Gemeentelijk rapport Brugge. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS



Vergelijkbare documenten
1. Situering Methodologie Beschrijving van de steekproef Bespreking van de resultaten... 7 Thema 1: Woonsituatie en buurt...

Situering BM West-Vlaanderen BM Vlaanderen Koekelare BM Vergrijzingsklasse=3 Koekelare BM Dichtheidsklasse=1

Gemeentelijk rapport Ieper. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Houthulst. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Menen. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Hooglede. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Kortrijk. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Anzegem. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Diksmuide. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Moorslede. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Zwevegem. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Wervik. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Bredene. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Veurne. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Ardooie. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Gemeentelijk rapport Roeselare. Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

RAPPORT OUDERENBEHOEFTEONDERZOEK DE PINTE

Seniorenbehoeftenonderzoek Gemeentelijk rapport Deerlijk 2012

Seniorenbehoeftenonderzoek Gemeentelijk rapport Jabbeke 2011

Rapport Lokaal behoefteonderzoek Limburg

Seniorenbehoeftenonderzoek Gemeentelijk rapport Knokke-Heist 2012 WOAS

Lokaal behoefteonderzoek bij de Genkse 60-plussers

Seniorenbehoefteonderzoek Turnhout 2012

Inleiding: Achtergrond... 6 Thema 1: Woonsituatie en buurt... 24

Inhoudstafel Inleiding: Achtergrond... 7 Thema 1: Woonsituatie en buurt... 24

Inhoudstafel Inleiding: Achtergrond... 7 Thema 1: Woonsituatie en buurt... 19

Naam vrijwillige huisbezoeker Naam respondent. Postcode huisbezoek. 1. Wat is uw geboortedatum? (Vul in a.u.b.) 2. Geslacht? (Vul in a.u.b.

Inleiding Analyse van de respons... 4

Seniorenbehoefteonderzoek Turnhout 2012

Ouderen behoefteonderzoek. Brussel. 2/jun/09

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Inleiding. Alvast een oprecht dankwoord aan iedereen die dit onderzoek op welke wijze dan ook heeft mogelijk gemaakt! Belgian Ageing Studies

Inleiding. Belgian Ageing Studies

Behoefteonderzoek senioren Jabbeke. Prof. Dr. D. Verté, N. De Witte, L. De Donder, T. Buffel, S. Dury

Omgevingscomponent Conclusie kwetsbaarheid naar huishoudtype Naar woningtype Totale kwetsbaarheidsscore...

Inleiding. Belgian Ageing Studies

VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR)

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Inleiding. Belgian Ageing Studies

GGD Amsterdam Eenzaamheid in Beeld

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Inhoud. III. Zorgvraag 224

Werkbelevingsonderzoek 2013

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Inleiding. Alvast een oprecht dankwoord aan het OCMW en iedereen die dit onderzoek op welke wijze dan ook mogelijk maakte! Belgian Ageing Studies

4. Profiel van de respondenten.

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

Behoeftenonderzoek sociaal beleid in Boortmeerbeek. Samenvatting

Groningers positief over sociale contacten in de woonbuurt

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Sociale samenhang in Groningen

Inleiding Resultaten bevraging sleutelpersonen Vergelijkend wijkenonderzoek Zwevegem (2007)

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

De competentieportfolio van de Vlaamse zelfstandige ondernemer: maatstaf voor de duurzaamheid van de ondernemersloopbaan

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Active Ageing. Actief ouder worden. KBO Wanroij. 14 november 2012 Prof. dr. M.J.M. Kardol VU Brussel

Eenzaamheid in relatie tot digitale communicatie

Resultaten fietsenquête

s-gravendeel Behoefteonderzoek Senioren Presentatie resultaten 22 februari 2017 Prof. dr. M.J.M. Kardol VU Brussel

Het leven in Brussel: wel of wee?

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

Klanttevredenheid. Vereenzaming Ouderen Soest VOS

Samenvatting WijkWijzer 2017

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

Deel A: Filtervragen. Hoe oud bent u? jaar. als u 65 jaar of ouder bent, kunt u verder met vraag 2

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Rapportage Medewerkersonderzoek 2013 de DCW medewerkers gedetacheerd

Preventief huisbezoek 75+

Inleiding. Bespreking pagina 1

Onderzoek naar vervoersarmoede: BEVINDINGEN - VROUWEN VAN 60 JAAR EN OUDER

Voorblad Filip. Éducation financière - Financïele geletterdheid- Financial Literacy /

GLOBAAL RAPPORT ONDERZOEK BIJ RVT/ROB Deel 2: Bevindingen uit de bevraging van de familieleden van bewoners 2001

Leeswijzer rapporten

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren

Bijlage nr 10 aan ZVP BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011

Rapportage project 1.3 Uitvoering publieke domein

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997

Onderzoek woon-, welzijn- en zorgbehoeften in Sterksel en Gerwen WELKOM. Korte toelichting op project 1 e resultaten Discussie in kleine groepjes

Onderzoek naar vervoersarmoede: BEVINDINGEN STUDENTEN VAN HET MBO

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017

Zorg verlenen en zorg ontvangen 2012

Transcriptie:

Gemeentelijk rapport Brugge Seniorenbehoeftenonderzoek WOAS

Inhoud Situering... 2 Methodologie... 3 Beschrijving van de steekproef... 4 Bespreking van de resultaten...... 7 Thema 1: Woonsituatie en buurt... 7 BUURTBETROKKENHEID... 7 VERHUISGENEIGDHEID... 13 AANGEPASTHEID VAN DE WIJK... 17 Thema 2: Gezondheid, zorg en hulpverlening... 26 OBJECTIEVE GEZONDHEID... 26 POTENTIEEL HULPNETWERK... 32 ZORGAFHANKELIJKHEID... 37 Thema 3: Welbevinden... 41 UITGEBREIDHEID VAN HET NETWERK... 41 EENZAAMHEID... 45 NEGATIEVE STEMMINGSSTOORNISSEN... 49 ERVAREN PROBLEMEN... 54 ONVEILIGHEIDSGEVOEL... 64 OUDERDOMSBEELD... 69 Thema 4: Maatschappelijke participatie... 74 REDEN PENSIONERING... 74 MATE VAN GEMIS VAN BEROEPSACTIVITEITEN... 81 PARTICIPATIE... 85 ACTIVITEITSGRAAD... 90 MOTIEVEN LID WORDEN VAN VERENIGING... 98 PARTICIPATIEGRAAD SENIORENVERENIGINGEN... 104 BELEMMERINGEN BIJWONEN ACTIVITEITEN SENIORENVERENIGINGEN... 111 BIJWONEN CULTURELE EVENEMENTEN... 119 BELEIDSPARTICIPATIE... 123 Samenvatting... 126 1

Situering Het Vlaamse Parlement keurde op 21 april 2004 het decreet houdende 'de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen' goed. Via dit decreet wil men de participatie van ouderen aan het lokale beleid stimuleren, vandaar de naam 'het participatiedecreet'. Gemeenten op hun beurt worden gestimuleerd om een ouderenbeleidsplan op te stellen. Hiervoor zijn reeds heel wat gemeenten aan de slag gegaan. Daarvoor hebben zij echter cijfermateriaal nodig dat niet voor handen was. Het West-Vlaams Overleg Adviesraden van Senioren (WOAS) en het provinciebestuur West- constateerden dat de gemeenten en de seniorenadviesraden vragende partij waren voor ondersteuning bij de opmaak van een ouderenbeleidsplan. Als antwoord hierop werd een ouderenbehoeftenonderzoek ontwikkeld door de Vrije Universiteit Brussel, samen met de provincie West-. De vragenlijst omvat vele thema's zoals huisvesting, buurtkenmerken, mobiliteit, eenzaamheid, onveiligheid, hulpverlening, gezondheid, maatschappelijke participatie,... waarop een lokaal bestuur haar beleid dan zou kunnen baseren. Alvorens noden te kunnen oplossen, moet men ze immers eerst kennen. De data werd verzameld door een uniek systeem van peer-research. Dat betekent dat de enquêtes verzameld werden door 'peers' of leeftijdsgenoten van de respondenten. Voor dit ouderenbehoeftenonderzoek betekent dit dat de data verkregen werd via gestandaardiseerde vragenlijsten, die afgenomen werden bij ouderen en waar de enquêteurs bovendien zelf senior waren. Het resultaat van dit ouderenbehoeftenonderzoek is een zeer ruime Vlaamse dataset, die op verschillende niveaus bruikbaar is, namelijk op gemeentelijk, provinciaal en Vlaams niveau. Binnen elke gemeente realiseerde men een proportioneel gestratificeerde steekproef, zowel naar leeftijd als naar geslacht. Wanneer de enquêteurs bij één van hun respondenten geen gehoor kregen, kregen zij een gelijkaardig vervangadres toegewezen opdat de representativiteit gewaarborgd zou blijven. Met andere woorden, de cijfers zijn steeds representatief op gemeentelijk niveau. Het rapport dat voorligt gaat in op de beschikbare gemeentelijke gegevens. De gemeente wordt vergeleken met West- en. Voor West- en wordt een benchmark gebruikt. Dit is een steekproef van de beschikbare West-Vlaamse en Vlaamse data. Er wordt telkens een jaar lang gewerkt met dezelfde West-Vlaamse en Vlaamse steekproef, daarna wordt een nieuwe steekproef genomen zodat de nieuwe gegevens van nieuw ingestapte gemeenten eveneens worden opgenomen. Naast de geografische vergelijking ( West- en ) wordt de gemeente ook vergeleken met gemeenten in die enerzijds een gelijkaardige vergrijzingsgraad kennen (voor Brugge is dit Vergrijzingsklasse=4 = het aandeel ouderen in de bevolking is hoger dan 23,58%) en anderzijds een gelijkaardige bevolkingsdichtheid hebben (voor Brugge is dit Dichtheidsklasse=4 = bevolkingsdichtheid is groter dan 607 inwoners per km²). 2

Methodologie Het seniorenbehoeftenonderzoek heeft tot doelstelling te peilen naar de behoeften van de senioren. De behoeften van senioren zijn echter niet éénduidig vast te stellen door middel van een eenvoudige meting. Daarom wordt in het onderzoek gebruik gemaakt van meerdere dimensies, die samen een beeld geven van de behoeften van senioren. Elke dimensie wordt op haar beurt gemeten aan de hand van subdimensies. Een subdimensie kan nog verder opgesplitst worden in items die gemeten worden aan de hand van vragen. De opsplitsing van subdimensies naar items is niet bij alle dimensies het geval. Bijgevolg komt elke subdimensie of elk item (indien verdere opsplitsing) overeen met één vraag(onderdeel) uit de vragenlijst. Dit meetmodel werd ontwikkeld door de firma Kpiware. Onderstaande figuur geeft het meetmodel weer. In totaal werden 22 dimensies geconstrueerd. Dat betekent dat niet alle vragen uit de vragenlijst vervat zijn in een dimensie. De vragen werden namelijk enkel samengevoegd tot een dimensie indien dit statistisch correct was. Dit gemeentelijk rapport beperkt zich tot de bespreking van de 22 dimensies. Wanneer bij de vergelijking van de gemeente met de benchmarks de verschillen in scores meer dan 0,2 bedragen, spreken we van significante verschillen. 3

Beschrijving van de steekproef... In een eerste deel van de analyse wordt de steekproef besproken. De steekproef werd zo getrokken dat het aandeel mannen en vrouwen in de steekproef overeenkomt met het werkelijke aandeel in de bevolking. Ook naar leeftijd werden de verhoudingen in de populatie gerespecteerd. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de socio-demografische kenmerken van de respondenten. De categorie 'missing' zijn de respondenten die de betreffende vraag niet ingevuld hebben. In Brugge werden in totaal 734 ouderen bevraagd. v05 Geslacht Count: Percentage: man 318 43.32% vrouw 406 55.31% MISSING: 10 1.36% TOTAL: 734 100.00% 55,3% van de bevraagde ouderen zijn vrouwen en 43,3% zijn mannen. v04klas Leeftijdsklasse Count: Percentage: 60_69 333 45.37% 70_79 283 38.56% 80+ 118 16.08% MISSING: 0 0.00% TOTAL: 734 100.00% De meerderheid van de ouderen (45,4%) is tussen 60 en 69 jaar oud, terwijl 38,6% van de ouderen tussen 70 en 79 jaar oud is. Tenslotte is 16% van de respondenten ouder dan 80 jaar. v06 Opleiding Count: Percentage: geen afgeronde opleiding 21 2.86% lager onderwijs 219 29.84% lager beroepsonderwijs 72 9.81% lager technisch onderwijs 49 6.68% lagere humaniora 78 10.63% hoger beroepsonderwijs 49 6.68% hoger technisch onderwijs 49 6.68% hogere humaniora 69 9.40% hoger niet-universitair onderwijs 79 10.76% universitair onderwijs 32 4.36% MISSING: 17 2.32% TOTAL: 734 100.00% Het merendeel van de respondenten heeft enkel een diploma van het lager onderwijs (bijna 30%). Slechts 4,4% heeft een universitair diploma. Opvallend is wel dat 10,8% van de ouderen een diploma heeft van het hoger niet-universitair onderwijs. Een lage opleidingsgraad van de senioren betekent geenszins dat deze groep enkel laaggeschoolde jobs uitgeoefend heeft. Vooreerst was, op het moment dat de ondervraagde groep naar school ging, de leerplicht enkel tot 12 jaar. In de tweede plaats was de 4

doorgroeikans binnen de bedrijven zeer groot: de job die men uitvoerde stond veel minder in relatie tot het behaalde diploma dan wat nu het geval is. v07 Burgerlijke staat Count: Percentage: gehuwd 475 64.71% nooit gehuwd 31 4.22% gescheiden 36 4.90% samenwonend 11 1.50% weduw(e) naar 167 22.75% kloosterling(e) 13 1.77% MISSING: 1 0.14% TOTAL: 734 100.00% 65% van de respondenten is gehuwd; terwijl 23% weduw(e)naar is. 4% is nooit gehuwd geweest en bijna 5% is gescheiden. Op basis van de aangeduide burgerlijke staat werden de respondenten onderverdeeld in 2 klassen, namelijk met of zonder partner. v07klas Partner Count: Percentage: partner 486 66.21% geen partner 234 31.88% MISSING: 14 1.91% TOTAL: 734 100.00% Daaruit volgt dat 2/3 van de bevraagde senioren samenleeft met een partner. v08klas Kinderen Count: Percentage: geen kinderen 85 11.58% kinderen 627 85.42% MISSING: 22 3.00% TOTAL: 734 100.00% Het overgrote merendeel van de ouderen heeft kinderen, namelijk 85,4%. v75klas Inkomensklasse Count: Percentage: 500-999 182 24.80% 1000-1499 191 26.02% >1500 227 30.93% MISSING: 134 18.26% TOTAL: 734 100.00% Ongeveer een vierde van de respondenten moet maandelijks rondkomen met minder dan 1000. Iets meer dan een vierde heeft een budget van 1000-1500. 31% van hen heeft maandelijks meer dan 1500 tot zijn beschikking. Tenslotte blijkt dat bijna een vijfde deze vraag niet beantwoord heeft. v76klas Rondkomen met het inkomen Count: Percentage: moeilijker rondkomen 244 33.24% makkelijker rondkomen 403 54.90% MISSING: 87 11.85% TOTAL: 734 100.00% 5

Naast het werkelijke inkomen werd ook gevraagd of de respondenten vonden of ze al dan niet kunnen rondkomen met hun inkomen (subjectieve beoordeling). De meerderheid van de ouderen zegt eerder makkelijk rond te komen met hun inkomen, namelijk 55%. Een derde meent maandelijks eerder moeilijk rond te komen. Tot slot van deze steekproefbeschrijving worden een aantal kenmerken met elkaar gecombineerd. Enkel de respondenten die geantwoord hebben op beide kenmerken worden weergegeven in de tabel. man Geslacht 60_69 70_79 80+ TOTAL: vrouw TOTAL: 162 48.9% 169 51.1% 331 100.0% 119 42.7% 160 57.3% 279 100.0% 37 32.5% 77 67.5% 114 100.0% 318 43.9% 406 56.1% 724 100.0% Het aandeel vrouwen neemt toe naarmate de leeftijd toeneemt. partner klas Partner 60_69 70_79 80+ TOTAL: geen partner TOTAL: 261 79.1% 69 20.9% 330 100.0% 183 66.5% 92 33.5% 275 100.0% 42 36.5% 73 63.5% 115 100.0% 486 67.5% 234 32.5% 720 100.0% Naarmate de leeftijd van de senioren toeneemt, neemt het aandeel ouderen dat samenwoont met een partner af. klas Inkomensklasse 60_69 70_79 80+ TOTAL: 500-999 1000-1499 >1500 TOTAL: 51 18.3% 82 29.4% 146 52.3% 279 100.0% 74 33.8% 87 39.7% 58 26.5% 219 100.0% 57 55.9% 22 21.6% 23 22.5% 102 100.0% 182 30.3% 191 31.8% 227 37.8% 600 100.0% Ook het inkomen en de leeftijd van de senioren zijn aan elkaar gerelateerd. Naarmate de leeftijd stijgt, daalt het maandelijks beschikbaar inkomen. 6

Bespreking van de resultaten... Thema 1: Woonsituatie en buurt Binnen dit thema werden de scores berekend voor 3 dimensies, namelijk buurtbetrokkenheid, verhuisgeneigdheid en aangepastheid van de wijk. BUURTBETROKKENHEID De dimensie buurtbetrokkenheid wordt gemeten aan de hand van de volgende 7 vragen. Hoe vaak hebt u contact met mensen die in uw wijk wonen? (vraag 20); Hoe ervaart u dit contact? (vraag 21); Hoe prettig vindt u het over het algemeen om in u wijk te wonen? (vraag 23); Hoe betrokken voelt u zich bij hetgeen in uw wijk gebeurt? (vraag 24); Hoe vaak gaat u op bezoek bij/ ontvangt u bezoek van / hebt u telefonisch contact met buren of mensen uit de wijk? (vraag 32 nr 7); Hoe tevreden bent u over de contacten met de buren of mensen uit de wijk? (vraag 33 nr 9); Vindt u dat er in uw wijk voldoende wordt georganiseerd voor mensen, ouder dan 60 jaar? (vraag 27). Gemiddelde score Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 Buurtbetrokkenheid 6.23 6.59 6.56 6.49 6.50 Hoe hoger de score, hoe meer de senioren betrokken zijn op hun buurt. De gemiddelde score voor de dimensie buurtbetrokkenheid in Brugge is 6,23 (score op 10). Dit betekent dat de gemiddelde senior eerder sterk betrokken is op de buurt. De scores voor West- en liggen iets hoger, namelijk respectievelijk 6,59 en 6,56. Wanneer scores 0,2 hoger of lager liggen, dan kan men van significante verschillen spreken. Dit betekent hier dus dat de score voor Brugge significant lager ligt dan in West- en. Vervolgens zien we ook nog dat de score in Brugge significant lager ligt dan die in gelijkaardige gemeenten qua vergrijzing en bevolkingsdichtheid. Welke items scoren het hoogst? Frequentie contact in de wijk Ervaring contact in de wijk Prettig wonen in de wijk Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 7.16 7.48 7.37 7.53 7.32 7.61 7.83 7.79 7.67 7.79 7.66 7.71 7.64 7.57 7.65 Wijkbetrokkenheid 3.88 4.52 4.74 4.39 4.38 Bezoek buren/mensen in de wijk Tevreden contact buren Activiteiten in de wijk 4.65 5.36 5.57 5.55 5.37 7.49 7.82 7.59 7.75 7.65 5.00 5.23 5.03 4.95 5.22 7

Op bovenstaande figuur is duidelijk te zien dat de ervaring van de contacten in de wijk en het prettig wonen in de wijk het hoogst beoordeeld worden door de respondenten (groene kleur). Beide aspecten kregen 7,6 op 10. Bijgevolg betekent dit dat de senioren in Brugge de contacten die ze hebben in hun wijk als positief ervaren en dat ze het prettig vinden om in hun wijk te wonen. Het minst hoog beoordeeld zijn de factoren wijkbetrokkenheid en bezoek van buren of mensen in de wijk (rode kleur), met een score van respectievelijk 3,9 en 4,7 op 10. Met andere woorden, de senioren in Brugge voelen zich eerder niet betrokken bij wat gebeurt in hun wijk en gaan eerder weinig op bezoek bij buren of krijgen eerder weinig bezoek van buren. 8

Op de figuur is duidelijk te zien dat de scores van Brugge, West- en niet veel van elkaar verschillen. We zien dat de West-Vlaamse en Vlaamse senioren de items wijkbetrokkenheid en bezoek van buren of mensen in de wijk iets hoger beoordeeld hebben. Bij een vergelijking met gemeenten met eenzelfde bevolkingsdichtheid en vergrijzingsgraad, stellen we hetzelfde vast. Er is enkel een verschil te zien voor de items wijkbetrokkenheid en bezoek van buren of mensen in de wijk. Welke kenmerken van de respondenten zorgen voor significante verschillen tussen senioren? In een volgend deeltje van de analyse gaan we na welke kenmerken van de respondenten significante verschillen geven bij de beoordelingen. Voor de volgende kenmerken van de respondenten wordt de significantie nagegaan: geslacht, leeftijd, het samenwonen met een partner, het hebben van kinderen, het gezamenlijk nettomaandinkomen, het subjectief aanvoelen van rondkomen met het inkomen. Enkel de significante, aldus de reële, verschillen worden hieronder besproken. Wat betreft de leeftijd van de respondenten bleek enkel dat jonge senioren tussen 60 en 69 jaar meer betrokken zijn op hun wijk dan oudere senioren. 9

Bovenstaande tabel toont dat de mannelijke en de vrouwelijke senioren significant verschillend geantwoord hebben op 3 items. Mannen vinden het prettiger wonen in de wijk dan vrouwen en mannen gaan meer op bezoek of krijgen vaker bezoek dan vrouwen. Vrouwen blijken tenslotte wel meer tevreden te zijn over het contact met de buren dan mannen. Vervolgens zorgt het samenwonen met een partner van de respondent ook voor een significant verschil in de antwoorden. Senioren met een partner hebben vaker contacten in de wijk, zijn meet betrokken op hun wijk en zijn meer tevreden over de activiteiten in de wijk dan de senioren zonder partner. 10

Wat betreft het maandelijks inkomen van de respondenten zien we dat senioren in de laagste inkomensklasse minder tevreden zijn over de activiteiten in de wijk dan senioren met een hoger inkomen. De subjectieve beoordeling van het inkomen zorgt voor heel wat meer significante verschillen. Senioren die menen eerder moeilijk rond te komen met hun inkomen zijn in het algemeen minder betrokken op hun buurt dan senioren die vinden dat ze eerder makkelijk rondkomen met hun inkomen. Voor het steekproefkenmerk het hebben van kinderen zijn er geen significante verschillen te zien. Welke items hebben een grote impact? Het laatste onderdeel van de analyse van een dimensie betreft de impact van de items op de dimensie. Bij deze oefening gaan we na welke onderscheiden items een hoge impact hebben op de dimensie. Items die een hoge impact hebben en een lage score behalen, kunnen wijzen op elementen waar bij voorkeur aan gewerkt kan worden. 11

Het diagram laat zien dat 4 van de 7 factoren van buurtbetrokkenheid een hogere score halen dan de gemiddelde dimensiescore in Brugge (ze bevinden zich boven de rode lijn die doorheen het diagram loopt). Deze factoren worden met andere woorden het meest positief beoordeeld door de respondenten. Deze vier factoren blijken eveneens een grote impact te hebben op de beoordeling van buurtbetrokkenheid door de respondenten. Dit betekent dat deze factoren belangrijk geacht worden in functie van de buurtbetrokkenheid. Drie van de 7 factoren hebben daarentegen een lagere score dan de dimensiescore van Brugge. Het bezoek van buren of mensen in de wijk en de wijkbetrokkenheid hebben naast hun lagere score, ook een grote impact op de buurtbetrokkenheid. Dit betekent dat deze 2 factoren minder positief beoordeeld worden door de senioren, maar dat ze wel belangrijk zijn in functie van de buurtbetrokkenheid. Bijgevolg is het belangrijk om het bezoek van buren en mensen in de wijk, alsook de wijkbetrokkenheid te stimuleren opdat de buurtbetrokkenheid van de senioren zou vergroten. De factor activiteiten in de wijk werd eveneens minder positief beoordeeld, maar heeft maar een matige invloed op de buurtbetrokkenheid. 12

VERHUISGENEIGDHEID Om de verhuisgeneigdheid van de ouderen te meten, vroegen we aan de respondenten: Hoe staat u ten opzichte van de volgende mogelijkheden?, waarna 6 woonvormen gegeven worden. De respondenten konden steeds kiezen uit vijf antwoordmogelijkheden: uiterst negatief, eerder negatief, noch negatief noch positief, eerder positief en uiterst positief. Dit is vraag 17 uit de vragenlijst. Gemiddelde score Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 Verhuisgeneigdheid 1.36 1.31 1.41 1.49 1.50 Hoe hoger de score, hoe meer de senioren geneigd zijn te verhuizen. De gemiddelde score voor de dimensie verhuisgeneigdheid in Brugge is 1,36 (score op 10). Dit betekent dat de geneigdheid om te verhuizen bij de gemiddelde Brugse senior heel erg klein is. De scores in West- en benaderen deze scores erg; er is dan ook geen sprake van significante verschillen. Vervolgens blijkt dat er ook geen significant verschil is met de score van gemeenten met een gelijkaardige vergrijzingsgraad en bevolkingsdichtheid. Welke items scoren het hoogst? Aangepaste woonvorm Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 1.71 1.69 1.58 1.75 1.75 Rusthuis/RVT 1.04 0.99 1.14 1.12 1.19 Aangepaste bejaardenwoning 1.27 1.28 1.40 1.41 1.25 Kinderen 0.86 0.82 0.89 1.01 1.02 Samenwonen senioren 1.13 0.95 1.15 1.12 1.25 Serviceflat 2.13 2.13 2.32 2.51 2.53 13

Verhuizen naar een serviceflat wordt gemiddeld genomen het meest aannemelijk gezien door de respondenten in Brugge. Deze factor krijgt 2,13 op 10, wat uiteraard ook nog een erg lage score is. Inwonen bij de kinderen, alsook verhuizen naar een rusthuis wordt het laagst beoordeeld door de senioren. De gemiddelde score voor deze 2 factoren bedraagt respectievelijk 0,86 en 1,04. Op de figuur is duidelijk te zien dat de West-Vlaamse en Vlaamse scores min of meer gelijk zijn aan die van Brugge. Net als in Brugge is de gemiddelde West-Vlaamse en Vlaamse senior niet geneigd te verhuizen, maar als ze dan toch zouden moeten kiezen, dan gaat hun voorkeur naar een serviceflat. 14

In deze figuur zien we dat de scores voor gemeenten met een gelijkaardige bevolkingsdichtheid en vergrijzingsgraad eveneens nagenoeg gelijk zijn aan die van Brugge. Dezelfde conclusies blijven bijgevolg gelden: de verhuisgeneigdheid is erg gering en verhuizen naar een serviceflat blijft het hoogst beoordeeld. Welke kenmerken van de respondenten zorgen voor significante verschillen tussen senioren? Wat betreft de leeftijd van de senioren blijkt dat hoogbejaarden liever zouden intrekken bij hun kinderen dan jongere senioren. Vervolgens blijkt dat senioren zonder kinderen minder graag zouden verhuizen naar een aangepaste woonvorm dan senioren met kinderen. Logischerwijze trekken zij ook minder graag in bij de kinderen aangezien ze geen kinderen hebben. 15

Tenslotte is het inkomen ook van belang. Senioren in de hoogste inkomensklasse zouden minder graag intrekken bij de kinderen, maar zouden liever dan andere senioren verhuizen naar een serviceflat. Ouderen in de laagste inkomensklasse daarentegen zouden minder graag verhuizen naar een serviceflat dan andere ouderen. Verder bleek geen enkel ander steekproefkenmerk (geslacht, het samenwonen met een partner, het rondkomen met het inkomen) te zorgen voor significante verschillen tussen de senioren. Welke items hebben een grote impact? De scores leren ons dat de verhuisgeneigdheid bij de senioren erg klein is. Dit kan ook afgelezen worden van de bovenstaande figuur. Het diagram laat zien dat 2 van de 6 items van verhuisgeneigdheid een hogere score halen dan de gemiddelde dimensiescore in Brugge (ze bevinden zich boven de rode lijn die doorheen het diagram loopt). Deze factoren worden met andere woorden het meest positief beoordeeld door de respondenten, maar belangrijk is dat dit toch nog heel erg lage scores zijn. De andere vier items hebben een nog lagere score. De interpretatie van het impactdiagram is afhankelijk van het gewenste ouderenbeleid in de gemeente. Wanneer het beleid ernaar streeft om ouderen zo lang mogelijk te laten wonen in hun huidige woning, dan is de erg lage mate van verhuisgeneigdheid bij de senioren een goede zaak. Is het beleid daarentegen gericht op de verhuizing van de senioren naar woningen die aangepast zijn aan hun noden, dan moet er gewerkt worden in functie van een verhoging van de verhuisgeneigdheid. Wil men de verhuisgeneigdheid bij de senioren vergroten, dan moet men op alle 6 items inzetten. Ook de 2 items die het hoogst scoren (serviceflat en aangepaste woonvorm) hebben een zodanig lage score dat de bereidheid te verhuizen naar 1 van deze mogelijkheden ook nog vergroot kan worden. Tenslotte toont het diagram ons dat inwonen bij de kinderen de kleinste impact heeft, waardoor werken naar dit item toe het minst effect zal opleveren; met andere woorden voor de kleinste verhoging van verhuisgeneigdheid zal zorgen. 16

AANGEPASTHEID VAN DE WIJK Deze dimensie wordt gemeten aan de hand van vraag 26 uit de vragenlijst waarin de ouderen een reeks voorzieningen worden voorgelegd en hen wordt gevraagd: Welke van de onderstaande voorzieningen zijn onvoldoende aanwezig in uw wijk?. Men kon antwoorden met ja of neen. Gemiddelde score Aangepastheid van de wijk Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 8.80 7.84 7.44 7.50 7.76 Hoe hoger de score, hoe meer de senioren menen dat de wijk aangepast is aan hen of hoe meer de senioren vinden dat er geen voorzieningen ontbreken in hun wijk. De gemiddelde score voor het concept aangepastheid van de wijk in Brugge is 8,8 (score op 10). Dit betekent dat de gemiddelde senior vindt dat de wijk aangepast is voor hen, of met andere woorden dat er eerder weinig voorzieningen ontbreken in hun wijk. Voor West- ligt de score significant lager (verschil is groter dan 0,2), namelijk 7,84. Dit betekent dat de gemiddelde West-Vlaamse senior iets minder tevreden is over de aangepastheid van de wijk. Voor geldt dit nog iets sterker: de score voor de dimensie bedraagt 7,44. Dit wil zeggen dat de gemiddelde Vlaamse senior ook meent dat de wijk eerder aangepast is aan hen, maar in iets mindere mate. Ook voor gemeenten met een gelijkaardige vergrijzingsgraad en bevolkingsdichtheid liggen de scores significant lager. Welke items scoren het hoogst? De dimensie 'Aangepastheid van de wijk' werd gemeten aan de hand van 24 items. Deze 24 items werden samengevoegd tot 3 subdimensies. Voor elk van deze subdimensies staat hieronder de score op 10. Ontspanning en cultuur Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 8.82 7.99 7.54 7.69 7.89 Basisvoorzieningen 9.06 8.06 7.62 7.64 8.00 Mobiliteitscomfort vanuit de wijk 8.52 7.48 7.16 7.17 7.38 17

Op bovenstaande figuren is het duidelijk dat de scores van de 4 benchmarks lager liggen dan de scores in Brugge. Voor Brugge zien we dat senioren het meest tevreden blijken te zijn over de basisvoorzieningen: deze voorzieningen blijken erg weinig te ontbreken in de wijk. Wat betreft het mobiliteitscomfort vanuit hun wijk, zijn de senioren iets minder tevreden, alhoewel de score eveneens behoorlijk hoog is. Dit geldt eveneens voor de 4 benchmarks. In de volgende tabel wordt de score op 10 weergegeven voor alle items, gerangschikt per subdimensie. Ontspanning en cultuur Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 Theater 8.54 7.82 7.47 7.63 7.59 Cinema 8.02 7.47 7.33 7.22 7.29 Zwembad 8.69 7.99 7.37 7.75 7.88 Sporthal 9.12 8.31 7.76 7.81 8.28 Bibliotheek 9.12 8.44 7.79 8.05 8.10 Dienstencentrum 8.96 7.90 7.34 7.32 7.85 Buurt-wijkcentrum 9.32 8.16 7.77 8.20 8.25 Basisvoorzieningen Kruidenierszaak 8.39 7.05 6.64 6.33 6.97 Bank 8.54 7.43 7.05 7.09 7.36 Kapper 9.36 8.64 7.93 7.90 8.33 Apotheek 9.45 8.40 7.90 7.77 8.44 Huisarts 9.47 8.54 8.04 7.86 8.58 Slager 9.14 7.87 7.44 7.67 8.02 Bakker 9.30 8.39 7.62 7.77 8.30 Mobiele winkel 9.04 7.90 7.67 7.84 7.75 Postkantoor 8.18 7.38 7.06 7.22 7.21 Kerk 9.56 9.04 8.37 8.66 8.69 Café 9.29 8.76 8.13 8.34 8.37 18

Mobiliteitscomfort vanuit de wijk Rustbanken 7.99 7.07 6.23 6.47 6.66 Openbare toiletten 6.95 6.22 5.97 5.68 5.50 Openbaar vervoer 8.97 7.85 7.42 7.59 7.97 Bushalte 8.85 7.81 7.60 7.64 8.02 Groen/park 9.43 8.20 8.00 7.98 8.06 Oversteekplaatsen 8.91 8.07 7.77 7.81 8.06 Per subdimensie volgt hieronder de visuele voorstelling van de scores. Op de figuren is het meteen duidelijk dat de scores voor Brugge voor alle items significant hoger liggen dan de scores in de 4 benchmarks. Maar de volgorde van beoordeling komt wel erg overeen. Wat betreft de voorzieningen met betrekking tot ontspanning en cultuur, krijgt de aanwezigheid van een cinema de laagste score in alle onderzochte gebieden. Het meest voldoende aanwezig volgens de senioren blijkt een bibliotheek, een buurt-wijkcentrum en een sporthal te zijn. 19

Wat betreft de basisvoorzieningen zijn de resultaten voor Brugge en de 4 benchmarks eveneens gelijklopend. Senioren menen dat een kruidenierszaak het meest onvoldoende aanwezig is in hun wijk, daarna volgt een postkantoor en een bank. Een kerk en een huisarts daarentegen ontbreken het minst in hun wijk, alsook een kapper en een café. 20

Wat betreft het mobiliteitscomfort vanuit de wijk, is er eveneens weinig verschil te zien tussen de senioren van Brugge en de 4 benchmarks. Volgens de senioren ontbreken in hun wijk het meest rustbanken en openbare toiletten; de score voor deze items ligt toch wel een stuk lager. De resterende voorzieningen daarentegen zijn in meerdere mate voldoende aanwezig. Een verschil tussen Brugge en de benchmarks is de hoge score voor het openbaar vervoer in Brugge. 21

In onderstaande figuur wordt meteen duidelijk welke items beter beoordeeld werden door de senioren in Brugge. Over de groene bolletjes zijn de senioren het meest tevreden. De voorzieningen met een rood bolletje zijn de senioren het minst tevreden. 22

Welke kenmerken van de respondenten zorgen voor significante verschillen tussen senioren? De significantietesten gebeuren op item-niveau. Hoogbejaarden blijken minder tevreden te zijn over de aanwezigheid van een hele reeks voorzieningen, namelijk een dienstencentrum, een kruidenierszaak, een kapper, een apotheek, een huisarts, een slager, een bakker, een kerk en rustbanken. Jonge senioren (tussen 60 en 69 jaar) daarentegen zijn meer tevreden over de aanwezigheid van een aantal voorzieningen: een bibliotheek, een bank, een apotheek, een huisarts en een mobiele winkel. Senioren tussen 70 en 79 jaar tenslotte zijn meer tevreden over een apotheek in de buurt dan de andere senioren. 23

Vrouwen blijken over 1 voorziening minder tevreden te zijn, namelijk de aanwezigheid van een bakker in de wijk. Ouderen die geen partner hebben, zijn minder tevreden over de aanwezigheid van een dienstencentrum, een bank, een apotheek, een huisarts, een slager, een bakker en een kerk. 24

Wat betreft het inkomen van de oudere, blijkt uit de 2 tabellen dat ouderen in de laagste inkomensklasse minder tevreden zijn over de aanwezigheid van enkele voorzieningen, terwijl het omgekeerde geldt voor ouderen in een hogere inkomensklasse. Bij de beschrijving van de steekproef werd duidelijk dat het inkomen en de leeftijd van de oudere sterk gerelateerd zijn. Dit speelt hier waarschijnlijk een rol. De ouderen in de laagste inkomensklasse zijn ook de oudere senioren en hierboven bleek al dat oudere senioren minder tevreden zijn over de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen dan jongere senioren. De subjectieve beoordeling van rondkomen met het inkomen zorgt niet voor significante verschillen. Welke items hebben een grote impact? De items die zich bevinden onder de rode lijn hebben een lagere score dan de gemiddelde dimensiescore van Brugge. We zien in bovenstaand diagram dat al deze items eveneens een grote impact hebben op de aangepastheid van de wijk. Bijgevolg is de aanwezigheid van deze voorzieningen belangrijk opdat de senioren tevreden zouden zijn over de aangepastheid van hun wijk. 25

Thema 2: Gezondheid, zorg en hulpverlening Binnen dit thema werden de scores berekend voor 3 dimensies, namelijk objectieve gezondheid, potentieel hulpnetwerk en zorgafhankelijkheid. OBJECTIEVE GEZONDHEID Om de objectieve gezondheid en met name het lichamelijk functioneren van ouderen in kaart te brengen, werd gebruik gemaakt van de MOS-schaal (Medical Outcome Scale). De ouderen moeten voor 7 activiteiten aangeven of ze al dan niet beperkingen ervaren als gevolg van gezondheidsproblemen. Vraag 34 uit de vragenlijst klinkt als volgt: Heeft uw gezondheidstoestand u beperkt in de volgende activiteiten?. Gemiddelde score Objectieve gezondheid Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 6.88 6.75 6.78 6.62 6.78 Hoe hoger de score, hoe minder de senioren zich beperkt voelen in het uitvoeren van activiteiten als gevolg van gezondheidsproblemen. De gemiddelde score van de dimensie objectieve gezondheid in Brugge is 6,88 (score op 10). Dit betekent dat de gemiddelde senior eerder weinig beperkingen ervaart als gevolg van gezondheidsproblemen. De score voor West- ligt iets lager, namelijk 6,75. Ook het Vlaams gemiddelde (6,78) en de scores voor gemeenten met een gelijkaardige bevolkingsdichtheid (6,78) en vergrijzingsgraad (6,62=significant verschil) liggen lager dan het gemiddelde van Brugge. Welke items scoren het hoogst? Zeer inspannende activiteiten Minder inspannende activiteiten Een heuvel of trap Buigen, tillen of bukken Een blokje stappen Persoonlijke hygiëne Huishoudelijke karweitjes Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 4.02 4.65 4.53 4.53 4.56 7.18 6.90 7.04 6.90 6.99 6.35 6.33 6.23 6.11 6.21 6.00 6.12 6.06 6.03 6.01 7.72 7.25 7.19 6.98 7.11 8.81 8.23 8.40 8.13 8.52 8.11 7.81 7.99 7.68 8.03 Op onderstaande figuur is duidelijk te zien dat de ouderen in Brugge het minst hinder ondervinden bij de activiteiten met betrekking tot de persoonlijke hygiëne en bij huishoudelijke karweitjes (groene kleur). Deze aspecten kregen respectievelijk 8,81 en 8,11 op 10. De activiteiten waarbij men het meest hinder ondervindt, zijn zeer inspannende activiteiten en het buigen, tillen of bukken (rode kleur), met een score van respectievelijk 4,02 en 6 op 10. 26

De scores van Brugge blijken enigszins te verschillen met de scores van (West-). De gemiddelde West-Vlaamse senior blijkt significant meer hinder te ondervinden bij minder inspannende activiteiten, bij een blokje stappen, bij activiteiten mbt persoonlijke hygiëne en bij huishoudelijke karweitjes. Wat betreft de zeer inspannende activiteiten blijkt de gemiddelde Brugse senior dan weer meer hinder te ondervinden dan de gemiddelde West- Vlaamse senior. 27

Bij de vergelijking met komt naar voor dat de gemiddelde Brugse senior minder hinder ondervindt bij een blokje stappen en bij persoonlijke hygiëne, maar wel meer problemen ervaart bij zeer inspannende activiteiten. De volgorde van beoordeling blijkt wel gelijklopend te zijn met Brugge: men ervaart het minst beperkingen bij de activiteiten met betrekking tot de persoonlijke hygiëne en bij huishoudelijke karweitjes. Het meest last hebben zij bij zeer inspannende activiteiten en bij het buigen, tillen of bukken. Vervolgens blijkt dat de gemiddelde Brugse senior significant meer last ondervindt dan de gemiddelde senior uit gemeenten met een gelijkaardige vergrijzingsgraad bij zeer inspannende activiteiten. Wat betreft de andere items (uitgezonderd buigen,tillen of bukken), ondervindt hij/zij dan weer significant minder problemen. Uit de vergelijking met gemeenten met een gelijkaardige bevolkingsdichtheid, komt het volgende naar voor. De gemiddelde Brugse senior ervaart significant meer problemen bij zeer inspannende activiteiten, maar significant minder last bij een blokje stappen en bij de persoonlijke hygiëne. 28

Welke kenmerken van de respondenten zorgen voor significante verschillen tussen senioren? De tabel maakt meteen duidelijk dat jonge senioren tussen 60 en 69 jaar minder beperkingen ervaren dan oudere senioren. De hoogbejaarden daarentegen blijken voor alle activiteiten meer hinder te ondervinden. In onderstaande tabel staan de exacte scores en wordt het duidelijk dat de verschillen tussen de leeftijdsgroepen behoorlijk groot zijn. ITEMS Score op 10 60-69 jaar 70-79 jaar 80+ Zeer inspannende activiteiten 5,39 3,38 1,32 Minder inspannende activiteiten 8,45 7,02 3,58 Een heuvel of trap oplopen 7,64 5,9 3,42 Buigen, tillen of bukken 6,97 5,79 3,47 Een blokje stappen 8,84 7,52 4,68 Persoonlijke hygiëne 9,46 8,6 7,26 Huishoudelijke karweitjes 9,01 7,98 5,63 Wat betreft het geslacht van de senioren, zien we dat de vrouwelijke senioren telkens meer beperkingen ervaren in het uitvoeren van de activiteiten dan de mannelijke senioren. ITEMS Score op 10 Man Vrouw Zeer inspannende activiteiten 4,61 3,54 Minder inspannende activiteiten 8,37 6,22 Een heuvel of trap oplopen 7 5,86 Buigen, tillen of bukken 6,54 5,59 Een blokje stappen 8,14 7,39 Persoonlijke hygiëne 9,12 8,59 Huishoudelijke karweitjes 8,6 7,75 29

De scores voor de vrouwelijke senioren zijn inderdaad telkens lager, maar het is wel opvallend dat de verschillen tussen mannen en vrouwen niet zo heel groot zijn. Voor de meeste activiteiten blijken ook de vrouwelijke senioren eerder weinig beperkingen te ervaren. Ook de senioren die niet samenwonen met een partner ervaren voor alle activiteiten meer hinder. De leeftijd van de oudere speelt hierin zeker een rol: naarmate de leeftijd toeneemt, hoe minder vaak men samenwoont met een partner. Daarstraks zagen we dat de oudere senioren meer problemen ervaren, dus heeft dit zijn gevolgen voor de senioren zonder partner. Bovenstaande tabel toont dat de ouderen in de laagste inkomensklasse telkens meer problemen ervaren, terwijl de ouderen in de hoogste inkomensklasse minder hinder ervaren. 30

Ouderen die menen eerder makkelijk rond te komen blijken minder hinder te ervaren dan ouderen die blijk geven van eerder moeilijk rond te komen. Het hebben van kinderen zorgt niet voor significante verschillen. Welke items hebben een grote impact? De vier items die het meest rechts gepositioneerd zijn in bovenstaand diagram (een blokje stappen, minder inspannende activiteiten, een heuvel of trap en buigen, tillen of bukken) blijken het meest doorslaggevend te zijn voor de beoordeling. Dit betekent concreet dat, als senioren op die 4 items beperkingen ervaren, hun globale beoordeling over het al dan niet ervaren van beperkingen zeer sterk zal beïnvloed worden. 31

POTENTIEEL HULPNETWERK Om het potentieel hulpnetwerk van de ouderen te kunnen meten, vroegen we aan hen: Stel dat u voor een bepaalde tijd de activiteiten die u gewoonlijk doet in het huishouden niet zou kunnen uitvoeren, op wie kan u dan een beroep doen?. Daarna volgen 9 mogelijkheden. Men kon antwoorden met ja of neen. Dit is vraag 36 uit de vragenlijst. Gemiddelde score Potentieel hulpnetwerk Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 4.37 4.25 3.93 3.91 3.83 Dichtheidsklasse=4 Hoe hoger de score, hoe meer de senioren beroep kunnen doen op mensen voor huishoudelijke hulp. De gemiddelde score van de dimensie potentieel hulpnetwerk in Brugge is 4,37 (score op 10). Dit betekent dat de gemiddelde senior op niet veel maar ook op niet weinig mensen beroep kunnen doen voor huishoudelijke hulp. De score voor West- ligt iets lager, namelijk 4,25, maar dit is geen significant verschil. Het Vlaams gemiddelde (3,93) en de scores voor gemeenten met een gelijkaardige bevolkingsdichtheid (3,83) en vergrijzingsgraad (3,91) liggen significant lager dan het gemiddelde van Brugge. Welke items scoren het hoogst? Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 echtgenoot/partner 6.42 6.16 6.13 6.04 5.72 dochter 6.18 5.65 5.22 5.13 5.57 zoon 5.33 4.95 4.93 4.77 4.67 schoondochter 4.16 3.97 3.58 3.55 3.61 schoonzoon 3.83 3.93 3.32 3.30 3.20 kleinkind/achterkleinkind 3.38 3.38 2.95 3.06 2.88 zus of broer 3.42 3.23 3.15 3.01 2.85 ander familielid 2.46 2.44 1.95 2.18 2.00 buur 4.19 4.53 4.13 4.16 4.01 Op onderstaande figuur is duidelijk te zien dat de ouderen in Brugge het meeste hulp kunnen verwachten van hun partner, hun dochter en/of zoon (groene kleur). De personen op wie men het minst beroep zou kunnen doen voor huishoudelijke hulp zijn de (achter)kleinkinderen, de zus of broer en een ander familielid (rode kleur). Opmerkelijk hier is dat de rode bolletjes allemaal betrekking hebben op familie van de oudere, terwijl de buur een hogere score krijgt. Blijkbaar kan men sneller beroep doen op een buur dan op bepaalde familieleden. Dichtheidsklasse=4 32

De scores van Brugge blijken enigszins te verschillen met de scores van (West-). De gemiddelde West-Vlaamse senior blijkt significant meer beroep te kunnen doen op een schoonzoon en op een buur, maar significant minder op hun partner, hun dochter of zoon en schoondochter. Bij de vergelijking met komt naar voor dat de gemiddelde Brugse senior significant meer beroep kan doen op alle personen in de lijst, uitgezonderd op de buur. 33

De volgorde van beoordeling blijkt wel gelijklopend te zijn met Brugge: men kan het meest rekenen op de partner en de dochter en zoon. Vervolgens blijkt dat de gemiddelde Brugse senior op significant meer personen beroep kan doen dan de gemiddelde senior uit gemeenten met een gelijkaardige vergrijzingsgraad en een gelijkaardige bevolkingsdichtheid. Dit geldt enkel niet voor de buren. Welke kenmerken van de respondenten zorgen voor significante verschillen tussen senioren? De jongere senioren tussen 60 en 69 jaar kunnen meer rekenen op hun partner en op hun zus of broer voor huishoudelijke hulp dan de oudere senioren. Ze kunnen daarentegen minder rekenen op hun (achter)kleinkinderen. De 70-79-jarigen daarentegen kunnen net wel meer rekenen op hun (achter)kleinkinderen. 34

De mannelijke senioren blijken meer beroep te kunnen doen op hun partner, zus of broer en buur dan de vrouwelijke senioren. De ouderen met een partner blijken op bijna alle personen van het lijstje meer te kunnen rekenen dan de ouderen zonder partner. 35

Ouderen in de laagste inkomensklasse blijken minder vaak te kunnen rekenen op hun partner, terwijl ouderen in de hoogste inkomensklasse er net meer op kunnen rekenen. Deze ouderen in de hoogste inkomensklasse kunnen ook meer een beroep doen op hun zus of broer en op hun buur. De ouderen die eerder moeilijk rondkomen geven aan dat ze minder beroep kunnen doen op hun partner. 36

ZORGAFHANKELIJKHEID Vraag 37 uit de vragenlijst peilt naar de hulp die de oudere nodig heeft bij zijn/haar persoonlijke verzorging, het huishouden en zijn/haar persoonlijke verplaatsingen. De ouderen konden antwoorden met ja of neen. Gemiddelde score Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 Zorgafhankelijkheid 8.37 8.14 8.26 8.22 8.38 Hoe hoger de score, hoe minder zorgafhankelijk de senioren zijn, of hoe minder hulp de senioren nodig hebben. De gemiddelde score van de dimensie zorgafhankelijkheid in Brugge is 8,37 (score op 10). Dit betekent dat de gemiddelde senior eerder weinig hulp nodig heeft. De score voor West- ligt significant lager, namelijk 8,14. Ook het Vlaams gemiddelde (8,26) en de score voor gemeenten met een gelijkaardige vergrijzingsgraad (8,22) liggen lager dan het gemiddelde van Brugge. De score voor gemeenten met een gelijkaardige bevolkingsdichtheid (8,38) is nagenoeg dezelfde. Welke items scoren het hoogst? Persoonlijke verzorging Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 9.09 8.92 8.97 8.72 9.14 Huishouden 7.86 7.51 7.78 7.77 7.79 Persoonlijke verplaatsing 8.16 8.00 8.03 8.15 8.21 De Brugse ouderen blijken het minst hulp nodig te hebben bij hun persoonlijke verzorging. Dit item heeft een score van 9 op 10, wat erg hoog is. De score voor hulp bij persoonlijke verplaatsingen ligt iets lager (8,2) en hulp bij het huishouden scoort het laagst (7,9), wat betekent dat de Brugse hierbij het meest hulp nodig hebben. Maar de score wijst ook nog in de richting van eerder weinig hulp nodig hebben. 37

Wanneer we de scores in Brugge vergelijken met die van de gemiddelde West-Vlaamse en Vlaamse senior, zien we dat de volgorde van beoordelen net dezelfde is. De scores in liggen iets lager dan die in Brugge en die in West- nog iets lager. Bij een vergelijking met gemeenten met eenzelfde bevolkingsdichtheid en vergrijzingsgraad stellen we hetzelfde vast. 38

Welke kenmerken van de respondenten zorgen voor significante verschillen tussen senioren? Jonge senioren tussen 60 en 69 jaar blijken minder hulp nodig te hebben dan de oudere senioren. Hoogbejaarden daarentegen zijn in grotere mate zorgafhankelijk, wat duidelijk wordt in onderstaande tabel. ITEMS VAN ZORGAFHANKELIJKHEID Score op 10 60-69 jaar 70-79 jaar 80+ Persoonlijke verzorging 9,81 9,1 6,94 Huishouden 9,3 7,14 5,28 Persoonlijke verplaatsingen 9,46 7,8 5,19 Mannelijke senioren blijken minder hulp nodig te hebben dan de vrouwelijke senioren. ITEMS VAN ZORGAFHANKELIJKHEID Score op 10 Man Vrouw Persoonlijke verzorging 9,39 8,9 Huishouden 8,51 7,39 Persoonlijke verplaatsingen 9,08 7,47 Mensen die samenwonen met een partner blijken minder hulp nodig te hebben dan mensen die alleen wonen. ITEMS VAN ZORGAFHANKELIJKHEID Score op 10 Partner Geen partner Persoonlijke verzorging 9,49 8,31 Huishouden 8,44 6,76 Persoonlijke verplaatsingen 8,86 6,81 39

De scores tonen dat de ouderen in de laagste inkomensklasse meer hulp nodig blijken te hebben dan ouderen in een hogere inkomensklasse. Ouderen die menen eerder moeilijk rond te komen met hun inkomen, blijken meer hulp nodig te hebben dan ouderen die zeggen eerder makkelijk rond te komen. 40

Thema 3: Welbevinden Binnen dit thema werden de scores berekend voor 6 dimensies, namelijk uitgebreidheid van het netwerk, eenzaamheid, negatieve stemmingsstoornissen, ervaren problemen, onveiligheidsgevoel en ouderdomsbeeld. UITGEBREIDHEID VAN HET NETWERK Om de uitgebreidheid van het netwerk van ouderen te meten, werd hen de volgende vraag gesteld: Hoe vaak gaat u op bezoek bij / ontvangt u bezoek van / hebt u telefonisch contact met?. Daarna worden 7 groepen van mensen voorgesteld. De ouderen konden telkens kiezen uit 6 antwoordmogelijkheden: nooit, minder dan 1 maal per maand, maandelijks, 1 à 2 maal per week, (bijna) dagelijks en niet van toepassing. Dit is vraag 32 uit de vragenlijst. Gemiddelde score Uitgebreidheid van het netwerk Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 4.70 5.22 5.61 5.51 5.46 Hoe hoger de score, hoe meer contact de oudere heeft met mensen. De gemiddelde score voor de dimensie uitgebreidheid van het netwerk in Brugge is 4,7 (score op 10). Voor de gemiddelde Brugse senior betekent dit dat hij/zij niet weinig, maar ook niet veel contact heeft met andere personen. De scores voor de 4 benchmarks liggen allemaal significant hoger. Dit wijst erop dat de gemiddelde Brugse senior significant minder contact heeft met andere mensen in vergelijking met de ouderen van de benchmarks. Welke items scoren het hoogst? Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 Kinderen/schoonkinderen 7.81 7.66 7.97 7.92 7.87 Kleinkinderen 6.90 6.75 7.09 7.00 7.11 Broers/zussen 4.02 4.46 4.61 4.50 4.22 Ouders 1.28 1.65 2.52 2.34 2.25 Andere familieleden 2.93 3.63 3.89 3.83 3.77 Vrienden/kennissen 5.10 5.39 5.56 5.45 5.64 Buren/mensen uit de wijk 4.65 5.36 5.57 5.55 5.37 Voor de gemiddelde Brugse senior geldt dat hij het vaakst contact heeft met zijn/haar (schoon)kinderen en de kleinkinderen. Deze 2 items hebben een score van respectievelijk 7,8 en 6,9. Dit betekent dat de ouderen eerder veel contact hebben met de (schoon)kinderen en kleinkinderen. Met de ouders (1,3) en andere familieleden (2,9) hebben de Brugse ouderen het minst contact. 41

Op onderstaande figuur kunnen we vaststellen dat de scores voor West- telkens iets hoger liggen dan in Brugge en de scores voor liggen nog een beetje hoger. De conclusies zijn evenwel dezelfde: de gemiddelde (West-)Vlaamse senior heeft enerzijds het vaakst contact met de (schoon)kinderen en de kleinkinderen en anderzijds het minst vaak contact met de ouders en andere familieleden. Dezelfde volgorde van beoordelen vinden we terug bij de scores van gemeenten met een gelijkaardige vergrijzingsgraad en bevolkingsdichtheid. 42

Welke kenmerken van de respondenten zorgen voor significante verschillen tussen senioren? De jonge senioren blijken vaker contact te hebben met hun kleinkinderen en hun ouders terwijl de hoogbejaarden minder vaak contact blijken te hebben met deze 2 groepen van mensen alsook met hun broers/zussen. Mannelijke senioren blijken vaker contact te hebben met buren en mensen uit de wijk dan de vrouwelijke senioren. 43

Ouderen met een partner hebben vaker contact met hun (schoon)kinderen, hun kleinkinderen en hun broers/zussen. Senioren met kinderen hebben vaker contact met hun ouders dan senioren zonder kinderen. Senioren in de laagste inkomensklasse blijken minder vaak contact te hebben met hun kleinkinderen en ouders, terwijl senioren in de hoogste inkomensklasse meer contact blijken te hebben met deze groepen van personen, alsook met hun (schoon)kinderen. 44

EENZAAMHEID De eerste 10 items van vraag 31 uit de vragenlijst werden gebruikt om de dimensie eenzaamheid te construeren. Enkele voorbeelden zijn: Ik mis een echt goede vriend of vriendin ; Ik mis gezelligheid om mij heen ; Ik voel me vaak in de steek gelaten. De respondenten konden kiezen uit vijf antwoordmogelijkheden, namelijk helemaal oneens, mee oneens, noch mee oneens / noch mee eens, mee eens en helemaal mee eens. Gemiddelde score Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 Eenzaamheid 2.94 2.90 2.92 3.02 2.96 Hoe hoger de score, hoe meer de senioren zich eenzaam voelen. Bij de verwerking van de gegevens werd ervoor gezorgd dat de scores op alle vragen (of ze nu positief of negatief gesteld werden) op eenzelfde manier geïnterpreteerd kunnen worden. De gemiddelde score voor de dimensie eenzaamheid in Brugge is 2,94 (score op 10). Dit betekent dat de gemiddelde Brugse senior zich eerder niet eenzaam voelt. De scores voor de vier benchmarks leunen hier zeer dicht bij aan. Welke items scoren het hoogst? Dagelijkse problemen Goede vriend/-in Gemeente Brugge West- Vergrijzingsklasse=4 Dichtheidsklasse=4 3.14 3.46 3.41 3.24 3.49 3.08 2.82 2.66 3.00 2.84 Leegte 2.58 2.43 2.33 2.70 2.44 Narigheid 2.83 3.03 3.42 3.24 3.38 Gezelligheid 2.78 2.57 2.60 2.85 2.63 Kenniskring 3.13 2.75 2.70 3.12 2.90 Vertrouwen 3.68 3.92 3.96 3.74 3.89 Verbondenheid 3.29 3.51 3.62 3.45 3.57 Mis mensen 2.66 2.58 2.52 2.68 2.44 In de steek gelaten 2.24 1.97 2.02 2.14 2.04 Uit de analyse blijkt dat voor de Brugse senior de volgende drie items het meest voorkomend zijn: dagelijkse problemen, vertrouwen en verbondenheid. We kunnen dit als volgt interpreteren. Het gevoel van eenzaamheid komt het sterkst naar voor bij deze drie stellingen. De ouderen kunnen met andere woorden het minst rekenen op iemand voor hun dagelijkse problemen, op iemand die ze kunnen vertrouwen en op mensen met wie ze zich verbonden voelen. De Brugse senior heeft het minst last van het ervaren van een leegte, het missen van mensen om hen heen en het gevoel in de steek gelaten te zijn. 45

Op de figuur is duidelijk te zien dat de scores van Brugge, West- en niet veel van elkaar verschillen. Ook voor de gemiddelde West-Vlaamse en Vlaamse senior geldt dat ze menen dat ze het minst kunnen rekenen op iemand voor hun dagelijkse problemen, op iemand die ze kunnen vertrouwen en op mensen met wie ze zich verbonden voelen. Het ervaren van een leegte, het missen van mensen en het gevoel in de steek gelaten te worden, wordt het minst beaamd door de ouderen. 46

Bij een vergelijking met gemeenten met eenzelfde bevolkingsdichtheid en vergrijzingsgraad stellen we nogmaals hetzelfde vast. Welke kenmerken van de respondenten zorgen voor significante verschillen tussen senioren? In alle onderstaande tabellen wijst een rode S op minder eenzaamheidsgevoelens en een groene S op meer eenzaamheidsgevoelens. Jonge senioren tussen 60 en 69 jaar blijken in sterkere mate aan te geven dat ze niet altijd iemand hebben waarbij ze terecht kunnen voor hun dagelijkse problemen. 47

Nevenstaande figuur toont dat ouderen zonder partner zich in sterkere mate eenzaam voelen. Dit komt tot uiting door de volgende items. Ze missen vaker een goede vriend(in); ze ervaren vaker een leegte om hen heen; ze missen vaker gezelligheid om hen heen; ze vinden in sterkere mate hun kenniskring te beperkt; ze missen vaker mensen om zich heen en ze voelen zich vaker in de steek gelaten. Vervolgens blijkt dat ouderen in de hoogste inkomensklasse zich in mindere mate eenzaam voelen dan ouderen in een lagere inkomensklasse. Ze missen minder vaak een goede vriend(in); ze ervaren minder vaak een leegte om hen heen; ze hebben vaker mensen op wie ze kunnen terugvallen in geval van narigheid; ze missen minder vaak gezelligheid om hen heen; ze vinden in mindere mate dat hun kenniskring beperkt is; ze missen minder vaak mensen om zich heen en ze voelen zich minder vaak in de steek gelaten. Ouderen die menen moeilijk rond te komen scoren op alle items hoger dan ouderen die eerder makkelijk rondkomen: zij voelen zich in sterkere mate eenzaam. 48