11. Senioren p.139 Algemeen p.139 12. Inburgering Oost-Vlaanderen/Onthaal nieuwkomers p.142 Inburgering algemeen p.142 Cijfers p.144 13.



Vergelijkbare documenten
Een toekomst in Aalst. het minderhedenbeleid van de stad aalst

Interculturaliteit binnen welzijn en gezondheid

Constructie van de variabele Etnische afkomst

De oorzaken van deze lage tewerkstellingsgraad situeren zich zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde:

Huis Sofia 22 november 2011

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017

LOP Gent BaO. Evolutie in GOK-cijfers

VR DOC.0254/2TER

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Hoofdstuk 2 Onderwijs en vorming

Tewerkstelling Werkzaamheidsgraad 9 Aandeel werkenden in de bevolking van 20 tot en met 64 jaar naar herkomstgroep in

Monitoring verhuisbewegingen erkend vluchtelingen oktober 2016

Gelet op de aanvraag van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ontvangen op 16 maart 2017;

2. De Antwerpse leerlingen in cijfers en kleuren

Het secundair onderwijs in cijfers

Brussel, 18 februari _Advies_Integratiedecreet. Advies

Minderjarige nieuwkomers: wie zijn ze en hoe leiden we ze toe naar vrije tijdsinitiatieven?

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

HET INSCHRIJVINGSRECHT IN SCHEMA Basisonderwijs

Tewerkstelling Werkzaamheidsgraad 9 Aandeel werkenden in de bevolking van 20 tot en met 64 jaar naar herkomstgroep in

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

Sint-Lambrechts-Woluwe

Tewerkstelling Werkzaamheidsgraad 9 Aandeel werkenden in de bevolking van 20 tot en met 64 jaar naar herkomstgroep in

basisonderwijs: overzicht in cijfers

Decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden(b.s. 19.VI.1998)

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

Tewerkstelling Werkzaamheidsgraad 9 Aandeel werkenden in de bevolking van 20 tot en met 64 jaar naar herkomstgroep in

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014)

basisonderwijs: overzicht in cijfers

Tewerkstelling Werkzaamheidsgraad 9 Aandeel werkenden in de bevolking van 20 tot en met 64 jaar naar herkomstgroep in

Het inschrijvingsrecht in een notendop

Ondersteuningsaanbod vanuit AgODi

Tewerkstelling Werkzaamheidsgraad 9 Aandeel werkenden in de bevolking van 20 tot en met 64 jaar naar herkomstgroep in

Wij ondersteunen, stimuleren en begeleiden het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON VOLTIJDS SECUNDAIR ONDERWIJS

GOK in het Antwerpse basisonderwijs

13 DECEMBER Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

SPECIFIEKE OMGEVINGSANALYSE VOOR DE TRANSVERSALE THEMA S

Hoeveel werkzoekenden telt uw gemeente?

nr. 884 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 20 september 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderopvang - Centra voor Inclusieve Kinderopvang (CIK s)

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S M I N D E R H E D E N editie 2009

HET GOK-DECREET HET EXTRA ONDERSTEUNINGSAANBOD

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS

Onderwijs SAMENVATTING

BRUSSEL RAPPORT PERSONEEL 2012

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

TOERISTISCHE AANKOMSTEN EN OVERNACHTINGEN IN 2010

plage-lestijden onderwijzer

Aantal leerlingen in het Nederlandstalig buitengewoon onderwijs naar fusiegemeente (hoofdzetel), onderwijsniveau, type en geslacht

Debruyne en Pieter-Paul Verhaeghe van de Universiteit Gent.

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

TAALACHTERSTAND NEDERLANDS BIJ WERKZOEKENDEN

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

4. Wat zijn de rechten en plichten van een asielzoeker in België?

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

intra-europese migratie

Deelname volwassenonderwijs 11 Aantal cursisten in het volwassenenonderwijs woonachtig in de gemeente, naar nationaliteitsgroep in

Studieaanbod in de eerste graad B-stroom. Screening van de beroepenvelden in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs

Belangrijkste conclusies

Sint-Lambrechts-Woluwe

Analysenota politieke situatie Centrumgemeenten inwoners in Vlaanderen

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

NOVEMBER 2014 BAROMETER

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

nr. 289 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

COULEUR LOCALE Mechelen Diversiteit in Mechelen

organisaties instellingen lokale overheden diversiteit

Deelname volwassenonderwijs 11 Aantal cursisten in het volwassenenonderwijs woonachtig in de gemeente, naar nationaliteitsgroep in

Hoofdstuk 2 KINDEREN IN HUN GEZINSCONTEXT: EEN BLIK OP DE DIVERSITEIT

Verhuisbewegingen van erkend vluchtelingen en subsidiair beschermden. (periode 1/1/ /1/2018)

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON VOLTIJDS SECUNDAIR ONDERWIJS

demografische en sociale impact van migratie in Eeklo burgemeester Koen Loete eeklo stad van inwoners

Omgevingsanalyse Oostende Ifv nieuwe locatie kinderdagverblijf In opdracht van CM Oostende

Deelname volwassenonderwijs 11 Aantal cursisten in het volwassenenonderwijs woonachtig in de gemeente, naar nationaliteitsgroep in

Sessie 2. Ook in Gent: mensen komen en gaan!

Houthalen-Helchteren

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON VOTLIJDS SECUNDAIR ONDERWIJS

1. Is er al onderzoek gebeurd naar het percentage jongeren van vreemde origine in de Vlaamse jeugdbewegingen?

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Profiel van de asielzoekers in opvang op 31 december 2015

Voor meer cijfers, zie beleidsdomein Woonstad. Stad Genk Publicatie Stedenbouwkundige vergunningen

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON VOLTIJDS SECUNDAIR ONDERWIJS

Inclusie kinderen met specifieke zorgbehoefte/handicap. Borrelen en bruisen 10 december 2013

vrij katholiek onderwijs schooljaar Resultaten van de spoedtelling D

in opdracht van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming

Arbeidsmarkt in Zuid-Oost-Vlaanderen

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

NAAR EEN INTEGRALE AANPAK IN SINT-PIETERS-LEEUW Inspiratiedagen AG I&I VVSG Gent 5/9/2016 Leuven 26/9/2016

Oproep kandidaten nieuwe subsidies kinderopvang

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de uitvoering van het Vlaamse inburgeringsbeleid;

Woonwagenbewoners 6 Aantal woonwagengezinnen in 2003 en

Transcriptie:

Inhoudsopgave 1. Inleiding p.3 2. Missie en opdrachtverklaring p.4 3. Vergelijking tussen het vorige minderhedenbeleidsplan en het huidige (derde) minderhedenbeleidsplan p.7 4. Bevolking p.9 Demografie p.9 Cijfers p.12 5. Onderwijs p.18 Aantal leerlingen p.18 GOK-indicatoren p.23 Leerlingenstromen p.28 Leerlingenstromen buitengewoon onderwijs p.31 Schoolse vertraging p.34 Overzicht secundair en hoger onderwijs p.40 Lokaal Overlegplatform p.41 Project Taalbubbels p.42 Project Onderwijs-ouderwijs p.43 6. Tewerkstelling p.46 Allochtonen-algemeen p.47 Woonwagenbewoners p.49 Allochtoon personeel aan de stad Aalst p.51 Allochtoon personeel aan het OCMW p.53 Mensen in een precair verblijfsstatuut p.55 Cijfers Aalst p.55 Lokale Werkwinkel/V.D.A.B. p.60 7. Wonen p.80 Algemeen p.80 Allochtonen p.81 Kandidaat-vluchtelingen p.82 Woonwagenbewoners p.82 Wonen in Aalst vandaag p.84 stad Aalst = de Woonwinkel p.91 Concrete initiatieven/acties p.97 8. Gezondheidszorg /Welzijn p.103 Allochtonen p.103 Woonwagenbewoners p.103 Mensen zonder papieren p.104 Welzijn p.104 9. Religie p.127 Moslims in Aalst p.127 Het offerfeest p.127 Islamitische begravingen p.128 Woonwagenbewoners p.130 10. Jeugd en sport p.131 Algemeen p.131 Jeugdverenigingen p.131 Activiteiten/Initiatieven p.132 Jeugdbeleidsplan p.135 Sportbeleidsplan p.136 1

11. Senioren p.139 Algemeen p.139 12. Inburgering Oost-Vlaanderen/Onthaal nieuwkomers p.142 Inburgering algemeen p.142 Cijfers p.144 13. Nederlands als tweede taal p.147 Het Huis van het Nederlands Oost-Vlaanderen vzw algemeen p.147 Antenne regio Aalst p.151 14. vzw Juna p.154 Inleiding p.154 Opdracht p.154 Hoe komen jongeren bij Juna vzw p.155 15. Cultuur p.156 Algemeen p.156 Cultuurbeleidsplan p.156 16. Erfgoed p. 172 17. Plat Divers/Wereldcafé p.174 Overlegplatform Plat Divers p.174 Initiatief Wereldcafé p.174 18. Meldpunt Discriminatie p.177 19. Begroting p. 179 20. Planningsgedeelte p. 182 Opdrachten p.182 Schematische voorstelling p.189 21. Bijlagen p.206 2

1. Inleiding De bedoeling is dat dit minderhedenbeleidsplan naadloos aansluit op het vorige minderhedenbeleidsplan. Als eerste wordt er een missie en opdrachtverklaring weergegeven die bijna integraal is overgenomen van het vorige minderhedenbeleidsplan met enkele bijkomende focussen en een krachtlijnen van het decreet tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 dat op 30 april 2009 werd goedgekeurd. Ten tweede wordt er een link gelegd tussen het minderhedenbeleidsplan 2004-2007 en het minderhedenbeleidsplan 2007-2010. Zo is het duidelijk welke krachtlijnen gecontinueerd en geactualiseerd worden en welke nieuwe uitgangspunten er zijn. Ten derde wordt er een overzicht gegeven van de situatie van etnisch culturele minderheden in Aalst. Dit overzicht is tot stand gekomen aan de hand van een omgevingsanalyse. Zo is er een demografisch overzicht van de bevolking van Aalst. Vervolgens worden er verschillende maatschappelijke domeinen behandeld zoals onderwijs, tewerkstelling, wonen, gezondheidszorg/welzijn, religie, jeugd, sport en senioren. Hierna wordt er een schets gemaakt van andere belangrijke aspecten in verband met etnisch culturele minderheden. Zo is er een bespreking van het inburgeringsbeleid, Nederlands als tweede taal, vzw Juna, cultuur, erfgoed, Plat Divers/Wereldcafé, meldpunt discriminatie. Deze omgevingsanalyse geeft ons een beeld van de noden en behoeften van etnisch culturele minderheden in het kader van integratie. Dit vormt de basis voor de planning waarbij doelstellingen voor het minderhedenbeleid worden geformuleerd. Ten vierde is er een schets van de begroting. Ten vijfde wordt er een schematische voorstelling gegeven van de planning. Dit schematisch overzicht omvat de strategische doelstellingen, operationele doelstellingen, resultaten en wijzen en tijdstippen van evaluaties en de belangrijkste taakafspraken. Als laatste zijn er bij dit minderhedenbeleidsplan de belangrijkste bijlagen gevoegd. 3

2. Missie en opdrachtverklaring In de Vlaamse steden en gemeenten blijft de etnisch culturele diversiteit toenemen. Aangezien ten eerste de (veranderlijk) lokale factoren bepalen welke etnisch culturele groep een minderheid is en ten tweede de vorm en omvang van het lokaal integratiebeleid bepaald wordt door de mate aan etnisch culturele diversiteit heeft deze toename van etnisch culturele diversiteit als gevolg dat de algemene voorzieningen genoodzaakt zijn om het eigen beleid op deze permanente evolutie af te stemmen. Als lokale overheid heeft de stad Aalst de verantwoordelijkheid voor de realisatie van het lokaal integratiebeleid. Het uitgangspunt voor de structurering van dit beleid is de etnisch culturele diversiteit. De coördinatie van het lokaal integratiebeleid gebeurt door de stedelijke dienst Integratie. Het minderhedenbeleid is zowel inclusief als categoriaal. Het inclusieve beleid t.a.v. etnisch culturele diversiteit moet zich ontwikkelen op 5 dimensies: wegwerken van achterstand (deficiet), bestrijden van achterstelling (discriminatie), verhogen van de competentie in het omgaan met etnisch culturele verschillen (differentie), realiseren van een optimale betrokkenheid van doelgroepen en voorzieningen bij het tot stand komen van het beleid (deelname), realiseren van het etnisch culturele diversiteitsbeleid op het niveau van de algemene voorzieningen (diversiteit). De inclusiviteit is een heel belangrijke doelstelling aangezien het welslagen van het lokaal integratiebeleid nog steeds afhangt van een constructieve samenwerking tussen de verschillende algemene lokale voorzieningen. Waar nodig zal er categoriaal gewerkt worden, dus via specifieke acties en voorzieningen. De verschillende maatregelen, op verschillende levens- en beleidsdomeinen dienen tegelijk ondernomen te worden. Het integratiebeleid is dus tenslotte ook een integraal beleid. Met dit integratiebeleidsplan wil de stad achterstand, achterstelling en uitsluiting van etnisch culturele minderheden voorkomen en bestrijden waardoor gelijke kansen en een gedeeld burgerschap geoptimaliseerd worden. Dit kan door een driesporenbeleid van onthaal, opvang en emancipatie. Of zoals het Vlaams minderhedendecreet van 28 april 1998 stelt: het minderhedenbeleid heeft tot doel de voorwaarden creëren opdat: 1. de burgers van diverse herkomst zich legaal in het Nederlands taalgebied en in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bevinden, als volwaardige burgers kunnen deelnemen aan de Vlaamse samenleving; 4

2. de burgers van diverse herkomst die zich tijdelijk in het Nederlands taalgebied en in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bevinden, binnen de Vlaamse samenleving onthaald, opgevangen en begeleid kunnen worden met respect voor de menselijke waardigheid en de fundamentele mensenrechten. Om het samenleven in diversiteit te bevorderen vertrekt men vanuit volgende kernbegrippen: Actief burgerschap impliceert het volwaardig deelnemen aan de samenleving, zelfredzaam zijn in de Vlaamse samenleving, maar eveneens het opnemen van de individuele verantwoordelijkheid van dat burgerschap. Gedeeld burgerschap benadrukt het samenleven in diversiteit. Harmonieus samenleven in diversiteit is een verantwoordelijkheid van iedereen: de overheid, de ondernemingen, de scholen en verenigingen, maar in de eerste plaats ook van de individuele burger. Gedeeld burgerschap gaat om gemeenschappelijke waarden en normen die een open, verdraagzame en democratische samenleving kenmerken en die door iedereen, ongeacht zijn/haar herkomst, dienen erkend, gerespecteerd en uitgedragen te worden. Om actief en gedeeld burgerschap te stimuleren en realiseren, werd door de integratiediensten en centra een gemeenschappelijk kader uitgewerkt met vijf focussen. Samenleven in diversiteit Inburgering Interculturalisering Maatschappelijk draagvlak Participatie De prioriteiten van de beleidsnota Inburgering en Integratie 2009-2014 van minister Bourgeois wijken niet essentieel af van deze prioritaire opdrachten en doelstellingen die opgenomen waren in het vorige Minderhedenbeleidsplan 2007-2010. Er zijn wel een aantal punten die sterk geaccentueerd worden = bijkomend nieuwe focussen: Inzetten op de verhoging van de kennis van het Nederlands Huwelijksmigratie: sensibiliseren en ontraden Initiatieven om nieuwe Vlamingen op een actieve manier bij het erfgoedbeleid te betrekken Het opzetten van een secundair inburgeringsbeleid 5

Op 30 april 2009 werd het decreet tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden goedgekeurd. Daarin wordt er gesproken van een integratiebeleid ipv een minderhedenbeleid en gaat men ook uit van een driesporenbeleid: 1 een emancipatiebeleid dat gericht is op de evenredige participatie van personen die legaal en langdurig in België verblijven en die bij hun geboorte niet de Belgische nationaliteit bezaten of van wie minstens een van de ouders bij geboorte niet de Belgische nationaliteit bezat, in het bijzonder diegenen die zich in een vaststelbare achterstandspositie bevinden; daarbij is een langdurig verblijf elk legaal verblijf dat niet beperkt is tot maximaal drie maanden, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de eerste titel van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; personen die legaal in België verblijven en die wonen of woonden in een woonwagen als vermeld in artikel 2, 33, van het decre et van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, of waarvan de ouders dat deden, met uitzondering van bewoners van campings of gebieden met weekendverblijven. Daarnaast richt het integratiebeleid zich ook op vreemdelingen zonder wettig verblijf, meer bepaald vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut en die wegens een noodsituatie begeleiding vragen. 2 een beleid dat gericht is op de toegankelijkhe id van alle voorzieningen voor iedereen, en meer specifiek voor personen als vermeld in paragraaf 1 ; 3 een beleid dat gericht is op het samenleven in diversiteit. Daarnaast omvat het integratiebeleid ook een beleid dat gericht is op de menswaardige begeleiding en oriëntatie van personen die legaal in België verblijven en die wonen of woonden in een woonwagen als vermeld in artikel 2, 33, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode (zie bijlage), of waarvan de ouders dat deden, met uitzondering van bewoners van campings of gebieden met weekendverblijven, prioritair gevoerd met betrekking tot gezondheidszorg en onderwijs en gericht op de oriëntering naar een zinvol toekomstperspectief. 6

Het integratiebeleid is een inclusief beleid; het wordt gerealiseerd binnen het algemene beleid van de verschillende sectoren, grotendeels via algemene maatregelen en alleen als dat nodig is via specifieke acties en voorzieningen (zie ook paragraaf supra Het minderhedenbeleid is zowel inclusief als categoriaal. ) 3. Vergelijking tussen het vorige minderhedenbeleidsplan en het huidige (vierde) minderhedenbeleidsplan Het minderhedenbeleidsplan 2010-2013 bouwt verder op het minderhedenbeleidsplan 2007-2010. Integratie is een werk van lange adem (wat immers inherent is aan sociaalmaatschappelijke materies) en heeft daarom zeker nood aan continuïteit. Het vorige minderhedenbeleidsplan wordt dus gecontinueerd en waar het nodig is geactualiseerd. In vergelijking met het minderhedenbeleidsplan van 2007-2010 zijn er in dit plan enkele nieuwe uitgangspunten en klemtonen: Inzetten op de verhoging van de kennis van het Nederlands Huwelijksmigratie: sensibiliseren en ontraden Initiatieven om nieuwe Vlamingen op een actieve manier bij het erfgoedbeleid te betrekken Het opzetten van een secundair inburgeringsbeleid De meest opvallende evoluties in vergelijking met drie jaar geleden zijn: - de bekendheid van de dienst Integratie is vergroot. Dit valt op doordat de dienst Integratie meer werkt via netwerkvorming. Verschillende diensten, instanties, organisaties en lokale partners nemen regelmatiger contact op met de dienst Integratie voor info of om samen iets uit te werken. - er zijn via de lokale perskanalen meer artikels verschenen in vergelijking met de jaren voordien. - wat tewerkstelling betreft valt het ook op dat er voornamelijk het laatste jaar veel initiatieven genomen zijn in kader van de jeugdwerkloosheid. - er zijn enkele nieuwe allochtone organisaties bijgekomen. De dienst Integratie heeft dus met meer organisaties contact en werkt er ook intensiever mee samen. 7

- het probleem van overlast wordt via het multicultureel overlegplatform, waar verscheidene relevante partners inzitten, constructief aangepakt via verschillende initiatieven en activiteiten (zie verder). - de behoefte aan onderwijsopbouwwerk naar allochtonen toe blijft stijgen, dit ondervindt het onderwijsopbouwwerk van de dienst Integratie door de grote vraag naar ondersteuning. Uitgangspunten die gecontinueerd en geactualiseerd worden: de missie en opdrachtverklaring van de stad Aalst inzake het minderhedenbeleid het decreet inzake het Vlaams beleid t.a.v. etnisch culturele minderheden het inclusieve - en integrale beleid verhogen van de toegankelijkheid van de voorzieningen verhogen van het bestuurlijk draagvlak voor het voeren van een lokaal minderhedenbeleid de deelname van etnisch culturele minderheden aan de democratische samenleving met name het verhogen van inspraak en participatie van de doelgroepen het informeren en sensibiliseren van de bevolking en de doelgroepen over het gevoerde minderhedenbeleid de maatschappelijke redzaamheid van nieuwkomers verhogen door ondersteuning van een onthaal- en inburgeringsbeleid voor nieuwkomers een onthaal- en inburgeringsbeleid voor vluchtelingen en een beleid voor woonwagenbewoners omgaan met diversiteit inburgeringsdecreet kwaliteitsdecreet 8

4. Bevolking 4.1. Demografie Doelgroepomschrijving Integratiedecreet (30 april 2009) Een decreet voor alle Vlamingen Het integratiebeleid richt zich tot de hele samenleving. Iedereen, ongeacht herkomst of achtergrond, dient mee te werken aan één samenleving waar individuen met diverse achtergronden met en door elkaar kunnen leven. Een actief en gedeeld burgerschap van éénieder staat centraal. Bijzondere doelgroepen Twee groepen krijgen bijzondere aandacht: personen die legaal en langdurig in België verblijven en die bij hun geboorte niet de Belgische nationaliteit bezaten of van wie minstens een van de ouders bij geboorte niet de Belgische nationaliteit bezat, in het bijzonder diegenen die zich in een vaststelbare achterstandspositie bevinden" personen die legaal in België verblijven en die wonen of woonden in een woonwagen als vermeld in artikel 2, 33, van het de creet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, of waarvan de ouders dat deden met uitzondering van bewoners van campings of gebieden met weekendverblijven. mensen zonder wettig verblijfsstatuut die wegens een noodsituatie begeleiding vragen, hebben recht op een menswaardige begeleiding, vooral met betrekking tot gezondheidszorg en onderwijs. De Vlaamse overheid wil hen oriënteren naar een zinvol toekomstperspectief. Woonwagenbewoners Roms, Manoesjen en Voyageurs Woonwagenbewoners zijn mensen met een nomadische cultuur, die traditioneel in een woonwagen wonen of gewoond hebben. 9

Geen homogene bevolkingsgroep Woonwagenbewoners vormen geen homogene bevolkingsgroep. We onderscheiden drie deelgroepen: de autochtone voyageurs, de Roms en de Manoesjen. Deze laatste twee groepen worden in de volksmond vaak zigeuners genoemd. Voyageurs stammen af van de autochtone trekkende bevolking: mensen die voortdurend rondtrokken en onderweg de kost verdienden met allerlei ambulante activiteiten. Ze spreken Nederlands, maar gebruiken ook Bargoense woorden. De Manoesjen kwamen in de 15de eeuw naar onze streken. Doorheen de eeuwen integreerden ze zich gedeeltelijk in de omgeving en de maatschappij rondom hen. Ze spreken Manoesj en Nederlands. De Roms kwamen eind 19de begin 20ste eeuw naar hier vanuit Oost-Europa. Ze vallen op door hun traditionele levenswijze en kledij. Ze trekken rond van voorjaar tot najaar in familiegroepen. Hun eerste taal is het Romanés, een taal verwant aan het Manoesj. Hun tweede taal is het Frans. Sommige mensen beschouwen zichzelf als woonwagenbewoners, hoewel ze in een huis wonen. Ze hebben een nomadische herkomst en onderhouden nauwe banden met woonwagenbewoners die in een woonwagen wonen. Andere groepen Volgende groepen worden soms in één adem genoemd met woonwagenbewoners. Maar om diverse redenen rekenen we ze niet tot de woonwagenbewoners: Campingbewoners: minder begoede mensen die de stad ontvlucht zijn om op een camping te gaan wonen. Zij hebben geen nomadische herkomst. Trekkende beroepsbevolking: Foorreizigers, circusartiesten en binnenschippers. Zij trekken rond, omdat hun beroep dat vereist. Roma: een groep die Romanés spreekt, net als de Roms. Het verschil met de Roms: o Ze zijn recent vanuit Oost-Europa naar West-Europa geëmigreerd o In Oost-Europa woonden ze in huizen of appartementen, niet in woonwagens Ze spreken meestal alleen Romanés. 10

In Aalst wonen Voyageurs en Manoesjen. Mensen zonder papieren Vreemdelingen zonder wettig verblijfsstatuut die wegens hun noodsituatie opvang of bijstand vragen, worden soms als mensen zonder papieren aangeduid. Omdat ze in geen enkel register voorkomen, is hun aantal moeilijk te achterhalen. Binnen de doelgroep onderscheiden we 4 subgroepen: a) uitgeprocedeerde asielzoekers: na de behandeling en afwijzing van hun dossier, gaven zij geen gevolg aan het bevel om het land te verlaten b) uitgeprocedeerden in het kader van een gezinshereniging: hun dossier werd onontvankelijk of ongegrond verklaard omdat ze niet voldeden aan de wettelijke criteria voor een gezinshereniging. Ook zij moeten het land verlaten, wat niet altijd gebeurt c) buitenlandse studenten die na het verstrijken van hun studentenvisum in België zijn gebleven d) illegalen die nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Ook mensen die met een geldig (toeristen)visum het land zijn binnengekomen, maar niet terugkeerden toen dat visum verstreek, vallen in deze categorie Vluchtelingen Vluchtelingen zijn personen die zich in België bevinden en die aan één van de volgende voorwaarden voldoen: a) zij zijn door België als vluchteling erkend op basis van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend in Genève op 28 juli 1951; b) zij hebben in België asiel aangevraagd en hun aanvraag werd niet definitief afgewezen (kandidaat-vluchtelingen). De conventie van Genève definieert een vluchteling als een persoon die zich buiten zijn land van herkomst bevindt en die op een gefundeerde basis bevreesd is dat hij in zijn eigenland zal worden vervolgd omwille van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde groep of politieke opinie. De vluchteling is niet in staat, of niet bereid om de bescherming van zijn eigen land in te roepen. 11

4.2. Cijfers 1 In januari 2010 telde Aalst 80.035 inwoners. Het aantal vreemdelingen bedraagt 3.489, of 4,35 % van de Aalstenaars. Het aantal etnisch culturele minderheden wordt geschat op 5.861 of 7,3 % van de Aalsterse bevolking. Onder etnisch culturele minderheden vallen ook Belgen die van allochtone origine zijn. Leeftijd De bevolking van Aalst (januari 2010) Belg Vreemdelingen Totaal man vrouw totaal man vrouw totaal man vrouw totaal < 16 6601 6370 12971 414 396 810 7015 6766 13781 16-25 3790 3753 7543 214 248 462 4004 4001 8005 26-35 4774 4680 9454 397 441 838 5171 5121 10292 36-45 5610 5486 11096 377 295 672 5987 5781 11768 46-55 6148 5918 12066 194 131 325 6342 6049 12391 56-65 4556 4681 9237 104 94 198 4660 4775 9435 > 65 5838 8341 14179 96 88 184 5934 8429 14363 Algemeen Totaal 37.317 39229 76546 1796 1693 3489 39010 40922 80035 Leeftijd De bevolking van Aalst (percentages januari 2010) Belg Vreemdelingen Totaal man vrouw totaal man vrouw totaal man vrouw totaal < 16 9 8 17 12 11 23 9 8 17 16-25 5 5 10 6 7 13 5 5 10 26-35 6 6 12 11 13 24 6 6 12 36-45 7 7 14 11 8 19 8 7 15 46-55 8 8 16 6 4 10 8 8 16 56-65 6 6 12 3 3 6 6 6 12 > 65 8 11 19 3 2 5 7 11 18 Algemeen Totaal 49 51 100 52 48 100 49 51 100 1 De cijfers zijn gebaseerd op het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister en het register van naturalisaties. 12

De bevolking van Aalst (januari 2010) Autochtonen Minderheden Totaal 76546 3489 De EU-landen die het meest vertegenwoordigd zijn, zijn Nederland (501), Polen (175), Spanje (110), Frankrijk (107), Portugal (104) en Italië (93). De niet EU-landen die het meest vertegenwoordigd zijn, zijn Congo (246), Turkije (239), Marokko (226), Rusland (63), Angola (55) en Filippijnen (47). Als het gedetailleerder geanalyseerd wordt valt het op dat de grootste groep vreemdelingen de Maghrebijnen (Marokkanen, Algerijnen en Tunesiërs) zijn. Ze zijn in totaal met 263. De Turken en Marokkanen maken hiervan het grootste deel uit met respectievelijk 239 Turken en 226 Marokkanen tegenover 17 Algerijnen en 20 Tunesiërs. Het aantal nationaliteitswijzigingen 2 van vreemdeling naar Belg in de periode van 01/01/07 tot en met 31/12/09 bedraagt 302. De meest voorkomende nationaliteitswijzigingen van vreemdeling naar Belg zijn van de nationaliteiten Marokkanen (47), Turken (36), Congolezen (19) en Filippijnen (13) (zie tabel in bijlagen). Turken en Maghrebijnen in Aalst (januari 2010) Nationaliteit Man Vrouw Totaal Turken 124 115 239 Marokkanen 115 111 226 Algerijnen 10 7 17 Tunesiërs 11 9 20 Algemeen Totaal 260 242 502 Het precieze aantal 3 woonwagenbewoners is moeilijk te achterhalen. De cel Woonwagenwerk van ODiCe heeft daarom meldpunten waarbij woonwagenbewoners zich kunnen aanmelden als Zigeuner of Voyageur. Het werkelijk aantal woonwagenbewoners ligt (veel) hoger. De bouwmaatschappij Denderstreek heeft plannen om een derde woonwagenterrein aan te leggen in Aalst. In het kader hiervan wordt een oplijsting gemaakt van wie er kandidaathuurder is. 2 In bijlagen vindt u de cijfers nationaliteitswijzigingen van vreemdeling naar Belg in Aalst volgens 11bis, 12bis en 16.2. 3 Dit aantal is gebaseerd op een omgevingsanalyse uitgevoerd in april 2003 (meest recente) door de Cel Woonwagenwerk van PICO (huidig ODiCe). 13

stand van zaken standplaatsen oktober 2009 Officiële standplaatsen: - Aalst Bleekveld: 15 standplaatsen - Aalst Hofstade Zijpstraat: 13 standplaatsen Rekening houdend met de prognose voor 2010 zullen er anno 2007 ongeveer 49 gezinnen in Groot-Aalst wonen die tot de doelgroep van woonwagenbewoners behoren. Het Vlaams Minderhedencentrum telde in 1999 en in 2003 het aantal mensen dat in een woonwagen woont: Ongeveer 850 woonwagengezinnen 2500 mensen - in Vlaanderen wonen in een caravan of woonwagen. 300 daarvan zijn Rom of Manoesj van origine. De meeste woonwagenbewoners die permanent in Vlaanderen wonen, zijn Belg. Daarnaast is een duizendtal gezinnen uit het buitenland op doortocht in Vlaanderen. Soms hebben ze familiale banden met de Belgische Roms of Manoesjen. Al deze cijfers zijn een raming. Exacte cijfers verzamelen over woonwagenbewoners is niet eenvoudig. Want juridisch-administratief staan ze niet als woonwagenbewoners geregistreerd, maar als inwoners van België. Je vindt ze dus niet zomaar in de statistieken terug. Bovendien zijn woonwagenbewoners door hun nomadische levenswijze en cultuur moeilijk te benaderen voor wetenschappelijk onderzoek Rekening houdend met de prognose voor 2010 zullen er anno 2007 ongeveer 49 gezinnen in Groot-Aalst wonen die tot de doelgroep van woonwagenbewoners behoren. Vergelijking 2007-2010 De totale bevolking van Aalst is van 2007 tot 2010 gestegen van 77.907 naar 80.035 dus een stijging met 2128 inwoners. 14

Het aantal vreemdelingen in januari 2007 bedroeg 2.373 of 3,05 % van de Aalstenaars en in januari 2010 telde Aalst 3.489 vreemdelingen of 4,35 % van de Aalstenaars. Dit is een heel lichte stijging van 1,3 %. Zoals in 2007 is het land dat het meest vertegenwoordigd is Nederland respectievelijk 314 in 2007 en 501 in 2010. Er is dus en duidelijke stijging van Nederlanders. Dit kan verklaard worden door de tendens van mensen van Afrikaanse origine die de laatste jaren emigreren van Nederland naar België en reeds de Nederlandse nationaliteit hebben. Ook zien we een toename bij Polen. In 2007 waren ze met 84 en in 2010 zijn er 175. Wat ook opvalt is de stijging van het aantal Portugezen. Drie jaar gelden waren er 4 ingeschreven, nu zijn er 104. Hieronder vindt u een vergelijking van de EU-landen dien het meest vertegenwoordigd zijn in 2007 en 2010. EU-landen 2007 2010 1 Nederland 314 Nederland 501 2 Spanje 104 3 Frankrijk 102 4 Italië 86 5 Polen 84 6 Joegoslavië (Servië- Montenegro) 61 Polen 175 Spanje 110 Frankrijk 107 Portugal 104 Italië 93 Als we kijken naar de niet - EU landen die het meest vertegenwoordigd zijn in 2007 en 2010 valt op de Congo van 83 inwoners gestegen is naar 246 inwoners. Er zijn nu meer mensen met de Congolese nationaliteit dan met de Turkse of de Marokkaanse nationaliteit. De stijging van Angolezen is ook merkbaar. In 2007 waren er 14 mensen met de Angolese nationaliteit en in 2010 zijn er 55. Hieronder vindt u een vergelijking van de niet-eu-landen die het meest vertegenwoordigd zijn in 2007 en 2010. 15

niet - EU-landen 2007 2010 1 Turkije 242 Congo 246 2 Marokko 191 3 Congo 83 4 van Rusland 49 5 Filippijnen 44 6 China 36 Turkije 239 Marokko 226 Rusland 63 Angola 55 Filippijnen 47 Cijfergegevens op buurtniveau Momenteel zijn er twee buurten cijfergegevens betreffende inwoners in kaart gebracht. Het gaat over Hoge Vesten Varkensmarkt en Ten Rozen Horebeke Arend. Deze twee buurten liggen op rechteroever. In vergelijking met het aantal allochtone inwoners in Groot-Aalst (7,3 %) is de Hoge Vesten Varkensmarkt een buurt waar er in verhouding meer allochtone bewoners zijn (33,20 %). HOGE VESTEN - VARKENSMARKT: Deze buurt bestaat uit volgende straten en pleinen: 1-Meistraat, Bleekveld, Frits De Wolfkaai, Hoge Vesten, Hoveniersstraat, Molendries, Moutstraat, Treinstraat en de Varkensmarkt. Op 1 januari 2008 telden wij 518 bewoners en er zijn 223 woningen. Hier leven 37 kinderen jonger dan 6 jaar (7,14%), 30 kinderen tussen 6 en 12 jaar (5,79%) en 30 jongeren tussen 13 en 18 jaar ( 5,79%). Hier wonen 338 mensen tussen de 19 en 59 jaar ( 65,25%) en 83 mensen van 60 jaar of ouder (12,02%). 16

In onze buurt wonen 33,20% bewoners van allochtone origine waarvan er 63,37% de Belgische nationaliteit hebben. TEN ROZEN-HOREBEKE-AREND: Deze buurt bestaat uit volgende straten en pleinen: Arendstraat, Arendsveld, Binnenstraat (vanaf de Leopoldlaan), Boekweitstraat, Bosveld, Botermelkstraat, Braambesstraat, Brakelstraat, Dompelstraat, Doornstraat, Draaierstraat, Drieveldenweg, Eglantierstraat, Fonteinstraat, Gefusilleerdenstraat, Geldhofstraat, Goudbloemstraat, Gouden Leeuwstraat, Graanveld, Groenstraat, Guido Gezellestraat, Haverveld, Heidestraat, Henri Matthieustraat, Hoge Steenberg, Hoogveld, Hopstraat, Horebekeveld, Keienberg, Klaproosstraat, Krekelstraat, Kroonstraat, Kruisveldstraat, Larewei, Mijlbekelaan, Nedersteenberg, Oscar Debunnestraat, Oude Abdijstraat, Ouden Dendermondsesteenweg, Paardendries, Petrus Van Nuffelstraat, Politieke Gevangenenstraat, Rozendreef, Rozenweg, Schabbekensstraat, Sinte-Barbarastraat, Sint-Hubertusstraat, Sint- Urmaarstraat, Spoelstraat, t Spieken, Tiende Vrijstraat, Zavelbaan en de Zesbunderstraat. Op 1 januari 2009 telden wij 6.537. bewoners en er zijn 2.884. woningen/appartementen. Hier leven 423 kinderen jonger dan 6 jaar (6,47%), 446 kinderen tussen 6 en 12 jaar (6,82%) en 436 jongeren tussen 13 en 18 jaar ( 6,67%). Hier wonen 3.684. mensen tussen de 19 en 59 jaar ( 56,36%) en 1.536. mensen van 60 jaar of ouder (23,50%). In deze buurt wonen 569 bewoners (8,70%) van allochtone origine. 17

5. Onderwijs Iedere ouder wenst voor zijn kind een beloftevolle toekomst. Daarbij is het van belang dat het kind een opleiding krijgt waar het zich goed bij voelt, aangepast is aan zijn mogelijkheden, zijn talenten helpt ontwikkelen en tegelijk ook de zwakkere kanten bijschaaft. Het klinkt eenvoudig, maar voor ouders behorende tot een etnisch culturele minderheid geldt dit zelden. De hoofddoelstelling is dan ook hun slaagkansen verhogen en de doorstroming verbeteren. Hieronder vindt u een uitgebreide omgevingsanalyse van het Basisonderwijs Aalst. Vanuit het onderwijsopbouwwerk van de dienst Cultuur en Integratie wordt de focus gelegd op het lager onderwijs. 5.1 4. Aantal leerlingen Eerst bekijken we het aantal leerlingen in het basisonderwijs en het buitengewoon basisonderwijs in Vlaanderen, in de 13 centrumsteden en in Aalst in 2007-2008. 5.1.a. Aantal leerlingen in Vlaanderen in 2007-2008 In het Vlaams onderwijs waren er in 2007-2008 651137 leerlingen die in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs zaten. (669952 in 2002-2003) adm groep Vlaanderen leerlingen % KO 237525 36% LO 384527 59% BKO 1948 0% BLO 27137 4% totaal 651137 100% Tabel 1: aantal leerlingen in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs in Vlaanderen in 2007-2008 4 De gegevens betreffende het onderwijs zijn overgenomen van de omgevingsanalyse voor het Lokaal OverlegPlatform (LOP) basisonderwijs Aalst 18

5.1.b. Aantal leerlingen in de 13 centrumsteden in 2007-2008 De 13 centrumsteden zijn: Aalst, Gent, St-Niklaas, Antwerpen, Turnhout, Mechelen, Oostende, Brugge, Roeselare, Kortrijk, Leuven, Hasselt en Genk. Ook voor de centrumsteden neemt het aantal leerlingen af in vergelijking met 2002-2003. adm groep leerlingen % KO 59728 36% LO 93344 57% BKO 871 1% BLO 10121 6% totaal centrumsteden 164064 100% Tabel 2: aantal leerlingen in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs in 13 centrumsteden in 2007-2008 5.1.c. Aantal leerlingen in Aalst 2007-2008 en 2008-2009 In 2008-2009 steeg het aantal leerlingen tot 8055. De stijging is bij de kleuters: +111. KO 2828 36% LO 4761 60% BKO 31 0% BLO 312 4% Totaal 7932 100% Tabel 3a: aantal leerlingen schoollopend in Aalst in het gewoon en buitengewoon kleuteronderwijs, in het gewoon en buitengewoon lager onderwijs en totaal in 2007-2008 2008-2009 Aalst leerlingen % KO 2939 36% LO 4762 59% BKO 37 0% BLO 317 4% Totaal 8055 100% Tabel 3b: aantal leerlingen schoollopend in Aalst in het gewoon en buitengewoon kleuteronderwijs, in het gewoon en buitengewoon lager onderwijs en totaal in 2008-2009 19

Het totaal aantal leerlingen blijft min of meer stabiel over de verschillende schooljaren. jaar BaO BO totaal %BO 1998-1999 7749 242 7991 0,03 1999-2000 7737 251 7988 0,031 2000-2001 7685 241 7926 0,03 2001-2002 7704 247 7951 0,031 2002-2003 7736 251 7987 0,031 2003-2004 7590 279 7869 0,035 2004-2005 7517 284 7801 0,036 2005-2006 7558 291 7849 0,037 2006-2007 7556 322 7878 0,041 2007-2008 7589 343 7932 0,043 2008-2009 7701 354 8055 0,044 Tabel 4: aantal leerlingen in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs in Aalst tussen 1998-2009 Opgesplitst naar het gewoon en buitengewoon basisonderwijs zien we echter dat het aantal leerlingen in het gewoon bao na jaren afname toeneemt en in het bo verder toeneemt. Anderstalige nieuwkomers Een leerling is een anderstalige nieuwkomer wanneer die aan een aantal voorwaarden voldoet. Anderstalige nieuwkomers zijn leerlingen in het basisonderwijs die op de datum van hun inschrijving gelijktijdig aan al de volgende voorwaarden voldoen (definitie sinds juni 2006): o o o o o 5 jaar of ouder zijn (of ten laatste op 31 december van het lopende schooljaar 5 jaar worden); niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal hebben; onvoldoende de onderwijstaal beheersen om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen; maximaal 9 maanden ingeschreven zijn in een school met het Nederlands als onderwijstaal (vakantiemaanden juli en augustus niet meegerekend); een nieuwkomer zijn, d.w.z. maximaal één jaar ononderbroken in België verblijven. 20

De thuistaal is de taal die gehanteerd wordt voor de gangbare communicatie binnen het gezin. De moedertaal is de taal die het kind van kindsbeen af kreeg aangeleerd. Bij adoptiekinderen kunnen die beiden verschillend zijn. Een kind dat geadopteerd wordt en geboren is in een ander land kan een andere taal dan het Nederlands als moedertaal hebben terwijl de adoptieouders het Nederlands als thuistaal hebben. In onderstaand tabel zien we de evolutie van het aantal anderstalige nieuwkomers in Aalst. Tijdens het schooljaar 2000-2001 zijn er een recordaantal Anderstalige nieuwkomers geweest. Daarna is het aantal afgenomen. Jaar Vlaanderen O-Vlaanderen Aalst 1997-1998 406 87 0 1998-1999 880 225 0 1999-2000 1957 568 11 2000-2001 2930 731 56 2001-2002 2535 571 31 2002-2003 2112 337 14 2003-2004 2082 339 50 2004-2005 1899 347 34 2005-2006 1827 268 29 2006-2007 1306 308 10 2007-2008 1509 361 12 2008-2009 1988 399 16 Tabel 5: aantal anderstalige nieuwkomers in het basisonderwijs in Aalst, in Oost-Vlaanderen en Vlaanderen tussen 1997-2009 In welk onderwijsnet zijn er onthaalscholen ingericht? schooljaar scholen onderwijsnet 1999-2000 2 stad + GO! 2000-2001 9 3 netten 2001-2002 5 3 netten 2002-2003 2 GO! + vrij 2003-2004 6 3 netten 2004-2005 3 3 netten 2005-2006 2 stad + GO! 2006-2007 1 stad 2007-2008 1 stad 21

2008-2009 2 Stad + vrij onderwijs Tabel 6: aantal scholen met een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers tussen 1999-2009 in Aalst Gelijke onderwijskansen (GOK) De gelijkekansenindicatoren die recht geven op GOK-uren en waarop gedeeltelijk de financiering van de scholen is gebaseerd zijn: de leerling krijgt een studietoelage (ST) de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst, met uitzondering van de internaten (TL) de ouders behoren tot de trekkende bevolking (TB) de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs (DM) de taal die gebruikt wordt voor de gangbare communicatie in het gezin is niet het Nederlands (TNN) De vijfde indicator is enkel geldig in combinatie met één van de andere vier gelijkekansenindicatoren. Op 1 februari van het voorafgaand schooljaar moet de school ten minste 10% regelmatige leerlingen tellen die beantwoorden aan één of meer van deze gelijkekansenindicatoren. De gebruikte afkortingen in de tabellen zijn de volgende: Lln = leerlingen Gok-lln = leerlingen die aan één of meer Gok-indicatoren voldoen. 22

5.2. GOK-indicatoren 5.2.a. GOK-indicatoren in lop basis voor Aalst en andere steden in 2007-2008 LOP # lln # indicator-lln # GOK-lln TL TB DM TNN Aalst 7589 2147 28,3% 1719 22,7% 40 0,5% 4 0,1% 1706 22,5% 934 12,3% Antwerpen 49404 26621 53,9% 21564 43,6% 199 0,4% 628 1,3% 21418 43,4% 16683 33,8% Beersel - Halle - Sint-Pieters-Leeuw 8274 3038 36,7% 1615 19,5% 6 0,1% 7 0,1% 1613 19,5% 2214 26,8% Brugge 11178 2195 19,6% 1920 17,2% 60 0,5% 6 0,1% 1896 17,0% 453 4,1% Brussels Hoofdstedelijk Gewest 24634 18324 74,4% 9194 37,3% 29 0,1% 100 0,4% 9165 37,2% 16669 67,7% Dendermonde 4139 988 23,9% 883 21,3% 14 0,3% 5 0,1% 877 21,2% 201 4,9% Genk 6763 3295 48,7% 2734 40,4% 38 0,6% 10 0,1% 2713 40,1% 1826 27,0% Gent 23676 9217 38,9% 7585 32,0% 62 0,3% 354 1,5% 7518 31,8% 5585 23,6% Lokeren 4017 1353 33,7% 1217 30,3% 2 0,0% 14 0,3% 1213 30,2% 503 12,5% Sint-Niklaas 7282 2218 30,5% 1982 27,2% 16 0,2% 159 2,2% 1970 27,1% 829 11,4% Vilvoorde 3620 1960 54,1% 1338 37,0% 5 0,1% 0 0,0% 1336 36,9% 1377 38,0% Tabel 7: aantal en percentages GOK-leerlingen per indicator in Aalst en andere gemeenten in Vlaanderen in schooljaar 2007-2008 5.2.b. GOK-indicatoren in Aalst in 2007-2008 en 2008-2009 Aalst lln indlln goklln DM S TNN TL TB ind% gok% DM% S% TNN% TL% TB% 07-08 7589 2147 1719 1706 934 40 4 28% 23% 22% 12% 1% 0% 08-09 7701 2848 2512 1706 1415 1066 40 4 37% 33% 22% 18% 14% 1% 0% Tabel 8: aantal en percentages GOK-leerlingen per indicator in Aalst tijdens schooljaar 2007-2008 en 2008-2009 Er zijn in totaal 7589 leerlingen en daarvan zijn 1719 GOK-leerlingen of 23%. Dit aantal stijgt in het volgende schooljaar naar 33% tot 2512 leerlingen. Dat is dus 1 op 3 leerlingen. (Het gaat hier om globale cijfers: ze slaan op alle scholen van het gewoon basisonderwijs in Aalst.) Leerlingen die tot de trekkende bevolking horen: in totaal 4 (door de pc afgerond naar 0%). Thuistaal niet Nederlands: 934 leerlingen of 12% In 2008-2009 is het aantal leerlingen met thuistaal niet Nederlands toegenomen tot 1066, dat is 14%. Leerlingen waarvan de moeder geen diploma hoger secundair onderwijs heeft behaald zijn een pak meer: 1706 of 22% en dit is dezelfde gebleven. Geplaatste leerlingen: 40 of 1%. De meest voorkomende indicator is diploma van de moeder. Het percentage voor thuistaal niet Nederlands is 14%, maar is geen volwaardige indicator. 23

De gegevens voor de indicator studietoelage zijn er in 2008-2009 wel: 1415 leerlingen kregen een studietoelage; dat is 18%. lln indlln goklln DM TNN TL TB ind% Gok% DM% TNN% TL% TB% GO! 1247 526 430 430 239 4 0 42% 34% 34% 19% 0% 0% % schoolpopulatie 16% Stad 1627 554 458 453 238 10 4 34% 28% 28% 15% 1% 0% %schoolpopulatie 21% Vrij ond 4715 1067 831 823 457 26 0 23% 18% 17% 10% 1% 0% %schoolpopulatie 62% Tabel 9a: aantal en percentages GOK-leerlingen per indicator en per net in Aalst in schooljaar 2007-2008 net lln ind gok DM S TNN TL TB ind% gok% DM% S% TNN% TL% TB% GO! 1287 657 585 425 337 262 4 0 51% 45% 33% 26% 20% 0% %schoolpopulatie 17% 3X Stad 1611 695 626 454 331 249 12 4 43% 39% 28% 21% 15% 1% 0% %schoolpopulatie 21% 2X Vrij ond 4803 1496 1301 827 747 555 24 0 31% 27% 17% 16% 12% 0% %schoolpopulatie 62% De helft Tabel 9b: aantal en percentages GOK-leerlingen per indicator en per net in Aalst in schooljaar 2008-2009 Als we tabel 9a en 9b vergelijken dan zien we dat het percentage indicatorleerlingen en gok zijn toegenomen. Het GO! heeft 17% van de leerlingen, maar 51% van de indicatorleerlingen. Dat is 3 keer het aandeel in de schoolpopulatie. Het stedelijk onderwijs heeft 21% van de leerlingen, maar ook 43% van de indicatorleerlingen. Dat is het dubbel van het aandeel in de schoolpopulatie. Het vrij onderwijs heeft 62% van de leerlingen, maar 31% van de indicatorleerlingen. Dat is de helft van het aandeel in de schoolpopulatie. Het gokpercentage is toegenomen van 18% naar 33% in 2008-2009 (in vergelijking met 2001-2002). Dat is bijna een verdubbeling. 24

Ter vergelijking 2001-2002: Totaal leerlingen gok-lln TB TNN DM TL VI Aantal 7592 1368 21 571 1180 67 408 Percentage 100% 18% 0% 8% 16% 1% 5% Onderstaand tabel 10 geeft een overzicht van de indicator- en gokpercentages per school. Elk cijfer in de eerste kolom staat voor één school. Indien bepaalde cijfer meerdere keren voorkomt, dan betekent dit een school met meerdere vestigingsplaatsen. Het gokpercentage is tussen 69% en 9%. Er zijn 14 scholen met vestigingsplaatsen die boven de relatieve aanwezigheid (47%) zitten om voorrang te kunnen geven aan niet-gokleerlingen (zie het % indicatorleerlingen). Er zijn 13 scholen met vestigingsplaatsen met gokpercentages boven de 25%. Maar zij kunnen geen voorrang aan niet-gokleerlingen geven aangezien hun indicator% onder 47% ligt. De rest van de scholen (19 vestigingen) zitten tussen 9% en 25%. Er is een redelijke spreiding van gokleerlingen. Besluit: Het algemene gokpercentage is gestegen naar 33% voor de regio Aalst. Dat is 1 op 3 leerlingen. Het percentage indicatorleerlingen is gestegen tot 37%. 14 scholen die 47% of meer indicatorleerlingen hebben kunnen voorrang geven aan niet-gokleerlingen. De verdeling van de indicator- en gokleerlingen over de drie netten is niet gelijk als we kijken naar hun aandeel in de totale schoolpopulatie: het GO! heeft 3 keer meer indicatorleerlingen, het stedelijk onderwijs heeft dubbel zoveel en het vrij onderwijs slechts de helft. 25

school lln ind gok ind% gok% 1 187 150 125 80% 67% 2 313 163 149 52% 48% 3 262 159 148 61% 56% 3 67 43 37 64% 55% 4 143 47 43 33% 30% 5 150 74 62 49% 41% 6 113 63 48 56% 42% 6 95 25 20 26% 21% 6 64 16 11 25% 17% 7 187 30 30 16% 16% 7 186 32 28 17% 15% 8 257 83 70 32% 27% 9 360 65 53 18% 15% 10 225 100 84 44% 37% 11 308 198 173 64% 56% 11 27 14 11 52% 41% 12 293 158 151 54% 52% 13 119 77 67 65% 56% 13 31 17 15 55% 48% 13 47 11 9 23% 19% 14 363 255 232 70% 64% 15 97 34 27 35% 28% 15 42 34 29 81% 69% 15 41 11 10 27% 24% 16 338 56 52 17% 15% 17 220 50 48 23% 22% 18 277 86 83 31% 30% 19 106 34 31 32% 29% 19 52 19 19 37% 37% 20 264 57 57 22% 22% 21 140 31 31 22% 22% 22 246 84 69 34% 28% 23 255 81 68 32% 27% 23 41 5 5 12% 12% 24 251 86 73 34% 29% 24 57 14 12 25% 21% 25 195 51 32 26% 16% 26

25 68 15 12 22% 18% 26 178 51 44 29% 25% 26 84 43 39 51% 46% 27 154 16 14 10% 9% 27 169 16 15 9% 9% 28 145 52 46 36% 32% 28 196 90 82 46% 42% 29 165 21 21 13% 13% 30 123 31 27 25% 22% 7701 2848 2512 37% 33% Tabel 10: alle scholen van lop bao Aalst met indicator- en gokpercentage voor schooljaar 2008-2009 27

5.3. Leerlingenstromen Met leerlingenstromen wordt hier bedoeld: leerlingen die in Aalst wonen en naar school gaan elders buiten Aalst of leerlingen die elders wonen en in Aalst naar school komen. Er zijn natuurlijk ook leerlingen die in Aalst wonen en in Aalst schoollopen. Dit zijn de eigen leerlingen. We bekijken eerst de leerlingen die in Aalst wonen. Waar gaan deze leerlingen allemaal naar school? Hoeveel zitten er in Aalst en hoeveel lopen er elders school? We bekijken de cijfers voor het gewoon kleuteronderwijs, voor het gewoon lager onderwijs en voor het gewoon basisonderwijs. 5.3.a. Uitstroom: schoolplaats leerlingen wonend in Aalst in 2002-2003 Er wonen in Aalst 7017 leerlingen die in Aalst en elders naar school gaan. 6353 leerlingen of 91% gaat ook in Aalst naar school. De rest, 664 leerlingen of 9%, gaat elders naar school. Van deze leerlingen die buiten Aalst schoollopen, gaan er 147 (2%) naar Erpe-Mere, 86 (1%) naar Haaltert, 83 (1%) naar Affligem. In de categorie overige (hierin zijn deze gemeenten opgenomen naar waar 10 of minder leerlingen uit Aalst naartoe gaan) zijn er 125 leerlingen (2%). In het kleuteronderwijs zijn er 2394 (90%) Aalsterse leerlingen op Aalsterse scholen. In het lager onderwijs gat het om 3959 (91%) leerlingen. Er is dus bijna geen verschil als we de percentages vergelijken. Gemeente Gewoon Kleuteronderwijs Gewoon Lager Onderwijs Gewoon Basisonderwijs Aalst 2394 90% 3959 91% 6353 91% Erpe-Mere 51 2% 96 2% 147 2% Haaltert 28 1% 58 1% 86 1% Affligem 36 1% 47 1% 83 1% Denderleeuw 20 1% 32 1% 52 1% Asse 19 1% 21 0% 40 1% Lede 13 0% 21 0% 34 0% Dendermonde 14 1% 20 0% 34 0% Opwijk 11 0% 18 0% 29 0% Ninove 5 0% 12 0% 17 0% Lebbeke 5 0% 12 0% 17 0% Overige 57 2% 68 2% 125 2% Totaal 2653 4364 7017 Tabel 7: aantal en percentages leerlingen wonend in Aalst en schoollopend in voor het gewoon kleuteronderwijs, gewoon lager onderwijs en gewoon basisonderwijs in schooljaar 2002-2003 28

5.3.b. Instroom: woonplaats leerlingen schoollopend in Aalst in 2008-2009 woonplaats KO KO% LO LO% aantal_lln % lln Aalst 2516 86% 3879 81% 6395 83% Haaltert 78 3% 155 3% 233 3% Erpe-Mere 64 2% 130 3% 194 3% Lede 48 2% 106 2% 154 2% Dendermonde 43 1% 84 2% 127 2% Affligem 47 2% 77 2% 124 2% Lebbeke 30 1% 80 2% 110 1% Denderleeuw 34 1% 63 1% 97 1% Berlare 8 0% 33 1% 41 1% Ninove 10 0% 25 1% 35 0% Wichelen 7 0% 14 0% 21 0% Opwijk 6 0% 11 0% 17 0% Asse 6 0% 10 0% 16 0% Sint-Lievens-Houtem 7 0% 7 0% 14 0% Roosdaal 1 0% 12 0% 13 0% Herzele 4 0% 7 0% 11 0% Liedekerke 2 0% 8 0% 10 0% overige 28 1% 61 1% 89 1% 2939 38% 4762 62% 7701 Tabel 12: aantal en percentage van totaal aantal leerlingen schoollopend in Aalst maar wonend in voor het kleuteronderwijs, lager onderwijs en basisonderwijs in schooljaar 2008-2009 (instroom) In Aalst lopen er 7701 leerlingen school in het basisonderwijs waarvan er 6395 (83%) afkomstig zijn uit Aalst zelf. Dat betekent dat 1306 (17%) van de leerlingen afkomstig zijn uit andere gemeenten = de instroom. 233 of 3% van de leerlingen komt van Haaltert, 194 of 3% van Erpe-Mere, 154 of 2% van Lede en 127 of 2% van Dendermonde. Als we naar het kleuteronderwijs kijken dan zien we dat 86% van de leerlingen van Aalst zijn. Er is een instroom van 14% uit andere gemeenten. Voor het lager onderwijs zien we dat 81% van de leerlingen van Aalst zijn. Er is hier een instroom van 19% of bijna één op de vijf leerlingen komt van buiten Aalst. 29

Besluit Aalst behoudt 83% van de kinderen die in Aalst wonen en ook in Aalst schoollopen. 17% van de schoolpopulatie in het gewoon basisonderwijs stroomt in uit andere gemeenten. 30

5.4. Leerlingenstromen buitengewoon onderwijs 5.4.a. Uitstroom van Aalsterse leerlingen 2008-2009 schoolplaats leerling BKO2 BKO3 BKO4 BKO6 BKO7 BLO1 BLO2 BLO3 BLO4 BLO6 BLO7 BLO8 totaal %uit Aalst 21 79 47 40 187 49% Erpe-Mere 61 59 120 31% Opwijk 8 7 15 4% Lennik 3 10 1 14 4% Wetteren 3 7 10 3% Gent 2 1 1 1 1 2 8 2% Roosdaal 6 6 2% Lokeren 1 3 1 5 1% St-Agatha-Berchem 1 1 1 2 5 1% Buggenhout 1 1 2 1% Huldenberg 1 1 2 1% Brussel 1 1 2 1% Antwerpen 1 1 2 1% Kortrijk 1 1 0% Ninove 1 1 0% Wemmel 1 1 0% Halle 1 1 0% Totaal per type 22 2 3 2 2 154 58 15 8 2 4 110 382 100% % per type 6% 1% 1% 1% 1% 40% 15% 4% 2% 1% 1% 29% 100% Tabel 13: aantal leerlingen die in Aalst wonen en naar school gaan in Aalst of elders 2008-2009 (uitstroom) Het aantal leerlingen dat in Aalst woont en naar een school voor buitengewoon onderwijs gaat is 382. 187 (49%) leerlingen blijven in Aalst en gaan naar een Aalsterse school voor buitengewoon onderwijs. 195 leerlingen gaan buiten Aalst naar school. De uitstroom bedraagt dus de helft (51%). Van alle kinderen in het buitengewoon onderwijs wonend in Aalst zitten er 40% in BLO type 1, 29% in BLO type 8, 15% in BLO type 2, 6% in BKO type 2 en 4% in BLO type 3. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 31

In Aalst is er het volgende aanbod: o buitengewoon kleuter onderwijs (BKO) type 2 o buitengewoon lager onderwijs (BLO) type 1 o BLO type 2 o BLO type 8 De uitstroom van Aalsterse leerlingen naar andere scholen voor buitengewoon onderwijs is logisch, aangezien niet alle types worden aangeboden. Als we kijken naar het Aalsterse aanbod, dan zien we dat er ook voor deze types een uitstroom is (zie kolommen in het vet): o BKO type 2: 1 van de 22 leerlingen gaan elders naar school o BLO type 1: 75 van de 154 leerlingen gaan elders naar school o BLO type 2: 11 van de 58 leerlingen gaan elders naar school o BLO type 8: 70 van de 110 leerlingen gaan elders naar school Aalst verliest dus de helft van de leerlingen aan scholen voor buitengewoon onderwijs buiten Aalst. Ook voor types die in Aalst aangeboden worden: 157 van de 344 leerlingen gaat elders, terwijl ze in Aalst zouden terecht kunnen; dat is 46%. 5.4.b. Instroom leerlingen voor buitengewoon onderwijs in Aalst 2008-2009 Woonplaats leerling BKO2 BLO1 BLO2 BLO8 totaal % Aalst 21 79 47 40 187 53% Denderleeuw 2 6 13 11 32 9% Erpe-Mere 8 10 2 20 6% Ninove 2 3 14 19 5% Haaltert 3 11 2 16 5% Lede 1 1 12 1 15 4% Herzele 2 6 8 2% Affligem 2 5 1 8 2% Dendermonde 1 1 3 3 8 2% Wetteren 6 1 7 2% Lebbeke 1 2 2 2 7 2% Wichelen 5 5 1% stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 32

Liedekerke 2 1 3 1% Sint-Lievens-Houtem 1 2 3 1% Opwijk 3 3 1% Geraardsbergen 2 1 3 1% Lierde 1 1 2 1% Berlare 1 1 2 1% Zottegem 1 1 0% Asse 1 1 0% Herne 1 1 0% Ternat 1 1 0% De Haan 1 1 0% Lokeren 1 1 0% totaal 37 105 148 64 354 100% Tabel 14: instroom van leerlingen per onderwijstype schoollopend in Aalst (2008-2009) In totaal zijn er 354 leerlingen die in Aalst naar een school voor het buitengewoon onderwijs gaan. De instroom bedraagt 47% of 167 in totaal. De helft van de leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs woont en komt dus van elders. Conclusie Aalst trekt 47% van haar leerlingen aan van elders. Iets meer dan de helft van de leerlingen woont in Aalst. Aalst heeft ook een grote uitstroom van leerlingen voor het buitengewoon onderwijs. 49% van de leerlingen van Aalst blijft in Aalst. 51% trekt naar een andere gemeente. Ook voor richtingen die in Aalst aangeboden worden is er een uitstroom: namelijk 46%. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 33

5.5. Schoolse vertraging Met schoolse vertraging wordt bedoeld dat een leerling niet op leeftijd zit. Concreet: een leerling is blijven zitten en zit dus een jaar lager dan men op basis van zijn of haar leeftijd zou mogen verwachten. Voorbeeld: 8 jaar zijn en nog in het 2 de leerjaar zitten. 5.5.a. Schoolse vertraging in Aalst 2008-2009 jaar leerlingen jongens meisjes SV svjong svmeis SV% %Svjong %Svmeis Svjaar Svtot% %jong %meis 1 796 400 396 130 65 65 16% 8% 8% 16% 3% 16% 16% 2 710 368 342 139 74 65 20% 10% 9% 17% 3% 20% 19% 3 714 360 354 156 78 78 22% 11% 11% 19% 3% 22% 22% 4 765 377 388 133 71 62 17% 9% 8% 16% 3% 19% 16% 5 757 382 375 133 72 61 18% 10% 8% 16% 3% 19% 16% 6 743 379 364 119 64 55 16% 9% 7% 15% 3% 17% 15% 4485 2266 2219 810 424 386 18% 9% 9% 100% 18% 19% 17% Tabel 15: aantal en percentage leerlingen met schoolse vertraging per leerjaar en volgens geslacht in Aalst in 2008-2009 Svjaar= schoolse vertraging per jaar: aantal schoolse vertraging delen door totale schoolse vertraging Svtot= schoolse vertraging per jaar delen door totaal aantal leerlingen Svjong/jongens= aantal jongens met schoolse vertraging delen door aantal jongens per jaar Svmeis/meisjes= aantal meisjes met schoolse vertraging delen door aantal meisjes per jaar In Aalst zijn er 4485 leerlingen in het lager onderwijs. Er zijn iets meer jongens dan meisjes. De percentages voor Aalst lopen parallel met deze voor de 13 centrumsteden en Vlaanderen: het percentage jongens met schoolse vertraging is hoger dan deze van de meisjes voor alle leerjaren. Het totaal gemiddelde voor Aalst is 18% met schoolse vertraging (kolom SV%). Dat is bijna één op 5 leerlingen. Aalst scoort dus slechter dan het Vlaams onderwijs, maar beter dan de 13 centrumsteden. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 34

Gemiddeld is de schoolse vertraging 16% in het 1 ste jaar en 20% in het 2 de jaar. Opvallend is dat er al in het eerste leerjaar van het lager onderwijs 16% van de kinderen een schoolse vertraging hebben, dat is ongeveer één op zes. Het percentage jongens en meisjes met schoolse vertraging is lager in de 3 de graad (kolom SV%). In de volgende kolommen zien we de verdeling naar jongens en meisjes (%svjong en %svmeis). Het percentage schoolse vertraging is voor meisjes en voor jongens gemiddeld 9%. De jongens hebben over in het 2 de, 4 de, 5 de en 6 de leerjaren een grotere achterstand dan de meisjes (voorlaatste kolom). In kolom svjaar zien we het aandeel van het aantal leerlingen met schoolse vertraging van het totaal aantal leerlingen per leerjaar: in het eerste leerjaar heeft 16% van de leerlingen schoolse vertraging. In het tweede jaar is er 17% leerlingen met schoolse vertraging, enz In kolom svtot% zien we het aandeel van de leerlingen met schoolse vertraging in de totale schoolpopulatie: de leerlingen met schoolse vertraging in elk jaar maken 3% van alle Aalsterse leerlingen uit. 810 is 3% van 4485. In tabel 16 zien we de evolutie van de schoolse vertraging over 6 schooljaren. 02-03 jaar leerlingen jongens meisjes SV svjong svmeis SV% %Svjong %Svmeis Svjaar Svtot% %jong %meis 1 811 438 373 103 63 40 13% 8% 5% 16% 2% 14% 11% 2 778 378 400 116 62 54 15% 8% 7% 18% 3% 16% 14% 3 714 364 350 88 48 40 12% 7% 6% 13% 2% 13% 11% 4 773 376 397 128 64 64 17% 8% 8% 19% 3% 17% 16% 5 733 386 347 116 65 51 16% 9% 7% 18% 3% 17% 15% 6 827 430 397 108 64 44 13% 8% 5% 16% 2% 15% 11% 4636 2372 2264 659 366 293 14% 8% 6% 100% 14% 15% 13% 03-04 jaar leerlingen jongens meisjes SV svjong svmeis SV% %Svjong %Svmeis Svjaar Svtot% %jong %meis 1 793 407 386 100 57 43 13% 7% 5% 15% 2% 14% 11% 2 762 408 354 118 69 49 15% 9% 6% 17% 3% 17% 14% 3 758 361 397 124 60 64 16% 8% 8% 18% 3% 17% 16% 4 710 366 344 97 53 44 14% 7% 6% 14% 2% 14% 13% stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 35

5 776 372 404 132 69 63 17% 9% 8% 19% 3% 19% 16% 6 734 379 355 108 56 52 15% 8% 7% 16% 2% 15% 15% 4533 2293 2240 679 364 315 15% 8% 7% 100% 15% 16% 14% 04-05 jaar leerlingen jongens meisjes SV svjong svmeis SV% %Svjong %Svmeis Svjaar Svtot% %jong %meis 1 769 390 379 102 61 41 13% 8% 5% 15% 2% 16% 11% 2 744 377 367 118 67 51 16% 9% 7% 17% 3% 18% 14% 3 729 390 339 111 65 46 15% 9% 6% 16% 2% 17% 14% 4 761 362 399 127 62 65 17% 8% 9% 18% 3% 17% 16% 5 721 375 346 110 62 48 15% 9% 7% 16% 2% 17% 14% 6 751 354 397 119 60 59 16% 8% 8% 17% 3% 17% 15% 4475 2248 2227 687 377 310 15% 8% 7% 100% 15% 17% 14% 05-06 jaar leerlingen jongens meisjes SV svjong svmeis SV% %Svjong %Svmeis Svjaar Svtot% %jong %meis 1 794 406 388 115 68 47 14% 9% 6% 16% 3% 17% 12% 2 721 366 355 109 61 48 15% 8% 7% 16% 2% 17% 14% 3 723 368 355 117 64 53 16% 9% 7% 17% 3% 17% 15% 4 742 402 340 120 73 47 16% 10% 6% 17% 3% 18% 14% 5 777 374 403 138 68 70 18% 9% 9% 20% 3% 18% 17% 6 725 379 346 102 58 44 14% 8% 6% 15% 2% 15% 13% 4482 2295 2187 701 392 309 16% 9% 7% 100% 16% 17% 14% 06-07 jaar leerlingen jongens meisjes SV svjong svmeis SV% %Svjong %Svmeis Svjaar Svtot% %jong %meis 1 760 392 368 128 69 59 17% 9% 8% 18% 3% 18% 16% 2 756 379 377 119 67 52 16% 9% 7% 16% 3% 18% 14% 3 731 365 366 123 63 60 17% 9% 8% 17% 3% 17% 16% 4 720 367 353 121 66 55 17% 9% 8% 17% 3% 18% 16% 5 745 411 334 131 82 49 18% 11% 7% 18% 3% 20% 15% 6 746 359 387 108 58 50 14% 8% 7% 15% 2% 16% 13% 4458 2273 2185 730 405 325 16% 9% 7% 100% 16% 18% 15% 07-08 jaar leerlingen jongens meisjes SV svjong svmeis SV% %Svjong %Svmeis Svjaar Svtot% %jong %meis 1 744 389 355 117 70 47 16% 9% 6% 15% 3% 18% 13% 2 731 370 361 144 77 67 20% 11% 9% 18% 3% 21% 19% 3 759 378 381 134 75 59 18% 10% 8% 17% 3% 20% 15% 4 738 367 371 129 64 65 17% 9% 9% 16% 3% 17% 18% stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 36

5 740 376 364 135 70 65 18% 9% 9% 17% 3% 19% 18% 6 741 404 337 123 76 47 17% 10% 6% 16% 3% 19% 14% 4453 2284 2169 782 432 350 18% 10% 8% 100% 18% 19% 16% Tabel 16: Evolutie schoolse vertraging over 6 schooljaren voor eenzelfde leerjaar in het groen In tabel 16 zien we de schoolse vertraging van een eerste leerjaar van 2002-2003 over de volgende schooljaren. Dat eerste leerjaar wordt het 2 de leerjaar in 2003-2004, wordt het 3 de leerjaar in 2004-2005 enz. Er is een toename van het % schoolse vertraging (SV%) in het eerste leerjaar 13% tot 18% in het vijfde leerjaar. In het zesde leerjaar neemt het aantal leerlingen en het % schoolse vertraging terug af. Conclusie In Aalst hebben in totaal dus bijna één op vijf leerlingen een schoolse vertraging. Dat betekent ook dat deze kinderen het secundair onderwijs met een achterstand beginnen. Meisjes doen het een stuk beter dan jongens. Deze trend wordt verder gezet in het secundair onderwijs. 5.5.b. Schoolse vertraging in 13 Vlaamse centrumsteden in 2007-2008 jaar leerlingen jongens meisjes SV svjon svmeis SV% %Svjong %Svmeis Svjaar Svtot% %jong %meis 1 15869 8032 7837 2824 1557 1267 18% 10% 8% 15% 3% 19% 16% 2 14922 7384 7538 3131 1599 1532 21% 11% 10% 17% 4% 22% 20% 3 14287 7117 7170 3285 1696 1589 23% 12% 11% 17% 4% 24% 22% 4 14496 7237 7259 3516 1841 1675 24% 13% 12% 19% 4% 25% 23% 5 14481 7114 7367 3383 1696 1687 23% 12% 12% 18% 4% 24% 23% 6 13579 6786 6793 2669 1353 1316 20% 10% 10% 14% 3% 20% 19% 87634 43670 43964 18808 9742 9066 21% 11% 10% 100% 21% 22% 21% Tabel 17: aantal en percentage leerlingen met schoolse vertraging per leerjaar en volgens geslacht in 13 centrumsteden in 2007-2008 In de 13 centrumsteden zijn er in totaal 87634 leerlingen. Het aantal jongens en meisjes is bijna gelijk. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 37

De percentages voor de centrumsteden lopen parallel met deze voor Vlaanderen: het percentage jongens met schoolse vertraging is hoger dan deze van de meisjes voor alle leerjaren. Vanaf het 5 de leerjaar is het percentage met schoolse vertraging lager. Het totaal gemiddelde voor de 13 centrumsteden bedraagt 21% met schoolse vertraging (kolom SV%). Dat is ruim één op 5 leerlingen. De centrumsteden scoren dus slechter dan het Vlaams onderwijs. Gemiddeld is de schoolse vertraging 18% in het 1 ste jaar en 24% in het 4 de jaar. Het percentage jongens en meisjes met schoolse vertraging is lager in het 6 de leerjaar. Waarschijnlijk is er uitstroom op basis van leeftijd naar het secundair onderwijs (kolom SV%). In de volgende kolommen zien we de verdeling naar jongens en meisjes (%svjong en %svmeis). Voor de jongens is het percentage schoolse vertraging gemiddeld 22%, voor de meisjes 21%. De jongens hebben over alle leerjaren een grotere achterstand dan de meisjes: 19% in het 1 ste jaar en zelfs 25% in het 4 de jaar (voorlaatste kolom). Bij meisjes bedraagt de schoolse vertraging 16% in het 1 ste jaar en heeft een maximum van 23% in het 4 de en 5 de jaar (laatste kolom). In kolom svjaar zien we het aandeel van het aantal leerlingen met schoolse vertraging van het totaal aantal leerlingen per leerjaar: in het eerste leerjaar heeft 15% van de leerlingen schoolse vertraging. In het tweede jaar is er 17% leerlingen met schoolse vertraging, enz In kolom svtot% zien we het aandeel van de leerlingen met schoolse vertraging in de totale schoolpopulatie: de leerlingen met schoolse vertraging in het eerste jaar maken 3% van alle Vlaamse leerlingen uit. 2824 is 3% van 87634. 5.5.c. Schoolse vertraging in Vlaanderen in 2007-2008 jaar leerlingen jongens meisjes SV svjon svmeis SV% %Svjong %Svmeis Svjaar Svtot% %jong %meis 1 65787 33296 32491 8088 4569 3519 12% 7% 5% 14% 2% 14% 11% 2 63449 31665 31784 9581 5027 4554 15% 8% 7% 17% 3% 16% 14% 3 61784 30879 30905 10138 5315 4823 16% 9% 8% 18% 3% 17% 16% 4 61703 31043 30660 10610 5596 5014 17% 9% 8% 19% 3% 18% 16% stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 38

5 61934 30882 31052 10393 5363 5030 17% 9% 8% 18% 3% 17% 16% 6 59553 29700 29853 8502 4364 4138 14% 7% 7% 15% 2% 15% 14% 374210 187465 186745 57312 30234 27078 15% 8% 7% 100% 15% 16% 14% Tabel 18: aantal leerlingen en percentages per leerjaar en volgens geslacht in het Vlaams onderwijs in 2007-2008 In Vlaanderen zijn er in totaal 374210 leerlingen. Het aantal jongens en meisjes is ongeveer gelijk. Het totaal gemiddelde voor Vlaanderen bedraagt 15% met schoolse vertraging (kolom SV%). Gemiddeld is de schoolse vertraging 12% in het 1 ste jaar en 17% in het 4 de en 5 de jaar. Het percentage jongens en meisjes met schoolse vertraging is lager in het 6 de leerjaar. Waarschijnlijk is er uitstroom op basis van leeftijd naar het secundair onderwijs (kolom SV%). In de volgende kolommen zien we de verdeling naar jongens en meisjes (%svjong en %svmeis). Voor de jongens is het percentage schoolse vertraging gemiddeld 16%, voor de meisjes 14%. De jongens hebben over alle leerjaren een grotere achterstand dan de meisjes: 14% in het 1 ste jaar en zelfs 18% in het 4 de jaar (voorlaatste kolom). Bij meisjes bedraagt de schoolse vertraging 11% in het 1 ste jaar en heeft een maximum van 16% in het tussen het 3 de en 5 de jaar (laatste kolom). In kolom svjaar zien we het aandeel van het aantal leerlingen met schoolse vertraging van het totaal aantal leerlingen per leerjaar: in het eerste leerjaar heeft 14% van de leerlingen schoolse vertraging. In het tweede jaar is er 17% leerlingen met schoolse vertraging, enz In kolom svtot% zien we het aandeel van de leerlingen met schoolse vertraging in de totale schoolpopulatie: de leerlingen met schoolse vertraging in het eerste jaar maken 2% van alle Vlaamse leerlingen uit. 8088 is 2% van 374210. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 39

5.6. 5 Overzicht secundair en hoger onderwijs 5.6.a. Aantal leerlingen secundair onderwijs In het secundair onderwijs zijn er ongeveer 9800 leerlingen, waarvan 51 anderstalige nieuwkomers en 27 voormalig anderstalige nieuwkomers (AN). De helft van de voormalig AN doet de onthaalklas tweemaal. Aalst zit in de top drie wat het aantal AN betreft, vermoedelijk mede dankzij de aanwezigheid van vzw Juna. 5.6.b. Leerachterstanden - Secundair onderwijs Bij jongeren met een niet Belgische nationaliteit vindt men de helft terug in het BSO en minder dan ¼ in het ASO. Ook blijkt dat ongeveer 18% van de niet Belgische leerlingen kiest voor deeltijds onderwijs. - Hoger onderwijs Uit onderzoek en uit bovenstaande gegevens blijkt dat nog geen 2% van alle allochtonen een diploma hoger onderwijs behaald. Tijdens het schooljaar 2005-2006 waren er in Aalst nog 2 scholen die een onthaalklas inrichtten. Tijdens het schooljaar 2006-2007 was er geen enkele school die een onthaalklas kon inrichten, en dit door de gewijzigde regelgeving. 5.6.c. Gelijke Onderwijskansen (GOK) secundair onderwijs Jaarlijks stromen in het secundair onderwijs leerlingen binnen die niet voldoende Nederlands kennen om de lessen effectief te kunnen volgen. Sinds het schooljaar 2005 2006 werd, dankzij de steun van Rotary, de ALFA klas opgericht voor deze leerlingen. 5 Deze gegevens zijn overgenomen van het Minderhedenbeleidsplan 2007-2010. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 40

5.7 6. Lokaal Overlegplatform (LOP) De stad neemt actief deel aan het lokaal overlegplatform ter ondersteuning van scholen en onderwijspartners De dienst Integratie brengt punten rond etnisch culturele minderheden aan op het LOP en bewaakt het thema. Onderstaand een overzicht van het aantal vergaderingen die hebben plaatsgevonden. De verslagen zelf worden omwille van de omvang niet toegevoegd, maar kunnen indien gewenst wel bezorgd worden. LOP BAO - Algemene Vergadering - Dagelijks Bestuur - Werkgroep Taalbeleid - Werkgroep kleuterparticipatie LOP SO - Algemene Vergadering ANDERE VERGADERINGEN OOW Overleg Inburgering en HvN 6 De gegevens over het LOP zijn gebaseerd op het jaarverslag onderwijsopbouwwerk 2009 van de dienst Cultuur en Integratie stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 41

Participatie aan concrete acties of nieuwe projecten die daaruit volgen. Zoals in vorige jaarverslagen reeds vermeld, participeert het onderwijsopbouwwerk aan het project Taalspeelbad in het kader van het flankerend onderwijsbeleid. Tijdens het eerste jaar was dit heel intensief, maar tijdens het voorbije schooljaar meer ondersteunend. Waar vorig schooljaar vooral rond gewerkt is in het LOP, is de voorbereiding voor de verandering van de functie van leerkracht Taalspeelbad naar een taalcoach. In de bijlagen vindt u de voorstelling van haar werkzaamheden. 5.8. Project Taalbubbels Het project Taalbubbels is ontwikkeld door het onderwijsopbouwwerk van de dienst Cultuur en Integratie. Deze taalstage is voor de eerste keer uitgevoerd in 2008. Het werd heel positief geëvalueerd nogmaals herhaald in 2009. Dit project zal ook alvast opnieuw doorgaan in 2010. Hieronder vind u een korte beschrijving: Doel? de Nederlandse taalvaardigheid van anderstalige kinderen verhogen de integratie in de stad en de samenleving versterken kinderen met het nodige zelfvertrouwen en zelfredzaamheid een goede start laten maken in het Nederlandstalig onderwijs de slaagkansen in het onderwijs verhogen en leerachterstand tegengaan Voor wie? Anderstalige nieuwkomers die vanaf 1 september 2009 Nederlandstalig onderwijs volgen = volledig basisonderwijs stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 42

Taalzwakke kinderen die max 3 jaar Nederlandstalig onderwijs volgen (sinds 1 september 2007 of later) = 1 ste graad basisonderwijs (+oversprongen) Wanneer? Van maandag 5 juli tot en met vrijdag 30 juli 2010. Elke dag van 9u 12u en op donderdag van 9u 15u (weekthema met daaraan verbonden uitstap bijvoorbeeld de stedelijke bibliotheek, het stedelijk museum, het stadspark, de politie, de brandweer) Belangrijk: kinderen kunnen enkel ingeschreven worden voor de volledige periode van 4 weken!!! 5.9 Project Onderwijs-ouderwijs Project Onderwijs-ouderwijs Dit project zal mits de nodige middelen vanaf september 2010 uitgevoerd worden. Beschrijving Taalzwakke ouders begeleiden bij het verwerven van competenties en vaardigheden die zij nodig hebben om hun kinderen zelf voldoende te kunnen ondersteunen in het Nederlandstalig onderwijs. Doelstelling 1) Als educatieve doelstelling willen we ouders inzicht laten verwerven in het proces van meertalige taalontwikkeling én hen leren reflecteren over het gebruik van taal thuis en hun rol bij het leren van Nederlands. 2) Als pedagogische doelstelling willen we ouders in staat stellen zelfstandig deel te nemen aan het onderwijsgebeuren en als opvoedingsverantwoordelijke zelfstandig hun kinderen te kunnen helpen bij schoolgerelateerde zaken zoals huiswerkbegeleiding.(zowel uitwisseling tussen ouders als professionele vorming en begeleiding) stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 43

3) De gemeenschapsvormende doelstelling van het project bestaat uit buurtgericht werken. Enerzijds is het drempelverlagend om een continue periode met dezelfde groep mensen te werken. Anderzijds willen we de groep ook laten kennismaken met de plaatselijke voorzieningen en ontspanningsmogelijkheden voor hun kinderen, wat leidt tot betere integratie en hogere deelname aan de samenleving. In het 1ste jaar begeleidt de coördinator 2 sessies/maand in buurt 1 - het 2de jaar 2 sessie/maand in buurt 2 + opvolgsessie in buurt 1 - het 3de jaar 2 sessies/maand in buurt 3 + opvolgsessie in buurt 2 en 3. Daarenboven willen we ernaar streven dat deelnemers het project volgende jaren als vrijwilliger verderzetten met nieuwe taalzwakke ouders die zich ondertussen in die wijk komen vestigen zijn. 4) Het versterken van de rechtstreekse communicatie tussen ouder en leerkracht, door op regelmatige tijdstippen feedback te geven/te vragen aan beide partijen. Doelpubliek Doordat Aalst een 50-tal scholen telt, dienen we een duidelijke doelgroepafbakening in te bouwen. De doelgroep "taalzwakke ouders met kinderen tussen 0 en 6 jaar" is voor de grootte van onze stad nog te ruim omschreven. Daarom zouden we kiezen om onze stad in te delen in 3 wijken en per wijk één volledig schooljaar te werken aan het bereiken van de doelstellingen. Per wijk voorzien we een vaste locatie waar de bijeenkomsten zullen plaatsvinden. In het 1ste jaar begeleidt de coördinator 2 sessies/maand in buurt 1, het 2de jaar 2 sessies/maand in buurt 2 + 1 opvolgsessie/maand in buurt 1, het 3de jaar 2 sessies/maand in buurt 3 + 1 opvolgsessie/maand in buurt 1 + 1 opvolgsessie/maand in buurt 2. Twee sessie per maand = 1 bezoek (vb CLB, sportclub,...) en 1 vorming Nederlands ifv schoolse context (vb hoe je kind ziekmelden op school, hoe lees je een schoolrapport, hoe voorbereiden op oudercontact edm...) Per wijk en per werkingsjaar mikken we op 20 deelnemers. Beoogde concrete en meetbare projectresultaten 1) Doordat de eigen Nederlandse spreekvaardigheden verbeteren, kunnen ouders hun kinderen beter ondersteunen bij schoolzaken. 2) Doordat ze duidelijk geïnformeerd zijn over het onderwijssysteem, kunnen ze betere en gerichtere schoolkeuzes maken en zelfstandig participeren aan het onderwijs. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 44

3) Doordat ouders gedurende ruime tijd samen een traject doorlopen, wordt ontmoeting tussen verschillende culturen gestimuleerd en worden sociale netwerken gevormd. --> Deze doelstellingen worden gemeten a.d.h.v. feedback van de deelnemers zelf én feedback van de scholen. 4) Doordat we wijkgericht werken met bezoeken aan het plaatselijk sociocultureel leven, verhogen we de integratie en deelname aan de samenleving. --> Deze doelstelling kan gemeten worden door registratie van het plaatselijk socio-cultureel leven over een eventuele stijging van allochtone bezoekers. Evaluatie project Het doorzettingsvermogen van de ouders om zich 2x per maand te engageren en actief deel te nemen zal een bepaalde factor zijn die het succes van het project kan meten. Of ouders na doorlopen van het traject beter hun kinderen kunnen ondersteunen in het Nederlandstalig onderwijs, zal geëvalueerd worden op basis van de evolutie van het kind. Het in kaart brengen van de evolutie van het kind zal vooral tot stand gebracht worden via regelmatige gesprekken en overleg met de betrokken leerkrachten. Ook de opvolgsessies tijdens het tweede jaar zijn ingebouwd om een duidelijke evaluatie te kunnen weergeven. Het project wordt bekend gemaakt per wijk waarin tijdens dat schooljaar zal gewerkt worden. Dat zal gebeuren via flyer-acties aan de betreffende scholen en crèches én het plaatselijke socio-culturele verenigingsleven. Ook alle samenwerkingspartners zullen via affiches en flyers het project mee helpen bekendmaken. Wij zullen ook de publiciteitskanalen van de stad gebruiken. Wij kunnen tevens onze allochtone contactpersonen betrekken als aanspreekpunt voor de verschillende bevolkingsgroepen. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 45

6. Tewerkstelling In onze maatschappij is arbeid een uiterst belangrijke factor om iemands positie te bepalen. Arbeid op zich betekent status. Wie langere tijd werkloos is geweest weet dat, zelfs in banale, dagdagelijkse gesprekken, de stem van een werkloze minder zwaar meetelt, want eigenlijk staat hij toch een beetje overal buiten. Het zijn de werkende mensen die door hun arbeid het recht verwerven de maatschappij vorm te geven. Hoe belangrijker de job, hoe meer respect men heeft voor de mening: een advocaat, een universiteitsprofessor, een minister, een directeur, het zijn mensen naar wier mening met respect wordt geluisterd, mensen die hun opinie zelfs op de televisie mogen komen uiteenzetten. Een werkloze wordt zelden gevraagd, hoe gespecialiseerd hij misschien ook is in een onderwerp. Een werkloze is ofwel zielig, ofwel een profiteur, maar zeker geen gelijke. Arbeid levert niet alleen die automatische status op, arbeid levert ook een loon op, het enige legale middel voor de gewone man om zich met statussymbolen te omringen. Uitkeringen voorzien in de primaire levensbehoeften, maar voor statussymbolen (een eigen huis, designmeubelen, een BMW of Mercedes, merkkleding ) heb je een inkomen nodig. Wie dus geen inkomen kan verwerven heeft ook geen kans om die uiterlijke status te verwerven. De werkloze lijdt zo onder een dubbele sociale uitsluiting 7. Tewerkstelling is één van de belangrijkste hefbomen voor etnisch culturele minderheden om te participeren in onze samenleving. In het kader van tewerkstelling is er het volgende hoofddoel: Etnisch culturele minderheden hebben dezelfde kansen op tewerkstelling bij de stad indien zij in aanmerking komen voor een functie. 7 De vorige twee alinea s zijn overgenomen van de omgevingsanalyse van ODiCe. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 46

6.1. Allochtonen - Algemeen Werkloze allochtonen (bron VDAB Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt maart 2009 De werkloosheidsgraad bij personen afkomstig van buiten de Europese Unie (28,1%) is meer dan vijf maal hogerdan die bij personen van Belgische origine (5,2%) Méér dan 1 op 5 niet-werkende werkzoekenden (22,1%) heeft een huidige of vorige nationaliteit van buiten de EER. Onder de allochtonen nemen Marokko en Turkije samen meer dan de helft voor hun rekening (52,1%). Van alle allochtone werkzoekenden heeft momenteel bijna 60% de Belgische nationaliteit. Het aantal werkzoekende allochtonen is duidelijk sterker toegenomen (+24,5%) dan het aantal werkzoekende autochtonen (+16,7%). In Limburg is de werkloosheid onder de allochtonen het sterkst gestegen (+40,8%) en is het verschil met de autochtonen (+20,4%) het meest uitgesproken. De werkzoekende allochtonen tellen relatief meer mannen. De werkloosheid bij de vrouwen is dubbel zo sterk gestegen bij de allochtonen (+12,9%) als bij de autochtonen (+6,1%). Bij beide groepen is de werkloosheid wel veel minder sterk gestegen dan bij de mannen. De werkzoekende allochtonen zijn gemiddeld jonger dan de autochtonen, het aantal allochtone werkzoekende 50+-ers is daarentegen wel meer dan 3 keer zo sterk gestegen (+19,1%) als bij de autochtonen (+5,4%). De werkzoekende allochtonen zijn lager geschoold dan de autochtonen, vooral bij de schoolverlaters is dit verschil zeer duidelijk. De allochtone schoolverlaters vinden in het algemeen ook minder goed aansluiting met de arbeidsmarkt. De werkzoekende allochtonen zijn iets kortduriger werkloos, maar het aantal langdurig werkzoekende allochtonen stijgt duidelijk (+13,6%), terwijl er bij de autochtonen in die groep een status quo is (-0,1%). Meer dan 70% van de werkzoekende allochtonen aspireert een arbeidersberoep, bij de autochtonen ligt dat slechts rond de 50%. De werkloosheid bij de allochtone bedienden is daarentegen dubbel zo sterk gestegen als bij de autochtonen. Het aandeel allochtone NWWZ verschilt sterk per gemeente. In totaal woont meer dan de helft (51,7%) in de steden Antwerpen, Gent, Mechelen, Genk of Leuven. Bij die vijf gemeenten is de allochtone werkloosheid in Genk met bijna 50% gestegen het laatste jaar. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 47

Bij de jonge laaggeschoolde werkzoekenden loopt het aandeel allochtonen in sommige gemeenten op tot boven de 60%. Deze groep die, gezien de lagere scholingsgraad van de schoolverlaters en de demografische evolutie, enkel nog toeneemt, heeft het bijzonder moeilijk op de arbeidsmarkt. Vlaanderen telt 12.588 werkzoekenden van Marokkaanse origine, waarvan bijna 45% in de stad Antwerpen woont. Hun aantal is het laatste jaar met 28,7% gestegen wat boven het gemiddelde voor alle allochtone werkzoekenden ligt (+24,5%). 9.447 werkzoekenden zijn van Turkse origine, waarvan er bijna 1 op 4 in Gent woont. Vooral in de voormalige Limburgse mijnstreek is hun aandeel erg hoog. Het aantal werkzoekenden van Turkse origine is eveneens bovengemiddeld gestegen (29,3%). De werkzoekenden van Russische afkomst zijn met 2.887, waarvan bijna 1 op 4 in Antwerpen woont. Ze wonen ook duidelijk meer verspreid over Vlaanderen dan de NWWZ van Marokkaanse en Turkse afkomst en kennen ook een opvallend lagere werkloosheidstoename (+13%), zelfs beneden die van de autochtonen (+16,7%). Etnisch culturele minderheden vertegenwoordigen slechts 4,35 % van de Aalsterse bevolking. Toch behoort 10,10 % van alle Aalsterse werklozen tot deze doelgroep (zie hieronder tabellen gegevens maart 10). De evolutie op de arbeidsmarkt is dus niet voor iedereen even gunstig. De oorzaken van deze lage tewerkstellingsgraad situeren zich zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde: - vaak een lagere scholing - vaak gebrekkige talenkennis - het ontbreken van het juiste netwerk van persoonlijke contacten - onbewust discriminerende selectie- en promotiemethoden - bepaalde vooroordelen met discriminatie tot gevolg - het gebrek aan voorbeeldfuncties voor de doelgroep (de tewerkstelling van de doelgroep in de betekenisvolle jobs is heel schaars) - het ontbreken van stimuli van thuis uit wat laaggeschooldheid tot gevolg heeft stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 48

6.2. Woonwagenbewoners Woonwagenbewoners 8 kiezen traditioneel voor zelfstandige beroepen, liever dan te werken bij een baas of in loondienst. Maar de jongere generaties zoeken meer zekerheid en stappen ook over naar loondienst. Ze hebben nood aan bijkomende opleiding om een job uit te oefenen. Daarbij verkiezen ze korte en resultaatgerichte opleidingen, zoals bedrijfsbeheer, assistent automechaniek, vrachtwagenchauffeur, verzorging. Veel vrouwen werken tegenwoordig als zelfstandige nagelverzorgster of als huishoudhulp via dienstencheques. Die korte opleidingen kunnen een opstap zijn naar opleidingen die langer duren. Lokale overheden en bemiddelende organisaties kunnen woonwagenbewoners in contact brengen met aanbieders van jobs of vorming. Zij kunnen het aanbod bekend maken op het terrein en kandidaten een zetje geven. In de aanloopfase van een opleiding is een aanpak op maat van de woonwagenbewoners te overwegen. De eerste cursussen kunnen bijvoorbeeld plaatsvinden in een vertrouwde groep van woonwagenbewoners. Te strikte selectietesten of hoge financiële drempels kunnen leiden tot een vroegtijdige uitval. Een vaste vertrouwenspersoon kan het verdere verloop in het reguliere opleidings- en werkaanbod opvolgen. Zo doet ook het reguliere aanbod ervaring op in werken met woonwagenbewoners. Inkomen en beroepsstructuur van de woonwagenbevolking ouder dan 18 jaar (1993) 9 Zelfstandige arbeid 26,7 % Loonarbeid 14,7 % Vervangingsinkomen 52,9 % Ander inkomen 5,7 % Deze cijfers gelden enkel voor de bevolking die effectief in wagens woont. 8 De onderstaande alinea is overgenomen van de brochure Wonen Op Wielen http://www.vmc.be/uploadedfiles/vmc/thema/woonwagenterreinen/wonenopwielen2010(1).pdf 9 Deze gegevens zijn gebaseerd op bronnen van de VDAB (Vlaamse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddelingen) en de omgevingsanalyse van ODiCe stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 49

Tewerkstelling meerderjarigen 2001 Gegevens uit een steekproefonderzoek van het Vlaams Minderhedencentrum bij Voyageurs, Manoesjen en Roms (Roma dus niet inbegrepen) in Antwerpen, Brussel, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, op 31 december 2001. Voltijds Deeltijds Totaal Procent Arbeider/ster 2 3 5 1,44 informeel Arbeider/ster 28 5 33 9,48 formeel Zelfstandige 43 41 84 24,14 informeel Zelfstandige 23 7 30 8,62 formeel Geen beroep 180 180 51,72 Studente 0 1 1 0,29 Bediende 1 1 2 0,57 Onbekend 13 13 3,74 Totaal 290 58 348 50 procent heeft geen beroep 32 % is zelfstandig, waarvan 24 % informeel Ongeveer 10 procent is arbeider/ster 10 De traditionele beroepen van de woonwagenbewoners zijn economisch van steeds minder tel. Deze beroepen zijn slijperij, de ijzerhandel, autohandel, stoelenmatten, deur- aan deurverkoop enz... Een alternatief hiervoor is niet zomaar te voorzien vermits Voyageurs en Zigeuners fundamenteel gericht zijn op flexibel en zelfstandig werk, vanuit hun eigen dynamiek. Arbeid in loondienst is op de eerste plaats bijna niet te vinden en daarbij behoort het niet tot de cultuur van woonwagenbewoners. Onze bekommernis gaat hierbij speciaal uit naar de jongeren, 10 Deze alinea is overgenomen van de omgevingsanalyse van ODiCe. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 50

die niet meer kunnen terugvallen op traditionele bezigheden zoals hun ouders. Zij hebben dus bijna geen toekomstperspectief meer. 6.3. Allochtoon personeel aan de stad Aalst Doorstroming van etnisch culturele minderheden binnen het personeelsbestand van de stad loopt niet vlot ondanks reeds genomen acties. De voornaamste knelpunten inzake tewerkstelling volgens de dienst Personeel van de stad Aalst zijn de volgende: 1. communicatie: doordat allochtonen dikwijls onvoldoende de Nederlandse taal kennen, zijn er specifieke problemen: - slagen niet in examens/screeningen - hebben moeilijker contact met collega s - begrijpen de richtlijnen niet (bv inzake de dosering van producten of de melding dat bepaalde producten giftig zijn) De werknemers zijn doorgaans bereid om het Nederlands aan te leren via scholing of samenwerking met andere werknemers die er meestal geen probleem van maken om mensen te begeleiden. 2. Vanuit hun achtergrond kunnen ze zich soms moeilijk aanpassen aan de bestaande arbeidsregelingen en arbeidssituaties (respecteren van de werkuren, reinigen van toiletten is een werk voor vrouwen en niet voor mannen, werken onder de leiding van een vrouw kan problemen geven). 3. gebrek aan wederzijds vertrouwen stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 51

Cijfers Allochtoon personeelsbestand stad Aalst Allochtoon personeelsbestand stad Aalst 2008 2009 Vrouwen 25 11 Mannen 9 5 Totaal 34 16 Allochtoon personeelsbestand stad Aalst 2005 2006 Vrouwen 10 11 Mannen 3 6 Totaal 13 17 Uit bovenstaande gegevens zien we dat als we de cijfergegevens van de jaren 2005, 2006 en 2008, 2009 vergelijken, het aantal allochtonen met uitzondering van het jaar 2008 (34) bijna hetzelfde is gebleven (2005 = 13, 2006 = 17, 2008 = 34, 2009 = 16). Dit aantal is natuurlijk niet heel groot maar men moet er rekening mee houden dat er weinig vacatures zijn en dat de groeimogelijkheden in de stad Aalst beperkt zijn. In 2009 zijn er ongeveer 1,4 % van het aantal werknemers allochtonen (totaal aantal werknemers = 1143). Dit ligt lager dan het percentage vreemdelingen dat in Aalst woont namelijk 4,35 %. In het kader hiervan zal de stad Aalst de komende jaren een nieuw diversiteitsplan opstellen. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 52

Ter info Overzicht examens stad Aalst Examens 2008 en 2009 stad Aalst 2008 2009 Examens 18 28 Allochtone sollicitanten 5 21 Examens 2006 en 2007 stad Aalst 2006 2007 Examens 4 2 Allochtone sollicitanten 2 0 Overzicht screenings stad Aalst Screenings 2008 en 2009 stad Aalst 2008 2009 Screenings 9 23 Allochtone sollicitanten 6 3 Screenings 2006 en 2007 stad Aalst 2006 2007 Screenings 6 7 Allochtone sollicitanten 3 4 6.4. Allochtoon personeel OCMW Allochtoon personeelsbestand OCMW 2005 2006 Totaal 22 61 stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 53

Allochtoon personeelsbestand OCMW 2006 2009 Totaal 61 68 De bovenstaande cijfergegevens geven aan dat in vergelijking met 2006 in 2009 het aantal allochtonen die tewerkgesteld zijn binnen het OCMW bijna hetzelfde is gebleven, meer specifiek heel licht gestegen is (2006 = 61, 2009 = 68). Concreet zijn er 7 personen meer aangesteld van allochtone origine. In vergelijking met het jaar 2005 is dit een stijging van 46 (2005 = 22, 2009 = 68). In 2009 zijn er 5,95 % van het aantal werknemers allochtonen (totaal aantal werknemers = 700). Dit ligt iets hoger dan het percentage vreemdelingen dat in Aalst woont namelijk 4,35 %. Het OCMW beweert dat het gebrek aan talenkennis de belangrijkste oorzaak is van de hoge werkloosheidsgraad bij allochtonen. Hieronder vind je een gedetailleerd overzicht personeelsleden van allochtone origine tewerkgesteld in het OCMW. schoonmaakster art60 31 handlanger art60 19 helper vakman art. 60 2 administratief medewerker art60 3 bejaardenhelpster 4 helper vakman 1 sanitaire helpster 6 logistieke hulp 2 68 Er zijn via het OCMW 68 personeelsleden van allochtone origine tewerkgesteld. Daarvan zijn er 31 schoonmaaksters art 60, 19 handlangers art 60, 3 administratief medewerkers art 60 & 2 helper-vakmannen art 60., 4 bejaardenhelpsters, 6 sanitair helpsters, 2 logistieke hulpen & 1 helper vakman. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 54

6.5. Mensen in een precair verblijfsstatuut 11 12 Bij heel wat werkgevers (en werknemers) is er grote onduidelijkheid over het feit of de kandidaat-werknemer al dan niet op legale wijze kan tewerkgesteld worden. Bovendien heerst er veel onzekerheid over het exacte moment waarop de werknemer het werk mag aanvatten (Op het moment van de aanvraag of op het moment van de beslissing van de afgeleverde vergunning). Voor veel kandidaat-werkgevers is het sop dan ook de kolen niet waard en zij trekken dan liever andere werknemers aan die simpeler in dienst kunnen worden genomen of ze kiezen voor zwartwerk. 6.6. Cijfers Aalst 13 In Aalst is 4,35 % van de bevolking vreemdeling. Men zou dus mogen verwachten dat ook ongeveer 4,35 % van de niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) tot deze groep behoort. Uit de cijfergegevens onderstaande tabellen blijkt dat de realiteit er heel wat anders uitziet 14. Bij de cijfergegevens moeten de volgende opmerkingen gemaakt worden: - de cijfers zijn een momentopname en kunnen variëren naargelang de periode Bij de NWWZ naar nationaliteit (onderscheid EU en niet-eu) zien we dat 10,10 % ervan behoort tot niet-eu en bij NWWZ naar origine (onderscheid allochtoon/autochtoon) is dit percentage nog hoger namelijk 23,25 % ervan zijn allochtoon. Het grootst aantal allochtonen dat werkzoekend is behoort tot de leeftijdsgroep 25 t.e.m. 49 jaar en laaggeschoolden. De meerderheid van de allochtone werklozen is minder dan 1 jaar werkloos. 11 Onder mensen in een precair verblijfsstatuut verstaat men de volgende categorieën: ontvankelijk verklaarde asielzoekers, regularisatieaanvragers, ontheemden, slachtoffers mensenhandel, erkende vluchtelingen, geregulariseerden, mensen zonder papieren. 12 Deze alinea is integraal overgenomen van de omgevingsanalyse van ODiCe. 13 Deze cijfers zijn gebaseerd op gegevens van de VDAB. stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 55

stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 56

stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 57

stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 58

stad Aalst, minderhedenbeleidsplan 01/10/2010-30/09/2013 59