De zzp-er in de bouwnijverheid Inleiding In geen enkele andere sector van de Nederlandse economie is de toename van zzp-ers zo groot als in de bouw. Begin 2000 was het aantal werknemers dat onder de werkingssfeer van de CAO voor de Bouwnijverheid valt ruim 250.000 en werd het aantal zzp-ers geschat op 30.000. Medio 2009 zijn er nog ca. 160.000 werknemers en zijn er meer dan 100.000 zzp-ers op bouwplaatsen werkzaam, waarvan er ongeveer 70.000 werkzaam zijn als schijnzelfstandige. De toename van het aantal zzp-ers heeft verschillende oorzaken. 1. De grootste toename is vanaf 2001 ontstaan. Door de toenmalige recessie was er onvoldoende werk en raakte een groot aantal bouwplaatsmedewerkers hun baan kwijt. De jongeren hadden slechts recht op een korte WW-uitkering. Om toch in het inkomen te voorzien zijn zij noodgedwongen als zzp-er aan de slag gegaan. Dit was niet moeilijk omdat een zzp-er in de bouwnijverheid niet of nauwelijks behoeft te investeren en de overheadkosten laag zijn. 2. Vanaf 2006 nam de werkgelegenheid toe en dus ook de vraag naar ervaren arbeidskrachten. Gezien de problemen m.b.t. ontslagprocedures ontstond bij bouwbedrijven behoefte aan flexibele arbeidskrachten. Voor veel werknemers was het aantrekkelijke uurtarief mede een reden om voor het zelfstandig ondernemerschap te kiezen. 3. In 2007 zijn de grenzen opengesteld voor Poolse en Tsjechische werknemers. Veel Polen kwamen (of werden gehaald) naar Nederland om in de bouw te werken; eerst als werknemer en later als zzp-er of zij startten een klussenbedrijf. Gezien de grote toename en de onzekere status van de zzp-ers heeft de overheid de Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR tot stand gebracht. De Belastingdienst biedt zzp-ers en opdrachtgevers door middel van de VAR uitsluitsel over het werknemerschap voor de loonbelasting en de werknemersverzekeringen. Met dit beleid wordt een zzp-er of zijn opdrachtgever dus nooit meer achteraf met allerlei gedoe en naheffingen van premies geconfronteerd. Overheid Voor de Belastingdienst is de status van de zzp-er heel simpel: heeft de zzp-er een geldige VAR WUO dan is hij geen werknemer en wordt de opdrachtgever niet aansprakelijk gesteld voor afdracht van SV-premies en Loonheffing. De zzp-er draagt zelf via de Inkomstenbelasting de loonheffing af. Het Ministerie van Sociale Zaken en met name de Arbeidsinspectie hanteert een ander beleid ten aanzien van de status van de zzp-er: een zzp-er werkt niet onder gezag. Hij heeft juist een bepaalde mate van vrijheid bij het uitvoeren van een opdracht. Elementen die een rol spelen bij de beoordeling van het begrip zelfstandige zijn: Heeft de zelfstandige een bepaalde klus aangenomen en is hij zelf verantwoordelijk voor de resultaten? Bepaalt hij zelf hoe hij het werk uitvoert en welk materieel hij hierbij gebruikt? Zorgt hij zelf voor persoonlijke beschermingsmiddelen en gereedschap? Kan hij zelf zijn arbeidstijden bepalen? Moet hij eventuele schade die ontstaat door slecht werk, gevaarlijke of ongezonde werkzaamheden zelf betalen? Pagina 1 van 5
De Arbeidsinspectie accepteert de VAR-verklaringen niet zonder meer als bewijs dat er sprake is van een zzp-er. De VAR-verklaring geldt alleen voor inkomens- en premieheffing door de Belastingdienst en niet voor de Arbowet. De Arbeidsinspectie toetst op basis van de dagelijkse praktijk en de wijze waarop de zzp-er, de opdrachtgever en eventueel diens werknemers de werkzaamheden uitvoeren. De evaluatie van de wet in 2007 bracht reeds vragen over schijnzelfstandigheid met zich mee. Dit is niet verwonderlijk. De wijze waarop de zzp-er het werk aanneemt en vervolgens uitvoert, is aanleiding voor de Arbeidsinspectie om te constateren dat er sprake is van een gezagsverhouding omdat er geen verschil is met de wijze waarop een werknemer werkzaam is, nl. er is geen mogelijkheid om een opdracht te weigeren er is samenwerking met werknemers er is geen zeggenschap over eigen arbeidstijden en een opdrachtgever bepaalt hoe en wanneer een klus gedaan moet worden. De bouwplaats Op de bouwplaats ziet men steeds vaker ploegjes zelfstandigen (zzp-ers) die samen voor steeds dezelfde opdrachtgever aan de slag zijn of met andere werknemers samenwerken. Dit kan ook niet anders. Het is bijna niet mogelijk om geheel zelfstandig en zonder gezag werkzaamheden uit te voeren. Op de bouwplaats werken vaak meerdere gespecialiseerde bedrijven samen. Ieder heeft daarin zijn eigen werkzaamheden, zoals metselen, tegelzetten, stukadoren, kozijnen plaatsen en dakdekken. Het is dus een smeltkroes van allerlei lieden die op de bouwplaats bezig zijn. Het zal daarom duidelijk zijn dat er op projecten van enige omvang goede logistiek en coördinatie noodzakelijk zijn om de planning te halen en te voorkomen dat er stagnatie in werkzaamheden plaatsvindt. De verantwoordelijkheid voor de voortgang van de werkzaamheden is veelal neergelegd bij de uitvoerder. De uitvoerder bepaalt op basis van de planning de volgorde en de plaats van de werkzaamheden. Hij stuurt dus alle partijen op de bouwplaats aan. In principe is er op de bouwplaats altijd een gezagsverhouding omdat een opdracht van de uitvoerder bijna altijd wordt opgevolgd. Het is daarom niet verwonderlijk dat de Arbeidsinspectie, bijvoorbeeld tijdens landelijke acties, na een overtreding van de Arbowet of een ongeval, bepaalt dat de papieren van de zelfstandige(n) in orde is/zijn, maar dat er onder gezag wordt gewerkt. De zelfstandige is dus werknemer geworden en de opdrachtgever is derhalve werkgever en krijgt een boete opgelegd. Daarbij komt dat de zelfstandige vervolgens de opdrachtgever/werkgever aansprakelijk stelt voor het verlies van inkomen na een ongeval of een claim doet op doorbetaling van loon. Zelfstandig of niet onduidelijke status Steeds vaker komen wij tegen dat de zelfstandigen door een uitzend- of detacheringbureau worden aangeboden en vervolgens bij een opdrachtgever tewerk worden gesteld. Er zijn bouwbedrijven die al het bouwplaatspersoneel hebben ontslagen en alleen nog werken laten uitvoeren door zzp-ers. Vaak is deze opdrachtgever (die zich nu uitzend- of detacheringsbureau noemt) hun voormalig werkgever. Soms heeft deze hen eerst ontslagen en na enige maanden terug laten komen als zelfstandigen. Op zich nog niets mis mee zolang de wijze van samenwerken voldoet aan de elementen die een rol spelen bij de beoordeling van het begrip zzp-ers. De praktijk is echter anders. De papieren zijn in orde: de zelfstandige is ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, is in het bezit van een geldige VAR WUO en heeft een aannemingsovereenkomst getekend. Vaak wordt dit ook door de opdrachtgever geregeld. Maar in de praktijk is de zelfstandige even afhankelijk als een werknemer. Pagina 2 van 5
De (schijn)zelfstandige is onvoldoende of niet verzekerd voor arbeidsongeschiktheid, inkomensverlies bij geen werk of bedrijfsaansprakelijkheid. Uit onderzoek is gebleken dat de zelfstandige ervan uitgaat dat hij niet ziek wordt en dat hij bij een ongeval wel iemand vindt die hij aansprakelijk kan stellen. Daarbij komt dat een zelfstandige die zich niet of onvoldoende verzekert, meer overhoudt van zijn vergoeding. Het grootste probleem daarbij is dat hun opdrachtgever (detacheerder) die hen voor een goedkoop tarief inleent en vervolgens tegen een behoorlijk tarief werk laat uitvoeren (uitleent). Hen staat een duurzame bedrijfsvoering door de zelfstandige niet voor ogen, maar puur het profiteren van de mogelijkheden die deze constructie biedt:afwenteling van aansprakelijkheid op derden (de eigenlijke opdrachtgevers; lees inleners) en de maatschappij door niet verzekeren. De nieuwe koppelbaas, nu in driedelig blauw en een mooi kantoor, heeft zijn intrede gedaan in een arbeidsmarkt die behoefte heeft aan flexibiliteit en goedkopere arbeidskrachten. De overheid heeft met de invoering van de VAR, en onvoldoende duidelijkheid over de status van de zzp-er, meegewerkt aan de verslechtering van hun werkomstandigheden. Het hebben van een VAR-WUO betekent een volledige vrijwaring van loonbelasting en premies werknemersverzekeringen voor de (ex) werkgever c.q. opdrachtgever/inlener. Afwenteling op de maatschappij Anders dan echte zelfstandigen hebben vaak jonge schijnzelfstandigen ook geen duurzame zelfstandige ondernemingen voor ogen: vaak worden zij gedreven door calculerend gedrag: vrijstelling van werknemersverzekeringen en andere financiële verplichtingen (pensioen- en andere bedrijfstakfondsen). Bij buitenlandse schijnzelfstandigen kan de Belastingdienst bij het thuisland (als er geen verdrag is) niet nagaan of het juiste inkomen wordt opgegeven en belasting wordt afgedragen. In tijden van recessie, of zoals nu de kredietcrisis, wordt een werkloze werknemer tot het zzp-schap gedwongen om in zijn onderhoud te voorzien omdat er geen recht op WW meer is. De toename van zzp-ers leidt tot afname van het draagvlak van werknemersverzekeringen en bedrijfstakfondsen. Versobering van het stelsel is onafwendbaar indien voor steeds minder werknemers premies worden afgedragen. Premieverhoging is geen optie, werknemers moeten niet nog duurder worden. Voorkomen moet worden dat te hoge werkgeverslagen leiden tot branchevervaging en uitleenconstructies. De schijnzelfstandige die het niet redt door te weinig werk (geen aanbod of lichamelijke klachten) en geen beroep kan doen op de werknemersverzekeringen heeft geen andere keus dan weer werknemer te worden, of een beroep doen op de bijstand. De schijnzelfstandige die weer terugkeert tot het werknemerschap, stapt weer in het stelsel van werknemersverzekeringen en bedrijfstakeigen regelingen (m.n. pensioenfondsen) en bouwt derhalve weer rechten op. Daarbij komt dat er een vergrijzing optreedt in het werknemersbestand. De jongere werknemers kiezen voor een hoger inkomen of worden gedwongen tot het zelfstandig ondernemerschap. De oudere werknemers blijven in loondienst om hun opgebouwde rechten ten aanzien van de (vroeg)pensioenregeling niet te verliezen. De schijnzelfstandigen die na een aantal jaren weer formeel werknemer worden hebben hun beste jaren achter zich liggen. Pagina 3 van 5
In een systeem van gelijke premies (zgn. middenloonpremies) van pensioenfondsen leidt de vergrijzing tot verhoging van de premies en/of verlaging van de opgebouwde rechten, bijvoorbeeld door verhoging van de uittredingsdatum. Ongelijke concurrentie Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat een bedrijf met hoofdzakelijk werknemers in een slechte economische situatie met weinig werkaanbod, niet kan concurreren met een bedrijf dat uitsluitend werkt met zzp-ers (schijnzelfstandigen) of samenwerkingsvormen van zzp-ers. Naar onze mening is een zelfstandige die zich laat uitlenen door een uitzend- of detacheringsbureau een uitzendkracht omdat niet voldaan wordt aan de elementen die een rol spelen bij de bepaling van het zelfstandig ondernemerschap. Er dient een einde te komen aan deze malafide uitzendconstructies. Iemand die goedkoper kan werken door zich onvoldoende te verzekeren, in de wetenschap dat hij de risico s kan afwentelen op de maatschappij, is bezig met valse concurrentie! Deze concurrentie neemt ook toe indien de zelfstandige zich niet houdt aan de Arbowetgeving en vanaf 1 januari 2010 ook de bepalingen in de Arbocatalogus Bouw en Infra met betrekking tot fysieke belasting. Een overheid die dit accepteert en zelfs stimuleert door onvoldoende of onduidelijke regelgeving onttrekt zich aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Controle en handhaving buitenlandse zzp-ers In tegenstelling tot onze buurlanden (Duitsland en België) weet de overheid niet hoeveel buitenlandse ondernemers en zzp-ers er in Nederland werkzaam zijn. De onbekendheid kan aanleiding voor een buitenlandse zzp-er zijn, dat hij het risico neemt om in zijn thuisland het inkomen niet op te geven. Daarbij komt dat de zzp-er veelal alleen werkt en de pakkans daardoor in mindere mate aanwezig is. Nederland heeft een fiscaal verdrag met een aantal Europese lidstaten, maar niet met Polen. waar de meeste buitenlandse zzp-ers vandaan komen, waardoor de controlemogelijkheden nauwelijks of niet aanwezig zijn. Als voorbeeld noemen wij hier het Social Security systeem van België. Vanaf 1 april 2007 moeten alle buitenlandse werkgevers en buitenlandse zelfstandigen die in België willen werken zich vooraf melden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Deze verplichting is opgenomen in de wet Landenoverschrijdend Informatiesysteem ten behoeve van Migratie Onderzoek bij de Sociale Administratie (LIMOSA). Het aanmelden kan elektronisch via de website (www.socialsecurity.be). Als de aanmelder de vragenlijst heeft ingevuld en de leges heeft voldaan, krijgt hij een ontvangstbewijs. Dit bewijs moet de ondernemer/zzp-er en werknemers altijd bij zich dragen, zodat ze kunnen aantonen dat er is aangemeld. De aanmelding geeft naast informatie over de buitenlandse ondernemer ook informatie over de activiteiten, de locatie waar deze plaatsvinden en voor welke opdrachtgever de werkzaamheden worden verricht. Verder moet worden vermeld welke werknemers komen werken en voor welke periode. België wil met deze nieuwe wet de eerlijke concurrentie bevorderen en het zwart werken tegengaan. Als de buitenlandse ondernemer of de zelfstandige zich niet meldt kan dat leiden tot een aanzienlijke boete en een naheffingsaanslag. Duitsland kent al vele jaren voor de bouw een dergelijk systeem, t.w. 'Arbeitnehmer- Entsendegesetz'; bij niet naleving worden aanzienlijk hogere boetes opgelegd. Het is onbegrijpelijk dat Nederland nog geen stappen heeft genomen tot het opzetten van een registratiesysteem. Voor een groot aantal lidstaten hebben wij onze grenzen opengesteld, maar door geen registratie bij te houden, waardoor anonimiteit ontstaat, wordt de mogelijkheid tot malafide praktijken vergroot. Pagina 4 van 5
Standpunt van Aannemersfederatie Nederland De Federatie is van mening dat: er een einde moet komen aan de onduidelijke status van de zzp-er; op de bouwplaats bijna altijd op aanwijzing van bijv. een uitvoerder wordt gewerkt (werkinstructie) en dat dit niet gezien kan worden als het werken onder gezag; een zzp-er die door een uitzend- of detacheringsbureau wordt uitgeleend een uitzendkracht is; buitenlandse zzp-ers (en ondernemers) zich bij een instantie moeten aanmelden en dat indien aan de voorwaarden wordt voldaan deze zzp-er (c.q. werknemer) een zgn. skill card ontvangt. Wat vragen wij de overheid De Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR is blijkbaar onvoldoende om de status van de zzp-er voor zowel de Belastingdienst als de Arbeidsinspectie gelijk te stellen. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen zelfstandigen en schijnzelfstandigen. De overheid zou regelgeving tot stand moeten brengen om de status van de zzp-er te waarborgen voor alle wet- en regelgeving. De zelfstandigen moeten zo mogelijk bij wet tot verzekeringsplicht worden gedwongen. Een mogelijkheid hiertoe is de (her)invoering van de Wet Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (WAZ). Tevens dient er een algemeen verbod te komen op het uitlenen van zzp-ers waardoor een einde wordt gemaakt aan malafide uitzendpraktijken. Er dient voor buitenlandse ondernemingen en zzp-ers een registratiesysteem te worden ingericht en een zgn. skill card ingevoerd. Pagina 5 van 5