M YTHE EN GESCHIEDENIS1)



Vergelijkbare documenten
INHOUDSOPGAVE SPREEK BEURT SPREEK BEURT IN GROEP 6 SPREEK BEURT IN GROEP 8.

M IJN W E R K STU K O V E R K A R A TE. G em aakt door Rob van den E yssel G roep 6 Johanna huiskam pschool E erbeek

9. Ik w eet hoe ik m oet om gaan m et pijn. 10. Ik w eet hoe ik m oet om gaan m et m oeheid. 11. Ik w eet hoe ik m oet om gaan m et andere licham elij

BIJ D A G E XV. IV INZAKE DE FORMULIEREN VAN ENIGHEID

met de in concept b ijgev o egd e b r ie f om a d vies voor t e leggen aan :

Planschaderecht en privaatrechtelijk schadevergoedingsrecht

I( IJ LAGE X, RAPTORT COMMISSIE l i l INZAKE 1>E OPLEID INC TOT l>e DIENST DES WOORDS

b e s p r e k in g op teneinde plannen Sanderse F t. a.v. R e d i c h e m s e Waard voortgang te kunnen doen [vinden

_ FONDAMENTSTEENEN / SPEL-ENLEESBOEK, VOOR. De Afrikaansche Jet1gd. JliiJN J3oEK MET JwAALF J--ETTEf\S. VlcJFfdE ldi{uk.

OCTOPUS ALS LEERLING

o o

ENQUETE BIJ REDERS EN SCHEEPSJONGENS IN DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ:


Borgerhout BIBLIOTHEEK

Z W E M T O N G. door A. J. de Jonge. A fb. 1. De tong - Solea solea (L.)

Experimenteren met grafieken, p.1. Frans van Galen Koeno Gravemeijer

ZEEAQUARIUM TEMPERATUUR

Preek over Ps. 96:10-13 ( )

schip en wer A C H T EN D ER T IG S T E JAARGAN G 30 APRIL 1971 N O. 9

Preek over Haggai 2:11-20 ( )

No.W /I 's-gravenhage, 22 november 2018

INTERNET. M arie-christine JANSSENS. Hendrik VA N HEES. UGf!

Preek over zondag 28 H.C. Orde van dienst middag


schip en wer ACHTENDERTIGSTE JAARGANG 25 JU N I 1971 NO. 13

B I J L A G E XII. RAPPORT COMMISSIE III INZAKE CORRESPONDENTIE MET DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND


D iverse ontw ikkelin gen mbt erfpacht/h uur

Preek over Jac. 5:12-20 ( )


CUB. t i r 23. SP2014. Reactie inzake behandeling elektronische dienstverlening burgerlijke stand

AQUARIUM BOUW J. H. LOGEMANN

Beschrijving Cliëntondersteuning

No.W /I 's-gravenhage, 9 september 2016

HET N I E U W. V orige w eek w erd a a n a lle g ro o t. v a n v e rse zeevis. I k h eb de eer u m e d e te d e le n d a t

No.W /I 's-gravenhage, 17 september 2018

HERVERPANDING REPLEDGE OF COLLATERAL. ter verkrijg in g van de graad van doctor aan de Erasmus U niversiteit Rotterdam

Luistervaardigheid - 1

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

3000 kp Rotterdam. fotografie. Rekenkamer Rotterdam. De werf, Rotterdam. uitgave. augustus

Studiedag Remediaal. 25 maart 2011 Sui Lin Goei

Foto omslag: Gebrandschilderde ramen uit het westelijke venster van de kathedraal van Chartres (foto: Michaël Steehouder)

No.W /I 's-gravenhage, 21 augustus 2014

Reglement voor het gebruiken van het gemeentelijk materiaal

Preek over Jac. 3:13-18 ( )

Test 001 SCHOOL RA PPORTA GE

: Zakiya Luijsterburg

TOON UW SCHELPENCOLLECTIE ER IS BELANGSTELLING GENOEG

I. f. s c h i p e n w e r BERICHT OVER DE WERKZAAMHEDEN V A N DE STICHTING NEDERLANDSE SCHEEPSBOUW-INDUSTRIE IN HET DERDE KWARTAAL 70


Onderwerp: Datum: 19 mei Onderstaand de v olledige uitspraak.

v o o r het v e ld w e rk en het practicu m

Nederlandse samenvatting

No.W /III 's-gravenhage, 5 juni 2014

Wij zingen voor de dienst: De grote dag breekt weldra aan. ( Melodie: Gezang 463)

ZEE WATER J. H. LOGEMANN

7. De synode z a l b r. H. D o ffe rs bedanken w ille n voor b e t v e le door bem vo'or de ople id in g v e rric h te w erk, N.B.

H ET JAARVERSLAG DER KONINKLIJKE NED ERLANDSCHE REEDERSVEREENIGING

œ œ œ œ W ( & # # c Œ & # # j j œ œ j œ œ œ & # # W W J j œ W j œ & # # W Ps. 22 (21), komt V.: Wan-neer de komt, A.

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Ik ben blind. Het vertrouwen van mijn werkgever in mij ook.

FILTERS. J. H. Logem ann

Advies 2 7 JAN Gemeente Texel Besluit. Doelenboom. Consequenties. Bijlagen T e r in z a g e 0.

TEKENLIJST SPIJKERSCHRIFT

Doel van Bijbelstudie

L i mb u r g s e L a n d m a r k s

AUT HENT IEKE HERENWO NING MET 5 À 6 SLPK EN ZUIDGER. ST ADST UIN!


borgerhout Afvalwaterafvoer Antwerpse ruien HUIDIGS FUnCTIE vnn dg Ruisn Gfl ESRGTS flfvoermetinжйd

DE ZIN VAN HET ECONOMISCHE OPNIEUW BESCHOUWD

Bepaling toezichtvorm gemeente Stein

EXAMENREGLEMENT voor 3 en 4 VMBO (BB/KB) Schooljaar Van der Meij College

Dit reglement is vastgesteld door de raad van commissarissen van Openbaar Belang op 7 maart 2011.

VISSEN VOOR HET ZEEAQUARIUM

2 Korintiers 3:6b. want de letter doodt, maar de Geest maakt levend

HUUROVEREENKOMST WINKELRUIMTE

D e afschrikking voorbij

M ame plaa gooi. doi ; raii

geurt s /meertens Adres: Mathematisch Centrum, 2 e Boerhaavestraat 4 9, Amsterdam Telefoon: (020) Kunsthandel: G a le rie S wa rt, Amsterdam

HUUROVEREENKOMST KANTOORRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW

Tijd om even een beknopte boom op te zetten

No.W /I 's-gravenhage, 15 december 2015

Algemene Voorwaarden. Rechtsbijstandverzekeringen DAS (07/2011)

' (") * + % %, "' (") -. ) $%*

Wie is Jezus, deel 2. les 5b FOLLOW

verborgen trappen Utrecht verhaalt: onzichtbaar personeel bladzijden uit het boek Doornburgh verhaalt Doornbur gh/ Stenen huis (architectuur)/

Preek over Haggai 2:21-24 ( )

31 december uur AA Kramer orgel: Jannes Munneke schriftlezing: Nora Rodenhuis. Welkom. Votum en zegengroet. LB 245: 1, 3 = GK gezang 137

Beantwoording inspraakreacties voorontwerpbestemmingsplan Duinrand

Bepaling toezichtvorm gemeente Venray

Preek over zondag 41 H.C. Orde van dienst

T IJD SC H R IF T VAN HET R ADIOGEN OOTSCH AP

No.W /I 's-gravenhage, 14 september 2012

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

KANTTEKENINGEN BIJ GANG VAN ZAKEN IN DE WERELDSCHEEPSBOUWINDUSTRIE

De openbare verdediging zal plaatsvinden op donderdag 17 februari 2011 om u ur door Bart Johan Vincent Keupink geboren te Dordrecht

De competenties van de nieuwe burgemeester van Helmond: het oordeel van de burger

KONINKLIJKE VERENIGING HET COMITÉVAN GRAANHANDELAREN

Transcriptie:

M YTHE EN GESCHIEDENIS1) H et onderw erp van de v o o rd rach t luidt: My the en G eschiedenis. Deze w oorden bepalen tersto n d den inhoud. W ij zullen onze aandacht m oeten bepalen bij de m ythe, bij de geschiedenis, en ten derde bij datgene w at uitged ru k t w o rd t door het kleine voegw oordje en. H et is duidelijk, d at de tw ee begrippen, als w eergave van werkelijke verschijnselen, eerst op zichzelf en in onderlinge vergelijking zullen m oeten beschouw d w orden. M aar ook zullen w ij m oeten nagaan, w elke plaats beide innem en in den ontw ikkelingsgang d er m ensheid. H et is ook niet vreem d, d at een classicus erover spreekt. W ant w elisw aar kom t geschiedenis in vele cu ltu u rk rin g en in verschillende vorm en voor, m aar de vorm, die onze zogenaam de w esterse c u ltu u r aan v aard t en beoefent, is van G rieksc 0 0 1- sprong. Trouw ens, zowel m ythe als histo ric zijn u it hct G ricks afkom stig e w oorden. In de eerste p laats gaat het er dus om, de tw ee verschijnselcn n aast elk aar te zetten; d at is: w aar te nem en, w at hen verbindt, en vooral, w at hen onderscheidt. In het algcm een en in beginsel. W ant het is ons niet te doen om een bepaalden verschijningsvorm, m aar om het w ezen zelf. D aarbij gaan w ij uit van de eenvoudigste opm erkingen. Hot eerste dan, w at w ij kunnen zeggen, is d at m ythe en geschicdenis beide verhaal, vertelling zijn van iets dat eenm aal is geschied. De verteller, zo van een m ythe als van een stu k geschiedenis, doet voor zichzelf en voor den h o o rd er of lezer iets in w oorden herleven w at vroeger w erk elijk h eid w as, alth ans door hem voor w erkelijkheid w o rd t gehouden. H et w oord..w erkelijkheid" laten w ij 1) Voordrag gehou te Potchefstroom op 21 Mei 1963. 139

voorlopig nog m aar onbepaald; w ij kom en er nog op terug. In hoeverre dit beeld van het verleden, om aan zijn docl te beantw oorden, ook aan schoonheidseisen m oet voldoen, deze vraag is nu voor ons van geen belang. W aarom v ertelt de m ens? O m dat het onderw erp hem belang inboezem t en om dat hij aanneem t, dat het ook an d eren zal in teresseren. Aangezien nu m ythe en geschiedenis beide iets vertellen u it het verleden, m oet h et antw oord iets sch erp er luiden: de m ens v ertelt ze, om dat het verleden, alth ans bepaalde dingen u it het verleden, hem ook nu nog belang inboezem en en hij aan n eem t d a t zij ook anderen nog zullen in tcresseren. H et verleden, hoezeer ook voorbijgegaan, heeft d aaro m nog niet afgcdaan; m en heeft er m ede te m aken; het heeft zijn w aarde, ook vandaag nog. B lijk b aar heeft het verleden dus een betekenis en een belang, die ook nu nog gelden, en kan het nog steeds invloed uitoefenen. M ythe en h isto rie hebben dus dezen gem ccnschappelijken grondslag, het onm iddellijke, a priori gegcven geloof aan een in n erlijk en sam cnhang d er dingen. s W erelds gang is b lijk b a a r niet een chaotische w anorde van toevalligheden, m aar een w etm a- tige orde, die voor den m enselijken geest niet verborgen b ehoeft te blijven. Wij preciseren verder. De b elan g rijk h eid van een verhaal b etreffen d e het verleden, d at op enigerlei w ijze het voorspcl zal zijn van h et heden, w aa ro p b e ru st zij? W aarom verd ien t het verm clding? H ier doen zich tw ee mogelijkheden voor. H et verhaal kan b elan g rijk zijn om zichzelf, zijn onderdelen, zijn verloop en eigen sam enhang. M aar het kan het ook zijn om iets d aarb u iten, om id s w aarto c het dient en d at het m et zich m edebrcngt: een bedoeling, een zin, een strekking. Ook de ge\v.;kte belangstelling is niet van een enkele soort; s m ensen geest en h a rt hebben m eer dan een verlangen en behoefte. Wij spiegelen m ythe en h isto rie in hun zuiversten vorm vooreerst aan d it zo ju ist verm elde altern atief: ontlenen zij hun w ezenlijke belang aan zichzelf of aan iets b u iten den d irecten inhoud? W ij beginnen m et die m ythe en ontlenen tw ee voorbeelden aan de G riekse gedachtenw ereld. V ooreerst: het landschap van A ttika on- 140

derscheidt zich van de m eeste naburige gew esten door een overvlocd van olijfbom en; m eer dan iets anders vorm en deze de n a tu u rlijk e rijk d o m ervan. W aaraan heeft het land dien te danken? H et antw oord luidt: tw ec goden, A thena en Poseidon, betw istten elkander het bezit van het land. Wie het beste geschenk zou aanbieden, zou bescherm heer of bescherm vrouw e w orden. Poseidon bood het p aard aan, in d at land een echt w eeldeartikel; A thena de zoveel n u ttig er olijfboom. Zij behaalde de overw inning en d at is de reden, w aarom A ttika nooit rijk is gew orden aan paardcn, m aar wel aan olijfbom en. Men ziet het: dit vcrhaal hecft een strek k in g b u iten zichzelf; het dicnt ergens toe; het geeft de oorzakelijke verklaring van een b estaan d e toestand. Tw eedc voorbeeld: op den tw eeden dag van het A theense feest d er A nthesteria w ordt een w edstrijd in het drinken gehouden. E r is ech ter niet, als gew oonlijk, een gem eenschappeli jk m engvat opgesteld, w aaru it ieder w ordt bediend, m aar iedere deelnem er heeft zijn eigen, afzonderlijke d rinkkan. W aarom deze ongebruikelijke regel? H et antw oord is als volgt: O restes, beladen m et den vloek w egens m oederm oord, w as ju ist op dien dag te A thene aangekom en om zich te onderw erpen aan de uitsp raak van het hoogste gerechtshof aldaar. K oning Pandion stond voor een p ijn lijk dilem m a: O restes beledigen en de w etten d er g astvrijheid schenden, d oor hem uit een ander, afzonderlijk m engvat te laten bedienen, of wel alle an d ere aanw ezigen b esm etten m et den vloek, dien hij m et zich droeg. Hij kreeg een gelukkigen inval cn zette aan alle deelnem ers een afzonderlijke kan voor. Sindsdicn is dat zo geblevcn. De regel, die voor dit onderdeel van het feest geldt, b eru st op de gebeurtenis, die de m ythe vertelt. A nders u itg ed ru k t: o m dat de m ythe v ertelt dat het toen te rtijd aldus geschiedde, dient het a ltijd zo te gebeuren. De m ythe b ep aalt een gedragsregel. Niet h et relaas d er feitcn zelf is het belangrijke, m aar dat w at eru it volgt: een voorschrift, hoe te handelen. De m ythe b eantw oordt dus tw ee soorten vragen. De vraag kan luiden: w aarom is dit of d at zo en niet anders? Zij kan ook luiden: hoe m oeten w ij d it of d at doen? 141

De m ens neem t im m ers w aar, d at hij er is, en d at er andere dingen zijn, kleine dingen in zijn onm iddellijke om geving, m aar ook grote, geheim zinnige, gevaarlijke dingen: de ganse w ereld om hem heen; aarde, w ater, zee en lucht, de gehele n a tu u r m et h a a r onbedw ingbare k rachten, w aartegenover hij zichzelf onbetekenend, onkundig en m achteloos voelt. E n toch m oet hij in die w ereld leven en zijn best doen er, als enkeling en m et de zijnen, zo zeker en veilig m ogelijk in te leven. Deze zekerheid, d at hij niet onaangepast in een vreem de om geving leeft, jaag t de m ens op verschillende m anieren na: door het geloof, dat is Iangs de weg d e r rech tstreek se verbondenheid en aanhankeli jk h eid ; h ier schenkt hij vertrouw en; door de kunst, d at is langs den weg van vastleggen in schoonheid, in het beschouw en w aarvan hij zich kan verliezen; door de w ijsbegeerte, langs den w eg van het red elijk e begrip; hier tra c h t hij te b eg rijp en en h et begrepene kan hem niet m eer beangstigen. De m ythe doet het op h a a r m anier: zij vertelt. Zij v ertelt hoe iets eenm aal geschiedde, v e rk la a rt d aaro o r h et bestaande, en ste lt regels vast voor h et gedrag. D at verleden v erk laart en bep aalt het heden. H et heden is in zijn w are b etekenis afgeleid u it het verleden. H et b eslissen d e en voorbeeldige v erleden is zelfstandig, niet afgcleid. In d at verleden leefden goden en heroën, die autonoom zijn. In beide gevallen geeft de m ythe dus een an tw o o rd d at u itg aat boven zijn feitelijken inhoud. Z onder die bedoeling v erliest zij h a a r w aarde. B lijft zij toch b estaan, dan o n ta a rd t zij to t m ythologie of to t sprookje. M aar nu de geschiedenis. W aarom v e rh a a lt T hucydides, de g ro o tste d er antiek e h istorici, den oorlog tussen A thene en S p arta? H ij zal het ons zelf zeggen. Thucydides de A thener heeft h et verhaal te boek gesteld van den oorlog tussen Peloponnesiërs en A theners, te w eten, hoe zij m et elk ander hebben g estred en. E n even v erder: Ik ach t m ijn doel b ereik t, als m ijn verhaal gunstig ontvangen w o rd t d o o r lezers, die nauw keurig kennis d e r feiten verlan g en. Dit is duid elijk e taal. H ij v ertelt dien oorlog eenvoudig, o p d at m en zou w eten hoe hij verlopen is. Hij v e rte lt feiten, o p d a t m en de feiten zou leren kennen, 142

afzonderlijk, in volgorde, en in sam enhang, zoals hij ze zelf heeft leren kennen. H et verhaal en zijn directe inhoud zijn doel op zichzelf. E r is geen verband m et het heden, tenzij dat er in dat hcden m ensen leven, die de gebeurtenissen van vroeger w illen leren kennen. Van enige toepassing is geen sprake, laat staan van enige norm van handelen. E chte geschiedenis bedoelt nooit lessen te geven. Wel tra c h t Thucydides ook duidelijk te m aken, w aarom de volkeren en de enkelingen zich in dien strijd gedroegen zoals zij deden. Hij heeft dus belangstelling voor psychologische, politieke, ja zelfs econom ische achtergrondcn, m aar alleen om de feiten te vcrklaren; v erder dan deze gaat hij niet. De geschiedenis rich t h a a r belangstelling dus op datgene w at zich m etterd aad in deze w ereld afspeelde, w at m ensen als wi j zijn geen goden of heroën deden of ondervonden. W elisw aar kan zij ook een open oog hebben voor b o v en n atu u rlijk e krachten, die zich in en aan de m ensenw ereld openbaren; zij zal m isschien zelfs wel eens genoodzaakt zijn voor h a a r verklaringen d a a rn a a r te verw ijzen, m aar zij uit dit verm oeden slechts o m dat zij het nodig heeft te r verklaring van het zichtbare, en zodra een h isto risch feit de verklaring geeft, vervalt de verw ijzing n a a r het boven n atu u rlijk e. Dit zichtbare en tastb are b lijft h a a r eigenlijke voorw erp van onderzoek; d at wil zeggen: het gew one leven van m ensen en volkeren. Zij tra c h t geen w ezenlijk, n o rm atief gebeuren te o n tdekken ach ter een toevallige verschijnsel. De critisch e instelling van h aar w crkzaam heid brengt m et zich m ede, d at zij alleen concrete plaatsbepalingen kan aanvaarden, en concrete tijdsbepalingen. H istorische feiten geschieden eenm aal, op een bepaalde plaats, op een bepaalden tijd, bij bepaalde mensen. D aarom is e r ook één enkele chronologische opeenvolging van feitein, en al v ertelt m en niet alles, en al kan m en niet alles vertellen, de voorstelling van den onafgebroken, rechtlijnigen gang van den tijd is grondslag der geschiedenis. De m ens stelt belang in dingen van het verleden. M aar er is, zo zeiden w ij, verschil van belangstelling in su b jectiev en zin. E en verh aal kan allerlei voor ons bete- 143

kenen. H et kan onze oppervlakkige of gespannen nieuwsgierigheid bevredigen; het kan op onze verbeelding of op ons schoonheidsbesef w erken; het kan ons doen lachen of w enen; het kan onzen wil stalen, ons gew eten w akker roepen, of zich alleen rich ten to t ons v e rstandelijk begrijpen. H et sp reek t vanzelf, d at w ij h ier m oeten schiften. V oor ech te m ythe en echte h isto rie is n ie t alles van belang. De histo risch e rom an en het m ythologische verhaal bij voorbeeid, trach ten een andere belangstelling te bevred i gen. M et de histo rie zijn w ij vlug klaar. Uit T hucydides' w oorden is reeds gebleken, dat zij b eru st op nieuwsgierigheid" aangaande feiten u it het verleden, hun onderling v erband en causale verklaring, op begeerte om te w eten w at geschied is. M aar ook bij de m ythe behoeven w ij niet lang na te denken. Zij b eru st op n ieuw sgierig heid a a n gaande den ach terg ro n d d e r dingen, aangaande datgene w at den m ens als m ens b etreft: leven en dood, gezin en m aatschappij, w erekl en godheid, plicht en genoegen. De m ythe is w ereldverklaring, levensbeschouw ing, m etaphysica en godsdienst in vertelden vorm. Zij b eantw o o rd t aan het verlangen na prin cip iële zekerheid. D aarom speelt het m ythische verhaal zich ook af in een an d ere w ereld dan het geschiedkundige. E n als h et toch ergens op onze aard e gesitueerd w o rdt, dan k rijg t die plaats te rsto n d een andere betekenis en kleur. O restes is een heros; hi j is niet als u of ik; w at hem is overkom en, is niet van voorbijgaande vvaarde; het b lijft; het b lijft geldcn; het heeft b o v en tijd elijk e betekenis. De h istorische Perikles kan m isschien een bezielend voorbeeid zijn; w at koning Pandion deed in het m ythische A thene is richtsn o er en w et voor het h isto risch e A thene. En het m ythische A thene is an d ers gekleurd dan het historische. H et is ook J ie ro is c h ; het b ehoort ook to t andere, hogere w ereld. Van deze verschillen uit ontw ikkelen zich een reeks andere onderscheidingen, die m ythe en h isto rie nog sch erp er tegenover elk ander zullen stellen. E r is vooreerst verschil van m ateriaal. De histo rie kan alleen w erken m et gegevens, die aan het w e rk c lijk e verleden o n tle en d zijn, 144

die zij vindl in ta stb a a r aanw ezige bronnon: voorw erpen, overleveringen, tekstcn. Zij kent slechts personen van wie zeker of alth ans hoogst vvaarschijnlijk is, dat zij w erkelijk geleefd hebben. W anneer zij som s een feit vero n d erstelt w aarvoor rech tstreek se bew ijzen o n tbrekcn, dan doet zij dat in de stellige overtuiging, dat het even reëel gew eest is als de andere, en in w ezen van denzelfden aard. Zonder dit a p rio ri aanw ezige feitem ateriaal kan de histo rie noch bestaan noch ontstaan. H et geheel d er vertelling w ordt dus opgebouw d u it alzo n d erlijk e gegevens, die ieder voor zich op hun w aarheid m oeten w orden getoetst. H et doel is: een onafgebroken verhaal, zonder leem ten, logisch sam enhangend. led ere leem te of onzekerheid is een prikkel tot n ad er onderzoek. Het historische verhaal kan al ju iste r en ju iste r w orden. M aar, iedereen w eet het, veel histo risch e verhalen m oeten onvolledig of onzeker blijven, door gebrek aan gegevens. Ook is histo rie altijd voortzetbaar; de tijd gaat im m ers ook onafgebroken voort. De m ythe beschikt over geheel an d er m ateriaal. Zij is niet af'hankelijk van een gegeven buiten zichzelf. Zij vraagt alleen n a a r w at zij voor h aar doel nodig heeft of gew enst acht. D aarom is een m ythe a ltijd volledig, zonder leem ten of onzekerheden. Zij kan ook niet v erb eterd w orden, w ant zij is te rsto n d volm aakt. In theorie kan dus evengoed het w erk elijk e als het verzonnen feit voor h a a r in aanm erking kom en. Wij w eten echter, d at het uitgedachte feit, het niet-historische dus, in de m ythe gebruikelijk is. H et is niet volkom en uitgesloten, dat er eens in w erkelijkheid een O restes geleefd heeft, m aar het verhaal van Pandion, O restes en de w ijnkannen is zeker onhistorisch. En dat is de tw'ist van A thena en Poseidon zeker, d a a r de personen, die er bij b etro k k en w aren, nooit hebben bestaan. H ieruit volgt iets anders. W at de geschiedenis vertelt, is steeds uniek. Een gebeurtenis uit de levensbeschrijving van de ene persoon kan m en evenm in in die van een an d ere overplaatsen als dat m en den oorlog tu ssen de staten A en B kan opnem en in die van de rijk en C en D. H et unieke is niet overdraagbaar. De m ythe ech ter kan, 145

evenals het sp ro o k je en de fictieve verteliing, m otieven en o nderdelen aan een an d ere ontlenen, enkel en alleen omd a t zij ze gebruiken kan. Zij volgt d aarb ij nog vaak den weg van den m insten w eerstan d en b ep aalt zich dan to t het m eest voor de hand liggende m otief. M en h erin n ere zich slechts de talloze m alen, d at in de m ythe een god een d o ch ter d er m ensen huvvt, of d at e r tussen tw ee m achten s trijd w o rd t gevoerd, of d at een m ens in iets anders w ordt gem etam orphoseerd. E r volgt nog iets an d ers uit. De h istorie, die afhankelijk is van gegevens, die van elders m oeten kom en, zal dus m aar al te vaak h a a r onkunde of onzekerheid en tw ijfel m oeten erkennen. Zij w o rd t in h a a r om vang en in h aar ju isth eid bepaald door dien toevalligen to estand van h aar m ateriaal. Zij zegt vaak: d it w eet ik niet; d it ken ik niet, of nog niet. De m ythe ecn ter zw ijgt nooit. W aarom zou zij? Zij w eet im m ers a ltijd al de nodige feiten; zij m aak t ze, zo nodig, zelf. Iedere in aan m erk in g kom ende vraag zal zij in zelfverzekerdheid door een verhaal beantw oorden. W ant, terw ijl de h isto rie slechts kan v ertellen w at zij aanw ezig vindt, n eem t of sch ep t de m ythe vrijm achtig w at zij behoeft. En terw ijl de k ritiek d e r histo rie zich rich t op de ju isth eid van ied er onderdeel en, as gevolg daarvan, op de ju isth eid van het gehele verhaal, heeft de m vthe alleen te beoordelen of de verteliing en dientengevolge h a a r o nderdelen het gestelde doel op de ju iste w ijze dienen. W ant aan die strek k in g is alles ondergeschikt. De m ythe, die v ertelde w at zij vertellen m oest, heeft ook nooit een vervolg. Zij is in zichzelf afgesloten. W anneer m en den tw ist tu ssen A thena en Poseidon heeft verteld, en dus v erk laard is, w aarom in A ttika het p a a rd zeldzaam en de olijfboom overal aanw ezig is, zal toch niem and vragen: en toen? D aarentegen is iedere h isto risch e vertelling even v o o rtzetb aar als de tijd ononderb ro k en. Iedere begrenzing is zelfs w illekeurig. De tijd, w aarin de m ythe ons v erp laatst, is ook een andere dan die d er geschiedenis. Deze laaste is de tijd, die wij aflezen op onze kalenders en onze klokken, de gew one tijd van gisteren, vandag en m orgen; die n iet a n d e rs 146

w ordt, al gaan w ij m et onze gedachten nog zover terug in het verleden. In dien tijd vinden alle geschiedkundige feiten plaats, of het nu het o n tstaan van een w erelddeel b etreft, enige m illioenen ja re n geleden, of den laatsten w ereldoorlog. M aar hoevel jaren, eeuw en of m illennia m oeten w ij teruggaan om A thena en Poseidon te zien tw isten, of om Pandion m et zijn k ru ik jes te ontm oeten? De vraag is dw aas. H et verleden, w aarin de feiten w orden geplaatst, lijk t alleen u ite rlijk op d a t d er historie, m aar in n erlijk is het v erw ant aan dat van h et sprookje, dat zegt: er w as eens. H et is een fictieve, een ideële verleden tijd ; en d at kan niet anders, om dat de feiten, die de m ythe v ertelt, alleen u ite rlijk van onze w ereld zijn, m a a r in n e r lijk van een ideële, m etaphysische w ereld. E n daarom : m ythische tijd is a ltijd kort; zij d u u rt niet langer dan de erin verm elde feiten vragen; d aarn a sta a t zij stil, voorgoed. M aar nu rijst een beslissende vraag. Hoe sta a t het m et de w aarheid van m ythe en geschiedenis? Met deze laatste zijn w ij w eer spoedig gereed. H aar w aarh eid is im m ers die van concrete feiten in onze m ensenw ereld, feiten, die de k ritiek van ons denk- en voorstellingsverm ogen h eb ben doorstaan. De w aarheid van het geheel is een gevolg van de w aarheid en ju isth eid d er onderdelen. M aar de m ythe? Dat verzonnen verhaal, dat ons in een onw erkelijke w ereld verp laatst, heeft d at iets m et w aarh eid te maken? O ngetw ijfeld. M aar het is een an d ere soort w aarheid en, in zekeren zin, zelfs een hogere w aarheid. De m ythe is w aar, w anneer zij een goed, verklarend, en dus aannem e- lijk antw o o rd geeft op een bepaald soort vragen; h aar ken m crk t de w aarheid van een principieel antw oord op een principiële vraag. De histo rie zoekt de w aarheid die de w etenschap aanvaarden kan; de m ythe de w aarheid die het geloof aan v aard en kan. In beide gevallen ligt aan het zoeken d er w aarheid n a tu u rlijk ten grondslag het menselijke verlangen n aar zekerheid, m aar in het ene geval is het de zekerheid, de feitelijke ju isth eid van gebeurtenissen uit vroeger tijd; in het an d ere geval de zekerheid aan gaande de blijvende, beslissende w aarde, den eeuw igen ach terg ro n d d er dingen, vroeger en nu en straks. D aarom 147

is ook, an d ers dan bij dc geschiedenis, het w aarheidsgelialte van de onderdelen d er m ythe een gevolg van d at van h et geheel. De w aarheid van de m ythe is dus niet van feitelijken, m aar van tran scen d en talen aard. Zij heeft voor het dagelijkse leven dezelfde b etekenis als alle andere ideële waarden. Zij voegt aan het leven een andere, hogere afm eting en dim ensie toe. Zij geel't a c h terg ro n d en ru im e r perspectief aan ons bestaan. W anneer w ij onze p laats en onze taak in deze onze w ereld kennen, is h et o m d at zij in een hogere, beslissende w ereld hun verklaring, noodzaak en regel vinden. Men kan vragen: wie zijn w ij? W aar zijn w ij? W at m oeten wij doen? De m ythe geeft in verhalenden vorm het w are antw o o rd en v erb in d t alzo ons b estaan m et een zijnsvorm van hogere orde. Aan den aanvang van onze v o o rd rach t hebben w ij in het m idden gelaten, w at w ij, in verband zowel m et de m ythe als m et de historie, onder w erkelijk h eid hadden te verstaan. Op grond van het to t dusver betoogde, is dit nu wel d u id elijk gew orden. H et behoeft ook geen betoog, d at de m ensheid e erd er en diep er behoefte heeft aan die w aarh eid en zekerheid, die de m ythe wil geven, dan aan die w elke de h isto rie zoekt. De m ens zal e erd er verzinnen en aanvaard en d an k ritisch schiftend navorsen en gevolgtrekkingen m aken. De tu ch t d er w etenschap voert langs een m o eilijk er en voorzichtiger le b etred en baan dan de fantasie, en zo zien w ij dan ook in het oude G riekenland de h isto rie o n tstaan in een tijd, toen de m ythe reed s lang en s te rk geleefd had. Wij zijn h ier genaderd to t het tw eede deel van onze uitlegging van het w oordje en uit den titel. W ij staan voor de vraag, hoe zich n aast of u it de m ythe het nieuw e verschijnsel d er histo rie heeft ontw ikkeld. W at bedoelen w ij eigenlijk, w anneer w ij sp reken van het o n tsta a n van iets nieuw s, in dit geval van een nieuw e, zich in geschriften vastleggende w erk z aa m h eid van den geest? De w erk e lijkheid, w aarin de m ens leeft, kent slechts een ononderbroken reeks veisch ijn selen, w aarb in n en onze geest verband, o n d er m eer oorzakelijk v erb and tra c h t te leggen. In den strik te n zin van het w oord is d us niets ooit geheel nieuw ; of m en zou m o eten zeggen, d a t alles m isschien 148

steeds nieuw is. R echtstreeks w aarn eem b aar is slechts een opeenvolging en het is onm ogelijk, voor w at dan ook, een absoluut begin- of ein d p u n t aan te w ijzen. Toch zagen w ij, dat de echte historie iets anders is dan de echte m ythe, al hebben zij bepaalde trck k en gem een. En dus gaat onze speurende geest op zoek n aar het tijd stip, of het tijd p erk, d at iets vertoont, d at kenm erkend is voor de geschiedenis en niet m eer in de m ythe past. Ook h ier zijn wi j w eer afh an k elijk w ant h et is h isto risch w erk van de te r beschikking staan d e gegevens. De stan d van zakcn is niet zeer gunstig: onze kennis is gebrekkig, om dat de gegevens w einige zijn. Toch is h et nieuw e verscliijnsel duidelik w aarneem baar. H et vindt zijn uitdrukking zelfs in een bcpaald w oord, het w oord historia. Dit betekent eigenlijk navorsing, onderzoek, te w eten trachten te kom en. De m ythe vertelt zelfbew ust en doelbew nst; m aar zij onderzoekt niet, vorst niet na, sp eu rt niet n aar betro u w b are gegevens; zij m aak t de gegevens en is zeker van h a a r resu ltaat. O nderzoek ech ter k an to t een negatief of tw ijfelachtig resu ltaat leiden; w at e r niet m eer is en geen sp o ren heeft nagelaten, kan het n iet vinden. Dit onderzoek, deze historia, kan zich richten op de w ereld, zoals zij is, en op den m ens, zoals hij is, en dan o n tstaan kennis d er n atu u r, sterrenkunde, anthropologie, psychologic, geneeskunde, enz. enz. Al deze takken van w etenschap w orden in het oude G riekenland reeds in die V ile, in ieder geval in die V ie eeuw voor onze jaartellin g m in of m eer beoefend. M aar h et onderzoek, de historia, kan zich ook richten op het verleden d er m ensheid. Ook dat is dan w etenschap in den zin dien w ij aan het w oord geven. H et o n tstaan van de histo rie uit of naast de m yths is dus een onderdeel, een bepaald aspect van het o n tstaan dicr w etenschap, en die w etenschap is een d er zeer w aardevolle gaven, die G riekenland ons heeft geschonken. W aarom o n tstaan zij d a a r en niet elders? Wij w eten het niet. H et m oet ons genoeg zijn, w aar te nem en, dat die eigenaardige w erkzaam heid van den geest, dat die zucht n aar kennis, b eru sten d e op o n p artijd ig k ritisch o n d erzoek van feitelijke gegevens, d at die tu ch t van den geest, die zichzelf een h alt to ero e p t, zo dra die gegevens ontbre- 149

ken, en dus w eigert in het luchtledige te zweven, m etterdaad in G riekenland is o n tstaan. N a tu u rlijk v ertoont zij m enigvuldige zw ak heden, m a a r in w ezen is zij d aar. Dit geldt dus voor de w etenschap in h et algem een. M aar nu de kennis van het verleden, die al vrij spoedig histuria in engeren zin is gaan heten. Als zodanig m oest zij in talrijk e p u n ten de m ythe raken. Bij voorbeeld: vele m ythen blijven als verhaal, als zogenaam de overlevering u it het verleden bestaan, ook w an n eer hun zin en betekenis op den ach terg ro n d zijn g eraakt. M aar o m dat zij verhalen het verleden zijn, ligt het voor de h and ze als historische gegevens te beschouw en. Dan vorm en zij m ateriaal, m oeilijk m ateriaal, voor den histo ricu s die feiten wil leren kennen. Dat m islukt op den d u u r altijd, m aar een tijd lang is het o nderscheid niet duidelijk. W el blijven zij historisch m ateriaal voor hem, die de overtuigingen van vroegere geslachten w il leren kennen. In de genealogie, die de levende geslachten zo gaarn e v erb in d t m et een goddelijken of heroischen voorvader u it m ythischen tijd, raken m ythe en histo rie elkaar, evenals in de g ebruikelijke voorstelling van den m ythisch-historischen of historisch-m ythischen stic h te r van sted en of kolonies. En dan w orden de m ythische en de h isto risch e tijd op een in teressante w ijze verw even, w aarop ik nu niet v erd er k an ingaan. Nog iets: de tendentieuze a a rd van de m ythe vindt zijn parallel in bepaalde, m in d er zuivere vorm en d e r G riekse geschiedenis, die ethisch-paedagogisch zijn. Deze h isto rici w illen dan aan de h and van het verleden lessen geven voor heden en toekom st. O ntw ikkelt de geschiedenis zich nu n aast of u it de m ythe? De vraag is in deze vorm w a arsch ijn lijk niet ju ist gesteld. Een nieuw e geest, die d er w etenschappelijke belangstelling, w ord w ak k er en g rijp t ook h e t m ythische m ateriaal aan. E r is w isselw erking en beïnvloeding. H et heeft enigen tijd g eduurd, m a a r n iet lang, v o o rd at m en zich duid elijk kon m aken, d a t de oude m ythe en de nieuwe w etenschap iets an d ers n astreefd en. De grondvraag is bij beide verschillend, ook al w erk en zij een k o rten tijd m et dezelfde gegevens. 150

N iets geschiedt in de m ensew ereld zonder d at individuen, bepaalde personen, ervoor a ansp rakelijk zijn. Zo kunnen wij de vraag stellen: aan w ien hebben de G rieken, en dus ook w ij, het o n tstaan van de histo rie te danken? Wij kunnen Thales, Pythagoras en H ippokrates noem en, w anneer w ij den eersten d rag er en vertegenw oordiger zoeken van respectievelijk de w etenschappelijke w ijsbegeerte, w iskunde en geneeskunde. Wie kom t nu in aanm erking, w anneer het gaat over de geschiedenis? Wie is de eerste w etenschappelijke h istoricus gew eest? Onze kennis is w eer b eperkt, m aar, voor zover die kennis reik t, kom t slechts één m an in aanm erking, hem, dien Cicero vader d er geschiedenis noem t, nam elijk H erodotus. Bij hem im m ers vinden wij reeds op de eerste bladzijden een, welisw aar voorzichtig u itg edru k t, m aar toch prinsipieel bedoeld afw ijzen van o n contro leerb are m ythische verhalen. Hij stelt in d erd aad alleen belang in het verleden zoals het feitelijk gew eest m oet zijn, zonder e r v erd er iets m ede te bedoelen, en hij p ast de enige ju iste w erkw ijze toe: hij onderv raag t en leest, neem t w aar en in fo rm eert, vergelijkt en critiseert. K ortom hij doet zo goed m ogelijk aan histuria en vat de resu ltaten daarvan sam en in een verhaal, dat het voor hem belangw ekkende verleden trach t vast te leggen in zijn feitelijk e ju isth e id en zijn als feitelijk beschouw de verbanden. G ebrek aan betro u w b are gegevens en zegslieden, een tek o rt ook nog aan kritische scholing en aan sp an k rach t van het intellect m aken dat dit verhaal, m et nam e voor de oudste tijd en, nog vaak teleurstelt. Toch heeft H erodotus niets anders dan historisch w erk w illen leveren, en hij heeft inderd aad voor een groot deel h isto risc h w erk geleverd: onze kennis van bepaalde onderdelen d er G riekse en d er Klein-Aziatische en E gyptische geschiedenis b e ru st grotendeels op hem. Hij d raagt zijn eretitel dus niet zonder reden. Z onder enige beperking kan m en ech ter Thucydides een h isto ricu s noem en. W at hij geschreven heeft, is geschiedenis, en niets dan dat, en in den zuiversten vorm. De m ythe b estaat voor hem eenvoudig niet; hij w ijst h a a r d aaro m ook niet af, polem iseert e r niet tegen. M et k racht zou hij zich heb b en verzet tegen elke poging om in het 151

verhaal enig elem ent toe te laten, d at m et geest en bedoeling d er w etenschappelijke histo rie zou hebben gestreden. W anneer w ij enig aspect van het G riekse geestesleven in het oog v atten, vervult het ons steeds w eer m et v erb ijsterin g, in hoe k o rten tijd de hoogste toppen werden bestegen. Zo ook hier; slechts één generatie scheidt den vader d er h isto rie van hem, die een d er g ro o tste geschiedkundigen van alle tijd en is gew eest. M aar w ij zijn nog niet aan het einde van onze uiteenzetting. Tot nu toe sp rak ik over m ythe en geschiedenis. E r valt ook iets te zeggen over geschiedenis en m ythe, en wel in dien zin, d at ook de geschiedenis h a a r m ythen kent. Dit is niet m eer de m ythe, die in godsdienstig-m etaphysischen zin den ach terg ro n d van het m enselijke leven tra c h t te ontd ek k en en u it te d ru k k en. Neen, zij voegt ditm aal aan het geschiedkundige verhaal een nieuw elem ent toe. Zij stelt de geschiedkundige feiten en pcrsonen in een a n d e r licht, een nieuw licht, d at v erg elijk b aar is m et het ideële licht, d at de m ythe laat schijnen over de w erk elijk h eid van alle dag. De godsdienstige m ythe vertelt van goden en heroën; van goden, die gans en al in de hogere w ereld th u ish o ren, en van heroën, die, hoewel m ensen zijnde, toch over de grenzen van het m ensdom zijn getreden. Deze heroën zijn d an sym bolen, of laten wij liever zeggen: uitbeeldingen van w at een m ens in den o v ertreffen d en tra p kan zijn, zo groot, zo beslissend voor hun om geving of voor de gehele m ensheid, d at m en er m et bew ondering, eerbied en ontzag tegen op ziet. Zo kan het ook gaan m et h isto risch e p erso n en en feiten. Dan v raagt m en zich af, w anneer m en h et v erhaal d ier daden hoort: is het w aarlijk nog een m ens van gelijke bew eging als w ij, die d it heeft v errich t. E n ons v erstan d zegt n atu u rlijk : ja, m a a r ons h a rt is geneig te zeggen: neen. De geschiedenis van ieder volk k en t zulke figuren. M ijn volk d enkt aan W illem den Zw ijger; Italië zal F ranciscus van Assisi noem en, D uitsland B ach; de oude G riekse w ereld zal A lexander den G rote kunnen noem en. Ik laat het aan u over, u it uw eigen geschiedenis dezulken te noem en. Ik zou geneigd zijn, aan uw V o o rtrek k ers te denken. Allen op verschillende h isto risch terrein. Om hun hoofden 152

straalt een aureool van m eer dan geschiedkundige waarheid; zij zijn sym bool en voorbeeld, en kunnen aan oud en jong als ideaal w orden voot'gehouden. Aan de feiten en personen w o rd t niets veranderd, m aar de w aardering is een an d ere gew orden. Zij vorm en m et hun daden het mythiscbe elem ent in de historie, de politieke of culturele historie van een volk. En is het niet zo, dat zij er de hoogtep u n ten van vorm en? D at de historie er in in nerlijke, in m enselijke w aarde door w int? Ik m een, dat een volk, dat die h istorische m ythe zou m issen, een w ezenlijk elem ent van saam horigheid zou ontberen. De een d rach t in hoofdzaken, die, zoveel m ogelijk, een volk m oet kenm erken, is niet alleen een een d rach t o n d er elk an d er van de nu levenden, m aar ook een sterk e band m et hen, die w ij zien staan op die hoogtepunten van de nationale geschiedenis. En in dit opzicht heeft het onderw ijs, en zeer zeker ook het w etenschappelijke onderw ijs aan onze universiteiten, een verheven taak. W ant w etenschap beoefend zonder h a rt is onvru ch tb are en dode w etenschap. Leiden. B. A. van G roningen. 153