VA N K R I M P N A A R K WA L I TEI T



Vergelijkbare documenten
VA N K R I M P N A A R K WA L I TEI T

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Beter leven voor minder mensen

Bijeenkomst voor Tweede Kamerleden over bevolkingskrimp. Den Haag -14 oktober 2010

Beter leven voor minder mensen

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen

1. Branding en voorzieningen in gehele subregio Cultuurhistorie benadrukken Toegankelijkheid zorg vergroten (sociaal, fysiek) Wie: overheid,

Voortgangsrapportage demografische ontwikkelingen

Van krimp naar kwaliteit

Van krimp naar kwaliteit

Sociaal Rapport en de Jeugdmonitor Provincie Groningen

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

Kwartaalbericht Woningmarkt

*ZE9E061ECF3* Raadsvergadering d.d. 19 februari 2015

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie.

Onderwerp Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht.

Bevolkingskrimp & leefbaarheid

Krimp en de gevolgen voor het basisonderwijs in de provincie Groningen (update)

Masterclass Krimp. Presentatie Angelique vanwingerden. 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN)

Is bevolkingskrimp een ramp of biedt het ook kansen?! Willy Doorn Burgemeester gemeente Landerd Mei 2010

Kleine scholen en leefbaarheid

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

Monitor Leerdamse woningmarkt 2006

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant. actualisering Brabantse Agenda Wonen

Voortgezet onderwijs in de provincie Groningen

REGIO GRONINGEN-A SSEN

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Waardering van voorzieningen, vervoer en werk

BRABANT IN DEMOGRAFISCH PERSPECTIEF ontwikkelingen van de (West-)Brabantse bevolking trends prognoses beleidseffecten - opgaven

Pakketvergelijking Grenzeloos Gunnen en Noord-Nederland

Woonmonitor Limburg 2015 en Bevolkings- en huishoudensprognose Progneff 2016

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit

Kwaliteitsverbetering van de (huur)voorraad in tijden van Krimp Opwierde APPINGEDAM. Delfzijl, 21 november 2013

Woonvisie. Gemeente Nuth Raadsbijeenkomst 12 april 2016

4 doelstellingen. Woon- en Leefbaarheidsmonitor Belangrijkste uitkomsten. Beter leven met minder mensen. Over het Woon- en Leefbaarheidplan

Noord-Groningen Leeft! Woon- en leefbaarheidplan Waarom een 2 e WLP? De Regionale Alliantie. De Regionale Alliantie.

Veilig opgroeien in Leeuwarden Factsheet Haulerwijk. bijlage

Woonvisie Regio Eindhoven. Samen werken aan drie uitdagingen voor de regionale woningmarkt

Noord-Brabant in demografisch perspectief

De huishoudens in Groningen worden steeds kleiner

Demografische krimp in. Noord-Nederland

SAMENVATTING

Kernenfoto s West Betuwe. West Betuwe beraad Janneke Rutgers & Sjors de Vries 24 september 2018

Informatiebijeenkomst gemeenteraden. 25 januari 2011, Twello Gerard Sizoo

Manifeste lokale woningbehoefte. Vraag zoekt locatie

BRABANT IN DEMOGRAFISCH PERSPECTIEF bevolkingsontwikkelingen en wonen met zorg en welzijn analyses - achtergronden - opgaven

prognoses in tijden van crisis

Wordt wonen in Oisterwijk een luxe? Pro-Plein Wonen

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

update kennisagenda krimp

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant actualisering 2011

Ontwikkelprogramma Demografische ontwikkelingen

snel dan voorzien. In de komende jaren zal, afhankelijk van de (woning)marktontwikkeling/

Woningmarkt- en bewonersonderzoek Noord- en Midden-Groningen

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Kansen in Krimp Over het verduurzamen van naoorlogse woningen in dorpen en wijken in krimpgebieden in Noord Nederland

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Minder, ouder, bonter in de Eems Dollard Regio

WIJKVISIE STADSKANAAL NOORD

Grijs of groen Kadernotitie Woonvisie gemeente Dalfsen 2011 t/m 2015

Werkloosheid onder beroepsbevolking blijft stijgen, maar minder sterk dan voorgaande jaren

Bevolkingsprognose Schiedam Schiedam, juli 2004

Gebiedskoers Detailhandel Rozenburg. Gemeente Rotterdam

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving

Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Collegebesluit Collegevergadering: 11 december 2018

Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen inzake het Convenant Woon- en Leefbaarheidsplan regio Eemsdelta

Wonen in Dordrecht. De crisis voorbij?; trends en verwachtingen. 30 november 2010

Regionale woonvisie Alblasserwaard - Vijfheerenlanden

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 11 december 2018

Eemsdelta ME. Minder jongeren, meer kansen! Dossier jongerenparticipatie Appingedam

Experimenten Particuliere Woningvoorraad Groningen

Midden-Limburg Transitieatlas Voorzieningen. Masterclass 2 april 2015

-2 JÜL12013 ULJ. peit'jitïb. Aan Provinciale Staten /27/A.41, RS Lootsma A. (050)

Inhoud. Blz. Krimp in Groningen 3. I. Kerngegevens krimp 5. II. De opgave 7. III. De kosten 11. Literatuur 14

vraaggericht woningmarkt onderzoek Maastricht

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 10 december 2018

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland

Economie en arbeidsmarkt in Noord-Nederland

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 28 november 2018

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 29 november 2018

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 27 november 2018

Kiezen, Delen én Doen Samen voor een sterke woningmarkt. platform woningcorporaties noord-holland noord

GRIFFIE POLITIEKE TERMIJN AGENDA

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Beleidskader Wonen en Leven in de dorpen en buurten van Vlagtwedde

Veenkoloniën in perspectief

Voortgezet onderwijs. Ontwikkeling van het aantal leerlingen in Noord-Brabant. Transvorm Tilburg, januari 2019 T F

Demografische ontwikkelingen : onzekerheid en regionale diversiteit

Enkele lessen van krimpprofessor Derks:

Bestuurdersconferentie Krimp in beweging!

lei wageningen ur doet onderzoek naar knelpunten en kansen Bevolkingskrimp biedt kansen voor recreatie 26 nritmagazine

EEN ANDERE KIJK OP KRIMP

NO Brabant: leefbaarheid Ben van Essen Strateeg provincie Limburg

Grotere afdelingen zijn slecht voor het ledental

Transcriptie:

VA N K R I M P N A A R K WA L I TEI T I N V E N TA R I S AT I E R A P P O RT VOO R H E T R E G I O N A A L WOO N E N L E E F B A A R H E I DS P L A N OOS T G RO N I N G E N in opdracht van Gemeenten Bellingwedde, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam en Vlagtwedde en Provincie Groningen

datum Definitief rapport, 21 februari 2011 werk 21.143 onderwerp Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen KAW architecten en adviseurs Postbus 1527 9701 BM Groningen Hofstraat 8 9712 JB Groningen Telefoon (050) 369 58 70 Fax (050) 369 58 71 Email info@kaw.nl Website www.kaw.nl

Inhoudsopgave Samenvatting 5 1. Inleiding 11 2. Krimp en krimpbeleid 13 2.1 Beeld van de krimp 13 2.2 Oorzaken 14 2.3 Regionaal en rijksbeleid gericht op concentratie 14 2.4 Provinciaal omgevingsplan 2009-2013 15 2.5 Concurrentie waar het kan, samenwerking waar het moet 16 2.6 Een regionaal woon- en leefbaarheidsplan: inzicht en agenderen 16 2.7 Conclusies 17 3. Schets van de regio 19 3.1 Drie streken met een eigen karakter 19 3.2 150.000 inwoners, zeven gemeenten, drie subregio s 20 4. Veranderingen in de bevolking 23 4.1 Aantal inwoners 1970 2030 24 4.2 Ontgroening en vergrijzing 25 4.3 Huishoudens, aantallen en typen 2010-2030 27 4.4 Geboorte en sterfte, instroom en uitstroom 29 4.5 Migratiestromen per leeftijdsgroep 29 4.6 Migratiestromen, waarheen en waarvandaan 31 4.7 Ontwikkeling bevolking en huishouden per gemeente 33 4.8 Samenvatting en conclusies 37 5. Trends en de gevolgen daarvan 39 5.1 Wonen 40 5.2 Economie en werk 56 5.3 Winkels 62 5.4 Opvang en onderwijs 66 5.5 Welzijn, cultuur en sport 73 5.6 Zorg 76 5.7 Openbare ruimte 80 5.8 Bereikbaarheid 82 5.9 Alle knelpunten en opgaven op een rij 87 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 3

4 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Samenvatting In september 2010 hebben de gemeenten Bellingwedde, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Vlagwedde en de provincie Groningen opdracht verleend aan KAW architecten en adviseurs uit Groningen voor het maken van een regionaal woon- en leefbaarheidsplan Oost-Groningen. Dat plan moet belangrijke aanzetten geven voor het toekomstige regionale woon- en leefbaarheidsbeleid in de regio. Het totstandbrengen van het regionaal woon- en leefbaarheidsplan Oost-Groningen geschiedt in vier fasen: 1. Inventarisatie en analyse 2. Bestuurlijke en maatschappelijke verkenning 3. Brede maatschappelijke consultatie 4. Besluitvorming over het plan en het bijbehorend actieprogramma Het nu voorliggende inventarisatierapport is het product van fase 1: Inventarisatie en analyse. Dit rapport vormt de basis voor de bestuurlijke en maatschappelijke verkenning (fase 2; januari - maart 2011 en de brede maatschappelijke verkenning (fase 3, april 2011)) op basis waarvan een actieprogramma aan dit inventarisatierapport zal worden toegevoegd (mei 2011). Dit inventarisatierapport is gebaseerd op door KAW verrichte deskresearch, aangevuld met door de provincie en de deelnemende gemeenten verstrekte informatie en (door anderen verricht) onderzoek. Conceptversies van dit rapport zijn besproken met ambtelijke en bestuurlijke vertegenwoordigers van de provincie en de deelnemende gemeenten. De belangrijkste conclusies en opgaven leest u hieronder. Van krimp naar kwaliteit De titel van dit rapport, Van krimp naar kwaliteit is te lezen als de kortst mogelijke samenvatting van het onderzoek en daarmee ook als de centrale opgave voor regio. Om de leefbaarheid in de regio te versterken, is vooral aandacht nodig voor kwaliteit. Er is krimp - in de zin dat de bevolking terugloopt - maar die krimp op zichzelf is niet het grootste probleem. De krimp verloopt geleidelijk en doet zich niet overal in dezelfde mate voor. Belangrijk voor Oost- Groningen is dat de krimp samenvalt met twee andere, algemene ontwikkelingen: vergrijzing en schaalvergroting. Die combinatie van factoren leidt tot de opgaven die we hieronder in beeld brengen. Gemeenschappelijk in die opgaven is de noodzaak de aandacht te concentreren op kwaliteit. Van krimp naar kwaliteit is ook te lezen als een aansporing voor het denken over leefbaarheid. Leefbaarheid wordt nog vaak gedefinieerd in kwantitatieve termen: in (minimum) aantallen aan voorzieningen. Maar we kunnen ook anders naar leefbaarheid kijken: kwalitatief. Leefbaar is dan vooral wat de betreffende inwoners als leefbaar ervaren. Een woonomgeving is leefbaar als het voldoet aan de verwachtingen die de inwoners ervan hebben. Deze benadering opent de weg naar een scherper onderscheid tussen verschillende woongebieden, elk met hun eigen kwaliteiten. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 5

DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN In 2030 10.000 inwoners minder De regio telt nu zo n 150.000 inwoners. In 2030 zullen dat er zo n acht tot tienduizend minder zijn. De krimp ontstaat niet alleen door migratie, maar ook doordat er meer sterfte is dan geboorte. Minder jongeren, veel meer ouderen Het aandeel jongeren neemt af van 22% in 2010 tot 19% in 2030. Het aantal ouderen neemt toe. Op een kleinere bevolking leidt dit tot een fors groter aandeel ouderen: van 19% in 2010 tot 29% in 2030. Schaalvergroting Naast de demografische ontwikkeling is er nog een andere belangrijke ontwikkeling gaande die op diverse terreinen van de leefbaarheid invloed heeft. Dat is de schaalvergroting. We zien die trend in het onderwijs, de zorg en de winkels. WONEN EN OPENBARE RUIMTE Vier woonmilieus We onderscheiden vier woonmilieus: 1 Stedelijke kernen: Veendam, Winschoten, Stadskanaal, alle voorzieningen 2 Centrumdorpen: dorpen met supermarkt(en) en andere winkel en voorzieningen 3 Basisdorpen: dorpen met (meestal) alleen een supermarkt 4 Woondorpen en landelijk gebied: geen voorzieningen Middelgrote dorpen meest onder druk Uit migratiecijfers blijkt dat naast de stedelijke kernen ook de woondorpen/landelijk gebied nieuwe inwoners trekken en dat de middelgrote dorpen (niveaus 2 en 3) het meest onder druk staan. De verklaring hiervoor kan zijn dat woonmilieus 1 en 4 een duidelijke identiteit hebben, waar mensen welbewust voor kiezen. Wat de dorpen op de tussenniveaus te bieden hebben (en houden) is minder duidelijk. Meer ouderenwoningen nodig Er treden forse verschuivingen op in het type huishouden. In alle drie de subregio s zien we een forse toename van het aantal ouderenhuishoudens en een afname van alle andere huishoudens en dan met name de jonge gezinnen en stellen. Dit betekent dat de behoefte aan specifieke ouderenwoningen fors toeneemt. Het gaat dan vooral om levensloopbestendige zelfstandige huurwoningen. Intramurale woonzorgplaatsen zijn er in de regio als geheel voldoende, maar qua spreiding en kwalitatief liggen er wel opgaven. 6 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Stagnatie op de particuliere woningmarkt De stagnatie op de koopmarkt leidt er toe dat sommige mensen niet (kunnen) investeren in hun koopwoning en de woning ook niet voor een acceptabele prijs weten te verkopen. Dit komt vooral voor in wijken en dorpen waar in het verleden veel corporatiewoningen van hetzelfde type verkocht zijn, maar we zien het ook in landelijk gebied waar woningen van oudsher al koopwoningen zijn. Het belemmert de doorstroming naar geschiktere woningen. Dit speelt bij ouderen, maar ook bij gezinnen en andere groepen. Anders dan in groei-regio s zal dit probleem bij een aantrekkende woningmarkt in Oost-Groningen niet vanzelf worden opgelost. Dreigende leegstand en verkrotting Onverkoopbaarheid kan leiden tot leegstand en verkrotting. Dit bedreigt de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit. Juridische en financiële factoren maken slopen ingewikkeld. De sanering van de verouderde/overbodig geworden particuliere woningvoorraad stelt alle betrokkenen voor grote opgaven. Lage woningprijzen Op de koopmarkt liggen de prijzen in Oost-Groningen nu al laag. Verdere prijsdaling zou kunnen leiden tot instroom van mensen met (erg) lage inkomens, hetgeen de sociale structuur verder onder druk kan zetten. Te veel plannen De woningbouwplannen zoals die momenteel in de regio bestaan, zijn slechts ten dele nodig om in de behoefte te voorzien. Realiseren van alle plannen zou de woningmarkt verder verstoren. Het is dus nodig alle huidige plannen nog eens kritisch tegen het licht te houden. Subregio s zijn relatief zelfstandige woningmarkten De migratie tussen de subregio s is relatief beperkt. Dat duidt erop dat de subregio s als drie tamelijk zelfstandige woningmarkten functioneren. Forse transformatieopgave Samenvattend staat de regio voor een forse transformatieopgave op de woningmarkt. Er zijn niet méér woningen nodig, wel andere. Een groot deel van de transformatie moet plaatsvinden in de bestaande voorraad. Bij nieuwbouw moet er ook worden gesloopt. Kosten transformatie niet door regio zelf op te brengen De kosten van de transformatieopgave - waaronder begrepen de (sloop)maatregelen om verkrotting tegen te gaan - zijn door lokale en regionale partijen alleen bij lange na niet te dragen. ECONOMIE EN WERK Dreigend tekort arbeidskrachten Door de afname van het aantal jongeren, vermindert de jonge instroom op de arbeidsmarkt. Nu al hebben bepaalde (technische) sectoren moeite om voldoende personeel te vinden. In de komende Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 7

jaren zal dit probleem zich ook nadrukkelijk in de zorgsector manifesteren, waar door de vergrijzing meer werkgelegenheid zal ontstaan. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar brengen Tegenover een (dreigend) tekort aan arbeidskrachten staat een bovengemiddelde werkloosheid in de regio. De uitdaging is dus om met om- en bijscholing vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. WINKELS Winkels in basisdorpen onder druk Door schaalvergroting en hogere kwaliteitseisen staan in veel basisdorpen de winkels onder druk. Door de bevolkingskrimp neemt die druk nog eens toe. Het winkelaanbod in de centrumdorpen en in de stedelijke kernen staat niet onder druk. Winkelaanbod stedelijke kernen De drie stedelijke kernen, Veendam, Winschoten en Stadskanaal hebben een compleet en vergelijkbaar winkelaanbod. De drie winkelsteden functioneren nauwelijks als elkaars concurrent. ONDERWIJS Samenvoegen onontkoombaar In Oost-Groningen zijn er momenteel bijna 100 basisscholen. Door de afname van het aantal leerlingen zullen 6 van de 100 scholen in de komende tien jaar onder de opheffingsnorm zakken. Bij handhaving van het huidige gemiddelde leerlingaantal (120 ll) zullen echter in de komende 20 jaar niet 6 maar 20 basisscholen moeten sluiten. De meeste daarvan in de komende 10 jaar. Samenvoegen van scholen is dus onontkoombaar. Als het scholen betreft met uiteenlopende denominaties is dat extra gecompliceerd. In de kernen Drieborg, Nieuw-Scheemda, Wedde, Vriescheloo, Veelerveen, Bourtange en Ter Apelkanaal staan scholen met minder dan 100 leerlingen, zonder mogelijkheid tot samenvoeging met andere scholen in het dorp. Hier is opheffen van de laatste school een reëel risico. Schaalvergroting primair onderwijs Er zijn een aantal ontwikkelingen die nopen tot schaalvergroting in het primair onderwijs: verhoging van de onderwijskwaliteit, vergroting van de samenwerking tussen opvang en onderwijs, versterking van de samenhang tussen peuterspeelzaalwerk, primair onderwijs en secundair onderwijs, beheersbaarheid van de budgetten voor huisvesting en tot slot de aantrekkelijkheid van het onderwijs voor jongere leerkrachten. Wanneer wordt aangesloten bij de onderwijskundige trend tot vergroting van het leerlingaantal per school, zullen nog (veel) meer dan 20 scholen verdwijnen/fuseren. 8 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Schoolvervoer Als er minder scholen komen, zal de afstand school-thuis voor een deel van de kinderen groter worden. Dit kan ertoe leiden dat er (gemeentelijk?) schoolvervoer georganiseerd moet worden. Voortgezet onderwijs De leerlingdaling doet zich in ook voor in het voortgezet onderwijs zij het dat hier het zwaartepunt na 2020 komt te liggen. In het voortgezet onderwijs zullen de leerlingaantallen met ca. 25% dalen. Anticiperend hierop werken VMBO en MBO scholen aan nieuwe verbindingen en samenwerkingsvormen gericht op het versterken van de band tussen het beroepsonderwijs en de werkpraktijk (met name de zorg). WELZIJN, CULTUUR EN SPORT Minder mensen, minder draagvlak In het algemeen geldt dat het met minder jonge en actieve mensen moeilijk zal worden om de voorzieningen voor welzijn, cultuur en sport op hetzelfde niveau in stand te houden. Maar tegelijk neemt het belang van veel van deze voorzieningen (voor ouderen!) juist toe! Om de kwaliteit in stand te houden en verder te verbeteren is samenwerking en bundeling noodzakelijk. De opgave is dat zo te doen dat de voorzieningen voor iedereen goed bereikbaar blijven. Theaters De meeste voorzieningen op het gebied van welzijn, cultuur en sport hebben primair een lokale functie. Dat geldt niet voor de theaters in Veendam, Winschoten en Stadskanaal. De vraag kan gesteld worden of er in de regio als geheel voldoende draagvlak zal kunnen blijven voor drie middelgrote zelfstandig programmerende theaters. Of zelfs vijf, als we de theaters in Hoogezand en Delfzijl ook meerekenen. Theaters zijn dure voorzieningen. De van rijkswege aangekondigde bezuinigingen dwingen tot scherpere keuzes. Samenwerking en afstemming op het gebied van programmering kunnen helpen om voor de regio als geheel een gevarieerd en kwalitatief theateraanbod in stand te houden. ZORG Eerstelijnszorg Door de vergrijzing neemt de vraag naar zorg toe. Er dreigt een tekort aan eerstelijnszorg. Nu reeds blijkt het in Oost-Groningen moeilijk om tijdig en voldoende opvolgers te vinden voor huisartsen en tandartsen die met pensioen gaan of er om andere reden mee stoppen. Door de toenemende vraag en de afnemende instroom van jonge mensen, dreigt er in de thuiszorg een personeelstekort. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 9

BEREIKBAARHEID Voorzieningen bereikbaar houden Waar voorzieningen (scholen, winkels enz) verdwijnen of worden gebundeld, zullen ze voor een deel van de doelgroepen verder weg komen te liggen. Ten opzichte van de huidige situatie, waarin sprake is van een relatief grote mate van mobiliteit, zullen de verwachte veranderingen niet tot problemen leiden. Dat kan wel zo zijn voor groepen zonder eigen vervoer, zoals ouderen en kinderen en bij vervoersbehoeften waarin het reguliere openbaar vervoer niet voorziet. Kleinschalig doelgroepenvervoer De vraag naar kleinschalig doelgroepenvervoer zal toenemen. Gezien de beperkte financiële mogelijkheden van de gemeenten, ligt het voor de hand te onderzoeken of en hoe we het kleinschalig doelgroepenvervoer samen met onze inwoners efficiënt en effectief kunnen organiseren. NOG MEER SAMENVATTEND Ouderen in de basisdorpen Als we alle hier getrokken conclusies nog verder samenvatten, kunnen we zeggen dat de opgaven vooral voortvloeien uit de vergrijzing en schaalvergroting en in mindere mate uit de krimp. De opgaven liggen met name in het leefbaar houden van de basisdorpen, en dan weer vooral voor (minder mobiele) ouderen. 10 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

1. Inleiding Minder bewoners, meer ouderen en minder jongeren Oost-Groningen, grofweg bestaande uit de streken Oldambt, Groninger Veenkoloniën en Westerwolde, is een prachtig stuk Nederland. Lokale en landelijke trends zorgen er voor dat de regio er in de toekomst flink anders uit ziet. Drie ontwikkelingen zijn daar verantwoordelijk voor: 1. Schaalvergroting: overal zien we dat het aantal voorzieningen afneemt, ten gunste van minder, maar grotere voorzieningen. Mobiliteit maakt dit mogelijk, maar ook de eisen van consumenten (meer variatie voor een lage prijs) spelen een rol. Deze ontwikkeling is al decennialang gaande en lijkt voorlopig door te gaan. Behoud van voorzieningen vraagt vaak om forse groei van het aantal inwoners. Dat is slechts weinig plekken gegeven. 2. Krimp: De regio Oost-Groningen krimpt. De regio telt nu zo n 150.000 inwoners. In 2030 zullen dat er zo n acht tot tienduizend minder zijn. De krimp ontstaat niet alleen door migratie, maar ook doordat er meer sterfte is dan geboorte. Deze ontwikkeling komt nog bovenop de al genoemde schaalvergroting. 3. Vergrijzing en ontgroening: het aandeel jongeren neemt af van 22% in 2010 tot 19% in 2030. Het aantal ouderen neemt sterk toe. Op een kleinere bevolking leidt dit tot een fors groter aandeel ouderen: van 19% in 2010 tot 29% in 2030. Dat leidt tot vraag naar andere woningen en nieuwe voorzieningen, maar ook tot kwetsbaarheid van bestaande voorzieningen en de huidige woningvoorraad. De ene wijk of kern is daar beter op toegerust dan de andere. De laatste jaren gaat de aandacht in veel onderzoeken en media uit naar het verschijnsel krimp. Met de titel van deze rapportage van krimp naar kwaliteit willen we aangeven dat niet de krimp zelf het probleem is, maar het behoud van de kwaliteit van wonen en leven in de regio. Oost-Groningen vitaal en leefbaar houden Als de bevolking in aantal terugloopt en in samenstelling verandert wordt dat al snel zichtbaar op de woningmarkt. Huizen staan langer te huur en te koop of komen zelfs leeg te staan. Als er meer (oude) ouderen komen, zal ook de behoefte aan specifieke ouderenwoningen toenemen, net als de behoefte aan zorg. Minder inwoners heeft ook gevolgen op allerlei andere terreinen: winkels, scholen, culturele - en sportaccommodaties, verenigingen... al deze voorzieningen krijgen te maken met minder mensen en dus met minder draagvlak, als eerste de voorzieningen voor jongeren. De veranderingen in de bevolking plaatsen gemeenten en andere betrokken instanties voor nieuwe opgaven; op de woningmarkt en op alle gebieden van leefbaarheid. In de kern gaat het om de vraag hoe we op de veranderingen in de bevolking moeten inspelen om ervoor te zorgen dat Oost-Groningen voor de huidige en toekomstige bewoners een plezierig en vitaal leefgebied blijft. Leefbaarheid wordt nog vaak gedefinieerd in kwantitatieve termen: in (minimum) aantallen aan voorzieningen. Maar we kunnen ook anders naar leefbaarheid kijken: kwalitatief. Leefbaar is dan vooral wat de betreffende inwoners als leefbaar ervaren. Een woonomgeving is leefbaar als het voldoet aan de verwachtingen die de inwoners ervan hebben. Deze benadering opent de weg naar een scherper onderscheid tussen verschillende woongebieden, elk met hun eigen kwaliteiten. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 11

Samen op zoek naar antwoorden en oplossingen De zeven gemeenten (zie kader op de volgende pagina) in Oost-Groningen hebben in het voorjaar van 2010 afgesproken gezamenlijk antwoorden te zoeken op de problemen en opgaven van de krimp. Om die antwoorden te kunnen formuleren is het vanzelfsprekend eerst nodig om de veranderingen in de bevolking en de gevolgen ervan zorgvuldig in beeld te hebben. Het rapport dat nu voor u ligt bevat de inventarisatie van de stand van zaken en gevolgen van bevolkingsverandering op regionaal en subregionaal niveau. Dat betekent dat de inventarisaties, analyses en voorstellen in dit rapport primair het niveau van regio als geheel en subregio (zie kader hieronder) betreffen en dus niet de niveaus daaronder (gemeenten, woonkernen). Vervolgens is het van belang dat de verantwoordelijke bestuurders zich uitspreken over een aantal principiële keuzes en richtinggevende vragen over de rol van de gemeente, sturing op de woningmarkt, concentratie van voorzieningen, omvang en inhoud van de samenwerking met buurgemeenten en maatschappelijke instanties, en participatie van burgers en bedrijven. Een derde onderwerp betreft de visie en de mogelijke inbreng van de maatschappelijke partners (o.a. woningbouwcorporaties, zorginstellingen en onderwijsbesturen) die bij de verdere uitwerking en realisering van de nieuwe opgaven een essentiële rol vervullen. Deze drie onderwerpen vormen de kern van het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen (oplevering voorjaar 2011). Deze rapportage vormt daarvoor de onderlegger en fungeert uiteindelijk als bijlage. Het opstellen van plannen op gemeentelijk niveau volgt op het Regionale Woon en Leefbaarheidsplan. Consultatie van bestuurders, organisaties en andere betrokkenen Deze inventarisatie leggen we in eerste instantie voor aan alle bestuurders in Oost-Groningen. De centrale vraag daarbij is of de inventarisatie voldoende bouwstenen levert voor het formuleren van de gezamenlijke opgaven. Daarna wordt de inventarisatie voorgelegd aan alle betrokkenen in en bij Oost-Groningen: alle maatschappelijke partners, (vertegenwoordigers van) bewoners en bedrijven en de buurgemeenten. Op basis van die consultatie vullen we dit rapport aan met concrete beleids- en actieplannen, die dan vervolgens de gebruikelijke besluitvormingsprocedures zullen doorlopen. Oost-Groningen: zeven gemeenten, drie subregio s Oost-Groningen is de algemene omschrijving van onze regio. Zij bestaat uit zeven gemeenten: Oldambt, Menterwolde, Pekela, Veendam, Stadskanaal, Bellingwedde en Vlagwedde. Deze zeven gemeenten werken samen op het niveau van de regio als geheel en - nog intensiever- op het niveau van de subregio. Er zijn drie subregio s, die we in het kader van deze nota als volgt benoemen: Subregio I: Oldambt: voorheen Winschoten, Scheemda en Reiderland. ca. 40.000 inwoners. Subregio II: Groninger Veenkoloniën: Veendam, Pekela en Menterwolde. ca. 53.000 inwoners. Subregio III: Westerwolde: Stadskanaal, Bellingwedde en Vlagtwedde. ca. 59.000 inwoners. Onder Oost-Groningen rekenen we hier uitsluitend het gebied van deze zeven gemeenten. Het Eemsmondgebied, dat in andere contexten ook wel tot Oost-Groningen wordt gerekend, hoort er in deze nota dus niet bij. 12 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

2. Krimp en krimpbeleid In dit hoofdstuk gaan we in op het verschijnsel krimp en het beleid dat daar op verschillende schaalniveaus voor gemaakt wordt. Aan de orde komt: 1. Beeld van de krimp 2. Oorzaken 3. Regionaal en rijksbeleid gericht op concentratie 4. Provinciaal omgevingsplan 2009-2013 5. Krimp vereist samenwerken 6. Een regionaal woon- en leefbaarheidsplan 7. Conclusies 2.1 Beeld van de krimp (bron: Provinciaal Actieplan) De bevolkingsopbouw in de krimpgebieden valt op door een relatief groot aandeel ouderen, laag opgeleiden, werklozen en lagere inkomensgroepen. Al decennialang trekken hoogopgeleide jongeren het gebied uit voor studie, werk of de uitdaging van een grote stad. Tegenover deze braindrain staat een instroom van gezinnen, deels terugkerende afgestudeerden, hoewel deze groep landelijk krimpt. Verderop in deze rapportage (figuur 25) laten we zien dat de groep laagste inkomens de laatste jaren in de regio Oost-Groningen tóch is afgenomen, ook in vergelijking met de rest van Nederland. Niet instroom van mensen met meer geld, maar meer werk in de regio zelf lijkt daarvan de hoofdoorzaak. Soms is de kwaliteit van de woonomgeving een reden om te vertrekken. Een deel van de bewoners van Oost-Groningen steekt de grens over omdat met voor hetzelfde geld in Duitsland een beter woning krijgt. De bevolkingsdaling is niet iets van de laatste jaren. De regio als geheel kromp sinds 1980 met ruim 3.000 inwoners, dik 2%. Op diverse plekken daalt de bevolking al jaren: Winschoten, Reiderland, Vlagwedde. Sociaal-economisch heeft de krimp grote gevolgen. In de regio Oost- Groningen ligt de economische kracht achter op de rest van de provincie en de rest van Nederland. (In de regio Eemsdelta ligt dat anders: de regionale economie groeit hier sterk, met name door activiteiten in en rond het havengebied, maar dit leidt niet direct tot meer werkgelegenheid). Het beeld is dat de krimp in de regio s de komende jaren versneld zal doorzetten: het aantal geboorten daalt, en omdat er zoveel ouderen in het gebied wonen, gaat het sterftecijfer omhoog. In Oost-Groningen (Bellingwedde, Menterwolde, Pekela, Oldambt, Stadskanaal, Veendam en Vlagtwedde) daalt de bevolking tussen nu en 2040 met 13 procent; van 153.063 in 2008 naar 132.684 inwoners in 2040. Dat treft in meerdere of mindere mate elk van deze gemeenten. Het aantal huishoudens daalt tot 2040 met 4000, oftewel met 6 procent. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 13

2.2 Oorzaken Er zijn verschillende oorzaken voor de krimp van de bevolking. Men kan een onderscheid maken tussen autonome en deels (min of meer) gestuurde oorzaken. Voornamelijk autonome oorzaken zijn het relatief lage aantal geboorten per vrouw in Oost- Groningen en de herwonnen belangstelling voor het stedelijk wonen. Om te beginnen is in historisch perspectief de trek van het platteland naar de stad van alle tijden. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog zien we overal op de wereld een steeds sterker wordende trek naar de stad. De sterke naoorlogse bevolkingsgroei in Nederland heeft die trek in ons land aanvankelijk flink getemperd. Vooral ook omdat er in de steden voor gezinnen te weinig aantrekkelijke woningen beschikbaar waren. In de jaren zeventig en tachtig trokken daarom veel jonge gezinnen juist weg uit de stad, ook naar onze regio. Daarbij speelde ook een rol dat de auto voor nagenoeg iedereen bereikbaar was geworden. Maar nu de bevolking van Nederland niet of nauwelijks nog groeit - en over enkele jaren zelfs zal afnemen -, het woonklimaat in de steden over het algemeen flink is verbeterd, en de files rond de stad alleen maar groeien, zet de trek naar de stad ook in onze streken door. Overigens zorgt de mogelijkheid tot thuiswerken wel voor nieuwe kansen voor wonen buiten de stad. Het verlies aan voorzieningen in kleinere woonkernen en de oriëntatie op de grotere woonkernen wordt versterkt door de algemene maatschappelijke trend tot schaalvergroting en concentratie. Die zien we in het winkelaanbod (dat inspeelt op consumentenvoorkeuren), maar ook in de zorg en het onderwijs. Tot slot heeft de jeugd de weg gevonden naar de stad en in hun kielzog ook het onderwijs. Niet alle landelijke regio s in Noord-Nederland worden nu al geconfronteerd met bevolkingsdaling. Waarom Oost-Groningen wel? Deels schuilt dat ook in de huidige leefkwaliteit van ons gebied. Ondanks prachtige kwaliteiten heeft Oost-Groningen een achterstand op een aantal vlakken: zoals onderwijs, volksgezondheid, werkgelegenheid, afstand tot voorzieningen, OV-bereikbaarheid en koopkracht. Ook zonder krimp ligt hier nog steeds een regionale opgave. Daarnaast spelen ook min of meer gestuurde ontwikkelingen hun rol in de krimp. In de afgelopen decennia is de regio geconfronteerd geweest met een afnemend belang van de agrarische werkgelegenheid, het wegtrekken van industrieën en rijksdiensten. Het ruimtelijk regionaal beleid speelt in op versterking van het Regiovisiegebied Groningen-Assen. Uiteraard is hier geen sprake van causaliteit maar van onderlinge wisselwerking. 2.3 Regionaal en rijksbeleid gericht op concentratie In Groningen is het regionaal beleid gericht op versterking van de stedelijke zones Groningen - Assen en Hoogezand- Groningen - Leek (de T-structuur). Concentratie van wonen en werkgelegenheid in het kerngebied langs de infrastructurele slagaders A28 en A7 wordt gezien als de beste garantie voor de economische vitaliteit van Noord-Nederland als geheel. Deze keuze vindt steun in het rijksbeleid, waarin de regio Groningen - Assen is benoemd als een van de landelijke stedelijke ontwikkelingszones. 14 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

2.4 Provinciaal omgevingsplan 2009-2013 In juni 2009 verscheen het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 van de provincie Groningen. Hieronder een korte weergave van enkele belangrijke elementen daaruit in het licht van het krimp- en leefbaarheidsbeleid in Oost-Groningen. Versterken stedelijke kernen De hoofddoelstellingen van het POP zijn 1) te werken aan een duurzame leefomgeving; 2) het eigen karakter te handhaven en te versterken en 3) sterke steden en vitaal platteland. Leefbaarheid is in het POP een essentieel element van de duurzame leefomgeving. Leefbaarheid wordt voor een belangrijk deel bepaald door de aanwezigheid en de kwaliteit van voorzieningen (winkels, onderwijs, welzijn, sport, cultuur). Een leefomgeving is duurzaam als ook de voorzieningen duurzaam zijn; dat wil zeggen als het voortbestaan ervan niet steeds weer ter discussie hoeft te staan. Met versterken van het eigen karakter doelt de provincie niet alleen op het karakter van de provincie als geheel (stad en ommeland), maar nadrukkelijk ook op de te onderscheiden karakters van de (deel)regio s en de eventueel daarbinnen te onderscheiden deelgebieden. De sterke steden hebben een centrumfunctie voor platteland, waarmee ze een essentiële bijdrage leveren aan de vitaliteit van het platteland. Steden en platteland zijn zodoende complementair; met hun eigen specifieke, verschillende kwaliteiten vullen ze elkaar aan en versterken ze elkaar. De provincie streeft naar concentratie van wonen en voorzieningen in de stedelijke kernen. Van de vijf stedelijke kernen in onze provincie liggen er drie in Oost-Groningen: Veendam, Winschoten en Stadskanaal (de andere twee zijn Groningen en Delfzijl). Krimpstrategie De provincie ziet zich geconfronteerd met een forse opgave als gevolg van de bevolkingsdaling o.a. in Oost-Groningen, die vraagt om een offensieve strategie. De primaire verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid ligt bij gemeenten. Zij zorgen ervoor dat maatschappelijke instellingen en andere betrokkenen hierbij samenwerken en ontwikkelen plannen om de leefbaarheid van buurten, wijken en dorpen in stand te houden en te verbeteren. Daarbij hecht de provincie veel waarde aan breed draagvlak, aan eigen ideeën van de bevolking in door de bevolking opgestelde dorpsvisies. Provinciaal actieplan bevolkingsdaling In november 2010 is door Provinciale Staten van Groningen het Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling Kijk op krimp vastgesteld. Een van de acties in dat plan is het opstellen van regionale woon- en leefbaarheidsplannen voor de drie krimpregio s in onze provincie (Eemsdelta, De Marne en Oost-Groningen). Deze plannen vormen het kader voor afspraken en planvorming op regionaal niveau. Regionaal woon- en leefbaarheidsplan Aan de regionale woon- en leefbaarheidsplannen zijn de volgende doelen gekoppeld: Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 15

1. Waarborgen van de leefbaarheid van de woon- en leefomgeving in stedelijk en landelijk gebied, ook in de situatie van bevolkings- en huishoudensdaling; 2. Inspelen op de veranderende balans tussen bevolkingsomvang en -samenstelling en functies als wonen, werkgelegenheid, voorzieningen en mobiliteit; 3. Ontwikkelen van een nieuwe balans op de lange termijn en optimalisering van de samenhang van functies binnen de provinciale en regionale structuren. 2.5 Concurrentie waar het kan, samenwerking waar het moet Krimp is een betrekkelijk nieuw verschijnsel in ons land. Decennia lang groeide de bevolking en was er vraag was naar nieuwe woningen en draagvlak voor nieuwe voorzieningen. Bevolkingsgroei betekende ook altijd economische groei en meer inkomsten voor gemeenten. In die omstandigheden werkt concurrentie vaak prima. Het bevordert de kwaliteit en de diversiteit van het aanbod, en ook voor wie het even niet zo goed doet, dreigt - zolang de vraag blijft groeien - niet direct de ondergang. Maar als groei plaatsmaakt voor krimp, verandert dat. Economische groei is dan helemaal niet meer vanzelfsprekend. Wie dan in de concurrentiestrijd achterop raakt, zal snel zijn deuren voorgoed moeten sluiten. Dat geldt voor winkels, voor scholen en andere voorzieningen. En ook voor regio s, steden en dorpen. Bij voortdurende concurrentie zullen de verliezers in de concurrentieslag snel een kritische grens passeren. Dan komen beelden op van half verlaten dorpen, van leegstand en verkrotting, van verlaten winkelcentra, van kleine schooltjes die leerlingen en leerkrachten niet veel meer kunnen bieden, van gebieden met te weinig mensen om er nog een bus te kunnen laten rijden... Zo mag het niet gaan. Dat willen we niet. Leefbaarheid kunnen we niet aan het vrije spel van vraag-en-aanbod overlaten. Overheden hebben de verantwoordelijkheid om zich in te zetten voor de kwaliteit van voorzieningen en de leefbaarheid voor alle inwoners. Dat vraagt om actieve bemoeienis. En vooral om samenwerking. Samenwerking tussen dorpen, steden, gemeenten en regio s. Samenwerking met en tussen maatschappelijke partners; corporaties, schoolbesturen en zorginstellingen. Samenwerking met burgers en bedrijven. Om zo met minder mensen toch voldoende draagvlak te organiseren en te behouden voor kwaliteit en duurzame leefbaarheid voor iedereen. 2.6 Een regionaal woon- en leefbaarheidsplan: inzicht en agenderen Krimp vereist samenwerken. Deze overtuiging ligt ten grondslag aan de keuze van de zeven betrokken gemeenten om een gezamenlijk woon- en leefbaarheidsplan te presenteren. Een belangrijk doel van een gezamenlijk plan is antwoord te geven op de vraag wat de gezamenlijke opgaven zijn. Een tweede vraag is dan hoe en in welke mate de afzonderlijke subregio s hun bijdrage kunnen leveren. Buiten het bestek van deze nota blijft de vervolgvraag naar de concretisering van het beleid op het niveau van afzonderlijke gemeenten en woonkernen. In dit plan wordt daarom vooral ingezoomd op trends en ontwikkelingen in plaats van exacte cijfers. Het doel van het plan is inzicht te geven in deze trends en te agenderen wat de gezamenlijke opgaven zijn die daaruit geconcludeerd kunnen worden. 16 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

2.7 Conclusies Uit het bovenstaande trekken we de volgende conclusies: 1. De bevolkingsdaling in Oost-Groningen moeten we accepteren. Het heeft geen zin er tegen te strijden. Er is geen bestuurlijk draagvlak voor groeiambities als regio. 2. Ondanks prachtige kwaliteiten heeft Oost-Groningen een achterstand op een aantal vlakken: zoals onderwijs, volksgezondheid, werkgelegenheid, voorzieningen, bereikbaarheid en koopkracht. Ook zonder krimp ligt hier nog steeds een regionale opgave. 3. Oost-Groningen heeft een negatief imago. Dit bemoeilijkt het aantrekken van mensen die het gebied nog niet goed kennen. 4. De opgave is om - binnen de onontkoombare veranderingen in de bevolking en ook binnen maatschappelijke ontwikkelingen als schaalvergroting - Oost-Groningen leefbaar te houden; een aantrekkelijk leef- en woongebied voor de mensen die er graag willen wonen. 5. In de relatie tussen kernzone en perifere gebieden worden de eigen onderscheidende kwaliteiten steeds belangrijker. Hetzelfde geldt voor de relatie tussen de stedelijke kernen en het platteland. Het komt er nu op aan elkaar met complementaire kwaliteiten te versterken, en van het geheel meer te maken dan de som der delen. 6. Krimpbeleid is samenwerken. Gemeenten kunnen dit regisseren of faciliteren. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 17

18 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

3. Schets van de regio Het land is vlak, de lucht bewolkt, althans in 't algemeen Een koppig mensenras bevolkt het afgegraven veen En wat betreft de nijverheid in deze barre streek Ik hoop niet dat u mij verwijt dat ik vrijmoedig spreek Dat gaat met Strokarton, dat gaat met strokarton Gewoonlijk in de schuur maar bij mooi weer op het gazon Een arbeid die na achtienhonderdzeventig begon Ik heb het uit de allerbeste bron Drs. P wist Oost-Groningen indringend te typeren. Maar helemaal goed geïnformeerd was hij toch niet. Oost-Groningen is meer dan strokarton. Veel meer. 3.1 Drie streken met een eigen karakter Oost-Groningen kenmerkt zich door zijn grote landschappelijke en cultuurhistorische waarden: het weidse Oldambt, het bosrijke Westerwolde en de uitgestrekte Groninger Veenkoloniën. Deze drie streken hebben ook in andere opzichten een eigen karakter. Oldambt Het Oldambt is een kleigebied, waar vanouds de Groninger herenboeren in hun kapitale boerderijen de dienst uitmaakten. Hun boerderijen staan er nog steeds. Net als de schamele arbeiderswoninkjes aan de andere kant van de weg. Het Oldambt is het gebied waar het communisme wortel schoot. De voormalige gemeente Beerta was de eerste en tot nu toe enige Nederlandse gemeente met een communistische burgemeester (Hanneke Jagersma, 1982-1990). Het is de streek van de Graanrepubliek van schrijver Frank Westerman. Nog altijd heeft het Oldambt veel grootschalige akkerbouw (graan). Het Oldambt heeft een grote verandering ondergaan door het Blauwestad-project, het nieuwe woongebied rond het gecreëerde 8km² grote Oldambtmeer (één van de grootste meren in Nederland). Groninger Veenkoloniën De meeste plaatsen in de Groninger Veenkoloniën zijn tot ontwikkeling gekomen met de ontginning van het veen. Tot in de zeventiende eeuw was het een vrijwel onbewoonde streek waar alleen langs de randen op kleine schaal turf werd gewonnen. Sindsdien - en vooral in de negentiende eeuw - is vrijwel alle turf afgegraven en is er een compleet nieuw landschap ontstaan, gedomineerd door lintbebouwing langs deels al weer gedempte kanalen. Aardappelen en suikerbieten zijn de dominerende landbouwgewassen. Veendam is een belangrijk logistiek centrum. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 19

Westerwolde Westerwolde lange tijd een sterk geïsoleerde streek geweest. Het lag als een zandrug in het grootste moerasgebied van West-Europa: het Bourtangerveen (De naam Westerwolde heeft te maken met de historische band met Duitsland). Westerwolde is vanouds een esdorpenlandschap, omringd door veen en hei. Vanaf de negentiende tot ver in de twintigste eeuw zijn de heidevelden en veengebieden van Westerwolde ontgonnen, waarbij ook veel bos is aangeplant. Vanouds is de landbouw belangrijk (aardappelen, bieten, graan), maar de laatste jaren neemt het toerisme in Westerwolde flink in betekenis toe. 3.2 150.000 inwoners, zeven gemeenten, drie subregio s De regio Oost-Groningen (zoals we die in deze nota bedoelen 1 ) telt in totaal zo n 150.000 inwoners. De regio bestaat uit zeven gemeenten: Oldambt, Menterwolde, Pekela, Veendam, Stadskanaal, Bellingwedde en Vlagwedde. Deze zeven gemeenten werken samen op het niveau van de regio als geheel en - nog intensiever- op het niveau van de subregio, zoals die in de praktijk zijn ontstaan. Die subregio s corresponderen met de hiervoor onderscheiden historische landstreken. Subregio I: Groninger Veenkoloniën gemeenten Veendam, Pekela en Menterwolde. Totaal ca. 54.000 inwoners. Subregio II: Oldambt gemeente Oldambt (voor 2010 de gemeenten Winschoten, Scheemda en Reiderland). Totaal ca. 40.000 inwoners. Subregio III: Westerwolde gemeenten Stadskanaal, Bellingwedde en Vlagtwedde. Totaal ca. 59.000 inwoners. Op pagina 16 vindt u een overzicht van alle woonkernen per subregio en gemeente. Relatief arm Sociaal-economisch is de regio Oost-Groningen de armste van Nederland. Dat manifesteert zich onder andere in lagere gemiddelde inkomens, een (relatief) hoge werkloosheid, slechtere gezondheid, lagere levensverwachting, een hogere zorgconsumptie, lagere onderwijsscores, en veel goedkope woningen. Let wel: dit is allemaal relatief: in vergelijking met de gemiddelde scores van Nederland. In absolute zin zijn de verschillen vaak maar klein. Oost-Groningen is voor verreweg de meeste inwoners een fijne streek om te leven. Verschietend rood Toen er in Nederland nog communistische partijen waren, hadden deze in Oost-Groningen een relatief grote aanhang. Nog altijd is Oost-Groningen rood, zij het minder vurig dan voorheen. In de meeste Oost-Groninger gemeenten is de PvdA met een aanhang van rond de 30% de grootste partij. Bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer (juni 2010) stemden ook veel inwoners op de PVV. Deze partij is in Oost-Groningen nu de tweede in grootte (15-22%). 1 Onder Oost-Groningen rekenen we hier uitsluitend het gebied van de hier genoemde zeven gemeenten. Het Eemsmondgebied, dat in andere contexten ook wel tot Oost-Groningen wordt gerekend, hoort er in deze nota dus niet bij. 20 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Sterke oriëntatie op de stad Groningen De drie grootste plaatsen in Oost-Groningen, Veendam, Winschoten en Stadskanaal, zijn kleine provinciestadjes met zo n 20.000 inwoners, met het daarbij passende voorzieningenniveau. Grotere steden liggen buiten de regio: Emmen, Assen en vooral Groningen. De regio is vooral georiënteerd op de stad Groningen. Dat heeft een historische achtergrond. Grote delen van Oost- Groningen waren vroeger eigendom van de stad. Die oriëntatie op de stad is op de kaart goed zichtbaar: alle belangrijke verbindingen (weg, spoor en water) leiden naar de stad. Hoewel er inmiddels ook goede verbindingen zijn met de Eemsmond, Duitsland, Emmen en Assen, zal de relatie met de stad Groningen de belangrijkste blijven. In dit verband zijn ook de actuele provinciale investeringen in het spoornetwerk van betekenis voor Oost-Groningen in 2011 gaan er weer passagierstreinen rijden tussen Veendam en Groningen. Mogelijk wordt het spoor later doorgetrokken naar Stadskanaal. SUBREGIO S, GEMEENTEN, WOONKERNEN, WOONOMGEVING Voor een goede analyse van de gevolgen van demografische verandering, is het belangrijk om steeds op een passend schaalniveau naar het gebied te kijken. Sommige ontwikkelingen spelen zich af op regioniveau, andere op subregionaal, gemeentelijk of zelfs kernniveau. Het huidige voorzieningenniveau en verzorgingsgebied van een kern blijkt van grote invloed te zijn op het aantrekken van doelgroepen en op het perspectief voor de toekomst. Dwars door de gebruikelijke indeling heen is het gebied in te delen in vier soorten kernen, met elk een eigen situatie. Nota bene, de genoemde kernen hebben niet altijd exact het genoemde voorzieningenaanbod, maar passen het best in de hier gekozen typering. Zie het schema hierna. En let op: deze indeling vormt geen directe onderlegger voor beleidsvorming, maar dient als middel om verschillen en overeenkomsten tussen dorpen helder te schetsen. Kenmerken Stedelijk gebied Kernen met een subregionale functie, een Veendam, Winschoten, Stadskanaal compleet aanbod voor dagelijkse en nietdagelijkse goederen,waaronder mode. Centrumdorpen Een servicesupermarkt (AH, C1000, ) en een discounter (Aldi, Lidl), aangevuld met drogist en Ter Apel, Musselkanaal, Vlagtwedde, Pekela, Scheemda winkel voor huishoudelijke artikelen, incidenteel met andere winkels zoals mode. Vaak is er ook voortgezet onderwijs. Basisdorpen Kernen met een supermarkt van minimaal 750m2, basisonderwijs, vaak een geldfunctie, huisarts, fysiotherapeut en bibliotheek. Weinig of geen aanvullende functies. Zuidbroek, Finsterwolde, Muntendam, Onstwedde, Beerta, Blijham (1), Nieuweschans (1,2), Bellingwolde (1), Wedde (2), Sellingen (2) Woondorpen en Nauwelijks of geen detailhandelsvoorzieningen, Overige dorpen en landelijk gebied landelijk gebied meestal wel ontmoetingsruimte, soms ook basisonderwijs. 1) Concrete plannen voor uitbreiding naar >750m2 en daarmee vallend in dit type 2) Heeft toeristische kansen kan daardoor met een kleiner verzorgingsgebied en oppervlak blijven bestaan. Bron: interviews Streekraad, diverse onderzoeken, werksessie Broekhuis Rijs Advisering november 2010. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 21

Subregio Plaats / cluster van kernen Type omgeving Inwoners 2009 Huishoudens 2009 Groninger Veenkoloniën Veendam Veendam Stedelijk gebied 20190 9090 Buitengebied Woondorpen en landelijk gebied 2180 890 Wildervank Woondorpen en landelijk gebied 5630 2330 Pekela Pekela Centrumdorpen 13.140 5710 Menterwolde Zuidbroek Basisdorpen 3850 1570 Noordbroek Woondorpen en landelijk gebied 1940 810 Meeden Woondorpen en landelijk gebied 1780 730 Muntendam Basisdorpen 4940 2110 Totaal subregio 53650 23240 Oldambt Winschoten Winschoten Stedelijk gebied 18320 8670 Scheemda Scheemda Centrumdorpen 2550 1140 Heiligerlee Woondorpen en landelijk gebied 4050 1660 Westerlee Woondorpen en landelijk gebied 1600 610 Nieuw-Scheemda, t Waar e.o. Woondorpen en landelijk gebied 630 260 Midwolda Woondorpen en landelijk gebied 3940 1640 Nieuwolda Woondorpen en landelijk gebied 1470 640 Reiderland Finsterwolde Basisdorpen 2490 1110 Drieborg Woondorpen en landelijk gebied 520 230 Beerta Basisdorpen 2400 1040 Nieuw-Beerta Woondorpen en landelijk gebied 130 70 Nieuweschans Basisdorpen 1440 700 Totaal subregio 39540 17770 Westerwolde Stadskanaal Stadskanaal Stedelijk gebied 20060 8920 Musselkanaal Centrumdorpen 7570 3310 Onstwedde Basisdorpen 2980 1220 Mussel Woondorpen en landelijk gebied 1560 580 Alteveer Woondorpen en landelijk gebied 1260 500 Vlagtwedde Sellingen Basisdorpen 1930 840 Vlagtwedde Centrumdorpen 2650 1200 Bourtange Woondorpen en landelijk gebied 1200 520 Sellingerbeetse Woondorpen en landelijk gebied 750 300 Ter Apel Centrumdorpen 8570 3800 Ter Wisch Woondorpen en landelijk gebied 330 130 De Maten Woondorpen en landelijk gebied 840 300 Bellingwedde Bellingwolde Basisdorpen 4110 1840 Dorpen oost 1 Woondorpen en landelijk gebied 1040 450 Wedde Basisdorpen 630 280 Blijham Basisdorpen 3490 1480 Totaal subregio 58970 25670 Totaal regio 152160 66680 1 Vriescheloo, Veelerveen, Oudeschans (inclusief Klein Ulsda) 22 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

4. Veranderingen in de bevolking In dit hoofdstuk beschrijven we de veranderingen in de bevolking in de achterliggende en toekomstige decennia. Dit hoofdstuk is dus enerzijds gebaseerd op feiten (het verleden) en anderzijds op prognoses (de toekomst). Eerst belichten we de ontwikkelingen in Oost-Groningen als geheel, waarbij we voor zover mogelijk de gegevens presenteren per subregio. Aan het eind van dit hoofdstuk presenteren we enkele gegevens per gemeente. Achtereenvolgens komen aan de orde: 1. Aantal inwoners 1970-2030 2. Ontgroening en vergrijzing 3. Huishoudens, aantallen en typen 2010-2030 4. Geboorte en sterfte, instroom en uitstroom 5. Migratie per leeftijdsgroep 6. Migratie; waarheen, waarvandaan 7. Ontwikkeling bevolking en huishoudens per gemeente 8. Samenvatting en conclusies De prognoses die we hier presenteren zijn gebaseerd op gegevens uit verschillende bronnen en van verschillende onderzoeksinstituten (CBS, Pirmos). Omdat prognoses zijn gebaseerd op aannames, kunnen ze per onderzoeker/insitituut in detail verschillen. Die verschillen manifesteren zich sterker naarmate de prognoses verder in de toekomst liggen, vooral door aannames over toekomstige verhuisbewegingen. Voor de beleidsmatige consequenties zijn die verschillen niet zo van belang omdat de uitkomsten op hoofdlijn dezelfde richting meegeven. In de uitvoering van beleid is over het algemeen voldoende ruimte om op details bij te sturen. In de diagrammen presenteren we de gegevens over de subregio s steeds in drie kleurgroepen: Rood: Groninger Veenkoloniën Blauw: Oldambt Groen: Westerwolde Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 23

4.1 Aantal inwoners 1970 2030 Figuur 1: Bevolkingsontwikkeling volgens twee prognoses: CBS/Primos, 1970-2030 en 2000-2030 0 = omslagpunt van groei naar stabilisatie of krimp Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde 60000 o CBS Primos 60000 CBS Primos 60000 Primos o CBS 50000 50000 50000 40000 40000 o 40000 30000 30000 30000 20000 20000 20000 10000 10000 10000 0 0 0 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 55000 54000 o CBS Primos 45000 44000 CBS Primos 65000 64000 Primos CBS 53000 43000 63000 52000 42000 62000 51000 41000 61000 50000 49000 40000 39000 o 60000 59000 o 48000 38000 58000 47000 37000 57000 46000 36000 56000 45000 35000 55000 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 Bron: CBS 2010, Primos IPB, 2009 Tabel 1: inwonertal 2010, prognose 2030 door CBS en Primos, afgerond op honderdtallen Gr. Veenkoloniën Oldambt Westerwolde Zuidoost Groningen 2010 52.900 39.700 59.300 151.800 2030 CBS 50.500 (-2.400/ -4%) 38.400 (-1.300/ -3%) 55.300 (-4.000/-7%) 144.200 (-7.600/-5%) 2030 Primos 50.300 (-2.600/ -5%) 37.700 (-2.000/ -5%) 57.000 (-2.300/-4%) 145.000 (-6.800/-4%) De prognose-uitkomsten liggen in dezelfde lijn met dat verschil dat CBS in Westerwolde een relatief sterke krimp verwacht. Het verschil wordt vooral veroorzaakt door andere aannames rond migratie. Meer hierover verderop. Op langere termijn zijn de verschillen tussen beide prognoses marginaal en de richting is gelijk: krimp. Bron: CBS 2010, Primos IPB, 2009 24 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Figuur 2; Bevolkingsontwikkeling per type omgeving 2003-2009 3% 2% 1% 0% -1% -2% -3% Stedelijk gebied Centrumdorpen Basisdorpen Woondorpen + landelijk gebied Regio Oost- Groningen Bron: CBS, 2010 Sinds 1980 is de groei in aantal inwoners beperkt en sinds 2000 of 2005 zien we overal krimp, in meer of mindere mate. Ook per type omgeving is overal krimp, maar vooral in de centrumdorpen en de basisdorpen. Binnen de basisdorpen vormen alleen Onstwedde en Beerta een uitzondering; hier was enige groei. De prognoses per subregio vertonen kleine verschillen maar de gemeenschappelijke trend is gelijk: een doorgaande afname van het aantal inwoners. In 2030 telt de regio als geheel zo n acht tot tienduizend inwoners minder. De tabel hierna geeft een preciezer beeld van de ontwikkelingen per type woonomgeving: Tabel 2: Ontwikkelingen per type woonomgeving, 2003-2009 Bevolking Huishoudens 2003 2009 2003-2009 2003 2009 2003-2009 Stedelijk gebied 59050 58570-480 26330 26680 350 Centrumdorpen 30990 29780-1210 13210 13150-60 Basisdorpen 29710 29110-600 12590 12630 40 Woondorpen en landelijk gebied 34880 34700-180 13910 14220 310 Oost-Groningen 154630 152160-2470 66040 66680 640 Bron: CBS, 2010 Dat er in een dorp de afgelopen jaren krimp optrad, hoeft niet te betekenen dat dit ook de komende jaren zo zal zijn. Er zijn dorpen waar een forse herstructurering van de woningvoorraad plaatshad, met als gevolg dat er recente weinig ruimte was om te groeien, terwijl er na de ingreep wél een aantrekkelijke voorraad staat. Dit verschilt van dorp tot dorp. 4.2 Ontgroening en vergrijzing Het aantal inwoners loopt iets terug. Veel invloedrijker is dat ook de samenstelling van de bevolking verandert: het aandeel 65-plussers groeit (vergrijzing), het aandeel 0-25 jarigen neemt af (ontgroening), en binnen de groep 25-65 jarigen verschuift de leeftijd naar meer 45-plussers en minder 25-45 jarigen. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 25

Tabel 3: Leeftijdsgroepen per type woonomgeving Personen 0-15 15-25 25-45 45-65 65+ 2003 2009 2003 2009 2003 2009 2009 2009 2003 2009 Stedelijk gebied 17% 16% 11% 10% 27% 25% 27% 28% 19% 20% Centrumdorpen 18% 16% 10% 10% 27% 24% 26% 29% 18% 20% Basisdorpen 17% 17% 10% 10% 27% 24% 30% 33% 16% 17% Woondorpen + landelijk gebied 19% 16% 10% 11% 29% 25% 29% 33% 14% 14% Regio Oost-Groningen 17% 16% 11% 10% 28% 25% 28% 30% 17% 18% Bron: CBS 2010, Primos IPB, 2009 Het aandeel 65-plussers (ook wel grijze druk ) verdubbelt bijna in de periode 2000-2030. Op elke 65-plusser waren er in 2000 nog ruim 6 jongere mensen, in 2030 zijn dat er nog 3 tot 4. Ook het aandeel niet-beroepsbevolking stijgt: in 2030 moet elke inwoner de kost voor zichzelf én iemand anders verdienen. Figuur 3: Groene druk en demografische druk per subregio, 2000-2030 Grijze druk (aandeel 65-plussers) Demografische druk (aandeel niet-beroepsbevolking) 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2000 2010 2020 2030 Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde Groninger Veenkoloniën Bron: CBS 2010, Primos IPB, 2009 Oldambt Westerwolde De groei van de groep 45-plussers en de krimp bij de groep 45-minners komt overal voor. Stedelijk gebied en vooral centrumdorpen zijn steeds meer het domein van 65-plussers. De basisdorpen, de woondorpen en het landelijk gebied bestaan steeds meer uit mensen van 45 tot 65 jaar. Enerzijds ontgroenen deze gebieden, anderzijds kiezen mensen boven 65 jaar voor plekken met meer voorzieningen. We hebben geen prognosegegevens per type woonomgeving en presenteren de prognose daarom per subregio. 26 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Tabel 4: Ontgroening per subregio Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde 2010 2020 2030 2010 2020 2030 2010 2020 2030 0-5 2500 5% 2200 4% 2100 4% 1800 5% 1800 5% 1700 5% 2800 5% 2700 5% 2600 5% 5-12 4400 8% 3300 6% 3100 6% 3000 8% 2600 7% 2600 7% 4700 8% 3900 7% 3900 7% 12-20 5100 10% 4500 9% 3600 7% 3500 9% 3300 9% 2900 8% 5400 9% 5000 9% 4400 8% 0-20 12000 23% 10000 19% 8800 17% 8300 22% 7700 21% 7200 20% 12900 22% 11600 21% 10900 20% Bron: CBS 2010, Primos IPB, 2009 Het aantal jongeren neemt regionaal fors af van ruim 33.000 in 2010 tot 27.000 in 2030. De afname van het aantal kinderen is vooral een gevolg van de afname van het aantal jonge ouders (zie huishoudens) De afname doet zich het sterkst voor bij de groep middelbare schoolleerlingen; hun aantal neemt met bijna een kwart af. Tabel 5: Vergrijzing per subregio Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde 2010 2020 2030 2010 2020 2030 2010 2020 2030 65-74 5000 9% 6900 13% 6800 14% 3900 10% 5300 14% 5200 14% 6400 11% 8200 14% 8500 15% 75-84 2800 5% 3300 6% 4600 9% 2500 6% 2900 8% 4000 11% 4000 7% 4600 8% 6100 11% 85+ 1200 2% 1500 3% 1800 4% 1000 3% 1100 3% 1400 4% 1400 2% 1800 3% 2300 4% 65+ 9000 16% 11700 22% 13200 27% 7400 19% 9300 25% 10600 29% 11800 20% 14600 25% 16900 30% Bron: CBS 2010, Primos IPB, 2009 Het aantal ouderen neemt toe. Op een kleinere bevolking leidt dit tot een fors groter aandeel ouderen: van 19% in 2010 tot 29% in 2030, een toename van 12.500 personen op een totale krimp van 10.000 personen! Hoewel de groep 85-plussers klein blijft, groeit deze naar verhouding wel snel en is over 20 jaar anderhalf keer zo groot als nu. De groep 75-84 jarigen maakt eenzelfde groei door: Omdat juist mensen in deze leeftijdsklasse vaak om zorg vragen, heeft dit een groot effect op de totale zorgbehoefte. 4.3 Huishoudens, aantallen en typen 2010-2030 De woningbehoefte hangt samen met het aantal inwoners, maar vooral met de huishoudens. Tabel 6: Huishoudensontwikkeling naar type omgeving Huishoudens Alleenstaanden Stellen z. kinderen Gezinnen Huishoudensgrootte 2003 2009 2003 2009 2009 2009 2003 2009 Stedelijk gebied 33% 34% 34% 33% 33% 32% 2,24 2,20 Centrumdorpen 29% 32% 34% 34% 37% 34% 2,35 2,26 Basisdorpen 27% 28% 36% 37% 37% 35% 2,35 2,30 Woondorpen en landelijk gebied 22% 24% 36% 36% 41% 40% 2,49 2,42 Oost-Groningen 29% 30% 35% 35% 37% 35% 2,34 2,28 Bron: CBS, 2010 We presenteren de prognose op regionaal en subregionaal niveau. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 27

Figuur 4: Huishoudensontwikkeling 2010-2030 Oost-Groningen 25000 22500 20000 17500 15000 12500 10000 7500 5000 2500 0 2010 2015 2020 2025 2030 2010 2015 2020 2025 2030 2010 2015 2020 2025 2030 2010 2015 2020 2025 2030 2010 2015 2020 2025 2030 Alleenstaand en stellen Alleenstaand en stellen Alleenstaand en stellen zonder kinderen t/m 29 zonder kinderen 30 t/m 64 zonder kinderen 65+ Bron; Primos / IPB, 2009 Gezinnen t/m 44 Gezinnen 45+ Tabel 7: Huishoudensprognose per subregio Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde 2010 2020 2030 2010 2020 2030 2010 2020 2030 1+2 z kind tot 30 1300 5% 1100 5% 900 4% 1100 6% 1000 6% 800 5% 1300 5% 1200 5% 1100 4% 1+2 z kind 30-65 7700 33% 7100 30% 6600 29% 6000 34% 5400 30% 4500 26% 8200 32% 7600 29% 6400 25% 1+2 z kind 65+ 5700 25% 7100 30% 7600 33% 4700 27% 6000 34% 6700 39% 7400 29% 9300 35% 10200 40% Gezinnen t/m 44 4200 18% 3200 14% 3300 14% 2900 16% 2400 14% 2400 14% 4200 16% 3600 14% 3900 15% Gezinnen 45+ 4300 19% 4900 21% 4500 20% 2900 17% 2900 16% 2700 16% 4600 18% 4600 18% 4200 16% Totaal 23200 23500 23100 17500 17700 17200 25700 26300 25700 Bron: Promos / IPB, 2009 Er is één dominante groeigroep: alleenstaanden en stellen van 65 jaar en ouder. Het aantal oudere gezinnen blijft voorlopig stabiel of groeit eerst nog iets. Op termijn vormen gaan hun kinderen uit huis en maken zij deel uit van de groep 65+ huishoudens. De groep zelfstandig wonende jongeren is nu al heel klein maar krimpt verder. De grootste krimp zien we onder gezinnen tot 45 jaar en alleenstaanden of stellen tussen 30 en 65 jaar. Overigens herstelt het aantal jonge gezinnen na 2020 naar verwachting iets. Overal kromp de bevolking, maar in stedelijk gebied en in de woondorpen / landelijk gebied groeide het aantal huishoudens nog wel. In absolute aantallen lag de groei in het landelijk gebied iets lager dan in stedelijk gebied, maar in beide gevallen ging het om ruim 300 huishoudens in de periode 2003-2009, verspreid over vele dorpen en buurtschappen. De krimp in de centrumdorpen en de basisdorpen is opvallend, omdat in deze dorpen wel de meeste voorzieningen aanwezig zijn. 28 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

4.4 Geboorte en sterfte, instroom en uitstroom Veranderingen in de bevolking zijn het gevolg van 1) het verschil in geboorte en sterfte (geboortesaldo) en 2) het verschil in instroom en uitstroom (migratiesaldo). Figuur 5: Natuurlijke ontwikkeling en migratie 1990-2008 Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde 750 750 750 500 500 500 250 250 250 0 0 0-250 -250-250 -500-500 -500-750 -750-750 1990 1994 1998 Geboortesaldo Vestigingssaldo 2002 2006 1990 1994 1998 Geboortesaldo Vestigingssaldo 2002 2006 1990 1994 1998 Geboortesaldo Vestigingssaldo 2002 2006 Bron: CBS, 2010 In alle subregio s geldt een negatief geboortesaldo (geboorte minus sterfte). In de Groninger Veenkoloniën was tot 2002 nog sprake van natuurlijke groei, in andere subregio s is de natuurlijke groei al sinds 1990 negatief. De fluctuaties in de migratie zijn jaarlijks groot, onder meer ingegeven door het gereed komen van bouwprojecten. Als we een trendlijn trekken door de migratiecijfers, dan zien we dat sinds 2000-2002 de migratie in de subregio s West en Noord sinds ca. 2004 structureel negatief is, waar voorheen een kleine plus bestond. In de Westerwolde is de migratie stabieler, maar ook hier leverde migratie sinds 2003 per saldo geen extra inwoners meer op. 4.5 Migratiestromen per leeftijdsgroep Om het inwonertal te vergroten lijken er twee opties: vergroten van het geboortesaldo en/of het migratiesaldo. In de praktijk bestaat echter alleen de tweede optie. Immers, voor meer geboorten moet allereerst het migratiesaldo van jonge mensen verbeteren. Hieronder brengen we de migraties in de verschillende leeftijdsgroepen in beeld. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 29

Figuur 6: Leeftijdsverdeling 2008 en totale migratiesaldo naar leeftijd 2004-2008 Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde Aantal 2008 Aantal 2008 Aantal 2008 20000 Migratie 2004-2008 20000 Migratie 2004-2008 20000 Migratie 2004-2008 17500 17500 17500 15000 15000 15000 12500 12500 12500 10000 10000 10000 7500 7500 7500 5000 5000 5000 2500 2500 2500 0 0 0-2500 -2500-2500 0-14 jaar 15-24 jaar 25-49 jaar 50-64 jaar 65-84 jaar 85 jaar e.o. 0-14 jaar 15-24 jaar 25-49 jaar 50-64 jaar 65-84 jaar 85 jaar e.o. 0-14 jaar 15-24 jaar 25-49 jaar 50-64 jaar 65-84 jaar 85 jaar e.o. Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde 10% 10% 10% 0% 0% 0% -10% -10% -10% -20% -20% -20% 0-14 jaar 15-24 jaar 25-49 jaar 50-64 jaar 65-84 jaar 85 jaar e.o. 0-14 jaar 15-24 jaar 25-49 jaar 50-64 jaar 65-84 jaar 85 jaar e.o. 0-14 jaar 15-24 jaar 25-49 jaar 50-64 jaar 65-84 jaar 85 jaar e.o. Bron: CBS, 2010 De bovenste figuren laten zien dat de migratie slechts een beperkt effect heeft op de totale omvang van leeftijdsgroepen in de subregio s. Alleen de uitstroom van jongeren heeft een zichtbaar effect op de bevolkingssamenstelling. Uitstroom van jongeren is op zichzelf in gebieden zonder hoger onderwijs een normaal verschijnsel: ze trekken weg voor studie of (uitdagend en perspectiefrijk) werk. De balans zou in evenwicht blijven als jongeren na hun studie weer zouden terugkeren. Dat gebeurt echter nauwelijks. Dit heeft vooral te maken met beperkt arbeidsmarktperspectieven (met name bij stellen: zij moeten beide werk vinden!). De uitstroom van jongeren is in Oldambt het geringst. Uit onderliggende cijfers blijkt dat dit met name komt doordat Winschoten relatief veel jongeren weet vast te houden, hoewel ook hier een uitstroom is. Winschoten trekt bovendien 65- en 85-plussers aan, in tegenstelling tot andere gemeenten. Voor de hand liggende oorzaak hiervan is het ruime zorgaanbod (waaronder het ziekenhuis) en de korte afstanden binnen het compacte Winschoten. Westerwolde en Oldambt trekken per saldo 50-plussers aan (respectievelijk 100 en 65 per jaar). Kennelijk is Drentenieren in Groningen ook aantrekkelijk. 30 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

4.6 Migratiestromen, waarheen en waarvandaan Inzicht in de herkomst en bestemming van migratiestromen geeft informatie over beweegredenen van mensen om te verhuizen. De volgende figuren geven een indruk van de belangrijkste migratiestromen tussen de gemeenten onderling, en tussen subregio s en omliggende gebieden. Figuur 7:.Netto migratie (instroom minus uitstroom personen) 2001-2009 Nota bene: het gaat om NETTO stromen. Als voorbeeld: Tussen 2000en 2009 vestigden zich bijna 1.500 mensen vanuit Menterwolde in Veendam, terwijl1.200 mensen van Veendam naar Menterwolde verhuisden. Oftewel netto 300 mensen naar Veendam. Netto migratie 2.000 personen 2001-2009 Netto migratie >0 personen 2001-2009 Meer / minder inwoners (m.u.v. grijze cirkels) Groningen Oldambt Assen Groninger Veenkoloniën Westerwolde Duitsland Rest Nederland Emmen Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 31

M ' wolde Oldambt Inwoners / 10 jaar 200 1.600 Veendam B wedde Stadskanaal Pekela Vlagtwedde Bron: CBS, 2010 De grote stad trekt. Alle gemeenten verliezen per saldo inwoners aan de stad Groningen en in mindere mate aan Assen. Ook de stedelijke kernen in de eigen regio (Veendam. Winschoten en Stadskanaal) trekken mensen aan. Dat zijn dan met name mensen uit de omliggende kleinere kernen. Westerwolde trekt veel nieuwe inwoners uit andere delen van het land. Dit sluit aan op signalen van makelaars: rustzoekers uit heel het land, waaronder spijtoptanten, meest in de leeftijd vanaf 45 jaar. De migratie tussen de steden in de subregio s is relatief beperkt. Dat duidt erop dat de subregio s als drie tamelijk zelfstandige woningmarkten functioneren. Opvallend: Pekela (onderdeel van de subregio Groninger Veenkoloniën) en Bellingwedde (onderdeel van de subregio Westerwolde) hebben een grotere migratierelatie het Oldambt dan met de steden in hun eigen subregio (resp. Veendam en Stadskanaal). Hieronder besteden we apart aandacht aan de migratiebewegingen tussen Nederland en Duitsland. Uit de figuur hierna is te lezen hoeveel Duitsers in de Nederlandse grensstreek wonen en andersom (situatie 2000 en 2005). Leeswijzer: hoe donkerder de kleur, hoe meer Duitsers per 1.000 inwoners in Nederland en vice versa. 32 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Figuur 8: Duitsers in Nederland en Nederlanders in Duitsland, als aandeel van de totale bevolking 2000 2005 Bron: Wanderungsbewegungen imdeutsch-niederländischen Grenzraum, Deutsch-Niederländischen Raumordnungskommission Unterkommission Nord (2007) In 2000 woonden er meer Duitsers in Nederland dan andersom. Tussen 2000 en 2005 zagen we een omgekeerde trend: meer Nederlanders trokken naar Duitsland dan Duitsers naar Nederland. Alle leeftijdsgroepen stromen naar Dutisland vanuit de grensgemeenten. Met name Reiderland en Bellingwedde verloren veel inwoners aan de Duitse grensstreek. De belangrijkste oorzaken in deze toestroom naar Duitsland zijn het prijsverschil, de beschikbaarheid van vrije kavels en de degelijke kwaliteit van de bestaande voorraad. De meeste Nederlanders die in Duitsland wonen, willen blijven, maar een veelgehoorde reden om terug te gaan is vaak het zorgaanbod. De toestroom wordt aan Duitse zijde overigens bewust beperkt door wachtlijsten of hogere prijzen voor Nederlanders, om zo enclaves te voorkomen. 4.7 Ontwikkeling bevolking en huishouden per gemeente Hieronder zoomen we in op de afzonderlijke gemeenten binnen de subregio s. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 33

GRONINGER VEENKOLONIËN: VEENDAM, MENTERWOLDE, PEKELA Figuur 9: Ontwikkeling aantal inwoners per gemeente, 1970/1980 2010 prognose 2030. Veendam Menterwolde Pekela 30000 o 30000 30000 25000 25000 25000 20000 15000 10000 5000 0 1980 1990 2000 2010 2020 2030 20000 15000 10000 5000 0 1970 1980 1990 2000 o 2010 2020 2030 20000 15000 10000 Figuur 10Natuurlijke ontwikkeling (geboorte, sterfte) en migratie (instroom, uitstroom) 1990-2008. Veendam Menterwolde Pekela 250 200 150 100 50 0-50 -100-150 -200-250 Geboortesaldo Vestigingssaldo 250 200 150 100 50 0-50 -100-150 -200-250 5000 250 200 150 100 50 0-50 -100-150 -200-250 0 1970 1980 o 1990 1994 1990 1998 2000 2002 2010 2006 2020 1990 2030 1994 1998 2002 2006 1990 1994 1998 2002 2006 Figuur 11: Huishoudensontwikkeling per gemeente, 2000 2010 - prognose 2030 Veendam Menterwolde Pekela 15000 12500 o 15000 12500 15000 12500 10000 10000 10000 7500 5000 7500 5000 o 7500 5000 o 2500 2500 2500 0 0 0 2000 2005 2010 2015 2020 2030 2000 2005 2010 2015 2020 2030 2000 2005 2010 2015 2020 2030 Bron: CBS, 2010 Menterwolde groeide langzaam maar gestaag en Pekela krimpt sinds de jaren 90. Naar verwachting neemt de bevolking in Menterwolde en Pekela de komende jaren licht af. Het geboortesaldo in Veendam trekt aan, in Pekela is het het laagst Migratiesaldi wisselen sterk van jaar tot jaar. Prognoses blijken meestal boterzacht. Het aantal huishoudens neemt voorlopig nog toe. NB: De totale huishoudensontwikkeling zegt niets over ontwikkeling en woonbehoefte per type huishouding. 34 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

OLDAMBT: WINSCHOTEN, REIDERLAND, SCHEEMDA Figuur 12: Ontwikkeling aantal inwoners per gemeente, 1970/1980 2010 prognose 2030. Winschoten Reiderland Scheemda 30000 30000 30000 25000 25000 25000 20000 o 20000 20000 15000 15000 15000 o 10000 10000 o 10000 5000 5000 5000 0 0 0 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 Figuur 13: Natuurlijke ontwikkeling (geboorte, sterfte) en migratie (instroom, uitstroom) 1990-2008. Winschoten Reiderland Scheemda 250 250 250 200 200 200 150 150 150 100 100 100 50 50 50 0 0 0-50 -50-50 -100-100 -100-150 -150-150 -200-200 -200-250 -250-250 Geboortesaldo Vestigingssaldo 1990 1994 1998 2002 2006 1990 1994 1998 2002 2006 1990 1994 1998 2002 2006 Figuur 14: Huishoudensontwikkeling per gemeente, 2000 2010 - prognose 2030 10000 10000 10000 o 7500 7500 7500 5000 5000 5000 o 2500 2500 o 2500 0 0 0 2000 2005 2010 2015 2020 2030 2000 2005 2010 2015 2020 2030 2000 2005 2010 2015 2020 2030 Bron: CBS, 2010 In de voormalige gemeenten Winschoten en Reiderland neemt het aantal inwoners al vele jaren licht af. In Scheemda is na 2015 krimp te verwachten. Bijzonder is de groeispurt van Winschoten in de jaren 70 en 80. In Winschoten is het geboortesaldo opvallend laag, vooral door het grote intramurale aanbod (trekt veel ouderen en leidt tot een hoger sterftecijfer). In Winschoten en Scheemda groeit het aantal huishoudens licht. In Reiderland loopt het sinds 2005 al terug. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 35

WESTERWOLDE: STADSKANAAL, BELLINGWEDDE, VLAGTWEDDE Figuur 15: Ontwikkeling aantal inwoners per gemeente, 1970/1980 2010 prognose 2030. Stadskanaal Bellingwedde Vlagtwedde 35000 o 35000 35000 30000 30000 30000 25000 25000 25000 20000 20000 20000 15000 15000 15000 o 10000 10000 o 10000 5000 5000 5000 0 0 0 1980 1990 2000 2010 2020 2030 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 Nota bene: de cijfers voor Stadskanaal zijn gecorrigeerd voor asielszoekers, de cijfers voor Bellingwedde en Vlagtwedde niet. De opening en sluiting van AZC s tot pieken en dalen in de bevolkingsontwikkeling, maar op langere termijn is het effect ongeveer neutraal. Figuur 16:Natuurlijke ontwikkeling (geboorte, sterfte) en migratie (instroom, uitstroom) 1990-2008. 500 400 300 200 100 0-100 -200-300 -400-500 1990 Stadskanaal Bellingwedde Vlagtwedde 1994 1998 2002 2006 500 400 300 200 100 0-100 -200-300 -400-500 1990 1994 1998 2002 2006 500 400 300 200 100 0-100 -200-300 -400-500 1990 1996 Geboortesaldo Vestigingssaldo Nota bene: de cijfers voor Stadskanaal zijn gecorrigeerd voor asielszoekers, de cijfers voor Bellingwedde en Vlagtwedde niet. De opening en sluiting van AZC s tot pieken en dalen in de bevolkingsontwikkeling, maar op langere termijn is het effect ongeveer neutraal. 2002 2008 Figuur 17: Huishoudensontwikkeling per gemeente, 2000 2010 - prognose 2030 15000 o 15000 15000 12500 12500 12500 10000 10000 10000 7500 5000 2500 7500 5000 2500 o 7500 5000 2500 o 0 0 0 2000 2005 2010 2015 2020 2030 2000 2005 2010 2015 2020 2030 2000 2005 2010 2015 2020 2030 Bron: CBS, 2010 36 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Stadskanaal en Vlagtwedde vertonen al jaren een redelijk stabiel beeld. Naar verwachting blijft het aantal inwoners in Stadskanaal en Vlagtwedde tot 2030 redelijk stabiel, maar groei zit er niet in. Bellingwedde zal fors krimpen. In Stadskanaal zal het aantal huishoudens groeien. In Vlagtwedde zien we stabilisatie en in Bellingwedde afname. NB: De totale huishoudensontwikkeling zegt niets over ontwikkeling en woonbehoefte per type huishouding. 4.8 Samenvatting en conclusies In 2030 telt de regio als geheel zo n acht tot tienduizend inwoners minder. De krimp ontstaat niet alleen door migratie, maar ook doordat er meer sterfte is dan geboorte. Het aantal jongeren neemt af van 22% in 2010 tot 19% in 2030. Het aantal ouderen neemt toe. Op een kleinere bevolking leidt dit tot een fors groter aandeel ouderen: van 19% in 2010 tot 29% in 2030. Het totaal aantal huishoudens in de regio zal tot 2020 licht groeien. Daarna zal het licht afnemen. Stedelijk gebied en (opvallend) de woondorpen en het landelijk gebied hebben op basis van het recente verleden de beste papieren voor de toekomst. Er treden forse verschuivingen op in het type huishouden. In alle drie de subregio s zien we een forse toename van het aantal ouderenhuishoudens en een afname van alle andere huishoudens en dan met name de jonge gezinnen en stellen. De uitstroom van jongeren heeft een zichtbaar effect op de bevolkingssamenstelling. De balans zou in evenwicht blijven als jongeren na hun studie (als jong gezin) weer zouden terugkeren. Dat gebeurt echter nauwelijks. Binnen de regio is er ook sprake van een trek naar de stad. De stedelijke kernen Veendam, Winschoten en Stadskanaal trekken bewoners aan uit de omliggende dorpen. De migratie tussen de subregio s is relatief beperkt. Dat duidt erop dat de subregio s als drie tamelijk zelfstandige woningmarkten functioneren. In 2000 woonden er meer Duitsers in Nederland dan andersom. Tussen 2000 en 2005 zagen we een omgekeerde trend: meer Nederlanders trokken naar Duitsland dan Duitsers naar Nederland. Na verloop van tijd keren veel Nederlanders weer terug vanwege het zorgaanbod. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 37

38 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

5. Trends en de gevolgen daarvan Acht thema s In dit hoofdstuk gaan we in op de gevolgen van de veranderingen in de bevolking: minder mensen, veel meer ouderen, minder jongeren. Die gevolgen doen zich voor op allerlei terreinen, die hieronder clusteren als volgt: 1. Wonen 2. Economie en werk 3. Winkels 4. Opvang en onderwijs 5. Welzijn, cultuur en sport 6. Zorg 7. Openbare ruimte 8. Bereikbaarheid Wij kiezen ervoor de gevolgen in deze thema s te benoemen, en de algemene term voorzieningen alleen te gebruiken als we het er ook in algemene zin over hebben. Stand van zaken, trends en ontwikkelingen Of een verandering leidt tot een knelpunt of opgave, is mede afhankelijk van hoe we er op dit moment voorstaan. Daarom brengen we in per thema eerst beknopt de de stand van zaken in beeld. Naast veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking, voltrekken zich in de regio Oost-Groningen ook algemene maatschappelijke ontwikkelingen. Deels ten gevolge van min of meer autonome ontwikkelingen in de (westerse) wereld (veranderend consumentengedrag, opkomst internetwinkels, schaalvergroting in onderwijs en zorg enz) deels ten gevolge van politieke keuzes op rijksniveau (sociale zekerheid, werk en inkomen, financiering van de zorg, energiebeleid, landbouwbeleid enz). Per thema proberen we steeds de relevante maatschappelijke ontwikkelingen te schetsen. De gevolgen Vervolgens schetsen we de gevolgen van de gesignaleerde en voorspelde demografische en maatschappelijke ontwikkelingen. Knelpunten en opgaven samengevat Elk thema sluiten we af met een samenvatting van de knelpunten en opgaven. Zoveel mogelijk geven we daarbij aan op welk niveau de opgaven liggen: bij de gemeente, de subregio, de regio als geheel, of in nog groter verband. Tevens geven we aan welke opgaven al op korte termijn aandacht vragen en welke minder urgent zijn. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 39

5.1 Wonen Veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking leiden tot veranderingen in de woningbehoefte. De relatie daartussen is niet eenduidig. Minder mensen betekent minder huizen. Of minder mensen per huis, dat gebeurt ook. Of van allebei een beetje. En ook: behoefte aan andere huizen. Minder huizen voor gezinnen, meer voor ouderen. En behoefte aan huizen van betere kwaliteit en op andere plekken. Anders gezegd: de veranderingen in de bevolking plaatsen ons voor een forse transformatieopgave op de Oost-Groningse woningmarkt. Hieronder proberen we die in beeld te brengen. Aan de orde komen: Woonbehoefte (Type, Kwaliteit, Plek, Betaalbaarheid) Stagnatie op de particuliere woningmarkt Lage prijzen Recent al veel gedaan Zeer beperkt nieuwbouw Huidige woningvoorraad Plannen versus behoeften Opgaven in de woningvoorraad Wonen met zorg Compensatieplicht WMO Kosten transformatieopgave niet door lokale partijen te dragen De knelpunten en opgaven samengevat Woonbehoefte Een individuele woonbehoefte wordt gevormd door vier aspecten: 1. type (gezinswoning, ouderenwoning, met of zonder tuin) 2. kwaliteit (bouwkundige staat, energiegebruik, comfort, uitstraling) 3. plek (stad, dorp, platteland, centrum, buitenwijk) 4. betaalbaarheid (huur, koop, duur, goedkoop) Om een goed beeld te verkrijgen van de gewenste veranderingen op de woningmarkt, moeten we van huidige woningvoorraad op deze vier aspecten categoriseren en vervolgens verbinden met de voorspelde veranderingen in de bevolkingsgroepen en huishoudens. 1. Type: Door verandering van doelgroepen en hun wensen, verandert ook de vraag naar typen woningen. Vergrijzing leidt tot een groeiende vraag naar nultredenwoningen, met balkon, kleine tuin of patio. Hoe stedelijker de omgeving (Stadskanaal, Veendam, Winschoten), hoe eerder ouderen kiezen voor een appartement. In dorpen vragen zij juist vaak om met de voeten aan de grond te blijven. We moeten overigens niet vergeten dat ouderen weinig verhuizen en lang in hun gewone eengezinswoning blijven wonen. Het aantal gezinnen neemt de komende jaren sterk af en netto zijn er meer dan voldoende gezinswoningen. Wel is er binnen dit type veel verandering nodig. Veel kleine rijwoningen (van 40 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

kort na de oorlog) en veel kleine landhuisjes (van vooral voor de oorlog) voldoen niet meer aan de eisen van de tijd (zie kwaliteit). Jongeren verlaten de regio doorgaans niet bij gebrek aan woningen (in de regio s waar zij naar toe gaan liggen de prijzen en wachttijden beduidend hoger), maar om redenen van werk en opleiding. Jongeren die blijven, stellen eisen aan hun woning. Vooral buiten de steden wachten zij vaak en sparen tot zij een ruime woning kunnen betalen. Waar in steden als Groningen verouderde appartementen en kleine rijwoningen nog in trek zijn, is dat in Oost-Groningen veel minder. Het kleinste en oude (vaak vroegnaoorlogse) bezit vormt de onderkant van de markt en is kwetsbaar. Dat de groeiende groep zorgvragers voor een belangrijk deel in de huidige woning blijven, stelt gemeenten en corporaties voor een dilemma: veel ad-hoc woningaanpassingen leggen mogelijk een te groot beslag op het WMO-budget, terwijl té veel specifieke seniorenwoningen op langere termijn een gevaarlijke investering vormen. De sleutel ligt bij in elk geval flexibel bouwen: woningen die voor meerdere doelgroepen bruikbaar zijn, en bij nauwe samenwerking tussen gemeenten en corporaties Consequentie is een verschuiving in nieuwbouw naar minder traditionele eengezinswoningen en meer nultredenwoningen, zowel grondgebonden als appartementen, en naar meer huur. Zie het voorbeeld hierna. Figuur 18: Woningen voor meer doelgroepen: voor gezinnen ruimte genoeg, maar ook een (slaap)kamer beneden Noordbroek, Westersingel 2) Kwaliteit: Het aantal vierkante meters woonoppervlak per bewoner liep door de jaren heen steeds op. Tegelijk neemt het aantal kleine huishoudens toe. Dit leidt tot twee bewegingen: Enerzijds blijvend vraag naar grote woningen voor de groep gezinnen die een kwaliteitsstap wil maken. Anderzijds kleinere woningen voor kleine huishoudens, hoewel ca. 75 vierkante meter inmiddels wel een ondergrens is.in alle gevallen is er behoefte aan ruime kamers en voldoende Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 41

buitenruimte. Woningen met slecht één slaapkamer worden slecht verhuurd of verkocht, omdat mensen ruimte wensen voor hun hobby s en gasten. Ook comfort, technische staat en zuinigheid spelen een groeiende rol. Voor ouderen is vooral comfort doorslaggevend. Een deel van de ouderen zoekt een woning vanuit comfortoverwegingen, en niet vanwege een zorgvraag. Zij willen een woning zónder zorguitstraling, maar met een hoog comfortniveau. Technische staat is belangrijk, vooral voor ouderen, maar er blijft een flinke groep mensen over die kiest voor het renoveren van bestaande woningen, mits de prijs daar naar is. De energiezuinigheid van woningen blijkt voor veel mensen nog niet doorslaggevend in hun woningkeuze. Dit lijkt wel te veranderen. De terugverdientijd van energiebesparende investeringen neemt af, de aandacht voor energiebesparing is groot en de energielasten blijven stijgen. Vooral voor lage inkomens vormt die prijsstijging een probleem. Corporaties grijpen al in door woningen te verbeteren, maar met name de goedkope particuliere voorraad vormt een probleem. Gevolg is dat woningen met een slecht energielabel, en van een type dat minder in trek is, naar verwachting steeds moeilijker te verkopen en te verhuren zijn. Overigens zijn vooroorlogse woningen gemiddeld genomen meer in trek dan vroegnaoorlogs bezit. Beide typen zijn vaak technisch verouderd, maar vooroorlogs bezit spreekt een groep mensen aan die op zoek is naar authentiek wonen. 3) De plek speelt een cruciale rol in de woningkeuze. Nabijheid van familie, werk, opleiding, maar ook de nabijheid van voorzieningen en de sfeer van de omgeving, spelen daar in mee. Ouderenwoningen waarbij de voorzieningen op afstand liggen (meer dan 500 meter) zijn vaak minder in trek. Voor deze groep mensen is die nabijheid doorslaggevend. Om die reden zijn stedelijke gebieden en centrumdorpen bij deze doelgroep bovengemiddeld in trek. Overigens is er ook een groep vitale ouderen die helemaal niet afhankelijk is van voorzieningen. Zij (ver)bouwen bijvoorbeeld een ruime woning op een vrije kavel, in een dorp of op het platteland. De instroom van ouderen naar Westerwolde is opvallend! Gezinnen kiezen vaak voor de nabijheid van veel voorzieningen en in de praktijk betekent dat een sterke positie voor Stadskanaal, Veendam en Winschoten. Er is een kleinere groep die zo mobiel is dat een gemis van detailhandel acceptabel is. Jongeren blijken de regio te verlaten, uit alle gebiedstypen behalve de woondorpen en het landelijk gebied (mogelijk door een hoger aandeel agrarische bedrijven waarbij kinderen langer thuis blijven wonen of het bedrijf overnemen). We zien verder dat de gemeenten nabij de stad Groningen de jongeren beter weten te binden, doordat zij studie of werk goed kunnen bereiken. Gevolg is dat stedelijke gebieden zowel bij ouderen als gezinnen in trek zijn. Centrumdorpen en basisdorpen worden steeds meer bewoond door ouderen en minder door gezinnen. De woondorpen blijken een aantrekkelijk alternatief voor mensen van 45 jaar en ouder die rust en ruimte zoeken, hoewel ook het jongeren in deze gebieden nog toenam. 42 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

4) Betaalbaarheid De regio Oost-Groningen is sociaal-economisch minder sterk dan de stadsregio en de rest van Nederland. Tegelijk liggen de woningprijzen ook beduidend lager en de wachtlijsten voor sociale huurwoningen zijn ook korter. Ter vergelijk: de wachttijd in de regio was gemiddeld een half jaar, in steden als Utrecht en Arnhem meer dan het tienvoudige. Mensen hebben daardoor veel te kiezen. Betaalbaarheid bestaat echter meer en meer uit energielasten. Zie het thema Kwaliteit. Stagnatie op de particuliere woningmarkt Het is van belang dat we ons realiseren dat de woonbehoefte en de daadwerkelijke realisatie daarvan verschillende zaken zijn. Ouderen die bijvoorbeeld graag zouden verhuizen van hun te grote woning in het buitengebied naar een appartement in de dorpskern, moeten wel eerst hun huidige woning zien te verkopen. Hetzelfde geldt voor gezinnen die wel naar een groter of beter huis willen, of naar een ander dorp. Dat is door de stagnatie op de woningmarkt tegenwoordig een groot probleem. Ook als de woningmarkt aantrekt, zal dit probleem in de krimpregio s blijven bestaan. Dit heeft overigens ook te maken heeft met het vasthouden aan hoge vraagprijzen. Deze stagnatie is niet alleen een probleem voor de mensen in kwestie, maar ook een bedreiging voor succeskansen van leefbaarheidsmaatregelen op andere terreinen. In de gemeenten Oldambt en Pekela zijn in de periode 2007-2008 de onderzoeken hoe duur is goedkoop? en Eindnotitie goedkope koop verschenen. Daaruit blijkt dat met name de goedkope koopvoorraad kwetsbaar is, omdat er een overschot aan dit type woningen is, vooral buiten het stedelijk gebied. Deze situatie is niet onderzocht in de andere gemeenten van Oost- Groningen, maar deze onderkant van de koopmarkt is ook daar ruim vertegenwoordigd en vermoedelijke evenzeer kwetsbaar. Binnen stedelijk gebied en in de grotere dorpen richt de kwetsbaarheid zich met name op woningen van vlak na de oorlog. In kleinere dorpen en het buitengebied gaat het vaak ook om kleine huisjes aan linten van voor de oorlog. De onderzoeken noemen vier effecten van deze situatie: 1. Kapitaalvernietiging: sommige eigenaren blijven met een restschuld achter als zij willen verkopen, hoewel met name wat oudere bewoners hun hypotheekschuld vaak grotendeels of helemaal hebben ingelost. 2. Volkshuisvestelijk; de woningen worden vooral bewoond door jongeren en ouderen; zij kunnen moeilijk doorstroming binnen of buiten de eigen woonplek 3. Sociaal: bij verandering van de persoonlijke situatie (gezinsuitbreiding, zorgvraag) is het doorstromingsprobleem extra schrijnend 4. Ruimtelijk: leegstand of verpaupering heeft effect op de hele omgeving De streekraad onderzocht in 2010 de leegstand in Oost-Groningen. Daaruit blijkt dat van de structureel leegstaande woningen driekwart een koopwoning is, en in dat geval met name vrijstaande, vooroorlogse woningen, meestal tot 150.000. De leegstaande huurvoorraad betreft vooral rijwoningen uit de jaren 60 en 70. In de meeste gevallen is de onderhoudstoestand goed. De laatste bewoner was vaak iemand van 80 jaar of ouder. Er is per gemeente geen informatie over de toedeling van de leegstand naar huur of koop. De tabel hierna geeft een indicatie van de verdeling van de druk en onderdruk op de markt: Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 43

Tabel 8: Druk en onderdruk op de woningmarkt Bellingweddwolde Menter- Oldambt Pekela Stadskanaal Veendam Vlagtwedde Leegstandspercentage totaal 2,46% 2,25% 2,48% 3,10% 4,35% 2,96% 4,10% Gemiddeld aantal wachtjaren huur 0,5 0,4 0,5 0,6 0,7 0,5 0,5 Vermoedelijke druk koop gemiddeld gemiddeld gemiddeld gemiddeld laag gemiddeld laag Vermoedelijke druk huur gemiddeld laag gemiddeld hoog gemiddeld gemiddeld gemiddeld Bron: Streekraad 2010, Woningmarktmonitor 2010, signalen Lefier. Uit de tabel blijkt dat de leegstand in de koop zich vermoedelijk vooral concentreert in Stadskanaal en Vlagtwedde en dat in Menterwolde de wachttijd voor een huurwoning het kortst is. Lage prijzen: voor de een vervelend, voor de ander een zegen In Oost-Groningen ligt de verkooptijd iets boven het provinciaal gemiddelde. In de landelijke woongebieden zijn woningen gemiddeld groter en duurder maar staan langer te koop, terwijl de goedkopere woningen in de stedelijke gemeenten korter te koop staan. De markttechnisch sterkste gebieden zijn Veendam, Stadskanaal en in iets mindere mate Winschoten, waar relatief veel woningen te koop staan. In Menterwolde, Scheemda en Bellingwedde lijkt de marktdruk het laagst. In een gebied met een lage marktdruk blijft de prijsontwikkeling achter en is het voor woningbezitters moeilijker te verhuizen. Dat is vervelend voor huidige eigenaren maar een zegen voor nieuwkomers op de markt. Dat zijn starters, maar ook mensen met naar verhouding lage inkomens van elders. Recent al veel gedaan (bron: Provinciaal Actieplan) Er is met name op het gebied van wonen de laatste jaren veel werk verricht in de Groninger krimpregio's, door gemeenten, woningcorporaties en de provincie. De afgelopen tien jaar zijn in de Groninger krimpregio s (De Marne, de DEAL-gemeenten en Oost-Groningen) in totaal 5.500 sociale huurwoningen gesloopt en deels vervangen door nieuwe woningen met meer kwaliteit (bron: CBS). Dit is 20 procent van de totale sociale huurvoorraad in deze gebieden. In de regio Oost-Groningen bedroeg dit percentage 16 procent. Dat is een grootse prestatie, die door gemeenten en corporatie op eigen kracht is opgebracht. Ter vergelijking: in Nederland als geheel was dit circa 5 procent. Veel verouderde huurwoningen zijn vervangen door nieuwbouw: koopwoningen en zogeheten nultreden huurwoningen. Tegelijk met de nieuwbouw zijn er verbeteringen aangebracht in de infrastructuur en het openbaar groen en zijn er nieuwe voorzieningen als scholen, gezondheidsdiensten en winkels gerealiseerd. Dit speelde met name in de streekcentra Winschoten en Veendam, maar ook in kleinere plaatsen als Ter Apel, Pekela, Scheemda en Beerta. Zeer beperkt nieuwbouw (bron: Provinciaal Actieplan) De provincie heeft in de transformatie tot nu toe een belangrijke regisserende rol gespeeld. Directe aanleiding voor het provinciale woningbouwbeleid was de omvangrijke leegstand van sociale huurwoningen waarmee de krimpregio's vanaf midden jaren negentig te maken kregen. Sinds 1998 mag er alleen nog worden gebouwd om de groei van de huishoudens in de gemeenten op te vangen. Als een gemeente meer woningen wil bouwen, moet daar de sloop van andere 44 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

woningen tegenover staan. Dit beleid is verwoord in diverse nota's Bouwen en Wonen, als uitwerking van het Provinciale Omgevingsplan (POP). Huidige woningvoorraad De figuren en tabellen die nu volgen, geven een beeld van de huidige woningvoorraad. Tabel 9: Woningvoorraad 2009 Bellingwedde Menterwolde Pekela Reiderland Scheemda Stadskanaal Veendam Vlagtwedde Winschoten Totaal Totaal 4.090 5.290 5.490 3.200 6.040 14.910 12.490 7.040 8.580 67.130 Huur 1.090 1.850 1.890 1.190 1.850 6.280 4.030 2.240 3.320 23.740 egz 1.050 1.780 1.660 1.150 1.740 4.610 2.660 1.750 1.460 17.870 mgz 40 70 230 40 110 1.670 1.370 490 1.860 5.870 Koop 3.000 3.440 3.600 2.000 4.190 8.630 8.460 4.800 5.260 43.390 egz 2.990 3.430 3.570 1.970 4.130 8.210 8.000 4.650 4.820 41.780 mgz 10 10 30 30 60 420 460 150 440 1.610 Bron: Syswov, CBS, gemeente, 2010 Figuur 19: Woningvoorraad naar type, 2009 100% Koopappartementen Koop eengezins Huurappartementen Huur eengezins 80% 60% 40% 20% 0% Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde Bellingwedde Menterwolde Pekela Reiderland Scheemda Stadskanaal Veendam Vlagtwedde Winschoten Bron: CBS, gemeenten, 2010 Tabel 10: woningvoorraad naar type woonomgeving Huur % Koop % Gemiddelde woningwaarde (x 1.000) Stedelijk gebied 43 57 155 Centrumdorpen 42 58 159 Basisdorpen 35 65 169 Woondorpen + landelijk gebied 30 70 186 Regio Oost-Groningen 38 62 166 Bron: CBS, 2010 Per subregio verschilt de voorraad slechts weinig, hoewel in Oldambt vrij veel huurappartementen zijn. In Winschoten is het aandeel huurappartementen en koopappartementen verhoudingsgewijs groot, maar dit geldt in mindere mate ook voor de andere twee stedelijke gemeenten in de regio. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 45

In Pekela en Vlagtwedde, waar veel mensen in centrumdorpen wonen, is ook een klein aandeel appartementen te vinden, maar in de gemeenten met veel basisdorpen, woondorpen en landelijk gebied bestaat veruit het grootste deel van de voorraad uit eengezins koopwoningen. In de woondorpen en het landelijk gebied ligt de gemiddelde woningwaarde veel hoger dan in andere gebieden. Dit duidt vooral op veel grotere (vrijstaande) koopwoningen (de vierkante meterprijzen liggen in stedelijk gebied en grotere dorpen juist hoger). Plannen versus behoefte De woningbehoefte hangt vrijwel geheel af van de huishoudensontwikkeling. De prognose voor de Oost-Groningse gemeenten laat de volgende verwachting zien in huishoudensontwikkeling, afgerond op vijftigtallen: Tabel 11: Voorspelde huishoudensontwikkeling per (voormalige) gemeente, 2010-2020-2030 Veendam Pekela Menterwolde Winschoten 2010-2020 100 50 150 150 50 50 350 200 50 1.150 2020-2030 0 0 50 50 0-50 0 100-50 50 Bron: Primos, 2009 Reiderland Scheemda Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde Totaal Tot 2020 is er in met name Stadskanaal en in mindere mate in Vlagtwedde, Menterwolde, Winschoten en Veendam nog behoefte aan meer woningen. Na 2020 zien we in alle gemeenten de woningbehoefte zakken naar zeer geringe toevoegingen of overschotten. De figuur hierna toont de verhouding tussen woningbehoefte tot 2020, het besluit nieuwbouwruimte en de bekende bouw- en sloopplannen. 46 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Figuur 20: Aantal jaren waarmee de gemeente vooruit kan met de nieuwbouwruimte(provinciaal gegeven, voorheen contingenten) en concrete plannen (gemeentelijk gegeven) LEESWIJZER: per gemeente gebruiken we twee bronnen: 1. de nieuwbouwruimte zoals de zijn opgenomen in het Besluit Nieuwbouwruimte van de provincie Groningen van op 8 december 2009 2. de concrete plannen, zoals die blijken uit de verschillende gemeentelijke overzichten. Daar waar sloopplannen bekend zijn, zijn die meegenomen. We zetten deze nieuwbouwruimte af tegen de jaarlijkse woningbehoefte, zoals die uit de meest recente Primosprognose blijkt. Uit die vergelijking blijkt hoe lang een gemeente vooruit kan met de nu bekende plannen. Specifiek voor Pekela geldt, dat zij de plannen rechtstreeks afstemmen op de provinciale nieuwbouwruimte. De gemeente Bellingwedde kent een woningbouwprogramma dat steeds voldoende ruimte voor nieuwbouw creëert door woningen te slopen; dit is in de figuur niet te zien. Aantal jaren nieuwbouwruimte (provinciaal gegeven, looptijd tot 2014) Aantal jaren ruimte in concrete plannen (gemeentelijk gegeven, looptijd varieert) Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde Veendam Pekela Menterwolde Winschoten Scheemda Reiderland Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde 0 10 20 30 40 50 60 Bron: Primos / IPB 2009, gemeenten 2010, provincie 2010. jaar ruimte Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 47

Tabel 12: Jaarlijkse netto woningbehoefte volgens de prognose, nieuwbouwruimte volgens de provincie en gemeenten Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde Veendam Pekela Menterwolde Winschoten Scheemda Reiderland Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde Nieuwbouwruimte per gemeente (opgave provincie, 2010-2014) 749 390 688 443 150 156 279 81 30 414 187 87 Plannen gemeenten en corporaties (opgave gemeente, 2010 en verder, nieuwbouw minus sloop, benadering) 836 629 390 533 145 158 445 161 23 160 225 5 Behoefte per jaar 2010-2020 (prognose) 31 27 57 10 5 16 14 6 6 35 19 3 Bron: Primos / IPB 2009, gemeenten 2010, provincie 2010. In de Groninger Veenkoloniën en het Oldambt bieden de huidige contingenten voldoende ruimte om de komende tien jaar vooruit te kunnen; in Westerwolde ontstaat na ca. 10 jaar behoefte aan nieuwe locaties. Binnen de subregio s verschilt de plancapaciteit. Met name Veendam valt op doordat het in theorie nog ongeveer 50 jaar ruimte heeft. Dit komt omdat de recente provinciale huishoudensprognose beduidend lager uitvalt dan de hier gepresenteerde contingenten waar de provincie eerder meer werkte. We constateerden dat de woningmarkten niet op gemeenteniveau maar eerder op subregionaal niveau functioneren. Het is dan ook raadzaam om ook op dat niveau te kijken naar de verhouding woningbehoefte en plancapaciteit en als gemeenten onderling en met corporaties afspraken te maken over aantallen woningen per gemeente. Opgaven in de woningvoorraad per type woonomgeving 2010-2030 De figuren hierna geven indicatief! weer waar de opgaven in de voorraad te verwachten zijn. De opbouw van de figuren is als volgt: Huidige voorraad: cijfers over aantallen eengezins huur, eengezins koop, appartementen huur, appartementen koop per gemeente. Per type woonomgeving zijn cijfers bekend van de totale voorraad en daarbinnen de verhouding huur en koop, maar niet naar verhouding eengezins-meergezins. De gemeenten Stadskanaal, Winschoten en Veendam gelden als maatstaf voor stedelijk gebied, Pekela en Vlagtwedde als maatstaf voor centrumdorpen en andere gemeenten als maatstaf voor basisdorpen en woondorpen + landelijk gebied. Binnen deze randtotalen is de voorraad zo logisch mogelijk nader onderverdeeld. Transformatieopgave: uitgegaan van een afschrijvingstermijn van 50 jaar, dus in 10 jaar 20% van de voorraad vervangen. Dit sluit aan op de prestaties van de afgelopen 10 jaar. Nieuwbouw: geen plussen en minnen per gebied en in totaal even groot als de sloopopgave (dus overal saldo nul). De kwalitatieve verschillen zijn gebaseerd op een reeks van signalen: de algemene trends zoals hiervoor beschreven, de opgaven in wonen met zorg volgens de zorgpilots uit 2007 (zie hierna), signalen uit de interviews met makelaars, ontwikkelaars, corporaties en zorginstellingen, het onderzoek in de Eemsdelta, waaronder een verschuiving naar meer huur en meer ruimte. 48 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Figuur 21: Indicatie van de voorraadopgaven per type woongebied LEESWIJZER: HOE GROTER DE UITSLAG, HOE GROTER DE VOORRAAD / OPGAVE NOTA BENE: NIET DE PRECIEZE AANTALLEN ZIJN BELANGRIJK, MAAR HET DOOR DE OOGHAREN KIJKEN NAAR DE BELANGRIJKSTE VOORRAADOPGAVEN Centrumdorpen Vrijstaand Tweekappers Rijwoningen App. z. lift App. nultreden 'Bejaardenrijtjes' 'Bungalows' Vrijstaand 'Landhuisjes' Tweekappers Rijwoningen App. z. lift App. nultreden 'Bungalows' Vrijstaand Tweekappers Rijwoningen App. z. lift App. nultreden 'Bejaardenrijtjes' 'Bungalows' Vrijstaand 'Landhuisjes' Tweekappers Rijwoningen App. z. lift App. nultreden 'Bungalows' Huur Koop Huur Koop Basisdorpen Woondorpen en landelijk gebied Stedelijk gebied Nieuwbouw 12.000 Sloop 10.000 Huidige voorraad 8.000 6.000 4.000 2.000-2.000-4.000-5.000 4.000 3.000 2.000 1.000-1.000-2.000-5.000 4.000 3.000 2.000 1.000-1.000-2.000-5.000 4.000 3.000 2.000 1.000-1.000-2.000- Vrijstaand Tweekappers Rijwoningen App. z. lift App. nultreden 'Bejaardenrijtjes' 'Bungalows' Vrijstaand 'Landhuisjes' Tweekappers Rijwoningen App. z. lift App. nultreden 'Bungalows' Vrijstaand Tweekappers Rijwoningen App. z. lift App. nultreden 'Bejaardenrijtjes' 'Bungalows' Vrijstaand 'Landhuisjes' Tweekappers Rijwoningen App. z. lift App. nultreden 'Bungalows' Huur Koop Huur Koop Bronnen: zie toelichting bij de figuur. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 49

Eengezins huurvoorraad: vrijwel overal een transformatieopgave minder vroegnaoorlogs, meer modern omdat doorstromers hogere eisen hebben en zelfs starters kieskeurig zijn. In stedelijk gebied wel een blijvend belangrijke functie, in centrumdorpen, basisdorpen en woondorpen neemt de functie van de rijwoningvoorraad af door ontgroening en vergrijzing. Er ontstaat enige vraag naar vrijstaande huurwoningen. Appartementen huurvoorraad: in stedelijk gebied komen nog appartementen zonder lift voor. Op langere termijn kan deze voorraad krimpen, aangezien ook starters kritisch zijn. In stedelijk gebied en veel centrumdorpen zijn recent al veel nultredenappartementen toegevoegd. Volgens de geïnterviewden is de hype wel over en kijken consumenten steeds meer uit naar grondgebonden nultredenwoningen. Toch blijft er ook vraag naar nieuwe appartementen, omdat de doelgroep ook blijft groeien. Nabijheid van voorzieningen is belangrijk! Nultreden grondgebonden huur: dit type woningen is slechts beperkt beschikbaar, terwijl de interviews wijzen op een steeds grotere vraag. Eisen: moderne kwaliteit, nabij voorzieningen, goede buitenruimte. Overigens staan daar verouderde senioren-rijwoningen tegenover, die zelfs voor veel starters niet aantrekkelijk zijn. Eengezins koopwoningen: overal is nog vraag naar ruim en comfortabel vrijstaand wonen, in het stedelijk gebied en de centrumdorpen voor eigen behoefte, in de woondorpen en op het platteland speelt instroom van ruimtezoekers een groeiende rol (dit is een groep mensen die onafhankelijk is van voorzieningen). In stedelijk gebied en centrumdorpen is ook nog vraag naar rijwoningen en tweekappers, hoewel dit beslist niet meer in de aantallen en verhouding kan zoals dat de afgelopen decennia kon. Ook tot 150.000 en 200.000 euro is nog vraag, maar dat zet direct de marktkansen voor de echte onderkant van de koopmarkt onder druk (waaronder kleine ex-corporatiewoningen). Appartementen koop: dit is een vrij kleine markt en vooral een kritische markt. Mondjesmaat toevoegen met bijzondere aandacht voor ligging, uitstraling, nabijheid voorzieningen en buitenruimte is wel mogelijk in stedelijk gebied en centrumdorpen. Nultreden grondgebonden koop: dit is een type woningen dat zeer kansrijk is. Loopt in kwaliteit uiteen van compacte patiowoningen (2 slaapkamers) tot ruime vrijstaande bungalows. Ook voor spijtoptanten van buiten de regio een interessant product. Is qua verschijningsvorm niet altijd direct als nultredenwoning herkenbaar. Zorgwoningen: vooral in stedelijk gebied en centrumdorpen kansrijk, vanwege schaalgrootte. Wonen met zorg Wonen met zorg komt in verschillende vormen voor, van zelfstandig tot onzelfstandig en van zelfredzaam tot intensieve zorg. Onder zelfstandig wonen verstaan we : Nultredenwoningen / geschikte woningen Verzorgd wonen: zelfstandige woningen inclusief zorgaanbod Onder intramuraal verstaan we: Onzelfstandig wonen Grootschalig en kleinschalig Verzorging en verpleging Somatisch en psychogeriatrisch 50 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Figuur 22: aandeel zorgwoningen in de totale voorraad per gemeente, opgave 2007 + destijds bekende plannen 35% 30% 25% Intramuraal (plaatsen) Beschermd wonen (plaatsen) Verzorgd wonen (woningen) Nultredenhuurwoningen 20% 15% 10% 5% 0% Veendam Pekela Menterwolde Winschoten Scheemda Reiderland Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde Beschermd wonen = onzelfstandig, kleinschalig, alle zorgvormen. Intramuraal = onzelfstandig, grootschalig, alle zorgvormen Bron: Companen, 2007 Tabel 13; zorgwoningen+ plannen 2007 als percentage van de totale voorraad, naar type woonomgeving. Intramuraal (plaatsen) Beschermd (plaatsen) Verzorgd (woningen) Nultreden huurwoning Totaal zorgwoning Stedelijk gebied 4% 2% 4% 14% 23% Centrumdorpen 5% 1% 4% 9% 18% Basisdorpen 0% 1% 0% 8% 9% Woondorpen en landelijk gebied 2% 0% 2% 6% 10% Regio Oost-Groningen 3% 1% 3% 10% 17% Bron: Companen, 2007, bewerking KAW 2010 Afbouw klassieke verzorgingshuizen, meer verpleging, meer zelfstandig wonen Al langere tijd is het (rijks)beleid er op gericht om mensen langer zelfstandig te laten wonen. De invoering van zorgzwaartepakketten (ZZP s) en normatieve huisvestingscomponenten (NHC s) versterkt dit. De groep zorgvragers die tot voor kort een indicatie kreeg voor opname in een verzorgingshuis, krijgt die nu pas bij een veel intensievere zorgvraag. Dit betekent praktisch dat mensen niet meer naar een verzorgingshuis gaan, maar zelfstandig wonen tot zij de veel zwaardere verpleeghuisindicatie krijgen. Tegelijk groeit de groep 75- en 85-plussers fors. Hierdoor neemt de vraag naar verpleeghuiscapaciteit toe, ondanks de strengere indicatiestelling. Het traditionele verzorgingshuis verdwijnt hierdoor langzaamaan uit het straatbeeld. Zij worden vervangen door kleinschalige woonvormen (zelfstandige of onzelfstandig), of ze blijven staan en worden omgevormd tot verpleeghuis. Grote behoefte aan nultredenwoningen? Veel kan in eigen woning opgelost worden. In veel cijfers zien we een enorm tekort aan nultredenwoningen; zelfstandige woningen waar woonkamer, slaapkamer en badkamer zonder traplopen te bereiken zijn. Deze tekorten zijn theoretisch. In de praktijk blijkt dat 85% van alle mensen sterft in de woningen waar zij ook Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 51

zonder zorgvraag al woonden. Bovendien verkiezen mensen vaak om te blijven in plaats van te verhuizen. Met kleine aanpassingen, zoals een toilet boven, is de grootste groep mensen al geholpen. Ook iets grotere aanpassingen zijn denkbaar: trapliften, ombouw van de garage of bijkeuken tot slaapkamer / badkamer op de begane grond, enzovoorts. We zien inmiddels dat de grote verwachte behoefte aan speciale, nieuw gebouwde nultredenwoningen, een stuk lager uitvalt dan eerder geraamd. Deze nuance moeten we in ogenschouw nemen wanneer we de hier gepresenteerde cijfers bekijken. Een type nultredenwoningen dat niet meer aan de eisen van deze tijd voldoet, is het seniorenrijtje ; de bekende laagbouwwoningen met schuine kap en beperkte leefruimte. Nu al worden deze woningen vaak vervangen of aan starters verhuurd. Bij verhuizing speelt de woonomgeving een belangrijke rol Uit de woonzorgpilots uit 2007 bleek dat een deel van de nultreden op de verkeerde plek staat. Nabijheid van voorzieningen blijkt doorslaggevend te zijn in de verhuurbaarheid van nultredenwoningen. Als de omgeving niet voldoet, blijven mensen liever zitten waar ze zitten, zelfs als het moderne nultredenwoningen zijn. Weinig intramuraal wonen in basisdorpen en woondorpen. Een probleem? Het aanbod aan wonen met zorg in het stedelijk gebied, de centrumdorpen en incidenteel ook basisdorpen trekt mensen met een zorgvraag aan. Tegelijk vergrijst de bevolking ook in de basisdorpen, woondorpen en het landelijk waar doorgaans geen intramurale voorzieningen of zorgfuncties zijn. In deze kleine kernen is de behoefte per definitie kleinschalig en het is de vraag of zorgpartijen op zo n klein schaal intramuraal wonen kunnen aanbieden. Intramurale voorzieningen hebben vaker meer dan 50 plaatsen dan minder. Het is niet reëel om in alle dorpen een eigen intramurale voorziening te hebben. De noodzaak (en de wens?) om in bij een zorgvraag lang in de eigen woning te blijven wonen, versterkt gelijktijdig de vraag naar zorg aan huis. Die zorg is overal te organiseren, maar wachttijden zijn in landelijke gebieden doorgaans wel hoger. Binnen de particuliere voorraad zien we een knelpunt: de verkoopbaarheid van kleine, verouderde woningen op het platteland en in minder aantrekkelijke wijken is problematisch. Tegelijk vergrijzen ook deze gebieden. De ramingen op een rij De tabel hieronder geeft weer hoe groot de opgaven in wonen en zorg zijn, afgaand op twee verschillende ramingen (Companen uit 2007, Horizonline uit 2010). Daarbij is de opgave uitgedrukt als aandeel van de totale woningvoorraad, om zo het verschil in gemeentegrootte te neutraliseren. Om beide onderzoeken met elkaar te kunnen vergelijken, maken we alleen onderscheid in zelfstandig en onzelfstandig wonen. 52 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Tabel 14: Opgaven in wonen en zorg, uitgedrukt in ordes van grootte. Nota bene: negatieve getallen zijn tekorten! opgave overschot omgerekend naar 10 jaar in woorden uitgedrukt: 0 tot 0,5% tekort / overschot balans - + tussen 0,5% en 2,5 % tekort / overschot kleine opgave / klein overschot - - ++ tussen 2,5% en 10% tekort / overschot grote opgave / groot overschot - - - +++ meer dan 10% tekort / overschot zeer grote opgave / zeer groot overschot Zelfstandig Companen 2007 Horizon 2010 Intramuraal Companen 2007 Horizon 2010 Groninger Veenkoloniën - - - - 0 - Oldambt - + + + Westerwolde - - - - 0 0 Veendam - - - - + + Pekela - - - - - - - Menterwolde - - - - - - - - Winschoten + 0 ++ ++ Scheemda - - - - - - Reiderland - - +++ ** - + Stadskanaal - - 0 0 Vlagtwedde - - - - - - + - Bellingwedde - - - - - - - **: vermoedelijk vertekend door aannames over de aanpasbaarheid van de particuliere voorraad (boerderijen, vrijstaand wonen). Bron: Companen 2007, Horzononline.nl 2010 Tabel 15; opgave 2007-2015 in absolute aantallen. Nota bene: negatieve getallen zijn tekorten! Intramuraal (plaatsen) Beschermd (plaatsen) Verzorgd (woningen) Nultreden huurwoningen Stedelijk gebied Vraag 2015 765 140 870 4405 Aanbod + plannen 1060 500 955 3815 Opgave 295 360 85-590 Centrumdorpen Vraag 2015 420 75 470 2275 Aanbod + plannen 610 85 465 1115 Opgave 190 10-5 -1160 Basisdorpen Vraag 2015 360 75 420 1730 Aanbod + plannen 210 55 130 1130 Opgave -150-20 -290-600 Woondorpen + landelijk gebied Vraag 2015 265 55 275 1350 Aanbod + plannen 125 25 195 770 Opgave -140-30 -80-580 Regio Oost-Groningen Vraag 2015 1810 345 2035 9760 Aanbod + plannen 2005 665 1745 6830 Opgave 195 320-290 -2930 Bron: Companen, 2007, bewerking KAW 2010 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 53

Signalen: In de regio als geheel sprake van een tekort aan zelfstandige zorggeschikte woningen. Overigens is een groot deel van deze opgave in de bestaande voorraad op te vangen. Winschoten heeft als enige gemeente een echte regiofunctie door een overaanbod aan zowel zelfstandig als intramuraal wonen. Dit komt ook tot uiting in de migratiecijfers van 85- plussers. Veendam en Stadskanaal hebben voldoende intramurale capaciteit binnen hun subregio en vervullen daarmee een subregionale rol. In met name Vlagtwedde, Bellingwedde, Menterwolde, Scheemda en Reiderland zijn tekorten aan wonen met zorg. Pekela neemt een middenpositie in, met een relatief groot aanbod op dit moment. In stedelijk gebied zijn er voldoende zorgwoningen, hoewel de nadruk wel sterk op intramuraal wonen ligt. In de centrumdorpen en de basisdorpen ligt een grote opgave om te komen tot nultredenwoningen (via nieuwbouw of door aanpassing van bestaande woningen). Bewoners van de woondorpen en de basisdorpen zijn voor intramuraal wonen aangewezen op grotere dorpen. Compensatieplicht WMO: zorgen voor alternatieven, of per geval reageren? Met de komst van de Wmo in 2007 hebben gemeenten de plicht burgers compensatie te bieden voor gebreken die hen belemmeren actief aan de samenleving deel te nemen. Die compensatieplicht betreft vier domeinen: 1. Een huishouden kunnen voeren 2. Zich kunnen verplaatsen in en om het huis 3. Zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel 4. Medemensen kunnen ontmoeten In de wet staat niet hoe de compensatie eruit moet zien. Een gemeente kan kiezen voor individuele voorzieningen, maar ook voor algemene. Of voor arrangementen met een combinatie van beide. Wat telt is het resultaat. In de praktijk leidt de compensatieplicht op de domeinen 1 en 2 vaak tot aanpassingen in en rond het huis. Maar als een gemeente voldoende geschikte andere woningen beschikbaar heeft, wordt daarmee in principe ook aan de compensatieplicht voldaan. Al is daarbij wel van belang of verhuizen in redelijkheid verlangd kan worden. Precieze richtlijnen (of jurisprudentie) hierover zijn er nog niet. Kosten transformatieopgave: niet te dragen door lokale partijen alleen (tekst uit Provinciaal Actieplan) De totale kosten van de verdere transformatie van de woningvoorraad in de regio Oost- Groningen worden geraamd op circa 350 miljoen, inclusief de aanpak van de openbare ruimte. Het ontbreekt de betrokken gemeenten en woningcorporaties echter aan de benodigde middelen om de toekomstige transformatie te kunnen financieren. Dit vanwege de onrendabele investeringen die in het recente verleden reeds zijn gepleegd, vanwege het feit dat de verdienmechanismen via grondexploitatie en verkoop van huurwoningen alleen werken in situaties van groei en vanwege de hoge kosten die gemoeid zijn met de transformatie van koopwoningen. 54 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

De knelpunten en opgaven samengevat In alle typen woongebieden: kwalitatieve opgave Vooral behoefte aan meer nultreden huurwoningen Stagnatie op de koopmarkt belemmert doorstroming naar geschiktere woning. Lage prijzen: risico van (te) veel instroom van mensen met (erg) lage inkomens. Meer zelfstandige ouderenwoningen in centrumdorpen en basisdorpen Een groot deel van de transformatie moet noodgedwongen plaatsvinden in de bestaande voorraad. Uitbreidingsambities van sommige gemeenten zijn in het licht van de eigen woningbehoefte niet reëel en dus riskant De kosten van de transformatieopgave zijn door lokale partijen alleen bij lange na niet te dragen Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 55

5.2 Economie en werk Oost-Groningen is vanouds een regio met een zwakke sociaal-economische structuur. Op allerlei manieren en met verschillende instrumenten is in de achterliggende decennia aan gewerkt om de regio in dit opzicht te versterken. Dat heeft zeker resultaten gehad, al is de achterstand nog niet helemaal verdwenen. Economische dynamiek en vitaliteit is nauw verbonden met een actieve beroepsbevolking; de mensen tussen 20 en 65 jaar. Deze groep wordt in Oost-Groningen de komende jaren kleiner. Dat plaatst de regio voor extra opgaven. In deze paragraaf komen aan de orde: Trends en ontwikkelingen Sociaal-economische vitalisering Ontwikkelingen in de landbouw Spanningen op de arbeidsmarkt Stand van zaken Werkgelegenheid Werkloosheid Inkomens Vooruitblik Beroepsbevolking wordt kleiner Kansen Knelpunten en opgaven samengevat Sociaal-economische vitalisering (provinciaal beleid; uit provinciaal actieplan) De provincie wil optimale randvoorwaarden creëren voor een goede regionale economische ontwikkeling. De werkloosheid moet worden teruggedrongen. In de krimpregio s besteedt de provincie extra aandacht aan min of meer kleinschalige projecten die een bijdrage leveren aan economische vitalisering, leefbaarheid en/of een evenwichtige arbeidsmarkt. In de krimpgebieden zijn er grote verschillen. Met name de regio Eemsdelta heeft de afgelopen jaren aan werkgelegenheid verloren, terwijl de economie is gegroeid. In Oost-Groningen is in een groot aantal gemeenten de werkgelegenheid juist gestegen, maar blijft de economische ontwikkeling achter bij de rest van het land. Ontwikkelingen in de landbouw (uit het provinciaal actieplan) Traditionele industriële sectoren (chemie, energie, metaal en agribusiness) schakelen steeds meer over naar een biobased economy. Deze omschakeling levert nieuwe kansen voor groene bedrijvigheid en duurzame werkgelegenheid. In krimpgebieden ligt de focus op meer kleinschalige (pilot)projecten, in aanvulling op grootschalige investeringsprojecten vanuit de Brusselse/Haagse regioprogramma's. De provincie wil nieuwe initiatieven ontwikkelen op het grensvlak van agro en energie. Als de vraag naar aardappelen afneemt, kunnen nieuwe gewassen kansen bieden. Met name liggen die op het terrein van gewassen voor bio-energie. Ook in de verwerking van die gewassen liggen kansen. 56 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Toerisme Toerisme is van groeiend belang voor de economie van Oost-Groningen. De regio Oost heeft doelstellingen geformuleerd om de toeristische bedrijvigheid te versterken en in het kielzog ook het midden- en kleinbedrijf. De regiogemeenten werken onderling samen, bijvoorbeeld via promotie van de regio door een regiomarketingcampagne, die sinds maart 2010 loopt. De veenkoloniën vormen een uniek, ruim en open gebied met cultuurhistorische waarde. De Groninger gemeenten werken samen met hun Drentse buren volgens de agenda voor de Veenkoloniën, gericht op het doorbreken van het negatieve imago van de regio. Het project de Blauwestad is gezichtbepalend voor het Oldambt. Als het gaat om regionaal erfgoed is de restauratie van 'De Toekomst' bij Scheemda een goed voorbeeld, maar de regio zoekt naar meer objecten van industrieel of landelijk historisch erfgoed. Het aan Duitsland grenzende gebied Westerwolde is groen en glooiend en heeft het vestingstadje Bourtange als een markante toeristische trekpleister. Westerwolde werkt samen met de Duitse grensstreek. In het Regioprogramma oost 2008 2011 staat een hele reeks concrete projecten benoemd. Spanningen op de arbeidsmarkt Het Actieprogramma arbeidsmarkt provincie Groningen 2008-2012 geeft weer welke spanningen op de arbeidsmarkt te verwachten zijn binnen de provincie Groningen. Deze spanningen gelden grotendeels ook voor de regio Oost-Groningen, waar de grijze druk bovengemiddeld hoog is. Het programma richt zich op de vervangingsvraag en de uitbreidingsvraag van de volgende sectoren. Bêta en techniek, waaronder de bouwsector: grote vervangingsvraag door vergrijzing, beperkte uitbreiding, hoewel dit zeer conjunctuurgevoelig is. Goede perspectieven voor jongeren met een VMBO of MBO opleiding. Zorg: naar verwachting een grote uitbreidingsvraag, hoewel dit door ICT-ontwikkelingen lager kan uitvallen. Evengoed is 15% meer instroom in op zorg gerichte opleidingen gewenst (Prismant 2005). Regionale cijfers geven aan dat er een groot tekort aan verzorgenden gaat optreden in de verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorg en de gehandicaptenzorg. (Arbeidsverkenning en zorgplein Noord). Onderwijs: het aantal werknemers van 55 jaar en ouder in het onderwijs ligt meer dan tweemaal zo hoog als op de totale arbeidsmarkt. De grootste problemen worden verwacht in het voortgezet onderwijs, waarbij onafhankelijk wat de economische ontwikkelingen zijn, een tekort aan docenten zal optreden. In het primair onderwijs zullen de meeste problemen zich voordoen wanneer het economisch herstel doorzet. Voor Oost-Groningen geldt overigens wel dat sommige regio s een sterke daling van het aantal leerlingen laten zien; dit dempt de vraag naar nieuwe docenten. Zakelijke dienstverlening: dit concentreert zich in de stad Groningen; het perspectief is stabiel. De provincie voert vier actielijnen uit: 1. investeren in de kwaliteit van de beroepsbevolking, 2. talentontwikkeling en aansluiting onderwijs en bedrijfsleven, 3. vergroten arbeidsparticipatie en 4. stimuleren van ondernemerschap. Binnen Oost-Groningen liepen sinds 2008 onder meer: VMBO Carrousel Breed Oost-Groningen en Job Explosion; om leerlingen en werkzoekenden zich beter te laten oriënteren en banen te vinden; Open dag Techniek Actieprogramma "Ik doe mee in Oost Groningen om werkzoekenden aan werk te helpen; enzovoorts Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 57

Bedrijfsvestigingen De figuren hierna laat zien hoe de economie in Oost-Groningen is samengesteld, naar sector, over de periode 1995-2010, en naar gemeente in 2010. We zien een sterke verschuiving naar meer dienstverlenende bedrijven (vooral facilitaire en persoonlijke dienstverlening waaronder zorg valt!) en veel minder detailhandelsvestigingen. Opvallend is de sterke ontwikkeling van de bouwsector. Figuur 23: Samenstelling werkgelegenheid 1995-2010 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% persoonlijke dienstverlening facilitaire dienstverlening financien vervoer horeca detailhandel groothandel bouw industrie landbouw 0% Bron: KVK, 2010 1995 2000 2005 2010 Dienstverlening vinden we opvallend veel in Veendam. Winschoten maar ook Pekela heeft veel detailhandelvestigingen. De sectoren industrie en bouw zien we overal in ongeveer gelijke mate terug (uitzondering Winschoten). De verschillen in werkgelegenheidssamenstelling zijn per gemeente vrij klein, met uitzondering van de sector landbouw die we niet in de steden zien. Figuur 24: Samenstelling werkgelegenheid 2010, naar gemeente, als aandeel van de totale werkgelegenheid 100% 80% 60% 40% 20% 0% persoonlijke dienstverlening facilitaire dienstverlening financien vervoer horeca detailhandel groothandel bouw industrie landbouw Bellingwedde Stadskanaal Scheemda Veendam Vlagtwedde Winschoten Pekela Reiderland Menterwolde Bron: KVK, 2010 58 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Werkloosheid Figuur 25: Werklozend (NWW) per gemeente, 2005-2010, naar leeftijdsklasse, als % van de beroepsbevolking 6,0% 5,5% 5,0% 4,5% 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 55-65jr 45-55jr 25-45jr <25jr Veendam Pekela Menterwolde Winschoten Scheemda Reiderland Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde Nederland '05 '10 '05 '10 '05 '10 '05 '10 '05 '10 '05 '10 '05 '10 '05 '10 '05 '10 '05 '10 Bron: CBS, 2010 In alle Oost-Groningse gemeenten is het percentage werklozen (NWW) hoger dan het landelijk gemiddelde. Landelijk was dit 3,2% in 2005, in Oost-Groningen liep het uiteen van 5,5% in Reiderland tot 4,1% in Bellingwedde. In de periode 2005-2010 nam het werkloosheidspercentage (NWW) overal af. In Oost- Groningen nam het percentage sneller af dan in Nederland als geheel. Inkomens Met uitzondering van Scheemda en Menterwolde zien we in alle gemeenten een oververtegenwoordiging van de groep huishoudens met een laag inkomen (tot 19.800 euro), het sterkst in Winschoten en Pekela In alle gemeenten zien we een ondervertegenwoordiging van de groep huishoudens met een bovenmodaal inkomen (ca. 31.900 euro). Opvallend is dat het verschil met het Nederlands gemiddelde in veel gemeenten kleiner wordt. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 59

Figuur 26: Inkomensverdeling vergeleken met de Nederlandse verdeling, in 10%-groepen, 2001-2005 LEESWIJZER: jaarlijks wordt voor Nederland als geheel berekend welke inkomensgrenzen bij de Nederlandse huishoudens horen, waarbij deze worden verdeeld over 10%-groepen. Voorbeeld: de 40% laagste inkomens in Nederland verdiende in 2005 tot 19.800 euro. In Winschoten verdiende 53% van de huishoudens tot 19.800 euro. Daar is de groep huishoudens met een laag inkomen dus groter. 10%-groepen 8, 9, 10 (boven 31.900 euro / bovenmodaal) 10%-groepen 5, 6, 7 (tot 31.900 euro / modaal) 10%-groepen 1, 2, 3, 4 (tot 19.800 euro) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Veendam Pekela Menterwolde Winschoten Scheemda Reiderland Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde Nederland Bron: CBS, 2010 '01 '05 '01 '05 '01 '05 '01 '05 '01 '05 '01 '05 '01 '05 '01 '05 '01 '05 '01 '05 Beroepsbevolking wordt kleiner In de komende jaren wordt de beroepsbevolking kleiner. Dat zou kunnen leiden tot een daling van de werkloosheid, maar dat lukt alleen als vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voldoende matchen. In sommige sectoren is nu al sprake van een (dreigend) tekort aan jonge en nieuwe en medewerkers. Dat zou kunnen leiden tot sluiting of vertrek van gevestigde bedrijven, hetgeen zeer ongewenst zou zijn. Om het tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten op te vangen, zal in krimpgebieden extra aandacht moeten worden besteed aan arbeidsmarkt- en scholingsprojecten die bijdragen aan een betere afstemming tussen vraag en aanbod [uit provinciaal actieplan]. Apart aandacht vestigen we hier op de verwachte extra personeelsvraag in de zorg. Als daar niet in voorzien wordt, kan dat leiden tot een ernstige bedreiging van de leefbaarheid in onze regio. Kansen In de traditioneel sterke agrarische sector in Oost-Groningen liggen kansen op het gebied van groene bedrijvigheid (bio-energie). Hiernaast liggen er met name in Westerwolde, maar ook in de andere subregio s, kansen voor meer toeristische bedrijvigheid. 60 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Een andere kans is de combinatie van internet en thuiswerken. Hoewel er weinig verkeersdruk is in de regio, zijn de afstanden tot arbeidsplaatsen vrij groot (zie thema bereikbaarheid). Tegelijk zien we een groeiende aandacht voor thuiswerken. Goede digitale infrastructuur is dan wel een voorwaarde. De knelpunten en opgaven samengevat werkloosheid nog altijd boven landelijk gemiddelde; inkomens eronder zorgen voor voldoende jonge instroom vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar brengen; o.a. met scholing voldoen aan groeiende vraag arbeidskrachten in de zorg inzetten op kansen in landbouw en toerisme Conclusies Binnen de regio zien we naar verhouding in Oldambt de meeste lage inkomens, de meeste werkloosheid en de meeste huishoudens die moeite hebben met rondkomen Snelle verschuiving naar meer dienstverlening en minder landbouw en industrie, vooral buiten de steden Economisch nog steeds minder robuust als rest NL, maar wél een inhaalslagje! Er liggen kansen in groene bedrijvigheid en toerisme. Thuiswerken wordt steeds gewoner, en met een goede ICT-infrastructuur worden woon-werk afstanden minder belangrijk; een kans voor de regio. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 61

5.3 Winkels In het winkelaanbod is schaalvergroting al tientallen jaren aan de gang, waardoor het aanbod aan (kleine) winkels in de directe woonomgeving overal is verminderd. Een kleiner wordende klantenkring zal deze trend versterken. In relatie met leefbaarheid is het van betekenis om twee soorten winkels te onderscheiden: winkels voor de dagelijkse levensbehoeften en andere winkels. Voor de dagelijkse boodschappen is nabijheid relatief belangrijk. Voor niet-dagelijkse winkels geldt dat minder. Daarbij spelen vooral kwaliteit, gezelligheid en het andere winkelaanbod ( gezellig en compleet winkelen ) een rol. In deze paragraaf komen aan de orde: Schaalvergroting en hogere kwaliteitseisen Huidig winkelaanbod Winkels in dorpen onder druk Winkelkwaliteit stedelijke kernen Knelpunten en opgaven samengevat Schaalvergroting en hogere kwaliteitseisen In het verleden leidde de toenemende mobiliteit van mensen tot concentratie van steeds grotere voorzieningen. Daarachter speelt een blijvende behoefte aan meer keuze en kwaliteit, en bij commerciële functies vaak ook kwantumvoordeel. Een supermarkt heeft in Nederland gemiddeld 4.000 klanten. In 1980 waren dit er nog 1.000, in 2000 bijna 3.000 en in 2010 al 4.000. Als deze (afbuigende) trend doorzet, zijn er in 2020 gemiddeld 5.000 inwoners per supermarkt. Het kopen in internetwinkels gaat een grote vlucht nemen, voorspellen deskundigen (zie DvhN 22 november 2010). Dit vormt voor traditionele winkels een grote bedreiging, met name in de niet-dagelijkse goederen. Velen zullen hierdoor het loodje leggen. In de praktijk hebben kernen zonder 'concurrenten' een groter verzorgingsgebied dan kernen in de luwte van andere voorzieningenclusters. Winkels in toeristische kernen kunnen vaak met minder bewoners in de omgeving blijven bestaan, omdat er ook veel toeristen boodschappen doen. Huidig winkelaanbod Per gemeente zien we duidelijke verschillen in het winkelaanbod en de gemiddelde afstand tot die winkels De figuren hierna geven een beeld van de winkeldichtheid per gemeente. 62 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Figuur 27: Nabijheid van detailhandelsvoorzieningen 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Aantal grote supermarkten binnen 5km Aantal overige dagelijkse levensmiddelen binnen 5km Aantal warenhuizen binnen 5 km Veendam Pekela Menterwolde Winschoten Scheemda Reiderland Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde Bron: CBS, 2010 Met name inwoners van Winschoten, maar ook Veendam en Stadskanaal, hebben veel nietdagelijkse voorzieningen nabij. In Reiderland, Vlagtwedde en Bellingwolde zijn de afstanden tot voorzieningen gemiddeld het grootst. De kaart hierna geeft zicht op de kernenhiërarchie als het gaat om detailhandel. Hoewel detailhandel niet de enige factor is, betekent een compleet voorzieningenaanbod doorgaans ook dat wonen met zorg, zorgdiensten, welzijnsdiensten en culturele functies meer aanwezig zijn. Zie p15 voor een omschrijving van het voorzieningenniveau per kerntype. Geografische bijzonderheden leiden er toe dat het verzorgingsgebied nooit 'rond' is. Ter Apel, Musselkanaal en Stadskanaal trekken bijvoorbeeld klanten uit de Drentse 'monden'. Kanttekening vooraf: tussen dorpen met een supermarkt maken we verschil tussen supermarkten groter en kleiner dan 750m2. In dorpen met kleinere supermarkten zal deze bij een opvolgingskwestie of faillissement doorgaans definitief verdwijnen. Vanaf een omvang van circa 750m2 is de kans groot dat deze in elk geval de komende tien jaar overleeft. Overigens is de verwachting dat 1.000m2 de nieuwe ondergrens wordt voor supermarkten. In enkele dorpen is sprake van een concreet uitbreidingsplan voor de supermarkt, waarmee deze boven de 750m2- grens uitkomt. En in enkele dorpen (Wedde bijvoorbeeld) is sprake van voldoende toerisme om ook een kleinere supermarkt te kunnen blijven voeren. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 63

I Stedelijk gebied II Centrumdorpen: servicesuper, discountsuper, huishoudelijk aanbod III Basisdorpen; supermarkt groter dan 750m2 ** IV Woondorpen, supermarkt kleiner dan 750m2 Nieuwolda Oostwold Noordbroek Scheemda Zuidbroek Midwolda Finsterw olde Bad Nieuweschans Beerta Heiligerlee Winschoten Meeden Muntendam Westerlee Oude Pekela Blijham Belling wolde Veendam Nieuwe Pekela Wedde * Onstwedde Vlagtwedde Stadskanaal Mussel Sellingen Musselkanaal Ter Apelkanaal Ter Apel * In dorpen met een toeristische functie kan een kleine supermarkt vaak structureel blijven bestaan ** Dorpen met een supermarkt waarvan bekend is dat zij uitbreiden tot meer dan 750m2, zijn opgenomen als supermarktdorp >750m2. 64 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Winkels in de dorpen onder druk Sommige basisdorpen passeren een kritische grens. Nu al is het voorzieningenaanbod in deze dorpen beperkt, maar bij opvolgingskwesties of faillissementen zullen commerciële voorzieningen in veel gevallen definitief verdwijnen. Een grote supermarkt weet vaak ook klanten naar andere winkels te trekken. Sluiting van zo n supermarkt betekent vaak ook sluiting van andere voorzieningen. De eerder gesignaleerde trend van het kopen via internet is weliswaar voor de betreffende winkelier een bedreiging, maar voor de consument kan het ook een uitkomst zijn, vooral natuurlijk als er geen winkel in de buurt is. Winkelkwaliteit stedelijke kernen De drie stedelijke kernen, Veendam, Winschoten en Stadskanaal hebben een compleet en vergelijkbaar winkelaanbod, waarbij Winschoten een grote verzorgingsgebied blijkt te hebben, met publiek uit Duitsland. In alle drie deze gemeenten is het streven de winkelgebieden compacter ter maken en duidelijker te begrenzen. De drie winkelsteden functioneren nauwelijks als elkaars concurrent. Dat kan veranderen als de kwaliteit van het winkelaanbod en de aantrekkelijkheid van het winkelgebied sterker uiteen zou gaan lopen. Het winkelgebied in Winschoten behoeft om deze reden aandacht; in sommige delen (Zuidpool) is de kwaliteit onder de maat. Hier wordt overigens gewerkt aan het meer vermarkten van het centrum met een investeringsboek. De knelpunten en opgaven samengevat door schaalvergroting komen kleinere supermarkten onder druk internetwinkelen bedreiging, maar ook oplossing Winkelgebied Winschoten kwalitatief onder de maat Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 65

5.4 Opvang en onderwijs Ieder kind heeft recht op goed onderwijs. Onderwijs voor jonge kinderen is dichtbij huis, als ze ouder worden kan het verder weg. Voor de inhoud, kwaliteit en organisatie van het onderwijs zijn in Nederland niet de gemeenten, maar het rijk en de schoolbesturen verantwoordelijk. Wel heeft de gemeente de taak te voorzien in onderwijshuisvesting. Van belang is de ontwikkeling in onze samenleving naar uitbreiding van voor- en naschoolse opvang en fysieke bundeling van onderwijs- met sociaal-culturele voorzieningen (brede scholen). Dit betekent dat de verschillende verantwoordelijke instanties steeds intensiever met elkaar zullen moeten samenwerken. In Oost- Groningen is op dit terrein al van alles gaande. De provinciale notitie Bevolkingskrimp in Oost-Groningen en de gevolgen voor het lokale onderwijsbeleid van februari 2010 geeft een overzicht van de ontwikkelingen en geeft aanbevelingen aan gemeenten en onderwijsorganisaties. Daarnaast zijn er diverse onderzoek geschreven over de demografische ontwikkelingen en de onderwijskwaliteit. Tot slot beschikken gemeenten over onderwijsprognoses. Deze bronnen vormen de basis onder de thema s die we in dit hoofdstuk aansnijden: Veranderingen in de bevolking Trends en ontwikkelingen in het onderwijsveld Een stand van zaken in de regio en gevolgen van de bevolkingsverandering op het basisonderwijs - Huidig aanbod en leerlingprognoses - Kwaliteit - Bereikbaarheid / leerlingenvervoer Voortgezet onderwijs De knelpunten en opgaven samengevat Veranderingen in de bevolking De veranderingen in de bevolking van Oost Groningen zullen sterk voelbaar worden in het dalende aantal 0-20 jarigen in de regio. In de komende 10 jaar daalt deze groep met 4.000 naar ca. 29.000. In de 10 jaar daarna neemt het aantal met nog eens 2.000 af. De vermindering doet zich het eerste en het sterkst in de basisschooljeugd voor. Het huidige aantal leerlingen ligt op ongeveer 15.000 en dit daalt naar verwachting tot minder dan 11.000 in 2020; een daling van bijna 30%. Dat zal grote consequenties hebben voor de voorzieningen voor deze leeftijdsgroepen, vooral voor kinderopvang, het primair en secundair onderwijs. Deze demografische veranderingen treden op tegelijk met grote veranderingen in het onderwijsveld zelf, en ook nog eens binnen een regio waar op onderwijskwaliteit een inhaalslag nodig is. Dat wil zeggen dat er op drie fronten hard aan de weg getimmerd moet. Trends en ontwikkelingen in het onderwijsveld In de onderwijsdiscussies in landelijke gebieden spelen telkens drie thema s door elkaar: onderwijskwaliteit, identiteit/denominatie en bereikbaarheid. In de afgelopen jaren heeft het eerste thema, onderwijskwaliteit, sterk aan belang gewonnen. De relatie tussen onderwijs en economische ontwikkeling op zowel maatschappelijk als op persoonlijk niveau is evident. Onze economie ontwikkelt zich naar een kenniseconomie. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat 66 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

taalachterstanden die op zeer jonge leeftijd al zijn ontstaan, moeilijk in te lopen zijn. Door een vroegtijdige aanpak moeten deze achterstanden bij de jongste generatie worden voorkomen. De integratie tussen kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en basisonderwijs heeft naast praktische voordelen ook een pedagogische basis. Daarnaast wordt zij in de Harmonisatiewet afgedwongen. Verder blijkt uit divers onderzoek dat gemiddeld de onderwijskwaliteit in kleinere scholen lager is dan in grotere. Opvallend is dat uit het onderwijsveld zelf tegenwoordig een andere houding tegenover de opheffingsnorm (23 leerlingen) wordt aangenomen. Werd 10 jaar geleden nog gestreden voor het verlagen van deze norm zodat kleine scholen konden voortbestaan, nu wordt steeds vaker gevraagd om verhoging van de norm zodat samenvoeging en kwaliteitsverhoging ook een wettelijke basis krijgen. Bij deze ontwikkeling ontstaat uiteraard spanning met de thema s identiteit en bereikbaarheid. Het oplossen van deze problematiek wordt vooralsnog bij het onderwijsveld gelaten, hoewel gemeenten bij (te) grote reisafstanden verantwoordelijk zijn voor leerlingenvervoer. Stand van zaken in de regio, gevolgen van bevolkingsverandering Huidig aanbod en leerlingprognoses De bevolkingsprognoses in de 7 gemeenten laten allemaal een forse vermindering van het aantal kinderen zien, van ruim 12.000 basisschoolleerlingen (5-12) nu naar ca 9.800 over 10 jaar. Van 2020 tot 2030 zakt het aantal kinderen nog maar beperkt. De leerlingprognoses gaan uit van ca 10.500 basisschoolleerlingen en lijken een iets positiever beeld te geven dan de bevolkingsprognoses. Het aantal basisscholen bedraagt bijna 100 (waarvan ca 60 openbaar). Een gemiddelde school heeft dus 120 kinderen. Bij behoud van dit gemiddelde zouden ca. 20 scholen moeten sluiten. Dat wil zeggen 2 scholen per jaar. Het feitelijk aantal scholen dat onder de opheffingsnorm zakt in de komende 10 jaar bedraagt echter (maar) ca 6 scholen. Afgezet tegen de discussie over onderwijskwaliteit en harmonisatie is de verwachting eerder dat de trend zal zijn om te streven naar grotere scholen dan gemiddeld en zal het aantal op te heffen scholen eerder op of boven 20 liggen dan op 6. Onderwijskwaliteit In een bestuurlijk overleg tussen de drie Noordelijke provincies en de staatssecretaris heeft de staatssecretaris haar zorgen geuit over het relatief grote aantal zeer-zwakke scholen in Noord- Nederland. In opdracht van de staatssecretaris heeft de Onderwijsinspectie een regioanalyse uitgevoerd naar de kwaliteit van het onderwijs in Noord-Nederland. Dit rapport is onlangs verschenen. Uit de analyse blijkt dat het aantal zeer zwakke basisscholen in onze provincie 2% hoger ligt dan landelijk gemiddeld. Voor het aantal zwakke basisscholen scholen gaat het om 1% meer. Voor het hele Noorden is dit respectievelijk 4% en 13%. De meeste zeer zwakke scholen in Groningen liggen in het oosten van de provincie. De meeste zwakke basisscholen in Groningen liggen eveneens in Oost-Groningen, maar ook Noord-Groningen telt er enkele. Voor het voortgezet onderwijs is het beeld voor het Noorden gunstiger. Landelijk is 15% zeer zwak of zwak, in het noorden is dat 10%. In Groningen hebben wij geen zeer zwakke scholen voor voortgezet onderwijs. Wel is 14% van de scholen voor voortgezet onderwijs zwak. Dit Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 67

percentage is hoger dan landelijk en ook hoger dan in Drenthe en Friesland (bron: Provincie Groningen). In de regio lopen momenteel met ondersteuning van de provincie een drietal projecten ter verhoging van de onderwijskwaliteit: Spraakmakend, gericht op 0-4 jarigen en het signaleren en inlopen van taalachterstanden; Duurzaam Leren in de Veenkoloniën, gericht op het basisonderwijs maar in afstemming met spraakmakend en het voortgezet onderwijs en in Onstwedde wordt geëxperimenteerd met een doorlopende leerlijn voor 0-17-jarigen. In Noord- Groningen loopt momenteel een gezamenlijk onderzoek naar de vorming van kindcentra waarin opvang en onderwijs van 7uur tot 7 uur en van 0 tot 12 jaar geregeld wordt in samenhang met sport, spel en cultuur. De provincie Groningen spoort gemeenten aan om hun onderwijs- en jeugdbeleid met hun politieke achterban te bespreken in het licht van de krimp, met als gedachte dat niet alle voorzieningen op deze wijze tot in lengte van dagen te behouden zijn. Een ander aspect van de onderwijskwaliteit is gelegen in de bereidheid en bereikbaarheid van onderwijsgevend personeel in een krimpende regio cq een krimpende school. Ook hier zal de meest waarschijnlijke trend zijn, en dat is in overeenstemming met geluiden uit het veld, dat jonge leerkrachten minder bereid zijn de all-round functie in een kleine school uit te oefenen. Ook vanuit dit aspect zal de druk op schaalvergroting toenemen. Tot slot speelt ook de huisvesting van het onderwijs een rol in de discussie over handhaving van kleine scholen. Veel gebouwen zijn (energetisch) verouderd en vragen om relatief hoge exploitatiebudgetten. De vraag zal telkens zijn of investering in en beheer van kleine gerenoveerde scholen kan opwegen tegen samenvoeging in nieuwe. Bereikbaarheid De spreiding van het onderwijsaanbod is relatief groot, zie ook de kaart enkele pagina s verder. Bij een terugloop van het aantal scholen zal de gemiddelde reisafstand toenemen. In de kernen Drieborg, Nieuw-Scheemda, Wedde, Vriescheloo, Veelerveen, Bourtange en Ter Apelkanaal staan scholen met minder dan 100 leerlingen, zonder mogelijkheid tot samenvoeging met andere scholen in het dorp. Hier is opheffen van de laatste school een reëel risico en manifesteert zich een vervoersopgave. In overige kernen zijn er geen scholen kleiner dan 100 leerlingen of er zijn voldoende samenwerkingsmogelijkheden. Wel gaat dit vaak om openbare en christelijke basisscholen en samenvoeging ligt soms gevoelig. Een onderzoek in Bellingwedde laat zien dat veel ouders liever naar een zeer kleine school brengen, dan dat de identiteit van de school verandert. Bij samenwerking of samenvoeging van scholen zal het behoud van denominatie een belangrijk en verbindend thema zijn. 68 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Figuur 28: Nabijheid van onderwijsvoorzieningen 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Aantal scholen binnen 5km Voortgezet onderwijs totaal binnen 10km Aantal kinderdagverbijven binnen 5km Aantal buitenschoolse opvang binnen 5km Veendam Pekela Menterwolde Winschoten Scheemda Reiderland Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde Bron: CBS, 2010 Voortgezet onderwijs In Veendam, Winschoten en Stadskanaal is voortgezet onderwijs, maar ook in Scheemda, Pekela, Onstwedde, Musselkanaal en Ter Apel. Leerlingprognoses zijn (nog) niet beschikbaar maar de groep van jongeren tussen 12 en 20 zakt van 14.000 naar een kleine 13.000 de 1e tien jaar en tot 2030 met nog eens 2000. Onderwijsinhoudelijk ontstaat in het voortgezet onderwijs samenwerking vanuit de onderwijsorganisaties zelf met name ook op de verbinding tussen VMBO en MBO. Het belang van behoud van deze onderwijsvoorzieningen voor de regionale werkgelegenheid en binding van jeugd aan de regio is evident. In Parkstad Limburg wordt sterk ingezet op de verbinding tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven cq zorg. Deze verbinding ontstaat mede door inzet vanuit de gezamenlijke gemeenten. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 69

Tabel 16 Stand van zaken basisonderwijs (voorlopig) Bron: leerlingenprognoses, opgave gemeenten. Aantal ll Scholen ll / school Aantal zwak / Aantal ll 2020 2010 zeer zwak VEENDAM Veendam 1866 8 234 3 1678 Bareveld 95 1 95 96 Borgercompagnie 22 1 22 23 Wildervank 419 1 419 369 MENTERWOLDE Meeden 194 2 97 1 126 * Muntendam 404 3 135 257 * Noordbroek 158 1 158 102 * Zuidbroek 380 2 190 1 (zeer zwak) PEKELA Pekela 1152 8 144 1 994 OLDAMBT Winschoten 1379 8 172 1 1243 Scheemda 438 3 146 1 311 Beerta 152 1 152 1 122 Finsterwolde 163 1 163 1 158 Heiligerlee 198 2 99 191 Bad Nieuweschans 115 1 115 115 Midwolda en Oostwold 364 1 364 292 Westerlee 174 2 87 132 Nieuw-Beerta 94 1 94 89 Nieuw Scheemda 40 1 40 24 Nieuwolda 137 1 137 96 STADSKANAAL Stadskanaal 1595 15 106 1 1446 Musselkanaal 655 4 164 1 649 Onstwedde 292 1 292 279 Alteveer 157 2 79 158 Mussel 145 2 73 1 135 BELLINGWEDDE Bellingwolde 350 4 88 1 193 Blijham 199 2 100 106 Wedde 93 1 93 51 Vriescheloo 79 2 40 50 Veelerveen 45 1 45 25 VLAGTWEDDE Ter Apel 738 7 105 2 (zeer zwak) 560 Vlagtwedde 280 3 93 1 242 Sellingen 225 3 75 166 Bourtange 73 1 73 79 Ter Apelkanaal 77 1 77 1 80 * jaar 2025 Bron: leerlingenprognoses gemeenten 70 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Figuur 29: Onderwijsaanbod en prognose, zwakke scholen, per kern, 2010-2020 Basisschool, minder dan 100 leerlingen Basisschool, tussen de 100 en 160 leerlingen Basisschool, meer dan 160 leerlingen Voortgezet onderwijs Nieuwolda Nieuw Scheemda Onstwedde, Midwolda Oostwold * Drieborg Finsterwolde Noordbroek Scheemda * Beerta Zuidbroek Heiligerlee Winschoten Muntendam Veendam Borger companie Bad Nieuweschans * Meeden * * Westerlee * Bellingwolde * Pekela Blijham * Vriescheloo Wildervank Wedde Alteveer Veelerveen Onstwedde * Vlagtwedde Bourtange * Stadskanaal Jipsinghuizen * Mussel Sellingen * Musselkanaal Ter Apelkanaal ** Ter Apel * ** tenminste 1 zwakke school aanwezig (svz 1-1-2011) tenminste 1 zeer zwakke school aanwezig (svz 1-1-2011) Een zwakke of zeer zwakke school is een school die volgens de onderwijsinspectie onvoldoende onderwijsresultaten realiseert en die daarnaast op cruciale onderdelen van het onderwijsleerproces onvoldoende kwaliteit laat zien. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 71

De knelpunten en opgaven samengevat 6 van de 100 scholen zakken in de komende 10 jaar onder de opheffingsnorm. Bij handhaving van het gemiddelde leerlingaantal zullen echter in de komende 20 jaar niet 6 maar 20 basisscholen moeten sluiten. De meeste daarvan in de komende 10 jaar. De trend neigt echter naar vergroting van het leerlingaantal per school. In deze trend zal het aantal op te heffen scholen boven de 20 komen liggen. De leerlingdaling doet zich in ook voor in het voortgezet onderwijs zij het dat hier het zwaartepunt na 2020 komt te liggen. Oost Groningen heeft significant meer zwakke/zeer zwakke scholen. Er zijn een aantal ontwikkelingen die nopen tot schaalvergroting in het primair onderwijs: verhoging van de onderwijskwaliteit, vergroting van de samenwerking tussen opvang en onderwijs, versterking van de samenhang tussen peuterspeelzaalwerk, primair onderwijs en secundair onderwijs, beheersbaarheid van de budgetten voor huisvesting en tot slot de aantrekkelijkheid van het onderwijs voor jongere leerkrachten. Er is spanning tussen de thema s onderwijskwaliteit, identiteit en bereikbaarheid. Voor de regio Oost-Groningen is verhoging van de onderwijskwaliteit een vitale opgave. Op dit vlak wordt samenwerking gezocht en gevonden. Op de thema s identiteit en bereikbaarheid ligt nog een regionale opgave. In het voortgezet onderwijs zullen de leerlingaantallen met ca. 25% dalen. Verbinding tussen VMBO en MBO wordt nu door de onderwijsorganisaties zelf opgestart. Versterking van de band tussen het beroepsonderwijs en de werkpraktijk (met name de zorg) is in Parkstad Limburg speerpunt van beleid. In de kernen Drieborg, Nieuw-Scheemda, Wedde, Vriescheloo, Veelerveen, Bourtange en Ter Apelkanaal staan scholen met minder dan 100 leerlingen, zonder mogelijkheid tot samenvoeging met andere scholen in het dorp. Hier is opheffen van de laatste school een reëel risico en manifesteert zich een vervoersopgave. 72 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

5.5 Welzijn, cultuur en sport Leven is meer dan wonen, leren en werken. Als het gaat om leefbaarheid, gaat het nadrukkelijk ook over welzijn, cultuur en sport. Voorzieningen waar mensen elkaar ontmoeten, actief zijn en de gemeenschap gestalte geven. Dergelijke voorzieningen kunnen alleen goed functioneren als er voldoende mensen gebruik van maken en zich er (ook als vrijwilliger) voor inzetten. De veranderingen in de bevolking hebben daar invloed op. Voorzieningen voor welzijn, cultuur en sport zijn grotendeels afhankelijk van gemeentelijke financiering/subsidies. Met minder inwoners krijgt de gemeente minder te besteden. Vroeg of laat zal dat deze voorzieningen raken. Belangrijke vragen zijn dan die naar de betekenis, het gebruik en de waardering van de voorzieningen. En naar andere manieren om deze voorzieningen voor een leefbaar Oost- Groningen met elkaar in stand te houden. In deze paragraaf komen aan de orde Verenigingsleven, ontgroening en individualisering Huidige voorzieningen Theaters Minder mensen, minder draagvlak Verenigingsleven, ontgroening en individualisering In de stedelijke gebieden van Oost-Groningen zijn sportvoorzieningen en culturele voorzieningen ruim voorhanden. In zowel Stadskanaal, Winschoten als Veendam vinden we bijvoorbeeld een volwaardig stadstheater. Plattelandsgebieden kennen over het algemeen minder fysieke voorzieningen voor sport en cultuur, maar doorgaans wel een actief verenigingsleven, zowel in de sport als in lokale culturele activiteiten. Naar het precieze functioneren en gebruik (bezoekersaantallen) van de voorzieningen is in het kader van dit inventarisatierapport geen onderzoek gedaan en er zijn ook geen eerdere onderzoeken die hier een overzicht van geven. Wel zien we dat ontgroening en vergrijzing, maar ook individualisering op het platteland en in kleine kernen leidt tot minder deelname aan sport en lokale cultuur. Op verschillende plekken hebben sportverenigingen moeite om een jeugdteam te vullen en om voldoende kaderleden te vinden. Een teruglopend ledental en verouderde huisvesting is dubbel lastig. Tegelijk neemt het belang van sport- en cultuurvoorzieningen voor ouderen juist toe, zij het in andere vorm. Om de kwaliteit in stand te houden en verder te verbeteren is samenwerking en bundeling onvermijdelijk. De opgave is dat zo te doen dat de voorzieningen voor iedereen goed bereikbaar blijven. Naar verwachting is het organiseren van bereikbaarheid dus de grootste uitdaging om sport en cultuur beschikbaar te houden. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 73

Figuur 30: Sociaal-culturele voorzieningen en sport Nieuwolda Finsterwolde Midwolda Noordbroek Nieuw Beerta Bad Nieuweschans Scheemda Zuidbroek Beerta Heiligerlee Winschoten Meeden Westerlee Oudeschans Muntendam Bellingwolde Blijham Veendam Pekela Wildervank Vriescheloo Wedde Veelerveen Onstwedde Vlagtwedde Bourtange Stadskanaal Mussel Sellingen Beschermd dorpsgezicht / wijkgezicht Musselkanaal Steunstee / WMO-loket Museum Theater Bioscoop Ter Apel Sporthal Zwembad Opmerking 1: ontmoetingsplekken staan niet op de kaart. Uit de pilot Wonen met zorg (2007) blijkt dat ontmoeting vrijwel overal aanwezig is, in diverse vormen (dorpshuis, café, sportclub, etc.) Opmerking 2: Gymzalen staan niet op de kaart. Gymzalen maken vaak deel uit van een schoolgebouw. Dat betekent dat als de school wordt opgeheven, de gymzaal vaak hetzelfde lot beschoren zal zijn. 74 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Ontmoeting: vooral van onderaf organiseren De kaart op de volgende bladzijde geeft een overzicht van de belangrijkste grootschalige voorzieningen voor sport, cultuur en welzijn. Op dorpsniveau zijn veel meer sociaal-culturele voorzieningen van belang, die we niet allemaal op kaart zetten. Denk aan kleinere sportaccommodaties en sportvelden, dorpshuizen of andere ontmoetingsplekken, enzovoorts. Dit zijn in zichzelf kleine voorzieningen, maar de optelsom daarvan kan wel het verschil maken tussen een leefbaar en een minder leefbare kern of wijk. Specifiek voor dorpshuizen en ontmoetingsplekken stellen we dat de kern hiervan het ontmoeten is. Dit ontmoeten gebeurt in dorpshuizen, cafés, kerken, gemeenschapsruimtes, enzovoorts en staat of valt bij de behoefte van bewoners om elkaar te treffen. Een beleidskeuze (ook op regionaal niveau) kan zijn. Dat kan een dorpshuis zijn, maar ook het ondersteunen van een andersoortige plek zoals hierboven benoemd. Overigens is bovenlokale samenwerking (beleidsvorming, best practices) beslist het overwegen waard. Cultuurhistorische waarden: bijdrage aan leefbaarheid Wel zijn de cultuurhistorisch waardevolle en beschermde dorpsgezichten op de kaart aangegeven. Cultuurhistorie biedt meerwaarde aan de leefbaarheid van een gebied en biedt bovendien kansen voor toerisme (zie het thema economie en werk). Steunstees: overal hetzelfde pakket nodig? In een steunstee kunnen bewoners terecht voor activiteiten, informatie, diensten en ondersteuning bij het oplossen van problemen. De ruimte is bovendien een ontmoetingsplek. De eerste steunstee is ontwikkeld in Bellingwedde, maar inmiddels zijn er al 24 steunstees in t. Senioren waren de aanvankelijke doelgroep maar inmiddels is dit uitgebreid. Veel andere gemeenten creëren soortgelijke functies, al dan niet met een andere naam. Inmiddels gaat de gemeente Oldambt na hoe de steunstees functioneren: sluit het aanbod aan op de vraag, en is er voldoende vraag? De uitkomsten van deze evaluatie kunnen nuttig zijn voor alle gemeenten die overwegen om een soortgelijke voorziening te creëren. Drie theaters Een vraag die gesteld kan worden is of er in de regio als geheel voldoende draagvlak is te vinden voor drie middelgrote zelfstandig programmerende theaters. Theaters zijn dure voorzieningen. De van rijkswege aangekondigde bezuinigingen dwingen tot scherpere keuzes. Samenwerking en afstemming op het gebied van programmering en marketing kunnen helpen om voor de regio als geheel een gevarieerd en kwalitatief theateraanbod in stand te houden en om met vereende krachten groepen mensen te verleiden tot theaterbezoek. De knelpunten en opgaven samengevat Kwaliteit, diversiteit en bereikbaarheid voorzieningen door samenwerking en bundeling op peil houden Programmatische samenwerking theaters? Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 75

5.6 Zorg In ons land staat de zorg op hoog niveau. Daar betalen we allemaal aan mee. Zorgpremies zijn niet afhankelijk van waar je woont. Dan is het dus vanzelfsprekend dat waar je woont ook geen invloed zou moeten hebben op het aanbod en de kwaliteit van de zorg. Hoe is dat in Oost- Groningen? De opgave is ervoor te zorgen dat ook de inwoners van dunbevolkte gebieden, waar bovendien door de vergrijzing de vraag naar zorg toeneemt, kunnen blijven rekenen op dezelfde zorgkwaliteit als alle anderen. In deze paragraaf komen aan de orde: Zorgvraag Nabijheid van zorgvoorzieningen Huisartsen Ziekenhuizen Mantelzorg Dreigend personeelstekort Kwaliteit en bereikbaarheid verder onder druk De knelpunten en opgaven samengevat Wonen met zorg komt aan de orde in paragraaf 5.1 Wonen. Zorgvraag De figuur hierna geeft een beeld van de huidige en toekomstige zorgvraag. Figuur 31: Ontwikkeling van het aantal zorgvragers totaal (links) en als percentage van de bevolking (rechts) 160% 2010 2020 2030 6,0% 2010 2020 2030 140% 120% 100% 5,0% 4,0% 80% 3,0% 60% 40% 20% 2,0% 1,0% 0% 0,0% Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde Provincie Groningen Groninger Veenkoloniën Oldambt Westerwolde Provincie Groningen Bron: Horizon Online, 2010 In absoluut aantal is de groei van het aantal zorgvragers in de drie subregio s lager dan het provinciaal gemiddelde, maar dit komt vooral doordat het aandeel zorgvragers nu al op een 76 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

bovengemiddeld hoog niveau ligt. Evengoed neemt ook in de subregio s het aantal zorgvragers toe met ruim 40%. Die groei zien we in alle kernen. Het aantal zorgvragers ligt al relatief hoog, en dat hangt direct samen met het relatief grote aantal mensen van 75 jaar en ouder. Oost Groningen loopt daarmee pakweg tien jaar voor op het Nederlands gemiddelde. De groei ligt daardoor wat lager dan gemiddeld. In het algemeen is de zorgvraag in Oost-Groningen hoger dan het landelijk gemiddelde. Dit hangt samen met de lagere scores op opleiding en inkomen. Bij relatief veel inwoners is sprake van een cumulatie van gezondheidsrisico s. De tevredenheid over de eigen gezondheid ligt in Oost- Groningen onder het provinciaal gemiddelde. Het percentage inwoners dat goede, zeer goede of uitstekende gezondheid ervaart is provinciaal het laagst in de subregio Westerwolde met 81%. Gemiddeld is dit 85%. Oldambt zit met 85% op dat gemiddelde, de Groninger Veenkoloniën op 83% (Bron: GGD gezondheidsenquête 2010) Nabijheid van zorgvoorzieningen De figuur hierna vergelijkt de nabijheid van zorgvoorzieningen. Figuur 32: Nabijheid van zorgvoorzieningen 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Aantal fysiotherapeuten binnen 5km Aantal huisartsenpraktijken binnen 5km Aantal ziekenhuizen binnen 20km Veendam Pekela Menterwolde Winschoten Scheemda Reiderland Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde Prov.Groningen Bron: CBS, 2010 Met name de nabijheid van een huisarts is voor veel bewoners belangrijk. Met name in Veendam en Winschoten is dat het geval, en in wat mindere mate Stadskanaal. Opvallend is dat de nabijheid van zorgvoorzieningen in Stadskanaal lager ligt dan in de twee andere stedelijke gebieden. Dit heeft te maken met het relatief grote oppervlak van de gemeente, terwijl Veendam en Winschoten compacte stadsgemeenten zijn. Met name in Reiderland, Vlagtwedde en Scheemda zijn minder zorgvoorzieningen in de directe nabijheid. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 77

Huisartsen In Oost-Groningen blijkt het moeilijk om huisartsenplaatsen na het (voorgenomen) vertrek van een huisarts opnieuw in te vullen. Hierdoor dreigt er een tekort aan huisartsen in Oost-Groningen, vooral buiten de grotere kernen. Huisartsen in kleinere plaatsen zijn vaak ook apotheekhoudend en die combinatie maakt het voor sommige artsen interessant om naar Oost-Groningen te komen. Door strengere regelgeving van het Ministerie van VWS komt de apotheekvergunning van huisartsen echter in het geding. Dit vergroot de moeilijkheid om opvolging te vinden. De sector is inmiddels zelf op zoek naar creatieve oplossingen en heeft die soms ook al gevonden. Er zijn voorbeelden die laten zien dat het mogelijk is om een (dreigend) tekort aan huisartsen op het platteland tegen te gaan door de vorming van groepspraktijken/gezondheidscentra waar meer huisartsen onder één dak zitten, ook wel samen met andere eerstelijns functies/professionals. Een oplossing voor kleinere plaatsen/dorpen is dat een huisarts of praktijkondersteuner op vaste tijden spreekuur houdt. Ziekenhuizen De Ommelander Ziekenhuis Groep (Wnschoten, Delfzijl) en Refaja (Stadskanaal) bestrijken samen de regio Oost-Groningen en gaan fuseren. Dit kan op termijn gevolgen hebben voor het aantal vestigingen, maar op korte termijn wijst een onderzoek van BCG vooral op de mogelijke voordelen van een fusie. De ziekenhuizen kampen met knelpunten in hun organisatie die vooral te maken hebben met de lage bevolkingsdichtheid in het gebied, tegenover steeds complexere en specialistische behandelingen, waarvoor een zekere massa nodig is. Voorbeelden van kansen / samenwerkingsvoordelen zijn: Meer samenwerken bij spoedeisende hulp (gezamenlijke aansturing, roulatie artsen); Om intensive care zorg op het hoogste niveau aan te blijven bieden is concentratie op één locatie een optie (als tegenhanger van het UMCG), maar ook tele-ict blijkt mogelijk te zijn; De normen voor het minimum aantal bevallingen worden steeds scherper. Concentratie lijkt noodzakelijk, maar een combinatie met thuisbevallingen onder direct toezicht van een verloskundige biedt kansen om dit te compenseren; Het is mogelijk om chronisch zorg op locatie te bieden bij huisartsen, ter compensatie van de concentratietrend. De lage organisatiegraag / vele solistisch werkende huisartsen beperkt deze kans; Oncologische zorg is een type zorg die liefst bij de patiënt gebracht wordt. In Engeland zijn voorbeelden van chemotherapie aan huis. Mantelzorg Het aantal mantelzorgers per mantelzorgvrager is bij benadering gelijk aan het Groninger gemiddelde. De deelname aan vrijwilligerswerk in het algemeen ligt beneden het gemiddelde. In de provincie ligt dit op 30% van de bevolking, in Westerwolde op 29%, in het Oldambt op 27% en in de Groninger Veenkoloniën op 26% (Bron: GGD gezondheidsenquête 2010). Dreigend personeelstekort De vraag naar zorg zal door de toenemende vergrijzing onmiskenbaar toenemen. Deze toenemende zorgvraag, vooral op thuiszorg, legt een zware druk op de arbeidsmarkt. Die vraag heeft in Oost-Groningen tot de nodige actie geleid via onder andere Zorgplein Noord, zoals: 78 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Masterplan Zorg voor de Toekomst. Dit masterplan bevat een integrale en breed gedragen visie op de vraag hoe de zorg in Oost-Groningen vernieuwend en toekomstgericht kan worden georganiseerd. Arbeidsmarktstrategie Zorg Oost-Groningen. Deze strategie gaat uit van het zoeken naar nieuwe arbeidskrachten in de zorg onder werkzoekenden, allochtonen, vrijwilligers en schoolverlaters. Mogelijk kunnen zij, eventueel met aanvullende scholing, in de zorg aan de slag. In dit project werken de zorginstellingen, de uitkerende instanties (gemeenten en UWV) en de Regionale Opleidingscentra samen. De zorg laat je niet meer los / Ik doe mee in Oost-Groningen. Dit project richt zich op mensen die om welke reden dan ook nog niet klaar zijn om aan de slag te gaan of een opleiding te gaan volgen. Er lopen instroomtrajecten bij Zorggroep Meander. Kwaliteit en bereikbaarheid verder onder druk De lage bevolkingsdichtheid en de toenemende vergrijzing in Oost-Groningen, in combinatie met factoren als toenemende kwaliteitseisen en de toenemende krapte aan personeel, hebben effect op de bereikbaarheid en kwaliteit van de zorg. De knelpunten en opgaven samengevat Algemeen: kwaliteit en bereikbaarheid onder druk Dreigend personeelstekort thuiszorg Dreigend tekort aan huisartsen Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 79

5.7 Openbare ruimte De kwaliteit van de openbare ruimte kan grote invloed hebben op het algemene welbevinden van bewoners in hun woonomgeving. Dat heeft te maken met: De fysieke leefomgeving Veiligheid Voorzieningen Fysieke leefomgeving Een goede fysieke leefomgeving houdt in dat bewoners hun leefomgeving als schoon en aantrekkelijk ervaren en dat ze er graag wonen. Daarbij gaat het om de aanwezigheid van goede verlichting, goed onderhouden wegen en plantsoenen en om de aanwezigheid van goede voorzieningen. Meer dan voorheen is ook de toegankelijkheid voor ouderen en gehandicapten een thema. In winkelgebieden en rondom woonzorgcentra is vaak ook de openbare ruimte aangepast, maar elders vaak niet. Diverse leefbaarheidsonderzoeken gaan elk op hun eigen wijze in op de fysieke omgevingskwaliteit. Een algemene tendens is dat inwoners in stedelijke gebieden (Veendam, Winschoten, Stadskanaal) minder tevreden zijn, met name vanwege rommel op straat (waaronder hondenpoep) en gebrek aan groen. Wat niet uit dergelijk onderzoek blijkt, maar wat her en der op kleine schaal wél een risico vormt, is de verrommeling van de openbare ruimte door leegstand en verkrotting. Dit zijn op dit moment echter vooral rotte kiezen in een landelijk gebied, waar de algehele tevredenheid hoog is. Denk aan vrijkomende landhuisjes, grote boerderijen, maar ook aan leegstaande voormalige winkelpanden in dorpen. In het licht van aanstaande krimp kunnen ook binnen dorpen of steden gebieden met leegstand te kampen krijgen. Dit zullen in de praktijk de zwakke, minst aantrekkelijke wijken zijn, vaak vroegnaoorlogs, waar de leefbaarheidscores nu al benedengemiddeld zijn. Hier kunnen leegstand, onveiligheid en ontevredenheid bij bewoners elkaar versterken. Het is een complexe opgave om lege plekken te voorkomen, vanwege eigendom, kosten, planning, afstemming enz. 80 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Veiligheid Indien je de kernen Veendam en Winschoten afzet tegen de Nederlandse cijfers, de provincie Groningen, en de meer landelijke kernen in de subregio s, dan onderscheiden zij zich in negatieve zin op het gebied van veiligheid (vooral Winschoten scoort ook landelijk gezien slecht!). Stadskanaal onderscheid zich hier in positieve zin van, hoewel de beleving van bewoners hier niet op aansluit. De knelpunten en opgaven samengevat Kwaliteit openbare ruimte minstens handhaven Idem voor stedenbouwkundige structuur van de dorpen en kernen. Bestemmingen vinden voor leegkomende boerderijen Onveiligheid in stedelijk gebied (met name Winschoten en Veendam). Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 81

5.8 Bereikbaarheid Wat is bereikbaarheid? Je zou kunnen zeggen dat iets bereikbaar is, als het met redelijke inspanning, tegen redelijke kosten en in redelijke tijd bereikt kan worden. Onze opvattingen over wat redelijk is veranderen. Een uur lopen of fietsen vonden veel mensen vijftig jaar geleden nog heel redelijk, maar nu niet meer. Daarentegen vinden we een uur in de auto tegenwoordig veel minder een probleem. Vele duizenden (werkende) mensen doen het elke dag, en zonder klagen. Bereikbaarheid is dus een rekkelijk begrip. Maar aan de andere kant is het ook logisch dat we onze bereikbaarheid afmeten aan wat in het Nederland van de komende jaren redelijk wordt gevonden. Hoe bereikbaar is Oost-Groningen?In deze paragraaf komen aan de orde: Oriëntatie op de stad Groningen Toenemende mobiliteit Ouderen langer mobiel Bereikbaarheid van arbeidsplaatsen Openbaar vervoer Toekomst openbaar vervoer De knelpunten en opgaven samengevat Oriëntatie op de stad Groningen De regio is met de auto vanuit alle richtingen goed bereikbaar. De regio is sterk georiënteerd op de stad Groningen. Alle belangrijke verbindingen (weg, spoor en water) leiden naar de stad. Er zijn ook goede verbindingen met de Eemsmond, Duitsland, Emmen en Assen. Momenteel investeert de provincie fors in het regionale spoornetwerk. Dat is ook voor Oost-Groningen van betekenis: in 2011 gaan er weer passagierstreinen rijden tussen Veendam en Groningen. Mogelijk wordt het spoor later doorgetrokken naar Stadskanaal. Toenemende mobiliteit De bevolkingsdaling leidt niet direct tot een afname van de mobiliteit. Autogebruik is namelijk niet alleen afhankelijk van het aantal mensen in een gebied, maar ook van gedrag. De mobiliteit is de laatste jaren flink toegenomen door een hogere arbeidsparticipatie en doordat mensen over het algemeen meer en verder zijn gaan reizen naar vrijetijdsvoorzieningen. De afname van voorzieningen in een gebied heeft bovendien als direct gevolg dat mensen vaker en verder moeten reizen. De druk van het autoverkeer zal daardoor toenemen in de plaatsen waar de voorzieningen zijn. Ouderen langer mobiel De trend is dat ouderen op steeds oudere leeftijd gebruik maken van de auto als vervoermiddel. Zowel het autobezit als het rijbewijsbezit onder ouderen neemt toe. Het rijbewijsbezit onder mannen boven de 65 jaar was in 1985 53 procent, in 2005 lag dat al op 81 procent. Voor vrouwen lag dit in 1985 op 13 procent, in 2005 op 40 procent (bron: CBS/mobiliteitsonderzoek Nederland). Vrouwen hebben inmiddels een inhaalslag gemaakt: het rijbewijsbezit onder vrouwen van 45-65 jaar was in 2005 81 procent. Daardoor zal het aantal vrouwelijke automobilisten van 65+ in de komende 20 jaar sterk toenemen. Maar: ondanks deze ontwikkeling, blijven er ook altijd ouderen zonder rijbewijs en auto! 82 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen

Een andere recente ontwikkeling in de mobiliteit van ouderen is de snelle doorbraak van de elektrische fiets. Deze fietsen vergroten de mobiliteit van ouderen: zowel wat betreft de actieradius als wat betreft de leeftijd waarop zelfstandig fietsen nog lukt. Inmiddels zien we ook steeds vaker ouderen op elektrische driewielers. Ten slotte noemen we hier de scootmobielen die ouderen op kortere afstanden mobiel kunnen houden. Veiilige routes vormen dan wel een voorwaarde. Zie verder ook de informatie over de Wmo in de paragraaf Wonen. Bereikbaarheid van arbeidsplaatsen Figuur 33: Arbeidsplaatsen binnen bereik per auto, 2008 Groningen Scheemda Reiderland Menterwolde Winschoten Veendam Pekela Bellingwedde Vlagtwedde Stadskanaal Bron: Goudappel Coffeng De figuur geeft weer hoeveel arbeidsplaatsen per auto binnen bereik zijn vanaf een punt op de kaart. Hoe donkerder de kleur, hoe meer arbeidsplaatsen nabij. Met name de nabijheid van de stad Groningen weegt zwaar, samen met een directe ligging aan de A7. Menterwolde ligt wat dat betreft het gunstigst. Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen 83

Figuur 34: Arbeidsplaatsen binnen bereik per OV, 2008 Groningen Scheemda Reiderland Menterwolde Winschoten Veendam Pekela Bellingwedde Vlagtwedde Stadskanaal Bron: Goudappel Coffeng Figuur 2 geeft weer hoeveel arbeidsplaatsen per OV binnen bereik zijn vanaf een punt op de kaart. Hoe donkerder de kleur, hoe meer arbeidsplaatsen nabij. We zien hier hetzelfde patroon als bij de autobereikbaarheid, omdat het spoor grofweg de A7 volgt. Deze situatie zal per april 2011 veranderen, wanneer de spoorlijn Groningen Veendam opent. Openbaar vervoer Naast de stabiele basisstructuur (treinen en verschillende sterke buslijnen) is er het fijnmazige ontsluitende busnet, dat vooral een sterke sociale functie heeft. Het ontsluitende busnet heeft een geringe vervoersvraag. Verder is er aanvullend voor alle inwoners de Regiotaxi om een halte/station te bereiken of voor een verplaatsing waar reguliere bus- of treindiensten ontbreken. Een aantal groepen (bijv. schoolgaande kinderen, ouderen die moeite krijgen met autorijden of inwoners zonder auto) is voor het bereiken van voorzieningen afhankelijk van deze verschillende vormen van openbaar vervoer. Inmiddels komt de integratie van doelgroepenvervoer steeds meer op gang. Aan OV heeft Oost- Groningen: de spoorlijn Nieuweschans- Groningen en vanaf eind april 2011 de spoorlijn Veendam- Groningen Q-liners 301 (Veendam- Groningen; stopt na opening spoor Veendam- Groningen), Qliner Stadskanaal- Groningen, Qliner Veendam- Assen (vanaf 2 januari) 84 Inventarisatierapport voor het Regionaal Woon en Leefbaarheidsplan Oost Groningen