Proefverslag 310 HET GESCHEIDEN VOEREN VAN SLACHTKUIKENOUDERDIEREN - TURBOVOER, MEEL, KRUIMEL. Inleiding. Proefopzet Doel van de proef



Vergelijkbare documenten
Proefverslag 275. Instituut voor de Veevoeding "De Schothorst" Meerkoetenweg 26, Postbus AM LELYSTAD tel.nr

HET EFFECT VAN SEMI-AD LIBITUM TROGVOEDERING EN AD LIBITUM BRIJBAKVOEDERING MET SLACHTVARKENSVOEDER EW 1,10 OF EW 1,03

Proefverslag 349. Inleiding. VOEDERPROEF PSC-31 Doel van de proef. (voederproef PSC-31 en verteringsproef LPD-31; PV-349; Y1992) oktober 1992

Proefverslag 350 VERLAGING VAN HET RUW EIWITGEHALTE IN VOEDER VOOR LACTERENDE ZEUGEN. Inleiding. Proefopzet Proefdieren. Proefbehandelingen lactatie

Soja en sesam zijn te vervangen door regionale eiwitrijke grondstoffen in 100% biologisch leghennenvoer

Proefverslag 433 SCREENING OF EMULSIFIERS. Screening van emulgatoren

6.1 Energiewaardering bij pluimvee. 6.2 Vleeskuikens

De invloed van extra vitamine E, seleen en arseen op de humorale immuniteit en de technische resultaten bij slachtkuikens

Een vergelijking van vismelen door opname in biggenvoeders op basis van geselecteerde kwaliteitscriteria

Het effect van verschillende voer strategieën tijdens de opfokperiode vkod

Veel energierijke grondstoffen zijn geschikt voor 100% biologisch leghennenvoer

Oplopend percentage kool-/raapzaadschilfers in 100% biologisch legvoer kan niet zonder meer

Proefverslag 351 VOERSTRATEGIEËN VOOR HET MESTEN VAN LAMMEREN. Inleiding. Proefopzet Proefdoel. Proefbehandelingen. (proef SVA-32: PV-351; Y1992)

In deze circulaire zal aandacht worden besteed aan maatregelen om deze ongewenste situaties te voorkomen of te beperken.

100% biologisch legvoer zonder exotische grondstoffen leidt tot lagere voederwaarde

Samenvatting. Samenvatting

Opneembaar fosforbehoefte van leghennen

1.Interactie op-niveau x. 2.Dosis respons proef. MMM-4 Verminderen fosforverliezen bij vleeskuikens. Twee fosforexperimenten vleeskuikens 27/11/2013

Welzijn (opfok) vleeskuikenouderdieren

Stikstofretentie en -excretie door varkens; verschillen tussen beren en borgen

trefwoorden: vismeel, vismeelkwaliteit, eiwitverteerbaarheid, biogene aminen, aminozuren, versheid, droogtemperatuur, productiewijze

Aanmeldingsformulier voor proeven met gewervelde dieren.

EVALUATIE VAN DE LEGPERIODE IN COMMERCIËLE LEGHENLIJNEN

Proefverslag 348 HET EFFECT VAN FOLIUMZUUR OP DE REPRODUCTIVITEIT VAN ZEUGEN. Inleiding. (proef VFA-30; PV-348; Y1992) oktober 1992

Proefverslag 500. Het effect van het EW-gehalte en het FK-niveau op de NH 3 -emissie bij vleesvarkens, geschat via metingen op balanskooien

Proefverslag 476. Effect van α-galactosiden op de technische resultaten van vleeskuikens

Effect van voer tijdens de biggenopfok op mesterijresultaten

De meeste eieren legt een kip in haar eerste levensjaar. Met

(p=0,012) % kalkst leeftijd (week)

Evalueren van de mestuitscheidingscijfers en de mestsamenstellingscijfers voor pluimvee

Vervanging van sojaschroot in mengvoer: effect op carbon footprint

Proefbedrijf voor de Veehouderij

Studieavond 8 en 9 februari Ross ouderdieren tot 30 weken. Genetische ontwikkelingen

Inhoud. Voerwinst.nl. Inleiding Succesfactoren voor scherpere EWconversie. Voerwinst.nl Praktijkvoorbeelden uit netwerkgroep Conclusies

Hennen gezond houden tot 100 weken en langer? Robert Pottgüter, nutritionist bij Lohmann Tierzucht

Verlengde legcyclus bij leghennen

De invloed van Bergafat F 100 op melkproductie en samenstelling in tankmelk van melkkoeien in mid-lactatie op een siësta beweidingssysteem

Lezing Rijpaardenfokvereniging Limburg

Effect van Digestarom 1301 op de technische resultaten van witvleeskalveren

VLEESKUIKEN STANDAARDEN EN STREEFRESULTATEN ROSS308

Tabellenboek Veevoeding voedernormen Pluimvee en voederwaarden voedermiddelen voor Pluimvee

Resultaten & Voedings Supplement. vleeskuiken. cobb-vantress.com

Review forfaits vleeskuikenouderdieren Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Perspectief Kroos Toepassing diervoer. Gert Hemke Hemke Nutri Consult

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Proefverslag 429. Zink in het dragende zeugenvoer ZINC IN FEED FOR PREGNANT SOWS

Nieuwe strategieën inzake pluimveevoeding

HENNEN OP LEEFTIJD VANUIT FOKTECHNISCH PERSPECTIEF

Vergelijking van vloersystemen bij eenden

Panbonis in Pluimvee

X C D X C D. landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE BB. minitoets bij opdracht 1

Tabellenboek Veevoeding voedernormen Pluimvee en voederwaarden voedermiddelen voor Pluimvee

Magnesium in drinkwater voor weidende droge koeien

Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien

Proefverslag 432 DAMAGE TO THE STOMACH WALL IN FATTENING PIGS. Maagwandbeschadigingen bij vleesvarkens

Effect van broedeitemperatuur en gewichtsverlies op broeduitkomsten van eieren uit de leg/vermeerderingssector

biggen Marinus van Krimpen

Belang van goed water

Hasten Spint komkommer

DE JUISTE BEER OP HET JUISTE VOEDER?

Proefbedrijf voor de Veehouderij

X C D X C D. landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE KB. minitoets bij opdracht 1

We gaan vooruit! Voeding en bigkwaliteit. Kennissessie biggenopfok maandag 7 december Albert Timmerman

De invloed van procescondities op de afdoding van Enterobacteriaceae en de invloed van stoombehandeling van meelvoeders op de aminozuur gehalten

Optimale biggen voeding Hoe verteerd een big en hoe kan ik hem daarbij helpen?

Dit demonstratieproject werd medegefinancierd door Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

Ministerie van Economische Zaken Directie Agrokennis t.a.v. de Directeur de heer ir. M.A.A.M. Berkelmans Postbus EK Den Haag

Fosfor op maat: wat is te bereiken via de voeding?

Voeding van dieren, steeds vaker een belasting?!

suis bij biggen via voeding

landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE BB minitoets bij opdracht 1 A B X C D foto 1 foto 2

KAN KOOLZAADKOEK INGESCHAKELD WORDEN IN

Stimulans. Innovatieve vleesvarkensvoeders. Samen naar een optimaal rendement.

Praktijkproef Baby Big XL

PLUIMVEE HARTSLAG #26

We gaan Vooruit! De Heus Vooruitgang zit in onze genen!

ENERGIECONCENTRATIE EN ENERGIESOORT IN KRACHTVOEDERS VOOR INTENSIEF GEMESTE STIERTJES

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer

Het gebruik van DDGS bij vleesvarkens. Samenstelling (g/kg DS) Samenstelling (g/kg DS) Sam Millet. Studiedag Recent voedingsonderzoek op ILVO DIER

Kostprijs volière-eieren gemiddeld 1,2 cent hoger.

Voeding van zeugen voor vitale biggen mogelijkheden en beperkingen

CALM DIET VOOR DE KAT

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW KAT normen en hoeveelheid. over houden van huisdieren

X C D X C D. landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE BB. minitoets bij opdracht 1

Droogvoeding Verpakking van 1,5kg en 3,5kg

Spinfeeder laat veel stof opwaaien

Gezond voeren met een optimale melkproductie. Thomas Schonewille Faculteit Diergeneeskunde Afdeling Voeding

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW KAT normen en hoeveelheid. over houden van huisdieren

Kort verslag oriënterende voerproef hooi

Soycomil Soja-eiwitconcentraat

Minpunten: bevat erg veel zetmeel; kan beperkend werken in een konijnenvoer

LEGLANGER: Naar een hoger rendement door het verantwoord verlengen van de legperiode

Studiemiddag biologische pluimveehouderij. Ine Kempen/Annelies Beeckman

Eiwitbehoeftes van zwarte soldatenvlieg larven

Van dit product worden onderstaand allereerst de gehalten van de benodigde componenten weergegeven:

Nederlandse. Samenvatting

SKIN CARE DIET VOOR DE HOND

Proefverslag 364 KWALITEITSBEOORDELING VAN VISMEEL. Inleiding. (proef LAB-30; PV-364; Y1993)

Van harte welkom op studieavond vleesvarkenshouderij.

Transcriptie:

Proefverslag 310 HET GESCHEIDEN VOEREN VAN SLACHTKUIKENOUDERDIEREN - TURBOVOER, MEEL, KRUIMEL (proef PMB-29; Hypeco-II; PV-310; Y1991) auteurs: ir. H.P. Stappers dr. H.A. Vahl september 1991 Inleiding Het gescheiden voeren van de hanen en de hennen heeft in de praktijk op veel bedrijven ingang gevonden. De bevruchting, vooral in het laatste deel van de legperiode, is daardoor verbeterd. Op het ogenblik is nog onvoldoende bekend tot welk niveau de hanen beperkt kunnen worden, met andere woorden bij welk lichaamsgewicht houden de huidige fokhanen een hoog bevruchtingspercentage tot het einde toe vol. Ook is nog onvoldoende bekend of de fokhanen op een aangepast hanenvoer, met minder Ca en eiwit, tot betere bevruchtingsresultaten in staat zijn. Van belang is verder te weten hoeveel voer de huidige moederdieren tijdens de leg minimaal nodig hebben en bij welk voerniveau de eiproductie daalt. Vanaf de productietop tot het einde van de leg nemen moederdieren gemiddeld ruim een halve kilo in gewicht toe. Dit is veel vergeleken met hennen van lichte legrassen, die meestal maar zo'n 200 g groeien na de productietop. In de praktijk worden de moederdieren in hoofdzaak op basis van legpercentage gevoerd. Zo rond de productietop wordt de voergift echter vaak tijdelijk verhoogd, in de hoop nog een hogere top te krijgen. De hennen worden dan onnodig zwaar, waardoor de hoeveelheid onderhoudsvoer voor de rest van de legperiode ook onnodig wordt verhoogd. Actueel is verder de toegenomen belangstelling voor het pelleteren van het foktoomvoer, met name om het voer als mogelijke infectiebron voor Salmonella uit te sluiten en ook om de discussie daaromheen naar de achtergrond te dringen. Tot nu toe is nog weinig ervaring opgedaan met geperst voer bij slachtkuikenmoederdieren, vandaar dat in dit onderzoek ook de vergelijking meelkruimel is opgenomen. Bij leghennen en ook slachtkuikenmoederdieren is de laatste jaren onderzoek verricht naar factoren die het eigewicht en de eisamenstelling kunnen beïnvloeden. Vooral het verhogen van het eigewicht in de eerste fase van de leg is bij slachtkuikenmoederdieren economisch aantrekkelijk, omdat daardoor het aantal broedeieren per hen kan worden verhoogd. Eén broedei brengt immers ruim 25 ct méér op dan een te klein ei dat voor de consumptie bestemd wordt. Door het toepassen van fasenvoedering kan aan de eigewicht-verhogende factoren speciaal aandacht worden geschonken. Proefopzet Doel van de proef 1. Het eigewicht verhogen in de eerste fase van de leg via een voer met extra eiwit, zetmeel, linolzuur en fosfor (turbovoer). 2. Het vergelijken van het effect van meel en kruimel. 3. De invloed nagaan van het gescheiden voeren van hanen en hennen, waarbij de gescheiden gevoerde hanen sterk worden gerantsoeneerd.

4. De invloed nagaan van een speciaal hanenvoer, dat minder Ca en eiwit bevat. 5. De invloed nagaan van verschillende rantsoeneringsniveaus bij de hennen in de tweede fase van de legperiode, namelijk na 30 weken. Proefbehandelingen voermethode eerste fase tweede fase 23 t/m 30 weken 31 t/m 59 weken voer voer groei g/d/d hennen hanen hennen hanen hennen 1. gescheiden A H A H 0,5 2. gescheiden A H A H 1,25 3. gescheiden A H A H 2,0 4. gescheiden A A A A 2,0 5. samen kr A A A A 2,0 6. samen m Am Am Am Am 2,0 7. samen kr B B A A 2,0 8. samen m Bm Bm Am Am 2,0 voersoort: A = normaal foktoomvoer (kruimel): controle Am = normaal foktoomvoer (meel) B = turbovoer (kruimel) Bm = turbovoer (meel) H = hanenvoer (kruimel) Het turbovoer bevatte: extra eiwit, zetmeel en linolzuur, een laag Ca-gehalte en een hoog bp-gehalte. Tabel 1 Samenstelling en berekende gehalten van de proefvoeders foktoomvoer turbovoer hanenvoer A B H diermeel 3 - - destructievet 4,35-0,35 erwten 44 % zetmeel 5-9,30 luzerne 15 % re 2,50 2,50 4 maïsvoermeel USA-vetarm - - 10 maïsglutenvoer < 20 % re 7,50 5,50 - maïs 25 59 42,70 sojabonen getoost - - 1,10 sojaolie - 1,42 - sojaschroot I/U 48 % re 5,10 18,23 - tarwegries - - 10 tapioca 66 % zetm. 11,15-16,78 tarwe 13,50 - - tarwegries 5 - - vismeel 66 % re 2 2 2 zonneblschr. 33 % re 7 2,30 1,25

lysine 78 % - - 0,07 krijt 7,60 6,35 0,70 methioninepremix (393) - 0,65 - monocalciumfosfaat 0,30 1,05 0,75 legpremix (LF 81) 1 1 1 totaal 100,00 100,00 100,00 berekende gehaltes (g/kg): vocht 111 117 126 as 124 110 56 re 157 178 121 linolzuur 13,6 20,7 12,8 rvet 72 45 34 rc 48 33 48 Ca 35,3 30,0 8,3 P 5,9 6,4 5,7 Na 1,9 1,6 1,4 zetmeel 363 396 478 verteerbaar lysine 5,7 7,2 4,5 verteerbaar methionine 3,3 4,3 2,7 verteerbaar meth.+cyst. 5,3 6,7 4,3 beschikbaar P 3,6 4,3 3,6 K 7,1 7,4 6,7 OE-leg, kcal/kg 2776 2775 2775 Voor zowel het foktoomvoer als het turbovoer was de samenstelling van het kruimel- en meelvoer gelijk. Proefdieren + 2100 Hypeco II-moederdieren + 240 Hypeco-fokhanen 32 afdelingen, elk met 60 hennen en 6 hanen. 8 reserve-afdelingen, elk met + 20 hennen en 6 hanen. Opfok: 0 t/m 18 weken uitbesteed via CPI/Hypeco op een opfokbedrijf te Wierden. De dieren werden gerantsoeneerd volgens Hypeco-normen. Entingen geschiedden in overleg met De Schothorst. Proefperiode geboren: 11 april 1989 18 weken: 14 augustus (ontvangst op De Schothorst) 59 weken: 29 mei 1990 (einde proef)

Voersysteem De hennen ontvingen, zoals gebruikelijk op De Schothorst, het voer uit ronde voertonnen. Om de hanen uit deze bakken te weren, werd een vlakke gril boven de voeropening geplaatst met doorlaatopeningen van 5 x 5 cm (systeem van proefbedrijf Delden). De hanen, die apart werden gevoerd, ontvingen het voer in Laco-driepoots-hanenbakken, die in de hoogte verstelbaar waren (hoogte + 45 cm). Voerschema Van 18 t/m 22 weken ontvingen alle dieren opfokmeel II (praktijksamenstelling). Het sturen van de gewichtstoename van de hennen na 30 weken geschiedde op basis van de formule van Grimbergen - Stappers: gr. voer = 25 G + 2,5 ΔG + 0,96 E + 1,6 (20-T) + 24 G ΔG E T = kg lichaamsgewicht = g groei/hen/dag = g eimassa/hen/dag = C temperatuur in het hok Het sturen van de voeropname van de hennen van 18 t/m 30 weken gebeurde op de gebruikelijke wijze, namelijk: 19e week 83 g 20e week 88 g 21e week 90 g 22e week 93 -> 111 (3 g/d/d toename) 23e week 114 -> 132 (3 g/d/d toename) 24e week 135 -> 145 (3 g/d/d toename tot 145 g) De hennen ontvingen deze 145 g voer per dag tot dat het legpercentage 60% bedroeg. Daarna steeg de voeropname met 0,5 g per 1% leg meer tot de productietop. Deze top viel rond de 30e week. Het berekende OE-gehalte van alle voeders bedroeg 2775 kcal, dus ook dat van de meelvoeders. Normaal bevatten de meelvoeders 2825 kcal, dus 50 kcal meer. Door het pelleteren ligt de OE van de kruimel gemiddeld + 50 kcal hoger. Om de OE-opname van meelen kruimelvoer gelijk te houden, moest van het meelvoer 1,8% meer worden verstrekt. Vanaf 22 weken werd daarom bij behandeling 6 en 8 (meelgroepen) de hoeveelheid voer met een factor 1,018 vermenigvuldigd. De apart gevoerde fokhanen werden als volgt beperkt gevoerd: 19e week 20e week 21e week 22e week 23e week 100 g 105 g 115 g 125 g 135 g Na 23 weken werd deze 135 g gehandhaafd. Voor de hanen, die samen met de hennen uit dezelfde voerbakken mochten eten, werd de verstrekte hoeveelheid voer gelijk gesteld aan die van de hennen. Verlichting In de 19e en 20e week ontvingen de dieren 10 uur licht per etmaal. In de 21e week werd de daglengte op 14 uur gebracht. Deze 14 uur werd gehandhaafd tot het einde van de proef. Het licht ging aan om 3 uur 's morgens en uit om 5 uur 's middags. Proefmetingen

1. Voeropname van hanen en hennen, uitval. 2. Eigewicht (ook kleiner dan 50 g), aantal eieren. 3. Broedresultaten vanaf 26 weken; 1x per week door Cobroed (150 eieren/w. per afdeling). 4. Eisamenstelling op 30 weken bij de behandelingen 5 t/m 8, 20 eieren per behandeling. 5. Lichaamsgewicht van hanen en hennen op 20, 30, 40, 50 en 59 weken. 6. Analyses proefvoeders: re, rc, rv, zetmeel, linolzuur, Ca, P en vocht. 7. Tijdens de leg elke 9 à 10 weken bloedtiteronderzoek. Resultaten en discussie De proef had een goed verloop. De productietop bedroeg 81,5%. De uitval bij de hennen was 5,1% en bij de hanen 10,6%. De belangrijkste oorzaken van uitval waren leucosecomplex 22,3%, buikvliesontsteking 15,5% en leverruptuur 12,4%. De analyse-uitkomsten van de proefvoeders staan in tabel 2. Tabel 2 Analyse-uitkomsten van de proefvoeders (g/kg) controlevoer turbovoer hanenvoer A Am B Bm H kruimel meel kruimel meel kruimel n=11 n=10 n=2 n=2 n=4 vocht 111 109 117 116 123 re 155 155 174 178 119 rv 69 69 45 45 36 rc 52 51 39 38 48 zetmeel 351 349 374 369 454 linolzuur 10,0 9,9 15,4 15,4 8,9 Ca 33,7 34,8 28,1 29,2 8,7 P 5,8 5,8 6,5 6,7 5,6 De analyse-uitkomsten stemden goed overeen met de berekende gehalten. Alleen de zetmeelgehalten en linolzuurgehalten kwamen gemiddeld lager uit. Het linolzuurgehalte heeft betrekking op de nieuwe tabelcijfers. Eerste fase De proefuitkomsten van de 1e fase (23 t/m 30 weken) staan in tabel 3. Tabel 3 Proefuitkomsten 1e fase (23 t/m 30 weken) gescheiden gevoerd samen gevoerd normaal (kruimel) normaal turbo AH AH AH AA kruim. meel kruim. meel ksv 1 2 3 4 5 6 7 8 0,05 lichaamsgewicht (g) hennen,20 w. 1979 1987 1990 1980 1960 1983 1956 1965 48 30 w. 2907 2901 2893 2885 2870 2879 2902 2899 45 hanen,20 w. 2615 2591 2590 2573 2773 2740 2640 2740 228 30 w. 3613 3562 3701 3545 4068 3951 4093 4259 186

voeropname pr dag (g) 23 t/m 30 w. hennen 146,7 147,1 147,6 147,6 147,2 149,1 147,9 149,5 0,7 hanen 135,0 135,0 135,0 135,0 147,2 149,1 147,9 149,5 0,5 50 % leg, dagen 170,5 171,1 169,5 171,5 171,8 169,5 168,8 170,3 2,2 prod. top % 78,4 83,7 81,6 84,3 82,6 76,9 85,0 79,8 4,4 leg % 23 t/m 30 w. 62,7 64,3 66,8 67,0 64,0 62,0 69,2 63,2 4,4 eigew. 23 t/m 30 w (g) 52,0 52,1 51,4 52,0 51,8 52,1 52,6 53,6 0,7 eieren per hen 1 ) < 50 g 13,0 10,5 12,6 11,0 11,1 10,2 10,2 8,0 3,4 > 50 g 26,9 30,5 29,7 31,7 29,9 29,3 33,5 32,1 4,2 eisamenstelling 30 w.: eigew. vers (g) 55,4 55,6 57,3 58,3 0,7 eigew. gekookt (g) 54,0 54,4 56,0 56,9 0,6 % schaal t.o.v gekookt gewicht 10,9 10,9 10,7 10,9 0,7 % wit " 59,2 59,5 59,4 59,4 1,3 % dooier " 29,9 29,6 29,9 29,8 1,6 wit/dooier-verh. 1,98 2,01 1,99 2,00 0,15 bevruchtings-% 94,4 94,7 93,1 92,6 94,9 92,9 93,0 93,7 2,7 vitale kuikens van de inleg % 86,8 86,9 85,5 85,1 86,2 83,7 83,9 85,9 3,1 1 ) Het aantal eieren kleiner en groter dan 50 g had betrekking op de periode van 22 t/m 31 weken. Na de 30e week kwamen er nog enkele te kleine eieren voor. Om zeker te zijn dat alle eieren het minimum broedeigewicht zullen bereiken, verdient het aanbeveling in de praktijk de eerste fase iets langer te kiezen dan 30 weken, bijv. tot 32 weken. Effect turbovoer Het turbovoer verhoogde het eigewicht gemiddeld met 1,2 g en gaf per hen 3,2 broedeieren meer. Een deel van dit grotere aantal broedeieren werd veroorzaakt door een iets hoger legpercentage. De eisamenstelling veranderde niet wezenlijk. Het schaalpercentage en de wit/dooier-verhouding bleven gelijk. Het hogere eigewicht werd dus verkregen door een evenredige toename van zowel wit, dooier als eischaal. Het turbovoer had geen invloed op de broedresultaten. De bevruchting, de uitkomst en de vitaliteit van de kuikens was goed bij alle proefgroepen. Het turbovoer gaf naast een iets hoger legpercentage ook een iets hoger lichaamsgewicht. Een verklaring voor dit hogere lichaamsgewicht zou kunnen zijn, dat de hennen met het normale foktoomvoer veel meer vet kregen aangeboden dan dat ze in het ei konden aanzetten. De vetopname bedroeg immers 10,6 g per hen per dag en de vetaanzet in de eieren bedroeg slechts 3,1 g per hen per dag. Dit betekent dat veel meer dan de helft van het opgenomen vet niet werd gebruikt voor vetaanzet en dus niet voor de gebruikelijke opwaardering in aanmerking kwam. Bij het turbovoer bedroeg de gemiddelde vetopname 6,7 g per hen per dag en de aanzet in de eieren 3,4 g. Hier was de overmaat aan vet dus duidelijk minder groot. Een betere benutting van de energie uit het turbovoer zou dus kunnen leiden tot een grotere gewichtstoename van de hennen. De voeropname was immers gelijk. In een proef met leghennen op de batterij (PLC-28, PV-311), waar ad libitum werd gevoerd, werd eenzelfde effect gezien. Daar gaf

een vetrijk voer een hogere voeropname en bleef desondanks het lichaamsgewicht gelijk. Het achterblijven van het legpercentage in de eerste fase van de leg bij de behandelingen op normaal foktoomvoer zou kunnen wijzen op een gering eiwittekort. In deze periode vertoonden de hennen, naast het stijgen van de eiproductie, ook nog een flinke lichaamsgroei. Effect meel-kruimel Opvallend was dat het legpercentage bij de meelgroepen minder hoog piekte dan bij de kruimelgroepen. Het eigewicht was daarentegen juist hoger bij de meelgroepen. Effect van het gescheiden voeren De hanen die gescheiden werden gevoerd, ontvingen vanaf de 23e week steeds 135 g voer per dag. Dit was beduidend minder dan de hoeveelheid die de niet-gescheiden gevoerde hanen opnamen. Op 30 weken waren deze laatsten dan ook al een halve kilo zwaarder. Van een overgewicht was echter nog geen sprake, want de bevruchting was goed. Tweede fase De proefuitkomsten van de 2e fase (31 t/m 59 weken) staan in tabel 4. Tabel 4 Proefuitkomsten 2e fase (31 t/m 59 weken) gescheiden gevoerd samen gevoerd voersoort AH AH AH AA AA AmAm AA AmAm ksv daggroei 0,5 1,25 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 behand. 1 2 3 4 5 6 7 8 0,05 31 t/m 40 w. voer/hen/dag (g) 144,7 148,7 150,0 151,8 150,1 151,0 151,0 152,7 2,7 voer/haan/dag (g) 135,0 135,0 135,0 135,0 150,1 151,0 151,0 152,7 1,5 gewicht (g): hennen 40 w. 3139 3214 3207 3221 3142 3169 3165 3173 57 hanen 40 w. 3823 3980 3998 3778 4559 4420 4491 4723 180 leg % 70,9 74,4 72,9 76,2 75,1 70,9 72,8 71,2 5,8 eigewicht (g) 58,9 59,1 58,7 59,2 58,8 59,5 59,5 60,2 0,7 bevruchtings-% 92,9 92,8 92,9 93,8 94,4 94,7 94,5 93,8 3,4 vitale kuikens v. inleg % 87,0 87,9 88,0 88,0 88,4 89,2 89,2 88,0 3,3 41 t/m 50 w. voer/hen/dag (g) 141,9 147,0 149,4 150,5 149,2 151,9 148,7 152,0 3,3 voer/haan/dag (g) 135,0 135,0 135,0 135,0 149,2 151,9 148,7 152,0 2,1 gewicht (g): hennen 50 w. 3354 3450 3509 3532 3372 3430 3371 3467 101 hanen 50 w. 4071 4129 4248 4088 4853 4677 4813 5003 210 leg % 63,3 65,0 62,9 64,3 63,4 62,3 61,2 62,2 5,3 eigewicht (g) 63,0 63,4 63,1 63,6 63,2 64,0 63,4 64,0 0,7 bevruchtings-% 91,2 90,9 92,7 93,0 93,8 91,8 92,1 90,4 5,3 vitale kuikens v. inleg % 83,7 84,0 86,7 85,6 86,3 84,8 84,7 84,1 5,1 51 t/m 59 w.

voer/hen/dag (g) 139,2 144,3 147,1 147,9 147,3 149,2 147,3 150,9 3,3 voer/haan/dag (g) 135,0 135,0 135,0 135,0 147,3 149,2 147,3 150,9 2,2 gewicht (g): hennen 59 w. 3365 3551 3643 3654 3409 3506 3447 3601 133 hanen 59 w. 4315 4309 4440 4145 4919 4800 5084 5140 323 leg % 56,2 55,9 53,1 53,1 55,3 52,9 54,3 54,5 5,0 eigewicht (g) 65,5 66,1 65,6 66,5 65,4 66,5 65,6 66,3 0,8 bevruchtings-% 91,3 89,3 89,9 89,8 85,0 85,6 86,2 86,1 5,0 vitale kuikens v. inleg % 78,9 77,9 79,1 77,0 73,6 73,9 74,0 75,5 4,9 23 t/m 59 w. voer/hen/dag (g) 143,1 146,9 148,6 149,6 148,6 150,4 148,9 151,4 1,5 voer/haan/dag (g) 135,0 135,0 135,0 135,0 148,6 150,4 148,9 151,4 1,5 uitval hennen % 6,8 5,9 4,0 3,6 4,4 2,9 7,2 6,0 3,4 uitval hanen % 8,3 16,6 12,5 12,5 4,2 5,7 16,7 8,3 15,0 leg % 63,5 65,3 64,1 65,4 64,7 62,3 64,5 63,0 4,3 eieren per hen 164,6 169,1 166,1 169,5 167,6 161,4 167,1 163,3 11,1 bevruchtings-% 92,2 91,6 92,1 92,4 91,9 91,3 91,5 90,8 3,8 vitale kuikens v. inleg % 83,9 84,1 85,0 84,2 83,8 83,3 83,3 83,4 3,5 AH: A was het voer voor de hennen; H het voer voor de hanen. Effect meel-kruimel Om dit effect goed te kunnen beoordelen, moeten de behandelingen 5 + 7 met 6 + 8 worden vergeleken. De belangrijkste uitkomsten van die vergelijking staan in tabel 5. Tabel 5 Het effect van meel en kruimel op de proefresultaten tijdens 2e fase van de leg (31 t/m 59 w.) kruimel meel significant beh. 5+7 beh. 6+8 lichaamsgewicht (g) hennen 30 w. 2886 2889 hennen 59 w. 3428 3554 * hanen 30 w. 4081 4105 hanen 59 w. 5002 4970 legpercentage 31 t/m 59 w. 63,7 62,3 eigewicht 31 t/m 59 w. 62,6 63,4 * voer per hen per dag 31 t/m 59 w. 148,9 151,3 bevruchtingspercentage 31 t/m 40 w. 94,5 94,3 bevruchtingspercentage 41 t/m 50 w. 93,0 91,1 bevruchtingspercentage 51 t/m 59 w. 85,6 85,9 bevruchtingspercentage 27 t/m 59 w. 91,7 91,1 vitale kuikens v. inleg % 31 t/m 59 w. 82,7 82,6

De hennen op het meelvoer werden geleidelijk aan zwaarder dan die op het kruimelvoer. Ook het eigewicht was gedurende de hele legperiode hoger. Het legpercentage was in de 2e fase bijna gelijk. De 50 kcal OE-winst, die wij aan het pelleteren hadden toegeschreven en waarvoor gecorrigeerd werd door 1,8% minder voer te verstrekken, is waarschijnlijk iets overschat in deze proef. Het kruimelvoer gaf iets natter strooisel. Het voer was namelijk iets sneller op. Met de waterrantsoenering had daar rekening mee moeten worden gehouden. In onze proefstal was het echter niet mogelijk voor elk proefhokje apart de drinktijd te regelen. De broedresultaten werden niet beïnvloed door de structuur van het voer. Effect van het gescheiden voeren Om dit effect te kunnen beoordelen moeten de behandelingen 4 en 5 met elkaar worden vergeleken. De belangrijkste uitkomsten van die vergelijking staan in tabel 6. Tabel 6 Het effect van het gescheiden voeren en rantsoeneren van de hanen hanen hanen beperkt onbeperkt sign. (gescheiden gevoerd) (niet gescheiden gevoerd) beh. 4 beh. 5 lichaamsgewicht hanen (g): 30 weken 3545 4068 ** 40 weken 3778 4559 ** 50 weken 4088 4853 ** 59 weken 4145 4919 ** voer/haan/dag (g) 31 t/m 59 w. 135,0 148,9 ** lichaamsgewicht hennen 59 w. (g) 3654 3409 ** voer/hen/dag (g) 31 t/m 59 w. 150,1 148,9 eieren per hen 31 t/m 59 w. 131,8 131,8 bevruchtingspercentage: 31 t/m 40 w. 93,8 94,4 41 t/m 50 w. 93,0 93,8 51 t/m 59 w. 89,8 85,0 * vitale kuikens van inleg (%): 31 t/m 40 w. 88,0 88,4 41 t/m 50 w. 85,6 86,3 51 t/m 59 w. 77,0 73,6 De beperkt gevoerde hanen waren op 59 weken 774 g lichter. Een gunstig effect van dit lagere gewicht op het bevruchtingspercentage was alleen aanwezig in het laatste gedeelte van de legperiode. Wij hebben de indruk, op grond van de tot nu toe door ons uitgevoerde proeven en ook op basis van gegevens uit de praktijk, dat de bevruchting achteruit gaat als de hanen het gewicht van + 5 kg naderen en zeker als ze er overheen gaan. Het treden en ook het voltooien van de paring gaat dan minder goed. De hennen van de niet-gescheiden gevoerde behandeling waren op 59 weken 245 g lichter. De hoeveelheid voer die de hennen kregen toegediend, was bij beide behandelingen praktisch gelijk. Dit betekent dat de hanen, die samen met de hennen konden eten, meer voer hebben opgenomen dan de hennen. De aanname dat een fokhaan evenveel voer opneemt als een hen in productie, bleek niet te kloppen. Op basis van het lichaamsgewicht, in vergelijking met de behandelingen 1 en 2 waar een sterkere voederbeperking werd toegepast, kan worden geschat dat de hennen zeker 4 g minder voer hebben opgenomen dan werd gedoseerd. Dat zou betekenen dat de hanen + 40 g voer per dag méér hebben opgenomen (10 hennen op 1 haan), namelijk + 190 g per dag.

Het gescheiden voeren van de hennen had geen negatief effect op het legpercentage. De gril was zo groot dat geen beschadiging optrad aan ogen, kam en lellen. Effect van het speciale hanenvoer In 1987 zijn bij Hypeco I-ouderdieren verschillende hanenvoeders getest, die varieerden in eiwitgehalte en die allemaal een laag Cagehalte hadden. De resultaten met deze speciale hanenvoeders waren niet beter dan die met het normale foktoomvoer (PV-254). Omdat de hanen op de speciale hanenvoeders toen verschillend gerantsoeneerd werden en de hanen op het foktoomvoer met de hennen konden mee-eten, was een eerlijke vergelijking niet goed mogelijk. In deze proef is daarom het speciale hanenvoer getest bij de gescheiden gevoerde hanen, die namelijk allemaal evenveel voer kregen (tabel 7). Tabel 7 Het effect van het speciale hanenvoer normaal speciaal foktoomvoer hanenvoer sign. beh. 3 beh. 4 gewicht hanen (g) 59 w. 4145 4440 * voer/haan/dag (g) 23-59 w. 135 135 gewicht hennen (g) 59 w. 3654 3643 eieren per hen 23-59 w. 169,5 166,1 bevruchtingspercentage 26-59 w. 92,4 92,1 percentage afleverbare 26-59 w. 84,2 85,0 kuikens (van de inleg) De hanen op het normale foktoomvoer bleven in gewicht achter. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de energie uit het voer iets minder goed werd benut, namelijk om de volgende twee redenen: 1. Vanwege het negatieve effect van het hoge Ca-gehalte op de vetvertering. Kalk kan met vetzuren, vooral de verzadigde, onoplosbare zepen vormen die niet kunnen worden verteerd. Het normale foktoomvoer bevatte meer Ca en vet dan het speciale hanenvoer. 2. Vanwege de opwaardering van de OE van vet met 15%. In de Veevoedertabel is de OE van vet voor leghennen met 15% verhoogd, omdat opgenomen vet dat voor vetaanzet wordt gebruikt (dooiervet), efficiënter wordt benut dan koolhydraten. Koolhydraten, die bestemd worden voor vetaanzet, moeten in de lever eerst worden omgebouwd tot vet en dat kost energie. Fokhanen, die geen dooiervet vormen, hebben dus eerder een overmaat aan vet dan de hennen. Het normale foktoomvoer bevatte ruim tweemaal zoveel vet dan het speciale hanenvoer. De bevruchting en het aantal afleverbare kuikens werd echter niet negatief beïnvloed. Een iets lichtere fokhaan is eerder een voordeel dan een nadeel. De angst dat door het hoge Ca-gehalte en het hoge eiwitgehalte nattere mest zou ontstaan, met als gevolg cloaca-bevuiling en lagere bevruchting, bleek ongegrond. Effect van de extra voederbeperking bij de hennen Bij de behandelingen 1, 2 en 3 werd met behulp van de formule van Grimbergen-Stappers de gewichtstoename van de hennen na 30 weken gestuurd. Deze formule is gebaseerd op balansstudies en respiratie-onderzoek. Gestreefd werd naar een groei van respectievelijk 0,5; 1,25 en 2 g per hen per dag. Deze daggroei werd echter ruim overschreden (tabel 8). Tabel 8 Effect van de verschillen in gewichtstoename van de hennen in de periode van 31 t/m 59 weken

nagestreefde daggroei (g) 0,5 1,25 2,0 beh. 1 beh. 2 beh. 3 gewicht hennen (g) 30 w. 2907 2901 2893 gewicht hennen (g) 59 w. 3365 3551 3643 groei (g) 31 t/m 59 w. 458 650 750 daggroei 31 t/m 40 w. 3,3 4,5 4,5 daggroei 41 t/m 50 w. 3,1 3,4 4,3 daggroei 51 t/m 59 w. 0,2 1,6 2,1 daggroei 31 t/m 59 w. 2,3 3,2 3,7 voer/hen/dag (g) 31 t/m 59 w. 141,7 146,8 148,9 leg-% 31 t/m 59 w. 63,5 65,1 63,0 bevruchtings-% 31 t/m 59 w. 91,8 91,0 91,8 afleverbare kuikens % van inleg 31 t/m 59 w. 83,2 83,3 84,6 De werkelijke daggroei werd met het vorderen van de leeftijd geleidelijk minder. Dit heeft te maken met de aard van de aanzet. In het eerste deel van de legperiode heeft nog weefsel- en spiergroei plaats, bestaande uit + 20% eiwit en + 80% water. In het laatste deel van de legperiode vindt overwegend vetaanzet plaats. Dit vraagt veel meer energie. Immers 1 g eiwit bevat 5,7 kcal en 1 g vet bevat 9,3 kcal. Daar komt nog bij dat de hennen met het vorderen van de legperiode steeds kaler worden, waardoor steeds meer lichaamswarmte door uitstraling via de huid verloren gaat. De factor 2,5 ΔG in de formule geldt dus niet voor de gehele legperiode, en is voor de eerste helft van de legperiode te hoog. In een volgende proef, waar het thema voederbeperking bij hennen opnieuw aan de orde komt, moet deze factor dus aan het leeftijdstraject worden aangepast. Interessant was dat de extra voerbeperking van 7,2 g voer (beh. 1 ten opzichte van 3) niet geleid heeft tot een negatief effect op de eiproductie en de broedresultaten. Deze 7,2 g per dag betekende een besparing van 1,5 kg voer per hen over de gehele legperiode. Waarschijnlijk kan er nog meer voer worden bespaard, want de hennen groeiden in de periode van 31 t/m 59 weken nog ruim 450 g. Vergeleken met leghennen is dat erg veel. Het is van belang te weten waar de ondergrens ligt, dus dat voerniveau waarbij de keuze voor behoud van groei nog niet ten koste gaat van de eiproductie. Opvallend was verder dat de hanen van de behandelingen 1, 2 en 3, alhoewel ze evenveel voer kregen toegediend, niet even zwaar waren. Ze waren lichter naarmate de hennen strenger werden gerantsoeneerd. Dit betekent, dat de scheiding van de voeropname via het voedersysteem niet voor 100% is geslaagd. Samenvatting In een proef met ruim 2000 Hypeco-II slachtkuikenmoederdieren werd de invloed nagegaan van verschillende voederhoeveelheden op de prestaties van de hennen en die van de hanen. De belangrijkste uitkomsten zijn hier in het kort samengevat. 1. Een turbovoer van 23 t/m 30 weken, dat extra eiwit, extra zetmeel, extra linolzuur, extra P en minder Ca bevatte, verhoogde het eigewicht met 1,2 g. Het aantal broedeieren (>50 g) steeg daardoor met 3,2 stuks. De eisamenstelling en de broedresultaten werden door het turbovoer niet wezenlijk beïnvloed. 2. De vergelijking meel-kruimel viel ten gunste van de kruimel uit. Het legpercentage was gedurende de eerste fase van de legperiode iets beter. Het strooisel werd op het kruimelvoer iets natter, maar dit had geen negatief effect op de broedresultaten. De hennen op het kruimelvoer bleven in gewicht iets achter. Dit betekent dat de 50 kcal OE-winst, die aan het pelleteren wordt toegeschreven, in deze proef iets te hoog was ingeschat. 3. Een apart hanenvoer met minder eiwit en minder Ca gaf geen betere bevruchting. D e hanen werden wel iets zwaarder, waarschijnlijk door een betere energiebenutting (Ca/vet-effect). 4. De hanen die via gescheiden voedering sterk werden gerantsoeneerd, bereikten een eindgewicht van 4,1 kg. De onbeperkt gevoerde hanen wogen toen 4,9 kg. Bij de gerantsoeneerde hanen was aan het einde van de legperiode (51 t/m 59 w.) de

bevruchting + 5% beter. De onbeperkt gevoerde hanen, die qua voeropname gelijk werden gesteld aan de hennen, hadden echter méér opgenomen. Dit ging ten koste van de opname van de hennen. Deze bleven daardoor in gewicht achter. 5. Een extra voerbeperking van 7,2 g per hen per dag na 30 weken had geen negatief effect op het legpercentage en de broedresultaten. Het gaf in totaal een besparing van 1,5 kg voer per hen.