Faillissement vof is niet automatisch faillissement vennoten Gepubliceerd 21 september 2015 Een faillissement is een ingrijpende gebeurtenis die veel vragen oproept. Wat zijn de belangrijkste gevolgen als je failliet gaat? Ben je dan alleen zakelijk of ook privé failliet? Het zijn de vragen die veel ondernemers in financieel zwaar weer zich stellen. Bij een eenmanszaak gaan zowel de onderneming als de ondernemer in privé failliet, bij een BV alleen de onderneming. En bij een vennootschap onder firma (vof)? Gaan dan ook de vennoten automatisch failliet? Tot 6 februari 2015 was het antwoord een simpel: ja. Als een vof failliet wordt verklaard zijn daardoor alle vennoten ook failliet. Als deze vennoten natuurlijke personen zijn, valt ook hun privé-vermogen in het faillissement. De Hoge Raad heeft deze lijn in 1927 uitgezet en nog eens in 2009 klip en klaar bevestigd. Tot 6 februari 2015; de Hoge Raad is van mening veranderd. Wat is er veranderd? Een schuldeiser vraagt het faillissement aan van zowel de vof als de vennoten. Een van de vennoten (een natuurlijke persoon) heeft echter de rechter gevraagd om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Voor dat de rechter op dit verzoek kan beslissen is het faillissement van de vof uitgesproken, waarbij de rechtbank tevens, volgens de bestaande regels, het faillissement van alle vennoten uitsprak. De man die om toepassing van de schuldsaneringregeling had gevraagd neemt hier geen genoegen mee en vindt uiteindelijk bij de Hoge Raad gehoor. De Hoge Raad oordeelt dat het faillissement van de vof niet steeds en noodzakelijkerwijs tevens het faillissement van de vennoten meebrengt. Ten eerste wijst de Hoge Raad erop dat de vof weliswaar geen rechtspersoonlijkheid heeft, maar wel een afgescheiden vermogen heeft. De Hoge Raad voegt hieraan toe dat het feit dat een vof haar verplichtingen niet voldoet en failliet gaat, zal het faillissement van de vennoten doorgaans onvermijdelijk zijn, maar dat behoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. Zo kan een vennoot, in tegenstelling tot de vof zelf, voldoende (privé)vermogen hebben om zowel de schuldeisers van de vof als zijn privéschuldeisers te voldoen; ook als hij bepaalde vorderingen niet voldoet, brengt dat nog niet noodzakelijkerwijs mee dat hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. De Hoge Raad merkt verder op dat handhaving van de regel uit 1927 niet meer op zijn plaats is, gezien de invoering van de wettelijke schuldsaneringsregeling per 1 december 2008.
Tot slot benoemt de Hoge Raad enkele aandachtspunten die uit deze nieuwe lijn volgen. Zo dient de schuldeiser die naast het faillissement van de vof ook een faillietverklaring van de vennoten wenst, die ten aanzien van ieder van hen afzonderlijk te verzoeken en dient de rechter ook afzonderlijk te beoordelen of aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan. De rechter moet de vennoten uiteraard wel de gelegenheid geven voor afzonderlijk verweer. Deze nieuwe rechtsregel kan meebrengen dat de vof wel, maar de vennoten niet failliet worden verklaard. Bron: Actuele artikelen
Rechters in verzet tegen tweederangs rechtbanken Gepubliceerd 21 september 2015 Rechtsprekend en politiek Nederland verzet zich fors tegen het uitkleden van de rechtbanken Alkmaar, Almelo, Assen, Dordrecht, Lelystad, Maastricht en Zutphen. Rechters in Alkmaar gingen vrijdag in toga de straat op om te protesteren tegen het besluit om in de zeven rechtbanken nog slechts kleine zaken af te handelen. De rechters in Alkmaar gaan vrijdag in toga actie voeren om hun werkplek open te houden. Ze trekken vrijdag van de rechtbank naar het stadhuis. Ze worden gesteund door een legertje advocaten, ook in toga. En ze worden begeleid door auto s van de parketpolitie. Burgemeester Piet Bruinooge van Alkmaar heeft schriftelijk bezwaar gemaakt bij de Raad voor de Rechtspraak. Bruinooge: Indien het besluit doorgaat vindt er straks tussen Leeuwarden en Haarlem geen volwaardige rechtspraak meer plaats. Onacceptabel! Er verdwijnen 200 arbeidsplaatsen bij de rechtbank Alkmaar. Ook elders in Nederland lopen rechters, personeel, en bestuurders te hoop tegen het besluit dat maandag is bekend gemaakt door de Raad voor de Rechtspraak. Rechters in Lelystad hebben hun ongenoegen laten blijken. Dagelijks zoveel mensen op en neer laten reizen naar Utrecht voor zittingen die vaak nog geen kwartier duren, kan je niet vragen van mensen en hoef je ook niet te vragen van mensen, schrijven drie rechters in nieuwsblad De Noordoostpolder. Tientallen rechters en medewerkers van de rechtbank in Assen gaan naar een bijeenkomst in Zwolle. Ze houden een stil protest om hun ongenoegen kenbaar te maken over de dreigende ontmanteling van de Asser rechtbank. De gemeenteraad van Almelo heeft dinsdag burgemeester Jon Hermans-Vloedbeld aangespoord het verzet tegen de teloorgang van de rechtspraak in Almelo te leiden. Ze gaat haar partijgenoot minister Van der Steur eraan te herinneren dat zijn voorganger Ivo Opstelten harde toezeggingen heeft gedaan voor het behoud van de rechtbank Almelo. De Commissaris van de Koning in Drenthe, Jacques Tichelaar, vindt dat er een fundamenteel politiek debat moet komen over de reorganisatie van de rechtbanken in Nederland. Ook burgemeester Gerritsen van Zutphen heeft stelling genomen: Vanuit Justitie valt het bezuinigingsplan wellicht te begrijpen, maar vanuit (sociaal)economisch oogpunt geldt dat allerminst.
Het CDA in de Tweede Kamer heeft een debat aangevraagd over de kaalslag bij de rechtbanken. Het CDA maakt zich zorgen over de toegankelijkheid van het recht en behoud van werkgelegenheid, zegt Kamerlid (en voormalig rechter) Peter Oskam. Bron: mr-online
Wet aanpak schijnconstructies: de regels per 2016 Gepubliceerd 18 september 2015 Volgens de bepalingen van de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gelden vanaf 1 januari 2016 nieuwe regels voor de specificatie van de loonstrook en de betaling van het wettelijk minimumloon. Een deel van de Wet aanpak schijnconstructies is op 1 juli 2015 in werking getreden. Het gaat om de volgende maatregelen: De ketenaansprakelijkheid voor loon: de werknemer kan nu ook de opdrachtgever van de werkgever aansprakelijk stellen voor betaling van loon waarop hij recht heeft. Eerder was alleen de werkgever hiervoor aansprakelijk. Zo heeft de werknemer meer mogelijkheden om achterstallig loon op te eisen. Controle door Inspectie SZW en naming and shaming : de Inspectie SZW controleert of werkgevers zich aan de regels voor minimumloon en cao-loon houden. Bij overtreding legt de Inspectie een boete of een dwangsom op. De namen van gecontroleerde bedrijven worden bekendgemaakt, ook van bedrijven die de regels ontduiken. Uitwisseling informatie over werkgevers: als de Inspectie SW vermoedt dat een werkgever een cao niet naleeft, geeft zij dit door aan organisaties van werkgevers en werknemers. Vaststellen identiteit werknemer: op verzoek van de Inspectie SZW moeten werkgevers de identiteit van werknemers vaststellen en doorgeven. Werkgevers hebben hier 48 uur de tijd voor. Maatregelen vanaf 1 januari 2016 Werkgevers betalen volledig minimumloon: Elke constructie waarbij werkgevers minder dan het hele minimumloon betalen is verboden. Bijvoorbeeld wanneer een werkgever ten onrechte maaltijdkosten of verzekeringspremies inhoudt op het loon. Duidelijke loonstrook: werkgevers moeten zorgen dat de loonstrookjes begrijpelijk zijn voor het personeel. Zij moeten alle bedragen op de loonstrook duidelijk toelichten. De Inspectie SZW kan werkgevers een boete geven als de loonstrook niet klopt. Minimumloon via bank betalen: werkgevers mogen het minimumloon niet meer contant betalen. De verplichte girale betaling levert een bankafschrift op dat geldt als een objectief en transparant document. Als een werknemer geen bankrekening heeft, zijn bankgegevens niet wil doorgeven of het loon wil laten overmaken naar een rekening die niet op zijn naam staat, dan kan de werkgever het loon niet op een legale manier uitbetalen. Wat een werknemer meer dan het minimumloon verdient, mag wel contant betaald worden. Bron: P&O Actueel
Geen maatregelen tegen ontwijking transitievergoeding Gepubliceerd 18 september 2015 Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft in een schriftelijk antwoord op Kamervragen aan dat er geen maatregelen nodig zijn tegen ontwijking van de transitievergoeding. Wel geeft hij aan dat wanneer een bedrijf een medewerker alleen in dienst houdt wegens het niet willen betalen van de vergoeding dat onfatsoenlijk werkgeverschap is. Transitievergoeding Asscher geeft toe dat er bedrijven zijn die gebruik maken van ontwijking van de transitievergoeding. Nu geldt de regeling: wanneer een medewerker in dienst langdurig ziek is, er een transitievergoeding moet worden meegegeven wanneer deze medewerker het uiteindelijke ontslag krijgt. Asscher merkt wel op dat er wekelijks toch nog voor gemiddeld 46 werknemers bij het UWV toestemming voor ontslag wordt aangevraagd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Asscher geeft hiermee aan dat er niet veelvuldig van de ontwijking van de vergoeding gebruik wordt gemaakt. In 2014 lag dit aantal wekelijks nog op 84, dus er is een zichtbare daling. Volgens Asscher ligt het in dienst houden van een langdurig zieke medewerker niet alleen aan het feit dat werkgevers deze vergoeding willen ontduiken. Het kan ook zijn dat de werkgever op korte termijn verbetering van de conditie van de medewerker verwacht, of dat er op korte termijn ander passend werk voor de medewerker beschikbaar is. WIA-uitkering Wanneer een werknemer een WIA-uitkering toegewezen krijgt, is het belangrijk dat de werkgever er alsnog alles aan doet om de medewerker te re-integreren en passend arbeid aan te bieden op het moment dat dit mogelijk is. Een medewerker komt overigens pas voor de WIA-uitkering in aanmerking wanneer hij of zij aan de gestelde voorwaarden voldoet en de werkgever zich daarvóór al voldoende heeft ingezet voor eventuele re-integratie. Besluit Van de WWZ maakt onderdeel uit dat een werknemer zich tot de rechter kan wenden als hij meent dat een werkgever zijn verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst niet nakomt. Om die reden kan de rechter tevens verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Als de rechter oordeelt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen en heeft de
werknemer, op grond van artikel 7:673 lid 1, onder b, van het Burgerlijk Wetboek,recht op een transitievergoeding. Ik meen dat hiermee kan worden volstaan en er geen aanvullende maatregelen nodig zijn, aldus Asscher. Bron: P&O Actueel
Chauffeur heeft recht op reistijdvergoeding naar startpunt Gepubliceerd 18 september 2015 Een gedetacheerde chauffeur die dagelijks met zijn eigen auto naar de plek rijdt waar het vervoermiddel staat waarmee hij moet rijden, heeft recht op een reistijdvergoeding. De situatie Een chauffeur is tijdens zijn dienstverband tweeënhalf jaar lang gedetacheerd bij een ander vervoersbedrijf. Dagelijks rijdt hij op en neer naar Arnhem om vanaf daar een voertuig te besturen. Zijn contractuele standplaats is zijn woonplaats, op ongeveer een uur rijden van Arnhem. In de eerste periode van de detachering van augustus 2011 tot februari 2012 kreeg hij daarvoor een reiskostenvergoeding en een reistijdvergoeding. Na februari 2012 kreeg hij alleen nog de reiskostenvergoeding. De werknemer vindt dat hij ook recht heeft op de reistijdvergoeding en vordert nu uitbetaling daarvan via de rechter. Bij de rechter De werknemer vraagt de rechter om zijn inmiddels ex-werkgever te veroordelen tot het uitbetalen van de reistijdvergoeding over de periode februari 2012 tot februari 2014, een bedrag van iets meer dan 9.000 euro. Hij baseert zijn vordering op het Skills-arrest*. Daarin is bepaald dat de tijd die gemoeid is met het vervoer van en naar de plek waar de rit aanvangt respectievelijk eindigt, ook diensttijd is. Het oordeel De rechter verwijst ook naar het Skills-arrest. Daaruit volgt dat een chauffeur die zijn voertuig moet ophalen op een plek die door zijn werkgever is aangeduid en die niet het exploitatiecentrum van de onderneming is, een verplichting tegenover zijn werkgever nakomt. De bestuurder voert op dat moment een taak uit die voortvloeit uit zijn arbeidsovereenkomst. Tijdens dit traject beschikt de bestuurder dus niet vrij over zijn tijd en daarom moet deze tijd als diensttijd worden aangemerkt. Reistijdvergoeding bij starten op andere plek dan de standplaats De werknemer begon zijn ritten op een plek die niet zijn contractuele standplaats was en ook niet het exploitatiecentrum van zijn werkgever. Daarom heeft hij over de tijd die hij nodig had om op de startplaats te komen recht op reistijdvergoeding. Zeker gezien het feit dat hij die vergoeding in de eerste periode van zijn detachering wel heeft ontvangen en later opeens niet meer. Het argument van de werkgever dat die betaling is gestopt omdat de werknemer toen
administratief terechtkwam in het systeem van de inlener, dat geen reistijdvergoeding kent, schuift de rechter terzijde. Ook voert de werkgever aan dat er toch al een reiskostenvergoeding is uitbetaald maar de rechter oordeelt dat dat niet afdoet aan het recht op een reistijdvergoeding. Die twee kunnen gewoon naast elkaar bestaan. De rechter veroordeelt de werkgever tot het uitbetalen van de gevorderde vergoeding. De werknemer is overigens per 1 februari 2014 in dienst getreden bij de betreffende inlener. Bron: P&O Actueel