskader van de Universiteit van Amsterdam op het gebied van valorisatie was voorheen geconcentreerd in de regeling Uitvindingen UvAmedewerkers en anderen en in de regeling Nevenwerk 10. Deze regelingen zijn niet meer toegesneden op de huidige praktijk waarin valorisatie een steeds prominentere plaats inneemt. Ook de vorming van het Pan Amsterdamse TTO 11 (en daarmee de onderlinge afstemming met andere Amsterdamse kennisinstellingen) en de noodzaak tot transparantie van het voormalig regelgevingskader, is een aanvullende reden om beide regelingen te vervangen. Hieronder wordt ingegaan op de regeling Valorisatie 2014. In de paragraaf 2.10 op de regeling Nevenwerkzaamheden 2014. 2.3. Regeling Valorisatie 2014 Wetenschappelijk onderzoek leidt in het algemeen tot openbaar toegankelijke kennis, in de vorm van artikelen in tijdschriften of boeken. Kennis als zodanig kan niet worden beschermd. In sommige gevallen kan echter sprake zijn van onderzoek waaruit exploiteerbare kennis en/of IE-rechten ontstaan. Indien dat het geval is, is het van belang deze uitvinding te beschermen, bijvoorbeeld via een octrooi. Alleen dan is geborgd dat de uitvinding commercieel interessant 10 Vastgesteld bij besluit nr. 2006cb0003 van het College van Bestuur van 10 januari 2006 en zoals gewijzigd bij besluit nr. 2009cb0229 d.d. 19 oktober 2009. 11 Daar waar in dit document wordt gesproken over het TTO wordt gedoeld op het Pan Amsterdamse TTO. De Universiteit van Amsterdam hanteert voor haar eigen faciliteit in dit verband vooralsnog de naam Bureau Kennistransfer (BKT).

14 universiteit van amsterdam blijft en dat de onderzoeker en de Universiteit van Amsterdam een vergoeding kunnen vragen voor deze kennis en/of IE-rechten. Dat fenomeen is inmiddels algemeen geaccepteerd. Transparante en duidelijke regelgeving is in die context noodzakelijk, in het bijzonder voor de onderzoeker. Dit om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen, wetenschappelijke integriteit te borgen en mogelijke conflicts of interest te signaleren en te reguleren. Mede in het licht van het toenemend belang van kennisvalorisatie, is de voormalige regeling van de Universiteit van Amsterdam ( Uitvindingen UvA-medewerkers en anderen ) vervangen door de regeling Valorisatie 2014. De regeling Valorisatie 2014 is separaat bij deze publicatie gevoegd. 2.3.1. Melding, geheimhouding en octrooiaanvraag Een medewerker is verplicht melding te maken van een mogelijk octrooieerbare uitvinding waarop hij of zij in het onderzoek is gestuit. Medewerkers moeten dit schriftelijk melden bij de decaan, met een afschrift aan het Bureau Kennistransfer UvA-AMC (BKT). Tegelijkertijd zijn medewerkers verplicht tot geheimhouding van activiteiten die kunnen leiden tot exploiteerbare kennis of IE-rechten, om deze te beschermen. De medewerker kan in verband met een registratieprocedure ter bescherming van IE-rechten door de UvA verplicht worden gedurende een periode van maximaal twaalf weken niet te publiceren over de uitvinding. De vinding wordt dan beschreven in een Invention Disclosure Form (IDF), waarbij de medewerker (uitvinder) als rechthebbende (op een deel van de netto inkomsten die eventueel voortvloeien uit de exploitatie van het octrooirecht) wordt vermeld. Dit laat onverlet dat de Universiteit van Amsterdam te allen tijde de (mede)rechthebbende is of wordt van de kennis en/ of IE-rechten voortkomend uit het wetenschappelijk onderzoek aan de instelling. BKT beslist, na inwinning van het advies van de decaan, over de octrooiaanvraag en de van toepassing zijnde territoria en termijnen. De kosten samenhangend met het vestigen, verdedigen en in stand houden hiervan komen ten laste van het octrooifonds, dat door de directeur BKT namens het College van Bestuur wordt beheerd. Denkbaar is dat BKT, in afwijking van het advies van de decaan, afziet van een octrooiaanvraag. De decaan kan in dat geval het College van Bestuur verzoeken, met daarbij een onderbouwing, om de aanvraag toch door

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 15 te zetten. Het besluit tot een octrooiaanvraag wordt in principe genomen binnen twee maanden na de melding. Als door de Universiteit van Amsterdam een aanvraag niet na de melding wordt ingediend dan heeft de onderzoeker het recht om de aanvraag zelf te doen voor eigen rekening en risico. Denkbaar is ook dat een IE-recht wordt overgedragen aan een onderzoeker of een derde partij. Dit laatste is een uitzonderingssituatie, waartoe alleen door het College van Bestuur kan worden besloten. 2.3.2. Exploitatie van kennis en/of IE-rechten: licenties, overdracht en inkomstenverdeling Bij de exploitatie van kennis en/of IE-rechten zijn er op hoofdlijnen twee vormen te onderscheiden. De eerste vorm is het in licentie geven, door het sluiten van een licentieovereenkomst met een derde partij. De tweede vorm betreft het overdragen van de kennis en/of IE-rechten. Beide vormen genereren middelen, maar het verschil is dat bij overdracht het juridisch eigendom overgaat naar de derde partij, terwijl bij een licentieovereenkomst het juridisch eigendom (de zeggenschap) in handen blijft van de Universiteit van Amsterdam. De Universiteit van Amsterdam kiest om die reden dan ook bij voorkeur voor de licentievorm. Het overdragen van kennis en/of IE-rechten aan een derde partij is ook hier een uitzonderlijke situatie, waartoe alleen door het College van Bestuur kan worden besloten. De regeling Valorisatie 2014 kent een verdelingssystematiek voor de netto inkomsten die worden gegenereerd door het sluiten van een licentieovereenkomst of de overdracht van kennis en/of IE-rechten: een derde deel voor de medewerker(s) of uitvinder(s) individueel of gezamenlijk en in onderling overleg te verdelen; per uitvinding is de aan de uitvinder(s) uit te keren vergoeding gedurende de gehele looptijd van het octrooi gemaximeerd tot een maximum van 2.500.000; een derde deel voor de faculteit of het onderzoeksinstituut waar de medewerkers werkzaam zijn; een derde deel voor het financieel instrumentarium voor stimulering van valorisatie van de Universiteit van Amsterdam.

16 universiteit van amsterdam Uitvinders mogen vrij beschikken over hun deel van de netto-inkomsten. Hierop zullen de wettelijke inhoudingen van loonbelasting en premies natuurlijk wel van toepassing zijn. 2.3.3. Exploitatie van kennis en/of IE-rechten: oprichting new venture en participatie Naast licentieovereenkomsten en het aangaan van samenwerkingscontracten met derden, is het opzetten van een nieuwe bedrijf een andere mogelijkheid om kennisbenutting vorm te geven. Zoals in paragraaf 1.3 al is aangegeven zal het aantal nieuwe bedrijven dat wordt gestart in absolute aantallen relatief beperkt zijn. Tegelijkertijd is er wel sprake van een stijgende lijn van dit aantal. Het beleidskader voor het opzetten van nieuwe bedrijven en het participeren daarin door medewerkers, de Universiteit van Amsterdam en eventueel derden is ook onderdeel van de regeling Valorisatie 2014. Investeren in een new venture kan op verschillende manieren plaatsvinden: door inbreng van kennis en/of IE-rechten; door inbreng in natura, door bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van faciliteiten door de Universiteit van Amsterdam, zoals laboratoriumruimte of apparatuur; door inbreng van personele capaciteit van medewerkers (veelal de onderzoeker(s) of uitvinder(s)); door inbreng in contanten; door verstrekking van een lening vanuit het financieel instrumentarium voor valorisatie van de UvA. Medewerkers worden - onder voorwaarden - in staat gesteld te participeren in de nieuw op te richten onderneming. Het is denkbaar dat de Universiteit van Amsterdam zelf niet participeert in een new venture, maar een medewerker wel. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de kennis en/of IE-rechten berusten bij de medewerker, of indien die rechten door de Universiteit van Amsterdam zijn overgedragen aan de medewerker of aan de new venture. Veelal zal er dan toch sprake zijn van inbreng door de universiteit, waarbij geen aandelen worden genomen, maar er een (kostendekkende) vergoeding wordt overeengekomen die aan de Universiteit van Amsterdam ten goede komt.

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 17 Indien IE-rechten van de Universiteit van Amsterdam worden ingebracht dan is hiervoor te allen tijde toestemming nodig van BKT, waarbij nadere voorwaarden kunne worden gesteld. Tevens kan sprake zijn van participatie door de Universiteit van Amsterdam, waarbij de universiteit een beperkt of een substantieel (meerderheids-) belang in de onderneming neemt. De participatie door de Universiteit van Amsterdam is altijd van tijdelijke aard. Participatie door de Universiteit van Amsterdam geschiedt uitsluitend door het College van Bestuur, via de UvA Holding B.V. en op basis van positieve adviezen van BKT en de UvA Holding B.V.. Ook het besluit tot vermindering of beëindiging van een participatie door de Universiteit van Amsterdam is uitsluitend voorbehouden aan het College van Bestuur, op advies van de directeur van de UvA Holding B.V. Wat betreft de participatie in een new venture door de medewerker geldt dat hiervoor geen maximum (aantal aandelen) geldt. Wel dient, in geval ook de Universiteit van Amsterdam participeert in de new venture tegenover het aantal aandelen van de medewerker investeringen te staan door de medewerker die in verhouding staan tot de waarde van het aandelenbezit. Deze aandelen dienen bovendien te worden gecertificeerd, waardoor een splitsing tussen het economisch en het juridisch belang bij de aandelen wordt gecreëerd. In de regeling Valorisatie 2014 is in de artikelen 9 en 10 het oprichten van new ventures en het participeren daarin nader uitgewerkt. Een aantal categorieën functionarissen mogen niet in een nieuwe onderneming zoals hiervoor bedoeld participeren. Het gaat dan om medewerkers die vanwege hun functie het belang van de Universiteit van Amsterdam ten opzichte van de nieuwe onderneming altijd moeten laten prevaleren. 12 Dit is een extra waarborg om (de schijn van) belangenverstrengeling van UvA en ondernemingen te voorkomen. 2.4. BKT: professionele ondersteuning van valorisatie Kennisbenutting kent verschillende stappen die specifieke kennis vereisen. 12 Voorbeelden van deze categorieën functies zijn directeuren bedrijfsvoering, controllers, medewerkers van het BKT of Pan Amsterdams TTO.

18 universiteit van amsterdam Voorbeelden daarvan zijn het beoordelen en het aanvragen van octrooien, het beoordelen van de valoriseerbaarheid van een vinding, het opstellen van businessplannen, en het vormgeven van complexe samenwerkingscontracten met derden. Die specifieke kennis wordt binnen universiteiten en universitaire medische centra veelal geconcentreerd in een gespecialiseerde organisatorische eenheid. Zo kent de Universiteit van Amsterdam het Bureau Kennistransfer (BKT). De staf van BKT wordt voor een deel gevormd door professionals met een wetenschappelijke en/of bedrijfsmatige achtergrond die expertise hebben op het vlak van valorisatie van wetenschappelijke kennis. BKT heeft een breed netwerk in de instelling, het bedrijfsleven, subsidiegevers en het maatschappelijk veld. BKT onderhoudt actief contact met onderzoekers en denkt met hen mee over valorisatiemogelijkheden. BKT wordt onder meer gefinancierd door de aanwending van 15% van de inkomsten die worden gegenereerd uit dividendinkomsten van participaties en van het afstoten van deelnemingen. Deze middelen zullen worden aangewend voor de verdere versterking en uitbouw van het financieel instrumentarium van het BKT. Deze inkomstenbronnen zijn additioneel op de inkomsten van het BKT uit licentieovereenkomsten, uit de overdracht van kennis, de basisbekostiging vanuit de Universiteit van Amsterdam en het AMC, en inkomsten die het BKT verwerft als gevolg van de kosten die door het BKT aanwijsbaar zijn gemaakt voordat tot uitkering van deze netto-inkomsten wordt overgegaan. Het BKT functioneert als een shared service en staat ten dienste van de faculteiten. Onderdeel van BKT is een specialistische eenheid, het subsidieteam, voor het ondersteunen ven de wetenschappelijke staven bij het verwerven van 2 de, 3 de en 4 de geldstroom projecten. De 2 de geldstroom projecten worden gefinancierd vanuit NWO en Europese Commissie in de opeenvolgende Kaderprogramma s voor onderzoek en innovatie. 3 de geldstroom projecten worden gefinancierd door private subsidiegevers (bedrijven en andere maatschappelijke partners zoals overheids-instellingen). De 4 de geldstroom betreft de zogenaamde collectebusfondsen, die men vooral in de medische hoek aantreft, en daar wel een aanzienlijke middelenstroom vormt (WKF, Nierstichting etc). Kenmerkend is het eenmalige, projectmatige aspect van deze subsidies. BKT heeft ten aanzien van deze subsidies een aantal taken, waaronder: het informeren van wetenschappelijk staf over subsidiemogelijkheden, het

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 19 ondersteunen van stafleden bij het opstellen van een aanvraag (procedurele, juridische en financiële aspecten), bij een omvangrijke aanvraag kan administratieve hulp geboden worden indien de aanvraag wordt toegekend, of helpen lobbyen bij subsidiegevers (zorgen dat de stafleden in programma- en beoordelingspanels komen en actieve lobby in Brussel). Positionering van deze eenheid binnen het Bureau Kennistransfer is in lijn met het advies van Dekeyser en te prevaleren boven een zelfstandige entiteit. 2.5. Pan Amsterdams TTO Samen met de Vrije Universiteit, het VU Medisch Centrum en het AMC streeft de UvA er bovendien naar een Pan Amsterdams TTO te vormen, samengesteld uit de transferoffices van deze instellingen. De UvA brengt haar BKT in deze constructie in. De vorming van het Pan Amsterdamse TTO heeft te maken met twee overwegingen. De Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, en de beide Amsterdamse universitaire medische centra, hebben gezamenlijk een subsidie aangevraagd in het kader van het valorisatieprogramma van het ministerie van Economische Zaken. Deze subsidie is in twee tranches van elk 5 mln. toegekend. Onderdeel van de subsidieaanvraag is de vorming van een Pan Amsterdams TTO. Een belangrijk deel van het eerder genoemde advies van Dekeyser was toegespitst op een te vormen Pan Amsterdams TTO, waarbij sprake is van een duidelijk mandaat en is te beschouwen als een facilitaire voorziening in het valorisatieproces, dat primair dienstbaar is aan onderzoek(ers). Idealiter zou daarbij moeten worden gestreefd naar een kostenneutrale inzet. Met andere woorden, het Pan Amsterdamse TTO dient zich op termijn zelf terug te verdienen. Een dergelijk hoogwaardig TTO dient op grond van het advies van Dekeyser te beschikken over een substantieel instrumentarium, variërend van specifieke vakkennis (bijvoorbeeld op het terrein van licenties en octrooien) tot aan facilitaire en financiële instrumenten. De Universiteit van Amsterdam deelt deze insteek ten volle, zowel wat betreft het eigen BKT als wat betreft het Pan Amsterdamse initiatief. Voor de Universiteit van Amsterdam is het evident dat de kennis, zoals juridische expertise op het terrein van octrooien, licenties en samenwerkingscontracten en op het terrein van nationale en internationale subsidieaanvragen geconcentreerd

20 universiteit van amsterdam zal moeten worden binnen het vorm te geven Pan Amsterdamse TTO. Concentratie van dit type kennis biedt niet alleen de mogelijkheid van elkaar te leren, maar ook voor verdere verdieping en specialisatie op deelterreinen. Daarmee kunnen ook schaalvoordelen worden behaald. Daarnaast is deze concentratie noodzakelijk vanwege de tendens dat samenwerkingsvormen met het bedrijfsleven een belangrijk toetsingscriterium vormen bij de beoordeling van substantiële subsidieaanvragen. Dat maakt de noodzaak tot specialisatie van expertise alleen maar groter. Tot slot biedt deze bundeling van kennis een kans om een strategischer inzet te ontwikkelen bij genereren van middelen uit de tweede, derde en vierde geldstroom, in nationaal maar vooral ook in internationaal verband. Het inbedden van de hiervoor genoemde subsidieaanvraag bij het ministerie van Economische Zaken in het breder verband van de Amsterdam Economic Board (AEB) is voor die bundeling van kennis illustratief. De AEB vloeit voort uit het convenant dat in november 2010 is gesloten tussen de Amsterdamse kennisinstellingen, de universitaire medische centra, overheden en het bedrijfsleven, waarin vergaande samenwerking is afgesproken om de Metropoolregio Amsterdam tot de top 5 van vooraanstaande vestigingsregio s van Europa te laten behoren in 2020. 2.6. Financieel instrumentarium voor valorisatie: de fondsen. Los van de vraag of het financieel instrumentarium volledig op Pan Amsterdams niveau vorm zal worden gegeven, is het voor de explicitering van het kader zoals dat in dit document wordt geduid van belang nader in te zoomen op het instrumentarium dat het BKT nu reeds (deels) tot zijn beschikking heeft. Meer in het bijzonder gaat het dan om de fondsen waarop door onderzoekers in verschillende stadia van valorisatie een beroep kunnen doen: het Octrooifonds, het Proof of Concept fonds, het Pre-Seed fonds en het Seed fonds. Tot het financieel instrumentarium van BKT behoren drie fondsen. De inzet van deze fondsen geschiedt namens het College van Bestuur door BKT. Bij de uitvoering van deze taak is tegelijkertijd een prominente rol weggelegd voor de decaan van de faculteit waartoe de onderzoekers die een beroep doen op deze fondsen werkzaam zijn. Het gaat om het Octrooifonds (IP-Fund), het Proof of Concept fonds (PoC- Fund) en het Pre-Seed fonds (Pre-Seed-Fund). Het Seed fonds is ondergebracht bij

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 21 de UvA Holding B.V. Voor het financieel instrumentarium als geheel geldt dat (gedeeltelijke) voeding ervan kan geschieden door de winstuitkering van de UvA Holding B.V. Besluiten hierover zijn voorbehouden aan het College van Bestuur. 2.6.1. Octrooifonds Het Octrooifonds is bedoeld als instrument ter ondersteuning van onderzoekers en (toekomstig) ondernemers in de ontwikkeling en het commercialiseren van hun ideeën. Deze commercialisatie start veelal bij de identificatie en bescherming van het intellectueel eigendom. Het Octrooifonds is bedoeld om de vaak hoge kosten van het aanvragen van octrooien te kunnen financieren. Maar ook het verdedigen en in stand houden van octrooien brengt substantiële kosten met zich mee, die uit dit fonds moeten worden gefinancierd. Doordat de middelen van het Octrooifonds per definitie begrensd zijn, is het de taak en rol van BKT deze middelen zo effectief mogelijk in te zetten. Daarbij moeten keuzes worden gemaakt, zowel inzake de inzet van deze middelen in zijn totaliteit als in individuele gevallen. Deze keuzes hebben bijvoorbeeld betrekking op de periode of de territoria waarop het octrooi betrekking heeft. Het BKT legt over de gemaakte keuzes voor het totaalbudget jaarlijks verantwoording af aan het College van Bestuur. Voor de komende jaren ligt de prioriteit van de inzet van de totale middelen op kansrijke initiatieven die passen binnen Horizon 2020, de nationale topsectoren en de zeven in de AEB geïdentificeerde economische clusters 13. Daarnaast zal er nadrukkelijk oog zijn voor initiatieven die voortspruiten uit de prioritaire thema s die in het kader van de implementatieplan voor het Pan Amsterdamse Transfer Technology Office (TTO) de komende drie jaar zullen worden benoemd. Naast de generieke inzet van de middelen uit het Octrooifonds, zal ook bij elke nieuwe individuele (potentiele) aanvraag de afweging moeten worden gemaakt of de aanvraagprocedure financieel zal worden ondersteund. Ook hiervoor geldt dat BKT een initiërende rol heeft. Echter een positief besluit tot inzet van middelen in individuele gevallen wordt alleen genomen na voorafgaande 13 De clusters zijn: ICT en E-science, creatieve industrie, rode life science, zakelijke en financiële dienstverlening, handel en logistiek, food en flowers en internationale congressen en toerisme.

22 universiteit van amsterdam instemming van de decaan van de faculteit waartoe de betreffende onderzoekers behoren. Bij een mogelijk verschil van inzicht hieromtrent, wordt het besluit opgeschaald naar het niveau van het College van Bestuur. Het Octrooifonds wordt onder meer gevoed door eventuele vergoedingen van octrooikosten afkomstig van licentienemers en de inkomsten die worden gegenereerd uit licentieovereenkomsten of overdracht van kennis. 2.6.2. Proof of Concept fonds Het Proof of Concept fonds is gericht op ondersteuning van verder onderzoek naar de haalbaarheid van de commerciële exploitatie van kennis en/of IE-rechten. Bij deze haalbaarheid kan het gaan om de technische, economische of financiële haalbaarheid, zoals het opschalen van een experimentele opstelling naar een volwaardige productielijn, maar bijvoorbeeld ook om een gerichte identificatie van mogelijke business-partners of een specifiek marktonderzoek. De inzet van het fonds richt zich op de periode voorafgaand aan het definitieve besluit tot oprichting van een onderneming. Juist in deze fase, waarin de haalbaarheid (slagingskans) moet worden aangetoond, is het problematisch gebleken de relatief beperkte middelen hiervoor in de markt aan te kunnen boren. Het Proof of Concept fonds is derhalve bedoeld om dit knelpunt gedeeltelijk te verhelpen. De bijdrage vanuit dit fonds heeft bij voorkeur de vorm van een niet-rentedragende lening, maar kan ook een subsidie zijn, zonder een terugbetalingsplicht. Wel is de omvang van de bijdrage in principe gemaximeerd tot 100.000. De omvang van het fonds van de Universiteit van Amsterdam is ca. 250.000 (op jaarbasis) en wordt als bestemmingsreserve bij de UvA Holding B.V. aangehouden. In het kader van de eerder genoemde subsidieaanvraag van het valorisatieprogramma van het ministerie van Economische Zaken, hebben de samenwerkende Amsterdamse instellingen voor dit instrument 1,35 mln. ontvangen voor de periode tot en met 2018. De structurele voeding van het Proof of Concept fonds geschiedt als onderdeel van de bestemmingsreserve binnen de UvA Holding B.V. De toekenning van middelen uit het Proof of Concept fonds ligt, namens het College van Bestuur, in handen van de directeur BKT, voor zover het gaat om toekenningen tot 25.000. Bij voorgenomen toekenningen die dit bedrag te

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 23 boven gaan, is voorafgaande schriftelijke toestemming van het College van Bestuur noodzakelijk. Bij de beoordeling van toekenningen uit het fonds maakt BKT gebruik van zogenoemde expertpanels. Een expertpanel is bedoeld als een adviesorgaan voor BKT om de aanvragen van onderzoekers (medewerkers) beter te kunnen beoordelen. Een expertpanel wordt op ad-hoc basis samengesteld uit experts op het onderhavige terrein, meestal van buiten de kennisinstelling. Omdat het gaat om mogelijk exploiteerbare ideeën of concepten dient er te allen tijde een geheimhoudingsverklaring te worden ondertekend door de leden van deze panels. Bij de besluitvorming over een toekenning van een lening of subsidie laat BKT zich in de regel leiden door het niet-bindende advies van het expertpanel. Een subsidie of lening wordt alleen verstrekt indien de aanvraag wordt ondersteund door een aanbeveling van de decaan van de faculteit waarin de aanvrager(s) werkzaam zijn. De gedetailleerde vormgeving en procedures voor het aanvragen van een bijdrage uit het Proof of Concept fonds zijn beschikbaar bij BKT. De samenstelling, positionering en procedures inzake de expertpanels maken daar onderdeel van uit. Het BKT legt over de gemaakte keuzes voor het totaalbudget jaarlijks verantwoording af aan het College van Bestuur. 2.6.3. Pre-Seed fonds Het Pre-Seed fonds is een faciliteit gericht op startende bedrijven. Het fonds is beschikbaar voor zowel onderzoeker-ondernemers als student-ondernemers verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Net als het Proof of Concept fonds richt deze faciliteit zich zowel op de fase waarin een onderzoeker zich oriënteert op het starten van een new venture, als op new ventures die al wel gevestigd zijn, maar zich nog in een pril beginstadium bevinden. Ook voor deze fase in het valorisatieproces geldt dat het aantrekken van kapitaal op commerciële basis een moeizaam traject is. In tegenstelling tot het Proof of Concept fonds hebben de toekenningen altijd het karakter van een lening, waarbij zowel de termijn als het rentepercentage kan variëren. Het Pre-Seed fonds is daarmee in principe revolverend. Het fonds is nadrukkelijk niet bedoeld als een bijdrage aan een participatie van de Universiteit van Amsterdam in een nieuwe onderneming. Voor dat laatste is het Seed fonds in het leven geroepen.

24 universiteit van amsterdam De omvang van het Pre-Seed fonds van de Universiteit van Amsterdam is 500.000 en wordt als bestemmingsreserve aangehouden bij de UvA Holding B.V. In het kader van de eerder genoemde subsidieaanvraag van het valorisatieprogramma van het ministerie van Economische Zaken hebben de samenwerkende instellingen voor dit instrument circa. 1,0 mln. ontvangen voor de periode tot en met 2018. Door het revolverend karakter van dit fonds is een jaarlijkse dotatie alleen noodzakelijk indien het College van Bestuur het fonds op een structureel hoger niveau wenst te brengen. Uitzondering hierop vormt de mogelijkheid dat verstrekte leningen niet blijken te kunnen worden terugbetaald. Toekenningen vanuit het Pre-Seed fonds liggen ook in handen van BKT, tot aan toekenningen tot 25.000,= (en met voorafgaande schriftelijke toestemming bij hogere bedragen). De inzet van expertpanels is eveneens van toepassing (en het in principe volgen van het niet-bindende advies van deze panels), zoals omschreven bij het Proof of Concept fonds. Een lening wordt alleen verstrekt indien de aanvraag wordt ondersteund door een aanbeveling van de decaan van de faculteit waarin de aanvragers werkzaam zijn. De gedetailleerde vormgeving en procedures voor het aanvragen van een bijdrage uit het Pre Seed fonds zijn beschikbaar bij BKT. De positionering en procedures inzake de expertpanels maken daar onderdeel van uit. Het Bureau Kennistransfer legt over de gemaakte keuzes voor het totaalbudget jaarlijks verantwoording af aan het College van Bestuur. 2.6.4. Seed fonds Een vierde fonds dat bij valorisatie, en meer in het bijzonder bij het starten van nieuwe ondernemingen, van belang is, is het Seed fonds (in het advies van Dekeyser aangeduid als het zaaigeldfonds). Bij dit fonds gaat het om een faciliteit die erop gericht is risicodragend kapitaal beschikbaar te stellen aan een nieuwe onderneming, ingeval door het College van Bestuur wordt besloten tot participatie door de Universiteit van Amsterdam in de nieuwe onderneming door inbreng van contanten als investering. Zoals al eerder in paragraaf 2.3.3. aangegeven, kan investeren in een nieuw te vormen onderneming op verschillende manieren plaatsvinden, waaronder de inbreng van contanten. Het gaat hier dus niet om ondersteuning van het opstarten van een nieuwe onderneming (daarvoor zijn de hiervoor genoemde instrumenten beschikbaar), maar om de keuze voor

valorisatie bij de universiteit van amsterdam 25 een (geldelijk) belang van de Universiteit van Amsterdam, via de UvA Holding B.V., in een new venture. Als good practice voor het Seed fonds wordt vaak verwezen naar Life Sciences Fund Amsterdam (LSFA). Dit fonds is ingebed in het Amsterdam BioMed Cluster. De primaire doelstelling van dit fonds is om risicodragend kapitaal te verstrekken aan startende bedrijven in het biomedisch economische cluster. 14 Formeel is er bij de Universiteit van Amsterdam thans nog geen sprake van een Seed fonds. Maar er is de afgelopen jaren op incidentele basis wel besloten tot financiële participatie in enkele new ventures. Het aantal ondernemingen waarin de Universiteit van Amsterdam thans participeert bedraagt 8, en die zijn alle ondergebracht bij de UvA Holding B.V. 15. Een Seed fonds wordt met ingang 2014 geïntroduceerd. Het beoogd kapitaal wordt gevormd uit de daartoe aangewezen bestemmingsreserve van de UvA Holding B.V. Het fonds wordt gevoed door de inkomsten die worden gegenereerd uit bestaande participaties, door het verzilveren van participaties die worden beëindigd. Bovendien worden door de Universiteit van Amsterdam de mogelijkheden verkend om nadrukkelijker aan te sluiten bij het in principe vergelijkbare fonds dat door de gemeente Amsterdam wordt beheerd. Dit vormt één van de uitwerkingen die in het kader van het convenant van de Amsterdam Economic Board zijn gemaakt. Tevens worden derde partijen (ondernemingen uit het bedrijfsleven) benaderd om hun risicokapitaal te verbinden aan het Seed fonds. Het administratief beheer van het fonds wordt uitgevoerd door de UvA Holding B.V. Daar waar het gaat om de investeringen vanuit het fonds, is dit een exclusieve bevoegdheid van het College van Bestuur, die niet elders in de organisatie wordt belegd. 14 The Life Sciences Fund Amsterdam provides investment capital to fund biomedical entrepreneurial activity in the Amsterdam Metropolitan Area. The close co-operation between the Fund, the Cluster and the technology transfer offices of the Life Sciences Center Amsterdam, enables the fund to facilitate the transfer of technology to the private sector and to provide emerging technology companies and university researchers with vital seed funding and specialized financial and technical assistance. 15 Op dit moment gaat het om: Photanol B.V., CellaGenics B.V., Oefenweb B.V., InCat B.V., ITTA UvA B.V., Arbeidsmarktresearch B.V., Euclid Vision Technologies B.V. en Sightcorp B.V.