Spelling. 1. Werkwoorden



Vergelijkbare documenten
Samenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2)

Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12

6,3. Samenvatting door L woorden 12 november keer beoordeeld. Nederlands. 1. Werkwoordspelling. Persoonsvorm

Samenvatting Nederlands Formuleren

Samenvatting Nederlands Werkwoordspelling

Samenvatting Nederlands formuleren

Samenvatting Nederlands Spelling

6.2. Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei keer beoordeeld. Nederlands. Paragraaf 1. Dubbel op. Onjuiste herhaling

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

3,7. Dubbelop: Tautologie: Pleonasme: Contaminatie: Samenvatting door een scholier 1713 woorden 8 juni keer beoordeeld.

9,6. Samenvatting door een scholier 1001 woorden 26 maart keer beoordeeld. Nederlands

Inhoud. Inleiding 15. Deel 1 Spelling 18

Visuele Leerlijn Taal

Samenvatting Nederlands Correct formuleren

Samenvatting Nederlands Formuleren

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

5 Niet meer twijfelen 107 Geweest is/is geweest 107 Vele of velen? 108 Hen/hun/ze 110 U/uw, jou/jouw 111 Als/dan 111 Dat/wat 113 Dat/die 115

Visuele Leerlijn Spelling

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

Eigen vaardigheid Taal

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

Kernwoord Uitleg Voorbeeld

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek

De persoonsvorm vind je door de tijd in de zin te veranderen. De werkwoorden die mee veranderen zijn persoonsvormen.

instapkaarten taal verkennen

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I

Spelling. A. Kijk voor de vormen van de tegenwoordige tijd naar het volgende schema:

1 WOORDSOORTEN 3 2 ZINSDELEN 8

Studiewijzer TaalCompetent

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

als iets niet letterlijk is bedoeld.

Andere werkwoordsvorm (infinitief, voltooid of onvoltooid deelwoord) schrijf je zo simpel mogelijk. Op t- klank = verlengen, d-klank = verlengen.

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12

i n h o u d Inhoud Inleiding

71 S. instapkaarten taal verkennen 5KM. MALtABERG. QVRre. v;rw>r t. -t.

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

(ZAKELIJKE) TAALVERZORGING 2 NEDERLANDS

instapkaarten taal verkennen

Inleiding 7. Deel 1 BASISVAARDIGHEDEN SPELLING 9

FORMULEREN Vragen + antwoorden

Inhoud. 1 Spelling 10

De verschillende vormen van het werkwoord

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

Iets wat alleen een mens kan. Geheel Deel Mensen Persoon Voorwerp Inhoud Product uitstreek product

Samenvatting Nederlands Formuleren/Spreken

Spelling & Formuleren. Week 2-7

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

Online cursus spelling en grammatica

Formuleren voor gevorderden

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Formuleren voor gevorderden

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

Formuleren voor gevorderden

instapkaarten taal verkennen

4.1 Wanneer schrijf je een aanbiedingsbrief? Wat is het tekstdoel van een aanbiedingsbrief? Hoe bouw je een aanbiedingsbrief op?

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Z I N S O N T L E D I N G

Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Taal: Hfst 1: Duidelijke en correcte woorden: 1.1: Woordkeus en tekst: 1.2: Duidelijke woordkeus: bepaald omdat door 1.3: Correcte woordkeus:

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Beginnersfouten Nederlandse Vertalers

NEDERLANDS HELDER EN CORRECT

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Samenvatting Nederlands Taalverzorging, spelling en interpunctie

LIJST MET DE MEEST VOORKOMENDE SPELFOUTEN. AcroPDF - A Quality PDF Writer and PDF Converter to create PDF files. To remove the line, buy a license.

1 Spelling en uitspraak

Samenvatting Nederlands H9 stijlfouten

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

DE REFERENTIENIVEAUS. en Taal actief 4

Pdf versie uitleg Grammatica

Antwoorden Nederlands Ontleding

Toelichting bij de kaartjes die in het opzoekboekje spelling en werkwoordspelling zijn opgenomen

Uitgebreide basisgrammatica NT2 Jenny van der Toorn-Schutte Boom, Amsterdam

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

Programma van Inhoud en Toetsing

Leestekens 3F. Doelgroepen Leestekens 3F. Omschrijving Leestekens 3F

naamwoord naamwoord 1F enkelvoud van zelfstandig 1F meervoud van zelfstandig 1F zelfstandig naamwoord 1F lidwoord 1F werkwoord 1F samenstelling

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Over dit boek 13 1 Zinsbouw

SKO. Cursus Nederlandse Bedrijfscorrespondentie. Opleiding Schriftelijke Communicatie Nederlands

DPS. Communicatie. Werkblad: werkwoordspelling

instapkaarten taal verkennen

Transcriptie:

Stijl en spelling Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste stijl- en spellingregels die in de onderbouw bij Nederlands zijn behandeld. Bij schrijfopdrachten en bij het examen wordt in de bovenbouw van je verwacht dat je deze regels kent en toepast. Mocht je behoefte hebben aan extra uitleg en/of oefeningen kun je ook terecht op de volgende websites: www.cambiumned.nl speciaal voor scholieren met uitleg en oefeningen over stijl, spelling en grammatica www.woordenlijst.org dit is een digitale versie van het groene boekje. Als je twijfelt over de precieze schrijfwijze van een woord, zoek je het heel gemakkelijk op in de woordenlijst op deze site.

Spelling 1. Werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd - stam: bij 1 e persoon e.v., na jij/je - stam + t: na 3 e persoon e.v., na 2 e persoon e.v. - infinitief: in meervoud Persoonsvorm verleden tijd - bij zwakke werkwoorden t kofschip gebruiken: als de letter voor de uitgang en van het hele werkwoord een t, x, f, k, s, ch of p is, schrijf je de vt stam+te(n) - bij woorden uit een andere taal let je op de klank van de uitgang en pas je bovenstaande regel toe. Voltooid deelwoord - bij zwakke werkwoorden gebruik je de regel van t kofschip om te bepalen of je een t of een d moet schrijven - voor een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord geldt: altijd zo kort mogelijk schrijven 2. Leestekens Punt Zet een punt - aan het einde van de zin - bij afkortingen: G.A. Bredero, enz., d.m.v. Geen punt - schrijf afkortingen die als woord worden uitgesproken zonder punten: VARA, NAVO, STER - schrijf maten en gewichten zonder punt: cm, ml Komma - tussen de onderdelen van een opsoming - tussen twee persoonsvormen - voor en na een aanspreking of een tussenwerpsel: Hé, wanneer kom je langs, Gert? - Voor en na een bijstelling: De leraar, een docent klassieke talen, verheugde zich op het einde van de les. - (in lange zinnen) voor een voegwoord waarmee de bijzin begint: De docent wil mij niets meer uitleggen, omdat ik nooit mijn huiswerk maak. Puntkomma Een puntkomma betekent en. Zet een puntkomma: - tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen: Het is slecht weer; ik ga met de auto. - Tussen de delen van een opsomming, als het om zinnen gaat Dubbele punt - om een opsomming aan te kondigen - om een directe rede aan te kondigen - om een verklaring aan te kondigen Let op: na een dubbele punt volgt geen hoofdletter, behalve bij de directe rede.

Aanhalingstekens - bij een citaat - bij een directe rede - om aan te geven dat een woord een andere betekenis heeft dan normaal Vraagteken - aan het eind van een letterlijk gestelde vraag let op: dus niet bij de indirecte rede: Marieke vroeg wat ik daar deed. Uitroepteken - aan het eind van een zin met een bevel of een uitroep let op: zet nooit meer dan 1 uitroepteken Haakjes Zet haakjes om informatie die je geeft als toelichting, uitleg of voorbeeld. Gebruik deze leestekens zo min mogelijk, want ze verstoren de tekst 3. Hoofdletters - Aan het begin van een zin; als de zin met een apostrof begint, krijgt het tweede woord een hoofdletter: t Is maar goed dat het lente wordt/ - Bij persoonsnamen: J. van den Hof, maar de heer Van den Hof - Bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten: Vitesse, het Rode Kruis - Bij aardrijkskundige namen en namen van merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en bij titels van boeken en films Kleine letter: - soortnamen: een cheeseburger, een glas bordeaux - historische periodes - afleidingen van feestdagen: kerstboom - maanden - dagen - jaargetijden - windstreken - geloven 4. Meervoudsvorming Meervoud op s: - vaste s: als de uitspraak correct blijft: kamers, asperges, cafés, goeroes, dominees - s: - bij afkortingen: vwo s, cd s, cao s - in woorden die eindigen op a, i, o, u, y Maar: etuis, bureaus, jockeys, cowboys, essays (want: geen uitspraakproblemen) Vreemde meervouden: Basis bases of basissen Museum musea of museums Datum data of datums 5. Tussenklank in samengestelde woorden Tussen s Schrijven als je hem hoort: stationsklok

Tussen-e of tussen-en Schrijf in een samenstelling en als het eerste woord eden zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op en heeft: bramenjam Geen en bij: - het eerste deel heeft (ook) een meervoud op s: groenteboer - het eerste deel heeft geen meervoud: rijstebrij - het eerste deel verwijst naar een uniek exemplaar: zonnebank, Koninginnedag - het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: beresterk - het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: hogeschool, spinnewiel - het woord wordt niet meer als een samenstelling gezien: hazewind, takkewijf 6. Aan elkaar of los Aan elkaar: - samenstellingen van twee of drie woorden: politieonderzoek, totstandkoming, huissleutel - getallen tot honderd (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: vierendertig, vijftienduizend - voornaamwoordelijke bijwoorden (bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel): waarheen, daarover, eronderdoor, hiertegenover 7. Streepje Koppelteken: - om uitspraakproblemen te voorkomen: ski-jack - in de naam van getrouwde vrouwen: mevrouw Jansen-Verkerke - in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, ex-, interim-, niet-, non-, oud- - voor een hoofdletter: oer-hollands, de commissie-van Dam - in combinaties van titels en beroepen: trainer-coach, minister-president - bij aardrijkskundige namen of woorden die daarvan afgeleid zijn: Noord- Hollander, s-heerenbroek - bij letters, cijfers, andere tekens en St of Sint: 20+-kaas - in woorden die anders onoverzichtelijk worden: huis-aan-huisblad, doe-hetzelver, hyena-vel let op: gebruik bij getallen in woorden een trema: tweeëntwintig. Weglatingsteken Zet een streepje op de plek waar een deel van een woord is weggelaten Afbreekstreepje Breek alleen af tussen twee lettergrepen. Zorg ervoor dat er niet maar één klinker overblijft. 8. Trema Voorkomt uitspraakproblemen in woorden die geen samenstelling zijn. Plaats het trema op de tweede klinker waar het leesprobleem kan ontstaan, de eerste letter van de volgende lettergreep: zeeën, fobieën, gecreëerd. 9. Apostrof - op de plaats van een weggelaten letter: s avonds - op de plaats van een weggelaten bezit s: Els plannen - in afleidingen van letter- en cijferwoorden: vwo er

10. getallen Cijfers: - bij getallen boven de twintig, uitgezonderd de ronde getallen: 27 miljard, zestig - voor maten, gewichten, bedragen, data, adressen, rekeningnummers Letters: - voor getallen tot en met twintig, voor de tientallen - voor getallen als honderd, duizend, miljoen, miljard, biljard 11. Sommige of sommigen? Zonder n: - als ze bijvoeglijk gebruikt worden - als ze betrekking hebben op zaken of dieren Met n: - als ze zelfstandig gebruikt worden en betrekking hebben of uitsluitend personen - bij zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden: doven en slechthorenden

Stijl: de standaardfouten 1. Dubbelop Onjuiste herhaling Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt: Op zo n partij als het Vlaams Belang zou een mensenrechtenactivist niet op moeten stemmen. Tautologie Ik lees graag boeken over onderwijs, zoals bijvoorbeeld Suezkade. Pleonasme Ik heb toestemming om de les te mogen verlaten. Contaminatie Twee woorden of uitdrukkingen worden verward: Onjuist: overnieuw Nachecken Als moeder zijnde Dat behoort tot een van de mooiste boeken Dat kost te duur Dubbele ontkenning De examenkandidaten deden hun best om te voorkomen dat er geen spelfouten in hun profielwerkstuk stonden. 2. Fouten met verwijswoorden Hij, zij of het; hem of haar; zijn of haar? - het-woorden: onzijdig; verwijs naar onzijdige woorden met het en zijn. Namen van landen, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn onzijdig. - De-woorden: zijn mannelijk (hij, hem, zijn) of vrouwelijk (zij, ze, haar). Kijk in het woordenboek. Die, dat, deze, dit - de-woorden: die en deze - het-woorden: dit en dat Hen of hun - hen: lijdend voorwerp na een voorzetsel - hun: meewerkend voorwerp bezittelijk voornaamwoord Dat of wat - dat: als je verwijst naar een het-woord - wat: verwijst naar onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige) overtreffende trap een hele zin Wie of waar - wie verwijst naar personen - wat verwijst naar zaken 3. incongruentie zorg ervoor dat onderwerp en pv overeenkomen in: getal geslacht tijd incongruentie ontstaat vaak

- als het onderwerp meervoudig lijkt, maar het niet is: een groep heeft, de jeugd is, de media zijn, etcetera - als de persoonsvorm en het onderwerp te ver uit elkaar staan - als een meewerkend voorwerp ten onrechte voor het onderwerp wordt aangezien: reizigers worden verzocht (=fout) naar een ander perron te gaan. 4. Dat/als-constructie Een bijzin van voorwaarde begint vaak met als of wanneer. Als de bijzin niet achteraan de zin staat, ontstaat er een dat/als-constructie. Vermijd die door volgens mij te gebruiken in plaats van ik denk of ik vind. - Onjuist: Daarom vind ik dat als films schokkende beelden bevatten of vormen van ernstig geweld, ze niet voor tien uur s avonds moeten worden uitgezonden. - Juist: Daarom vind ik dat films niet voor tien uur s avonds moeten worden uitgezonden, als ze schokkende beelden bevatten of vormen van ernstig geweld. 5. Foutieve samentrekking In zinnen die je aan elkaar plakt mag je de delen die hetzelfde zijn in de tweede zin weglaten als: - de betekenis hetzelfde is en - de vorm hetzelfde is en - de grammaticale functie hetzelfde is voorbeelden onjuiste samentrekking: * het vervallen huis werd afgebroken en de oude schuren gesloopt * voer eendjes geen oorlog * de computer is stuk en dus naar de reparateur gebracht 6. Foutieve beknopte bijzin In een beknopte bijzin staat geen persoonsvorm en ook geen onderwerp. Het denkbeeldige onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Fout is: nog slaperig na een te korte nacht maakte de koffie ons weer een beetje wakker.