LEIDENDE EN MISLEIDENDE VERWACHTINGEN



Vergelijkbare documenten
Summary & Samenvatting. Samenvatting

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Onderzoeksvragen. Het UNIFIL onderzoek was opgezet om de volgende vragen te beantwoorden: 1. Hoe is het met de gezondheid van de UNIFIL ers gesteld?

VICTIMS IN MODERN SOCIETY

Stepped care bij Angst & Depressie: van eerste tot tweede lijn

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

Bevindingen getroffenen en betrokkenen monstertruck-drama

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Psychische zorg voor ouderen

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Ommen. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 28 juli 2017

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Psychosociale begeleiding in het Oncologie Centrum

De effectiviteit van preventieve. voorlichting aan migrantenouders in. Rotterdam over ggz problematiek en. licht verstandelijke beperking

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Interculturele Competenties:

Universiteit Opleiding Cursus Beschrijving Link. Vaardigheidsonderwijs 2e jaar

Opvoeden in andere culturen

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V De Leystroom

Oncologie. Psychosociale begeleiding in het Oncologie Centrum

Culturele interview. Introductie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Verzamelen gegevens: december 2013

Nederlandse samenvatting

Informatie over de deelnemers

Oudere migranten: psychologische bijdragen

Een zelfhulpcursus voor zwangere vrouwen met depressieve en/of angstklachten via het internet

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

GEZONDHEID GETROFFENEN VIER JAAR NA DE VUURWERKRAMP ENSCHEDE

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V St. Elisabeth Gemeten met de CQI index

Stimuleren dat oudere migranten de weg naar voorzieningen voor zorg en welzijn, wonen en inkomen weten te vinden. Dat beoogt Stem van de oudere

Buurtenquête hostel Leidsche Maan

tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk Een kwestie van verschil:

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf

Nederlandse samenvatting

De psycholoog in Zuyderland Medisch Centrum. Medische Psychologie

Welkom. Met het invullen en terugsturen van deze vragenlijst geeft u ons toestemming uw data te gebruiken.

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Cliëntervaringsonderzoek Jongeren en ouders met Jeugdhulp Zwolle

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

CLIËNTERVARINGSONDERZOEK

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14

Volwassenenzorg. Psychologische hulpverlening voor volwassenen tot 65 jaar.

Medische psychologie en Maatschappelijk werk. Patiënteninformatie. Medische psychologie. Slingeland Ziekenhuis

STABLE LOVE, STABLE LIFE?

Welkom bij Centrum Jeugd. Informatie voor kinderen, jongeren en hun familieleden

Bij deze bieden wij u de resultaten aan van het onderzoek naar de eerste effecten van de decentralisaties in de gemeente Barneveld.

Aanvullende seksualiteitshulpverlening: de cijfers over 2013

PSYCHOLOGIE. De klinisch psycholoog in het ziekenhuis

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V Raffy Breda

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

sychosociale specten an crises en Psychosociale aspecten van crises en rampen Psychosociale aspecten van crises en rampen

Rapportage Cliënttevredenheidsonderzoek

Informatie voor betrokkene(n)

Samenvatting (Dutch summary)

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Klanttevredenheidsonderzoek DBC COPD - Eerste lijn (2011)

Achtergrondvragen voor studies op het gebied van seksuele en psychische gezondheid

Cliëntervaringsonderzoek Jeugd. Gemeente Bloemendaal. 5 oktober 2016 V1.0

Jante Schmidt Alistair Niemeijer Carlo Leget Evelien Tonkens Margo Trappenburg. Waardigheidscirkel

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

Volwassenenzorg. Psychologische hulpverlening voor volwassenen tot 65 jaar.

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK JEUGD

Ouderenzorg. Psychologische hulpverlening voor mensen van 65 jaar en ouder.

Effecten van cliëntondersteuning. Samenvatting van een haalbaarheidsonderzoek naar de meetbaarheid van door de cliënt ervaren effecten

I&O Research Langestraat 37 Postbus 563, 7500 AN Enschede tel. (053) Amslv /60. december 2003

Moerdük. ge meente. o 80% ervaart de geboden ondersteuning als nuttig RAADSINFORMAT EBRIEF

'De zorg voor de Marokkaanse psychische patient in Mechelen, de huidige stand van zaken.'

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

A nimal A ssisted T herapy

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

De psycholoog. Afdeling Psychiatrie en Medische Psychologie

Ouderenzorg. Psychologische hulpverlening voor mensen van 65 jaar en ouder.

Kwaliteitsonderzoek begeleiding

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Algemene informatie terTER_

Supplement 1 Correspondentie Martin Walton Hoe waait de wind? Interpretatie van geestelijke verzorging door cliënten in de ggz Tilburg KSGV 2014

Rapportage cliëntervaringsonderzoek

Interculturele Competentie:

Schakelen naar het juiste recept

Welkom bij GGz Breburg. Onderzoek, diagnostiek en behandeling Informatie voor cliënten

Titel van het onderzoek: Bepaling van Zink en het Ontstekingseiwit PTX3 bij Patiënten met Sikkelcelziekte (ZIP studie)

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek Carepower 2010

Etnische en generatieverschillen in lekenopvattingen over internaliserende problemen

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Informatiebrochure voor hulpverleners

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Poliklinische behandeling

5 Samenvatting en conclusies

Titel van het onderzoek: De rol van de vorming van neutrofiele extracellulaire traps (NETs) in sikkelcelziekte.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Werkinstructie benaderen intermediairs Sense

Transcriptie:

LEIDENDE EN MISLEIDENDE VERWACHTINGEN EEN KWALITATIEF ONDERZOEK ONDER TURKSE GETROFFENEN VAN DE VUURWERKRAMP ENSCHEDE OMTRENT DE PSYCHOSOCIALE NAZORG Drs. A.N. Drogendijk, dr. P.G. van der Velden, prof. dr. R.J. Kleber, prof. dr. B.P.R. Gersons Instituut voor Psychotrauma i.s.m. AMC/ De Meren April 2004 Rapportnummer IvP 99 2004 1

Drs. Annelieke Drogendijk, dr. Peter van der Velden en prof. dr. Rolf Kleber zijn verbonden aan het Instituut voor Psychotrauma. Daarnaast is prof. dr. Rolf Kleber verbonden aan de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Tilburg. Prof. dr. Berthold Gersons is verbonden aan het AMC/ De Meren. Acknowledgements Drs. Nuray Tümer, Helma van der Voort, drs. Adnan Kurt Instituut voor Psychotrauma Van Heemstraweg West 5, 5301 PA Zaltbommel, telefoon: 0418-683400 www.ivp.nl

3

INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 7 SAMENVATTING 9 AANDACHTSPUNTEN 17 1 INLEIDING 21 1.2 ONDERZOEK BIJ DOOR EEN RAMP GETROFFEN MIGRANTEN 23 1.3 INTERVIEWS ALS ONDERZOEKSMETHODE BIJ MULTICULTURELE VRAAGSTUKKEN 24 1.4 VRAAGSTELLING 25 2 METHODE 27 2.1 DOELGROEP 27 2.2 STEEKPROEF 27 2.3 BENADERING VAN ONDERZOEKSPOPULATIE 28 2.4 HET INTERVIEW 29 2.5 DATA-ANALYSE 30 3 ACHTERGROND RESPONDENTEN 33 3.1 RESPONS/ NON-RESPONS 33 3.2 PERSOONLIJKE KENMERKEN VAN DE RESPONDENTEN 33 3.3 KENMERKEN VAN MIGRANTENGENERATIES 34 4 ERVAREN GEZONDHEIDSTOESTAND 37 5 PSYCHOSOCIALE ZORG 39 5.1 INVENTARISATIE ZORGVERLENING 39 5.2 ZOEKEN VAN HULP 40 5.3 BEHANDELING 43 5.4 KEUZE VOOR TYPE PSYCHOSOCIALE ZORG 44 5.5 TEVREDENHEID PSYCHOSOCIALE ZORG 44 5.6 UN MET NEEDS 49 5.7 AANSLUITING CULTUUREIGEN GEWOONTES BIJ DE HULPVERLENING 53 6 CONCLUSIES 57 LITERATUUR 67 LIJST MET AFKORTINGEN 72 5

6

VOORWOORD Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede vindt in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij getroffenen diverse gezondheidsonderzoeken plaats. Deze vallen onder de Gezondheidsmonitoring Getroffenen Vuurwerkramp Enschede (GGVE) en worden gecoördineerd door de GGD Regio Twente. Het eerste uitgebreide gezondheidsonderzoek onder getroffenen vond 2 tot 3 weken na de ramp plaats. Eind 2001, circa 18 maanden na de ramp, is het vragenlijstonderzoek herhaald. Deze twee gezondheidsonderzoeken zijn gericht op volwassen getroffenen van de vuurwerkramp. Naar aanleiding van de resultaten van het tweede gezondheidsonderzoek is een apart vervolg onderzoek uitgewerkt om meer inzicht te krijgen in de aansluiting en het gebruik van de zorgverlening door allochtone getroffenen. Omdat de allochtone getroffenen een gevarieerde groep vormen, is besloten dit onderzoek te richten op Turkse getroffenen, omdat zij de grootste groep binnen de groep allochtonen vormen. Om onderzoekstechnische redenen zijn Turkse bewoners van de getroffen wijk benaderd die in het bestand van het Informatie en Adviescentrum staan geregistreerd maar niet aan de eerste of tweede meting van het GGVE gezondheidsonderzoek hebben deelgenomen. Uiteindelijk zijn, circa 3 jaar na de ramp, 46 Turkse getroffen bewoners van de vuurwerkramp uitgebreid geïnterviewd. Al deze Turkse geïnterviewden zijn wij veel dank verschuldigd voor waardevolle informatie die zij ons verschaft hebben, en zeker ook voor de gastvrijheid waarmee de interviewers thuis zijn ontvangen. Zonder hun bereidheid om aan het interview deel te nemen, was dit onderzoek niet uitvoerbaar geweest. Daarnaast willen wij Meliha Telefoncu-Vural bedanken voor haar tomeloze inzet bij de benadering van de respondenten. Ook zijn wij veel dank verschuldigd aan de volgende medewerkers van het Informatie en Adviescentrum: mevrouw Maria Riezenbeek, de heer Chris Groothuis, mevrouw mr. Jeanette Peters-La Brijn en de heer Theo Dohmen en de Werkgroep Nazorg Allochtone Getroffenen. Tot slot willen wij de leden van de Wetenschappelijke Advies Commissie hartelijk danken voor hun adviezen en commentaren. 7

8

SAMENVATTING Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede op 13 mei 2000 is in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestart met een gezondheidsonderzoek onder getroffen bewoners, passanten en hulpverleners. Dit gezondheidsonderzoek heeft plaatsgevonden twee tot drie weken en 18 maanden na de ramp. Deze en andere gezondheidsonderzoeken vinden plaats in het kader van de Gezondheidsmonitoring Getroffenen Vuurwerkramp Enschede (GGVE). De tweede meting van het gezondheidsonderzoek, 18 maanden na de ramp, liet het volgende zien. De meerderheid van de getroffenen van de vuurwerkramp die 18 maanden na de ramp kampten met ernstige psychische problemen, had geen contact met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Een deel van de getroffenen die te kampen had met een posttraumatische stressstoornis, was niet in contact gekomen met de zorg of had de behandeling inmiddels (vroegtijdig) beëindigd. Verder bleek dat bij allochtonen, veel psychische en posttraumatische klachten voorkwamen. In het tweede gezondheidsonderzoek kwam naar voren dat 18 maanden na de ramp 48% van de Turkse getroffen bewoners van het rampgebied niet in contact is geweest met de GGZ. Ongeveer 15% van hen heeft geen contact gehad met de zorgverlening, maar kampte wel met psychische problemen waar zij graag zorg voor zouden willen. Naar aanleiding van deze bevindingen rees vanuit de zorgverlening onder meer de vraag waarom de Turkse getroffenen met psychische klachten, geen gebruik maakten van de psychosociale zorgverlening of waarom zij deze vroegtijdig hadden beëindigd (de Turkse getroffenen vormen de grootste groep binnen de groep allochtone getroffenen). De gegevens van de eerste en tweede meting en andere onderzoeken binnen de GGVE konden geen antwoord geven op deze vragen. Om de zorgverlening beter te laten aansluiten bij de verwachtingen en wensen van de (allochtone) getroffenen is inzicht in de achtergronden of beweegredenen van de zorgconsumptie van getroffenen met psychische problemen noodzakelijk. Daarvoor zijn antwoorden op de volgende vragen van belang: 1. Waarom hebben Turkse getroffenen hulp gezocht? 2. Wat voor soort hulp hebben zij gekregen? 3. Waarom hebben zij hulp gezocht bij juist die hulpverlener/ hulpverlenende instantie? 4. Zijn zij tevreden over de geboden hulp? 5. Sluiten cultuureigen gewoontes en rituelen bij de hulpverlening aan? 9

6. Hebben getroffenen die geen hulp hebben gehad wel of geen behoefte aan hulp en welke redenen liggen daar aan ten grondslag? 7. Hebben de getroffenen gebruik gemaakt van professionele zorg uit de eigen gemeenschap zoals de moskee, lokale verenigingen of een traditioneel genezer? Met psychosociale zorg wordt Mediant, vrijgevestigde psychologen en psychiaters, het maatschappelijk werk en de gespecialiseerde thuiszorg bedoeld. Met deze onderzoeksvragen zijn 46 Turkse getroffenen uitgebreid geïnterviewd over hun problemen en hun gebruik van de psychosociale zorg. Aangezien de Turkse getroffenen de grootste groep getroffen bewoners van allochtone afkomst is, behandelt dit onderzoek juist deze groep. Zij zijn verkregen via een a-select gekozen steekproef uit het bestand van het Informatie en Adviescentrum (N=73). Getroffenen die eerdere hebben deelgenomen aan het eerste of tweede gezondheidsonderzoek, zijn om onderzoekstechnische redenen buiten de steekproef gelaten. De interviews namen gemiddeld 2 tot 3 uur in beslag. Er zijn geen andere allochtone of autochtone groepen geïnterviewd. Dit is dus geen vergelijkend onderzoek: op basis van het verzamelde materiaal zijn geen uitspraken te doen in hoeverre de resultaten specifiek voor de Turkse getroffenen zijn. Onderzoeksgroep Uit het Informatie en Adviescentrumbestand is een a-selecte steekproef genomen van Turkse bewoners van de getroffen wijk. Potentiële deelnemers die aan de eerste of tweede meting van het gezondheidsonderzoek van de GGVE hebben deelgenomen, zijn buitengesloten. Binnen de groep deelnemers zijn drie belangrijke migrantengroepen vertegenwoordigd: de eerste generatie migranten, de tweede generatie migranten en de huwelijksmigranten. Alhoewel huwelijksmigranten eigenlijk ook eerste generatie migranten zijn, worden ze in deze studie als aparte groep behandeld. Eerste generatie migranten hebben in tegenstelling tot de huwelijksmigranten veelal een groter sociaal netwerk (hun familie) in Nederland. Deze drie groepen onderscheiden zich vooral door toegang tot de Nederlandse samenleving en daarmee in onder andere afhankelijkheid van directe familie- of gezinsleden. De groep deelnemers bestaat verder uit zowel respondenten met (ernstige) psychosociale problemen als uit respondenten zonder klachten. Van de respondenten die deze klachten melden, heeft een deel momenteel contact met de GGZ. Sommigen hebben geen contact gehad of beëindigden het contact met de GGZ (vroegtijdig). Tot slot zijn beide seksen goed vertegenwoordigd. De waarde van kwalitatief onderzoek neemt toe naarmate binnen de onderzochte groep een grote variatie aan mogelijke 10

kenmerken van personen voorkomt die voor die studie van belang zijn. Wij concluderen daarom dat voor dit type onderzoek de spreiding goed aanwezig is. Psychosociale problemen Alvorens antwoord te geven op de zeven vragen, zullen kort de problemen die de geïnterviewden ervaren na de vuurwerkramp beschreven worden. Velen ervaren dagelijks problemen als gevolg van de ramp. Dit stemt overeen met de vragenlijstgegevens van de tweede meting van het gezondheidsonderzoek. Er zijn geen grote verschillen tussen de drie generaties. Als hen gevraagd wordt naar klachten, melden zowel mannen als vrouwen geïrriteerdheid en boosheid als eerste. Bij mannen kan geïrriteerdheid en boosheid, tot hun eigen schrik, uitmonden in woede ten opzichte van hun familieleden. Het zijn klachten die de relaties met anderen ernstig (kunnen) verstoren. Ook depressie, angst, slapeloosheid en concentratieproblemen zijn veelgenoemde klachten. De geïnterviewden vertellen over de klachten voornamelijk in de context van hun omgeving. Een klacht is pas een probleem als hun omgeving er, in hun ogen, last van heeft. In dit onderzoek komt niet duidelijk naar voren dat Turkse getroffenen vooral over somatische klachten vertellen als naar mogelijke problemen wordt gevraagd (zoals vaak binnen de zorgverlening wordt verondersteld). Als zij over hun problemen spreken en daarop wordt doorgevraagd, vertellen zij meestal, ook in hun eigen woorden, last te hebben van diverse psychische problemen. Dit betekent dus niet dat zij geen somatische klachten zouden hebben, maar het betekent dat die niet consequent en prominent als eerste worden genoemd. Volgens de geïnterviewden ligt de oorzaak van hun problemen vooral bij de ramp. Voor een aantal Turkse getroffenen in Enschede betekent de ramp dat zij een tweede keer in hun leven als het ware van niets af aan hun leven moeten opbouwen: met de verwoesting van hun huis zijn de laatste tastbare persoonlijke herinneringen en bezittingen die betrekking hebben op het land van herkomst verdwenen. Daarnaast geven zij aan dat zij door financiële problemen meer last hebben van de ramp. Een aantal van hen geeft aan dat de psychische klachten verergerd worden door de afhandeling van de ramp. Respondenten vertellen dat door het wonen in een noodwoning en de dagelijkse brieven over de zaken die zij moeten regelen met verzekeringen, zij dagelijks met de ramp worden geconfronteerd. Dit is voor hen een bron van stress waar zij, naar eigen zeggen, gezondheidsproblemen aan overhouden. 11

1. Waarom hebben Turkse getroffenen hulp gezocht? Uit de interviews komt naar voren dat geïnterviewden van mening zijn dat zij een geldige reden voor de buitenwereld nodig hebben om naar de hulpverlening te gaan. Redenen voor de respondenten om naar de hulpverlening te gaan, zijn: woede tegen gezinsleden (dit geldt vooral voor mannen), psychische problemen van de kinderen of wanneer zij zelf inzien dat de psychische problemen een last zijn voor de familie. Ook ziekteverzuim op het werk is een reden om hulp te zoeken. Daarnaast vertellen geïnterviewden dat familie hen heeft aangeraden hulp te zoeken. Bij sommigen hebben de hulpverlenende instanties soms aangegeven dat het niet langer gaat en dat er psychische hulp gezocht moet worden. Schoolgericht maatschappelijk werk speelt hier bijvoorbeeld een bemiddelende rol in. Kortom men neemt zelf de uiteindelijke beslissing om hulp te zoeken, maar men doet het primair voor de omgeving. Zodra men van mening is dat de omgeving te veel onder hun psychische problemen lijdt, is dat een grondige reden hulp te zoeken. 2. Wat voor soort hulp hebben zij gekregen? Van de 46 geïnterviewden zijn 22 in behandeling (geweest) bij Mediant. Zes personen hebben contact (gehad) met het maatschappelijk werk. Twee personen zijn in behandeling geweest bij een vrijgevestigd therapeut/ psychiater. Negentien respondenten hebben geen contact gehad met de hulpverlening. Van deze 19 geïnterviewden ervaren 9 psychische problemen. De behandeling die de respondenten hebben gehad, varieert van psychotherapie tot cursussen via het maatschappelijk werk voor hoofdpijn en/of stressklachten. Daarnaast krijgen sommigen gespecialiseerde thuiszorg. 3. Waarom hebben zij hulp gezocht bij juist die hulpverlener/ hulpverlenende instantie? Veel Turks-Nederlandse geïnterviewden geven aan dat zij niet bewust voor een bepaalde hulpverlenende instantie kiezen. Zij gaan naar de instantie waar zij naar door worden verwezen, zoals naar Mediant of het Maatschappelijk werk. Vooral eerste generatie migranten en huwelijksmigranten volgen de adviezen van de verwijzers op (huisarts, Voorlichters Eigen taal en Cultuur (VETC-ers) en Contactpersonen Eigen Taal en Cultuur (CETC-ers), schoolgericht maatschappelijk werk) en hebben geen duidelijke mening over welke instelling hun problemen het beste kan behandelen. 4. Zijn zij tevreden over de geboden hulp? In de interviews is aan de Turkse respondenten gevraagd of zij tevreden of ontevreden zijn over de hulpverlening en wat hieraan ten grondslag ligt. Hoewel zij de behandeling zelf zwaar vinden, geven geïnterviewden van de tweede generatie aan dat zij het fijn vinden om inzicht te krijgen in 12

de klachten en handvatten te krijgen om met deze problemen om te gaan. Zij vinden het fijn om tijdens de behandeling vooruitgang te ervaren. Er is een afname van klachten naarmate de behandeling vordert en dat geeft hen een tevreden gevoel over de behandeling. Vrouwen van de eerste generatie en vrouwelijke huwelijksmigranten vinden het fijn dat er naar hen wordt geluisterd; dat ze serieus worden genomen en dat zij eindelijk over hun problemen mogen praten. Respondenten die contact hebben met de hulpverlening en er neutraal over oordelen, geven aan dat ze niets verwachten van de zorg. Zij gaan echter toch naar de afspraken onder het motto Baat het niet dan schaadt het niet. Bij respondenten die ontevreden zijn over de hulpverlening, sluiten de verwachtingen die zij over de hulpverlening hebben niet aan bij de behandeling. Dit zijn met name Turkse getroffenen van de eerste generatie en huwelijksmigranten. Graag willen ze met hulp van de GGZ de ramp vergeten, maar van hun behandelaar moeten ze elke keer over de ramp praten met alle spanningen en ontevredenheid over de behandeling van dien. 5. Sluiten cultuureigen gewoontes en rituelen bij de hulpverlening aan? Bij psychosociale zorg zijn culturele verschillen impliciet van belang. Als de hulpverlening niet aansluit, is dat volgens vele geïnterviewden niet toe te schrijven aan cultuurverschillen. Mochten zij het praten over de ramp of het gebruik van ontspanningscassettes bijvoorbeeld niet als nuttige onderdelen van de behandeling ervaren, dan heeft dat volgens hen niets met culturele verschillen te maken. Toch kunnen cultuurverschillen op een ander vlak een rol spelen. De afkomst van de hulpverlener lijkt van belang voor de behandeling. Tweede generatie respondenten geven aan zich niet te kunnen uiten bij een Turks-Nederlandse hulpverlener. Dit heeft, volgens hen te maken met cultuurverschillen. De Nederlandse samenleving denkt vrijer over bepaalde taboes die in de Turkse samenleving leven, zoals seksualiteit. Aangezien de tweede generatie opgegroeid is in Nederland, kunnen zij zich beter openstellen ten opzichte van iemand uit de Nederlandse (open) cultuur. Wel zijn de geïnterviewden die slecht Nederlands spreken tevreden dat zij een Turkstalige hulpverlener hebben. Taalbeheersing is dus een centrale factor. Respondenten uit alle generaties zijn bij een Turks-Nederlandse hulpverlener bang voor roddel 1. Geen enkele geïnterviewde in dit onderzoek geeft overigens aan dat de zwijgplicht tussen de behandelaar en cliënt ooit geschonden is. 1 NB De Turkse-Nederlandse hulpverleners van Mediant en de SMD komen uit Enschede zelf 13

6. Hebben getroffenen die geen hulp hebben gehad wel of geen behoefte aan hulp en welke redenen liggen daar aan ten grondslag? Turkse getroffenen wachten lang met hulp met het zoeken van hulp omdat zij zich verantwoordelijk voelen voor de zorg van anderen. Zoals hierboven gesteld, staat het zoeken van hulp bij de deelnemers veelal ten dienste van de omgeving en speelt de sociale omgeving een essentiële rol in het proces van hulp zoeken. Bij getroffen vrouwen en personen uit de tweede generatie lijkt dat extra gecompliceerd te zijn: ze moeten eerst voor hun ouders en familie zorgen voordat zij aan zichzelf en hun eigen problemen denken. Dit kan tot gevolg hebben dat zij pas 2½ jaar na de ramp psychosociale hulp gaan zoeken. Een reden om ondanks de psychische problemen geen psychosociale hulp te zoeken, kan wederom zijn gelegen in de omgeving: men is bang voor gezichtverlies, afkeuring of afwijzing. Het kan een teken zijn dat je het niet aankunt of misbruik maakt. Met name mannelijke deelnemers zijn bang voor stigmatisatie; zij zijn bang om als gek bestempeld te worden. Sommigen zijn ook bang voor stigmatisatie omdat ze te trots zijn om hulp te vragen. Zij willen niet door de Nederlandse overheidsinstellingen als bedelaar gezien worden. Het falen kan gezichtsverlies betekenen in de gemeenschap. Geen van de geïnterviewden meldde dat dit daadwerkelijk is gebeurd. Zoals boven beschreven, is het doel van praten over de ramp lang niet altijd duidelijk bij Turkse cliënten van de eerste generatie en huwelijksmigranten. Getroffen deelnemers zoeken louter vanwege dit negatieve beeld ( je moet alsmaar over de ramp praten ) geen hulp, ook al hebben zij zelf geen concrete ervaringen met de betreffende hulpverlening. Met andere woorden: bestaande impliciete verwachtingen over de hulpverlening kunnen niet alleen zorgen voor barrières tijdens de behandeling maar ook barrières voordat er contact is met de zorg. Bij de eerste generatie en huwelijksmigranten is een afwachtende houding een reden dat zij niet in contact komen met de zorg. Door de bescheiden houding die zij hebben, denken ze dat zij mensen tot last zijn als zij hulp gaan zoeken. Anderen kennen de wegen bij Nederlandse instellingen niet of slecht. Dit speelt vooral bij de vrouwelijke huwelijksmigranten en eerste generatie vrouwen. Zij zijn soms geheel afhankelijk van de (aangetrouwde) familie aangezien zij zelf geen of slecht Nederlands spreken. 7. Hebben de getroffenen gebruik gemaakt van professionele zorg uit de eigen gemeenschap zoals de moskee, lokale verenigingen of een traditioneel genezer? Turkse getroffenen maken weinig gebruik van professionele zorg uit eigen gemeenschap. Als er gebruik gemaakt wordt van professionele zorg uit de eigen gemeenschap, dan betreft dit een 14

Turkse dokter woonachtig in Turkije. Vooral de getroffenen uit de eerste generatie gaan soms voor een second opinion naar Turkije. Zij voelen zich door Turkse artsen serieus genomen: het handelen van de arts sluit nauw aan bij wat de geïnterviewden verwachten van de behandeling. Dit geldt alleen voor lichamelijke problemen; voor psychische problemen laten zij zich niet in Turkije behandelen. Geen enkele respondent heeft gebruik gemaakt van de traditionele (volks)genezer, ook wel hoca genoemd. De Turkse getroffenen vertellen weinig over het volksgeloof. Daarentegen hebben de getroffen van de drie migratiegeneraties veel steun aan het Islamitische geloof. De ervaringen met de steun van de moskee is echter wisselend. 15

16

AANDACHTSPUNTEN In de samenvatting zijn de antwoorden op de zeven vragen van dit vervolgonderzoek rondom de aansluiting en het gebruik van de zorgverlening door Turkse getroffenen van de vuurwerkramp, kort beschreven. De (impliciete) verwachtingen van de Turkse getroffenen omtrent de psychosociale zorg vormen de rode draad van dit rapport. Deze verwachtingen kunnen zeer leidend zijn in het wel of niet zoeken van hulp. Verwachtingen kunnen echter misleidend zijn wanneer zij voorbijgaan aan de aard en doelstellingen van de psychosociale zorg. Daarnaast kan men (mis)leidende veronderstellingen hebben of men voor de GGZ al dan niet in aanmerking komt. Deze (mis)leidende verwachtingen bepalen tot op grote hoogte de tevredenheid over deze zorg. Doel van deze antwoorden is een bijdrage te leveren aan de optimalisering van de zorgverlening aan de Turkse getroffenen. Hieronder worden, op basis van de resultaten en conclusies van dit vervolgonderzoek, een vijftal aandachtspunten beschreven die hieraan een bijdrage kunnen leveren en waarbij voorlichting de rode draad vormt. Deze zijn: 1. Geef voorlichting over de zorgverlening in termen die aansluiten bij de beleving van de Turkse getroffenen zoals: het zoeken van of in behandeling zijn bij professionele hulp heeft voordelen voor de omgeving van de cliënt. 2. Maak de drempel tot de hulpverlening zo laag mogelijk met het blijven inzetten van de VETC-ers. De VETC-ers spelen een grote rol in de toegang tot de GGZ in het algemeen. Echter zolang de praktische afhandeling van de ramp voortduurt en dit stress oplevert bij de getroffenen, zijn zij voor de getroffenen van de vuurwerkramp van zeer groot belang. 3. Maak de verwachtingen, doelen en werkwijze binnen de behandeling of begeleiding (zover dat al niet gedaan wordt) duidelijk. Er bestaan nog veel impliciete verwachtingen tussen cliënt en hulpverlener die invloed kunnen hebben op de behandeling. 4. Hoewel Turkse hulpverleners zeer nuttig kunnen zijn voor getroffenen die de Nederlandse taal slecht beheersen, zijn zij niet altijd de oplossing voor problemen binnen de behandeling. Houdt er rekening mee dat ethnic matching andere problemen met zich mee kan brengen zoals angst voor roddel van de cliënt. 5. Er moet een blijvende scholing zijn voor de hulpverleners in de interculturalisatie van de psychosociale zorg. Hieronder worden de achtergronden van deze aandachtspunten toegelicht en de aandachtpunten kort uitgewerkt. Voor een volledig overzicht van de resultaten wordt verwezen naar de hoofdstukken 5 (psychosociale zorg) en hoofdstuk 6 (conclusies). 17

1. Geef voorlichting over de zorgverlening in termen van de Turkse getroffenen zoals: het zoeken of het krijgen van professionele hulp kan voordelen hebben voor de omgeving van de cliënt Dat men de omgeving niet verder wil belasten met eigen problemen, vormt bij de Turkse getroffenen een belangrijke reden om hulp te zoeken. Het (langdurig) uitstellen van het zoeken naar hulp heeft eveneens betrekking op de eigen omgeving: hier is het mechanisme dat men zich verantwoordelijk voelt voor problemen waar bijvoorbeeld familieleden mee kampen en de eigen problemen op de achtergrond plaatst. Het bieden van steun aan de omgeving hoeft niet op gespannen voet te staan met hulpverlening voor zichzelf. Het is te verwachten dat de eigen omgeving beter geholpen kan worden naarmate men zelf beter functioneert. Voorlichtingsmateriaal of publiekscampagnes die zich op deze boodschap concentreren, zou het Turkse getroffenen makkelijker kunnen maken hulp te zoeken. Potentiële verwijzers, zoals huisartsen, Maatschappelijk werk, VETC-ers en schoolmaatschappelijk werk zouden, voor zover zij dit niet doen, dit mechanisme bespreekbaar moeten maken als zij dit bij hun patiënten of cliënten signaleren. Dit geldt ook voor de angst voor stigmatisatie: in de voorlichting kan voor dit punt worden toegevoegd dat afwijzing door de gemeenschap wel een verwachting kan zijn maar dat in de praktijk dit nauwelijks gebeurt. Voorlichting kan vooroordelen wegnemen ten aanzien van de zorgverlening. 2. Maak de drempel tot de hulpverlening zo laag mogelijk met het blijven inzetten van de VETC-er (en CETCers). Zij zijn van zeer groot belang zolang de praktische afhandeling van de ramp voortduurt. De slechte toegang tot de Nederlandse samenleving is een ingewikkeld historisch en sociaaleconomisch vraagstuk. In Enschede vervullen met name de VETC-ers een belangrijke rol om allochtonen, onder wie diegenen die slecht toegang hebben tot de Nederlandse samenleving, te bereiken. Al in de jaren 90 van de vorige eeuw heeft de GGZ in Enschede VETC-ers (als eerste in Nederland) in dienst genomen. Zij zijn vaak de eerste ingang of het eerste contact met de psychosociale zorg voor allochtonen. Hun doel is de zorg laagdrempelig te maken. Na de vuurwerkramp zijn naast de VETC-ers ook CETC-ers aangesteld bij het Informatie en Adviescentrum. Bij de psychosociale nazorg van de vuurwerkramp zijn zij wederom van groot belang geweest. Zij slaan een brug tussen de getroffenen en de zorg. Zij zullen in dit kader ook in de toekomst noodzakelijk zijn, met het oog op de terugkeer van de getroffen Turkse bewoners naar de herbouwde wijk. Zolang de praktische afhandeling voortduurt en dit stress oplevert bij de getroffenen, zijn de VETC-ers van zeer groot belang. 18

3. Maak de verwachtingen, doelen en werkwijze binnen de behandeling of begeleiding (zover dat al niet gedaan wordt) duidelijk. Er bestaan nog veel impliciete verwachtingen tussen cliënt en hulpverlener die invloed kunnen hebben op de behandeling. Verschillen in ervaringen of visie op de hulpverlening hangen samen met de migrantenstatus. Bij Turkse getroffen uit de eerste generatie en huwelijksmigranten treffen we een slechtere aansluiting op de psychosociale zorg dan bij de tweede generatie. In aansluiting op Kortmann (2003) kan hierover worden gesteld dat name de Turkse getroffenen uit de eerste generatie en de huwelijksmigranten te weinig "geprotoprofessionaliseerd" (een term afkomstig van A. de Swaan) zijn: zij spreken en kennen de taal van de zorgverlening onvoldoende. Wij constateren dat de achtergronden, doelen of werkwijzen van de hulpverlening onbekend zijn bij een deel van de Turkse getroffenen. Verwachtingen lijken, en dat komt met name bij eerste generatie en huwelijksmigranten voor, niet te sporen met de praktijk van de hulpverlening. In ieder geval vormt deze studie een duidelijk aansporing om zeker bij deze twee migrantengroepen nauwlettend om te gaan met de impliciete en expliciete verwachtingen en daarover het gesprek gaande te houden. Dit vraagt om een vraaggerichte sturing van de zorgverlening. Bij de Turkse getroffenen zou het bespreken van de verwachtingen en wensen van de cliënt vast onderdeel van de behandeling of begeleiding(s-protocollen) moeten zijn, dan wel een onderdeel van het instellingsbeleid (Kortmann, 2003). In de gesprekken moet duidelijk gemaakt worden wat zij wél en wat zij níet kunnen verwachten van de GGZ. Het is daarnaast belangrijk om ten aanzien van de Turkse getroffenen die hulp zoeken, een duidelijk onderscheid te maken tussen de praktische afhandeling van de ramp en de psychosociale hulpverlening en welke zorg de hulpverlener biedt. 4. Een Turkse hulpverlener is niet altijd de oplossing voor problemen binnen de behandeling. Houdt er rekening mee dat ethnic matching andere problemen met zich mee kan brengen zoals angst voor roddel van de cliënt. Een deel van de Turkse getroffenen beheerst de Nederlandse taal niet of onvoldoende. Dat in deze gevallen een Turkssprekende zorgverlener of tolk noodzakelijk is, staat buiten kijf. In deze gevallen moet men er echter op bedacht zijn dat een deel van de getroffenen hierover ambivalent tegenover staat. Enerzijds kan dat als positief worden ervaren omdat de taalbarrière dan afwezig is, anderzijds kan het als negatief worden ervaren omdat men vreest voor roddel in de Turkse gemeenschap. Uit dit onderzoek blijkt dat deze vrees prominent aanwezig kan zijn. Houdt er in de behandeling rekening mee dat veel Turkse hulpverleners zelf tot de Turkse gemeenschap van Enschede behoren en getroffenen hulpverleners soms persoonlijk kennen. Maak daarnaast in de voorlichting duidelijk dat hoewel er in de Turks-Nederlandse gemeenschap 19

wellicht veel roddel is, dit bij de Turks-Nederlandse hulpverleners wat hun cliënten betreft niet het geval is. 5. Er moet een blijvende scholing zijn voor de hulpverleners in de interculturalisatie van de psychosociale zorg. Bepaalde opvattingen of vooronderstellingen binnen de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) met betrekking tot allochtonen zoals de somatiserende migrant of de na te streven ethnic matching tussen clïent en hulpverlener, worden niet gestaafd door deze en andere studies. Ook om deze reden moeten hulpverleners goed geschoold worden in de interculturalisatie van de psychosociale zorg, met name in het sensitief worden voor de noden en verwachtingen van migranten. Scholing kan ertoe bijdragen dat zij niet gehinderd worden door diverse dergelijke opvattingen of vooronderstellingen. 20

1 INLEIDING Dertien mei 2000 werd Enschede op een warme zonnige middag opgeschrikt door een reeks ontploffingen in een vuurwerkopslag. Door deze ontploffingen kwamen 22 mensen om het leven en werd nagenoeg de hele aangrenzende woonwijk verwoest. Het destructieve en plotselinge karakter van de vuurwerkramp betekende voor velen een acute ontwrichting van hun bestaan. Twee tot drie weken na de vuurwerkramp vond in mei-juni 2000 een uitgebreid gezondheidsonderzoek 2 plaats bij getroffen bewoners, passanten en hulpverleners onder de getroffenen (Van Kamp & Van der Velden, 2001; Van der Velden, Kleber & Van Oostrom, 2000). Het werd uitgevoerd in het kader van de Gezondheidsmonitoring Getroffenen Vuurwerkramp Enschede (afgekort: GGVE; Derks, Roorda, Van Stiphout & Van Hövell, 2001) in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Dit eerste gezondheidsonderzoek bestond uit een bloed- en urineonderzoek en een uitgebreide vragenlijst naar de ervaringen en de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de getroffenen. Eind 2001, ongeveer 18 maanden na de ramp, is alleen het vragenlijstonderzoek herhaald (Van der Velden et al., 2002; Grievink et al., 2002) omdat in het bloed- en urineonderzoek geen verhoogde concentraties vuurwerkgerelateerde stoffen werden aangetroffen (RIVM projectteam GVE, 2001). In de getroffen wijk woonden veel mensen van allochtone afkomst, zoals Turken, Marokkanen, Surinamers en vluchtelingen uit diverse landen. Binnen de groep allochtone getroffenen die aan het eerste of het tweede gezondheidsonderzoek heeft deelgenomen, vormen de Turkse getroffenen de grootste groep. In het rapport over de tweede meting is daarom apart aandacht besteed aan de allochtone getroffenen, en met name de Turkse getroffenen. In deze rapportage staat de aansluiting met de zorgverlening bij de Turkse getroffenen van de vuurwerkramp centraal. Ook de psychische gezondheid van de Turkse getroffenen zal kort aan bod komen. Gezondheid Uit de tweede meting komt naar voren dat de Turkse getroffenen 18 maanden na de ramp veel psychische klachten hebben (Drogendijk et al., 2003). Ongeveer 70% van de getroffen Turkse bewoners heeft ernstige herbelevings- en vermijdingsklachten. Ongeveer 80% van de Turkse getroffen bewoners heeft 18 maanden na de ramp angstige of depressieve gevoelens. De Turkse getroffenen rapporteren meer psychische klachten dan andere allochtone getroffen. Er zijn geen 2 Het Instituut voor Psychotrauma (IvP) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) hebben in samenwerking met het Academisch Medisch Centrum/De Meren en de GGD regio Twente in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het onderzoek uitgevoerd. 21