Het meten van verstaanbaarheid Naam student : Maaike de Kleijn Studentnummer : 3209849 Inleiding In dit essay wordt eerst in het kort mogelijke pathologie van stoornissen in de verstaanbaarheid beschreven. Vervolgens worden de methoden om de ernst van deze stoornissen opgesplitst in objectieve en subjectieve metingen. Van beide soorten wordt een onderzoek kort toegelicht. Daarna wordt van beiden methoden een wetenschappelijk artikel samengevat waarin respectievelijk gebruik is gemaakt van een objectieve en een subjectieve meetmethode. Tot slot wordt er een korte samenvatting gegeven van de inhoud van dit essay en worden de gebruikte referenties beschreven. De pathologie van stoornissen in de verstaanbaarheid Stes (1997) beschrijft in zijn boek een aantal verschillende afwijkingen die een stoornis is de verstaanbaarheid tot gevolg kunnen hebben. Hieronder volgt een opsomming van een aantal van deze stoornissen: Orofaciale en myofunctionele afwijkingen - Afwijkingen in het velopharyngaal - Verkorte m.genioglossus klepmechanisme - Ontstekingen van het lymfoidweefsel en - Macroglossie, microglossie of aglossie amygdalitis - Ankyloglossie of lingua fraenata - Schisis - Neusobstructie - Dentomaxillofaciale afwijkingen - Microstomie of macrostomie - Lipafwijkingen - Maloclussies - Afwijkende mondgewoonten Daarnaast zijn er ook een groot aantal syndromen waar een aantal kenmerken mogelijkerwijs de verstaanbaarheid negatief beïnvloeden omdat er orofaciale afwijkingen bij aanwezig zijn. Enkele voorbeelden daarvan zijn: Syndroom van Down, Pierre-Robinsyndroom, Treacher Collins-syndroom, Prader-Willi-syndroom, Fragiel X-syndroom).
Neurogene aandoeningen - Dysartrie of anartrie - Dyspraxie of apraxie van de spraak Overige aandoeningen - Slechthorendheid / doofheid - Tactiel-kinesthetische stoornis - Problemen in de selectieve aandacht - Cognitieve problematiek - Ademhalinsproblematiek - Hoofd-hals oncologie Methoden om de verstaanbaarheid te meten Hustad (2006) en Sciavetti (1992) splitsen methoden om de verstaanbaarheid te meten grofweg op in twee categorieën, objectieve metingen en subjectieve metingen. Objectieve methoden Bij objectieve meetmethoden wordt er vaak een methode gehanteerd waarbij de luisteraar gevraagd wordt een transcriptie te maken de woorden of zinnen van de spreker. Deze transcriptie wordt vervolgens vergeleken met de doeluiting van de spreker en daaruit wordt een percentage verstaanbaarheid uit berekend. Voorbeelden van dergelijke methoden die Hustad noemt zijn de Sentence Intelligibilty Test (SIT) en de Assessment of Intelligibility of Dysartric Speech. Een groot voordeel van deze meetprocedure is dat de luisteraar schriftelijk vastlegt wat hij hoort en daardoor een goede kwalitatieve meting van spraak mogelijk wordt gemaakt. Een voorbeeld van een objectieve methode is het NSVO. Nederlands Spaak Verstaanbaarheids Onderzoek (NSVO) Het Nederlands Spraak Verstaanbaarheidsonderzoek is in 2006 ontwikkeld door de Bodt et al (2006). Het is een gestandaardiseerd meetinstrument voor het meten van spraakverstaanbaarheid. Met het instrument is het mogelijk spraakverstaanbaarheid op foneemniveau te onderzoeken. Met het onderzoek krijgt men een spraakverstaanbaarheidspercentage. Daarnaast biedt het de mogelijkheid een kwalitatieve analyse uit te voeren die met name de therapeut veel informatie voor verdere therapie oplevert. Artikel: Intelligibility of conversational speech produced by children with cochlear implants In dit onderzoek participeerden 6 kinderen zij werden gevolgd gedurende 12-21 maanden en werden elke 3 maanden getest. De spontane spraak van de kinderen werden vastgelegd met een audiorecorder. Van elk sample werd een fonetische transcriptie gemaakt. Vervolgens
werd de verstaanbaarheid gemeten, zowel per uiting als per sample, met behulp van de Intelligibility Index II. De conclusie van het onderzoek luidt dat het mogelijk is om transcriptie van spontane spraak te gebruiken om de verstaanbaarheid van kinderen met een cochleair implantaat te documenteren Subjectieve methoden Er zijn ook verschillende subjectieve meetmethoden om verstaanbaarheid te kwantificeren. Bij de meeste van deze methoden wordt de luisteraar gevraagd een beoordeling te geven van de verstaanbaarheid van een spreker. Hiertoe krijgt de luisteraar een schaal (bijvoorbeeld 1 tot 10) en wordt hem gevraagd de spreker een cijfer te geven. Een andere manier van meten is de luisteraar te vragen naar het aantal worden wat de luisteraar naar schatting heeft verstaan. De luisteraar moet een percentage tussen 0 en 100 geven, het percentage van verstaanbaarheid. Een voorbeeld van een subjectieve methode is de SIR-NL. Nederlandse Speech Intelligibility Rating (SIR-NL) De Speech Intelligibility Rating NL (SIR-NL) is de Nederlandse vertaling van de Speech Intelligibility Rating (SIR). Dit instrument is volgens de richtlijnen van Guillemin, Bombardier & Beaton (1993 vertaald) waardoor de eigenschappen van het oorspronkelijke instrument zijn behouden. De SIR-NL is een instrument om de spraakverstaanbaarheid van kinderen, van alle leeftijden, met een auditieve beperking, die gebruik maken van een hoortoestel of cochleair implantaat, in kaart te brengen. Er wordt gebruik gemaakt van een hiërarchische vijfpuntsschaal, uiteenlopen van onverstaanbare spraak tot spraak die verstaanbaar is voor alle luisteraars. Het instrument is met name geschikt voor het bepalen van een baseline en het monitoren van de ontwikkeling gedurende een langere periode. Het is minder geschikt voor het registreren van veranderingen in een kort tijdsbestek. Artikel: Ratings of intelligibility of esophageal and tracheoesophageal speech In dit onderzoek participeerden in totaal 13 gelaryngectomeerde personen, 4 vrouwen en 9 mannen, in de leeftijd van 45 tot 68 jaar. Alle personen hebben instructies gekregen in oesophageale spraak hetzij van een spraaktaalpatholoog of van een andere
gelaryngectomeerde persoon. Elke spreker werd gevraagd twee spraaksamples te leveren, een leessample en een sample van spontane spraak (2 minuten). Er werden twee groepen beoordelaars gebruikt voor het beoordelen van de spraaksamples. Een groep bestond uit 9 ervaringsdeskundigen, allen spraaktaalpatholoog met aantoonbare ervaring met gelaryngectomeerden. De andere groep bestond eveneens uit 9 personen zonder ervaring, de onervaren beoordelaars. Alle beoordelaars hadden een normaal gehoor. De beoordelaars werd gevraagd om elk sample te beoordelen aan de hand van een vijfpuntschaal, waarbij 1 het minst verstaanbaar representeerde en 5 het meest verstaanbaar. Vervolgens werd de inter- en intrabetrouwbaarheid van de beoordelaars gemeten. Deze beoordeling vertoont geen significant verschil tussen de ervaringsdeskundigen en de onervaren beoordelaars. De sprekers werden door beide beoordelaarsgroepen in dezelfde volgorde gerangschikt, een ook tussen het leessample en de spontane spraak zaten geen verschillen in rangorde. In dit onderzoek was de gemiddelde verstaanbaarheid van de tracheo-oesophageale spraak consequent beter dan de oesophageale spraak. Wel dient de opmerking gemaakt te worden dat er slecht een klein aantal tracheo-oesophageale sprekers participeerde in het onderzoek. De auteurs bevelen dan ook verder onderzoek aan. Samenvatting In dit essay werd een kort overzicht gegeven van de pathologie van stoornissen in verstaanbaarheid. De pathologie werd opgesplitst in orofaciale en myofunctionele aandoeningen, neurogene aandoeningen en overige aandoeningen. Vervolgens werden de subjectieve en objectieve mogelijkheden om de verstaanbaarheid te meten toegelicht. Van beide categorieën werd een test toegelicht en werd een onderzoek samengevat ter illustratie van de meetmethoden. Allereerst de objectieve meting, hiertoe werd de NSVO kort toegelicht en daarna een artikel over de verstaanbaarheid van kinderen met een CI besproken. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van objectieve metingen. Bij de subjectieve methoden werd de SIR-Nl beschreven. Vervolgens werd een onderzoek naar de spraakverstaanbaarheid van gelaryngectomeerden samengevat waarbij gebruik gemaakt werd van een subjectieve meetmethode van de spraakverstaanbaarheid, namelijk een vijfpuntschaal.
Referenties Cullinan, W.L., & Brown, C.S., & Blalock, P.D. (1986). Rating of intelligibility of esophageal and tracheooesophageal speech. Journal of Communication Disorders, 19(3), 185-195. Dharmaperwira-Prins, R. (1998). Dysartie en verbale apraxie. Beschrijving, onderzoek, behandeling. Lisse: Swets & Zeitlinger. Flipsen, P., & Colvard, L.G. (2006). Intelligibility of conversational speech produced by children with cochlear implants. Journal of Communication Disorders, 39(2), 93-108. Hustad, K.C. (2006) Estimating the Intelligibilty of Speakers with Dyarthria. Folia Phoniatrica et Logopaedica, 58: 217-228. Cochleair Implant Rehabilitation Centre Leiden-Effatha. (2007). Nederlandse Speech Intelligibility Rating (SIR- NL) Op 28 april 2008 ontleend aan http://www.lumc.nl/3080/patientenzorg/ SIRNL_201207.pdf Stes, R. (1997). Articulatiestoornissen: fenomenen, oorzaken en behandeling. Leuven: ACCO Schiavetti, N. (1992) Scaling procedures for the measurement of speech intelligibility. In R.D.Kent (Ed.), Intelligibility in speech disorders. Theory, measurement and management (pp 11-34). Amsterdam John Benjamins Publishing Company