Fysiologie les 2 BIO-ENERGETICA Celstofwisseling = cel metabolisme Basis metabolisme: stofwisseling in rust Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Katabolisme: Katabole processen: afbraakstofwisseling Energie komt vrij: dissimilatie Organische stof: energierijk bv: glucose, vet, eiwit Anorganische stof: dode stof, energieloos bv: H2O, O2,CO2
1) Welke spieren lopen uit in de achillespees? A) M Soleusen M Fibularis B) M Soleusen M Gastrocnemius C) M Gastrocnemius en M Fibularis D) M Gastrocnemius en M Poplitius Oefenvragen les 2 fysiologie 2) Welke spier heeft de langste buik in ons lichaam? A) M rectus femoris B) M Biceps brachii caput longum C) M Semimembranosis D) M Sartorius 3) Tot de ischiocrurale groep of de hamstrings behoren: A) M Sartorius, M Semitendinosis, M Biceps femoris B) M Semitendinosis, M Semimembranosis, M Quadriceps femoris C) M Biceps femoris, M Semitendinosis, M Gracilis D) M Biceps femoris, M semitendinosis, M semimembranosis 4) Welke van de onderstaande combinaties zijn duidelijk elkaars antagonisten? A) M Quadriceps- M Biceps femoris B) M Vastus medialis- M Vastus lateralis C) M tensor fascia latae M Sartorius D) M Gracilis M Biceps femoris
5) Wat gebeurd er bij een bilaterale contractie van de M iliopsoasin stand? A) Anteversie van het bekken B) Latero flexie van de lumbale wervelkolom C) Retroflexie in het art coxae D) Retroversie van het bekken Fysiologie les 2 6) Hoe verloopt een normale celdeling? A) De kern deelt eerst en dan het cytoplasma B) Cytoplasma deelt eerst en dan de kern C) Het cytoplasma deelt gelijk met de kern D) Om een oude cel vormt zich een nieuwe 7) In welke spiergroep bevat een motor unit (MU) het kleinste aantal spiervezels? A) Bovenbeen spieren B) Kuit spieren C) Onderarm spieren D) Vinger spieren 8) Voor welke stof is de celmembraan slecht doorlaatbaar? A) Eiwit B) Glucose C) Kalium D) Water
9) Wat is de functie van de celkern? A) Leveren van energie B) Omzetten van mineralen C) Opslag van koolhydraten D) Regelen van de celdeling Fysiologie les 2 10) Geef bij onderstaande cellen het juiste aantal kernen aan: A) Skeletspier: 1 Rode bloedcel :meer dan 1 B) :0 :1 C) :meer dan 1 :1 D) :meer dan 1 :0 11) Bij een sterke statische contractie A) Blijft de spanning gelijk B) Is er een slechtere doorbloeding van de spier C) Wordt de spier langer D) Wordt de spier korter 12) De kracht die een spier levert wordt onder andere bepaald door: A) De prikkelfrequentie B) De voorrek van de spier C) Het aantal werkende spiervezels D) Alle bovengenoemde
Metabolisme Anabolisme: uit anorganische stoffen H2O en CO2 met zonlichtenergie organische stoffen Glucose maken, O2 over Zonlicht (energie) + H2O + CO2 Glucose + O2 Katabolisme: organische stof kapot maken, liefst met zuurstof, zodat de energie vrij komt en de rest stoffen zijn dan anorganische stoffen H2O en CO2 (zonder O2 is rest stof melkzuur) Glucose + O2 Energie + H2O + CO2 AEROOB volledige verbranding Glucose e + melkzuur ANAEROOB onvolledige verbranding
Gehele leven aanmaak van cellen Groei: meer aanmaak dan afbraak Regeneratie: proces van nieuwvorming na beschadiging Epitheel groot regeneratie vermogen Zenuwweefsel (meest gedifferentieerd) nauwelijks regeneratie Op latere leeftijd neemt regeneratievermogen af Assimilatie Dissimilatie
Energie Energie: vermogen arbeid te verrichten Arbeid: Kracht over een bepaalde afstand uitgeoefend Vormen van energie; Chemische, mechanische, warmte, licht, elektrische, kern. Inspanningsfysiologie: omzetten van chemische in mech. energie Brandstoffen; in verbindingen ligt energie opgeslagen Bindingsenergie / Potentieëele energie Brandstoffen mens: koolhydraten, vet, eiwit, alcohol Koolhydraat vet en eiwit eerst omgezet in spijsvertering in glucose vetzuur aminozuur, alcohol kan direct opgenomen
Algemene verbrandingsreactie ENZYM Brandstof + O2 Warmte + Bruikbare + H2O + CO2 Enzym = Bio-katalysator energie min 75% energie max 25% Enzym zorgt ervoor dat verbrandingsreactie in cel kan plaats vinden bij lagere temperatuur. Enzym neemt geen deel aan reactie maar vuurt aan. Specificiteit; voor verschillende reacties; verschillende enzymen Factoren beïnvloeden werkzaamheid enzym; - Temperatuur werkt minder bij lage temp, irreversibel kapot bij hoge temp - Zuurgraad ieder enzym optimale PH, maagenzymen bij lage PH/hoge zuurgraad
ATP Energierijke verbinding om energie die vrij komt tijdens verbrandingsreactie in het lichaam op te slaan of te transporteren ATP, ADP en CP = Creatinefosfaat; Directe energie Usage ATP: ATP: Adenosine-tri-fosfaat (phosphate) ADP: Adenosine-di-fosfaat
ATP Kringloop energie Adenosine + P + P +P + E ATP synthese ATP ATP P ADP + P + E usagee ADP + P + E ATP re-syntheseatp Fosfaat Systeem Directe energie ATP/CP systeem ATP 10 sec CP 20/30 sec
Glucose Anaeroob in cytoplasma C6 H12 O6 2x C3 H6 O3 + e 2 Pyrodruivezuur + 2 ATP Keuze: + O2 naar Mitochondrium -O2 in cytoplasma melkzuur Anaeroob Aeroob 2C3H6O3 + 6 O2 6CO2 + 6 H2O + E 36ATP
Glucose = C6H12O6 C6 H12 O6 + 6O2 6CO2 + 6H2O + E (36 ATP) C6 6C H12 6H2 (=12H) O6 6O2 6O2 6O Voor volledige verbranding (aeroob) van 1 glucose zijn er 6O2 nodig om alle energieeruit te halen en H2O en CO2 over te houden. Zonder zuurstof onvolledige verbranding (anaeroob) met 18x minder E opbrengst en reststof is melkzuur
Vet Vet kan alleen Aeroob (met O2 dus) verbrand worden in mitochondrium 1 Vetzuur + 23 O2 16CO2 + 16 H2O + 130 ATP Voor 1 O2 krijg je per glucose 38: 6 6,3 ATP Voor 1 O2 krijg je per vetzuur 130: 23 5,6 ATP Vetverbranding energie zuinig systeem: sub-maximaal Glucoseverbranding zuurstofzuinig systeem: maximaal
Eiwit Eiwit minst bruikbare brandstof, aeroob,mitochondrium Eiwit + 6 O2 38 ATP + 6 CO2 + 6 H2O Eiwit moet eerst bewerkt worden en is eigenlijk bouwstof. Alleen in nood of strikt eiwit dieet is eiwit een brandstof Glucose verbranding: Glycolyse Glucose opslag in cellen: Glycogeen Vet opslag in onderhuids bindweefsel, rondom organen Brandstof: 1. Anaeroob glucose 2. Aeroob glucose 3. Vet 4. Eiwit Hart-long machine eerst opstarten, is er meer O2, meer aeroob
Energievoorraad ATP 10 sec 1,2 kcal direct CP 25 sec 3,6 kcal direct Glycogeen 1,5 uur 1200 kcal indirect Vet duur 48000 kcal indirect Energetische waarde Koolhydraten Vetten Eiwitten Alcohol 4,1 Kcal/gram 9,3 Kcal/gram 4,1 Kcal/gram 7,0 Kcal/gram Alcohol makkelijk opgenomen en veel energie maar geen voorkeur door schadelijke neveneffecten