BELEIDSINFORMATIE LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM Een studie naar behoeften, bronnen en opties voor de toekomst



Vergelijkbare documenten
M MKB-ondernemers negatief over verantwoordelijkheden bij ziekte werknemers

vinger aan de pols van werkend Nederland

Monitor Arbeid en Gezondheid update eerste halfjaar 2013 Cijfers & trends over Inzetbaarheid van werknemers

Periodieke Brancherapportage

Het belang van begeleiding

Verzuimanalyse MBO-sector

Periodieke Brancherapportage

Periodieke Brancherapportage 2014

Verzuimanalyse MBO-sector

Ziekteverzuim naar leeftijd en geslacht,

Inhoudsopgave. Bijlage: De standaard rekenregels voor verzuimmaten...11

Notitie. Verzuimrapportage 2e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

Richtlijnen aanpak verzuim om psychische redenen

Verzuimanalyse MBO-sector

Verzuimanalyse MBO-sector

MKB-ondernemer geeft grenzen aan

Rapportage Vergelijkend Onderzoek naar Ziekteverzuim SW-sector 2003

Modernisering Ziektewet

Verzuimanalyse MBO-sector

Notitie NOTITIE. Verzuimrapportage 4 e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

Re-integratie door Keerpunt. Effectiviteit bij het voorkomen van WGA-instroom en ervaringen van werkgevers

Zelf-gerapporteerd ziekteverzuim in de NEA vs. geregistreerd ziekteverzuim in de NVS

Notitie. Verzuimrapportage 3e en 4e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

Jaarrapportage Branche informatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

Ziekteverzuimregistratie

Beter Af Verzuim Risico Verzekering. Een verzuimverzekering op maat via Stichting VACI

Modernisering Ziektewet

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus AE Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 a 2513 AA 'S GRAVENHAGE

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Besluit:

Offerte. Inleiding. Projectopdracht

Het ziekteverzuim van arbeidsgehandicapten

UWV Kennisverslag

Voorwoord: status model RI&E SW

Praktische handreiking voor het opstellen van de representativiteitsopgave bij aanvragen i.h.k.v. de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB)

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon Telefax

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Re-integratieverplichting zieke ex-werknemers

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

Procesbeschrijving Ziekteverzuim

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Monitoring Ziekteverzuimgegevens

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling.

2 Arbeidsomstandigheden in Nederland

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 673e, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

Praktische handreiking voor het opstellen van een representativiteitsopgave

Daar word je samen beter van! Modernisering Ziektewet

Werkwijzer Handelen van de bedrijfsarts op verzoek van eigenrisicodragers WGA

Modernisering Ziektewet. Door: Peter van Hattem

Meten = Weten Inventarisatie van leeftijdsgerelateerde personeelscijfers in uw onderneming

2. Ontwikkelingen met betrekking tot de WAO-in- en uitstroom en het aantal lopende uitkeringen

Grote dynamiek in kleinschalig ondernemerschap

Rapportage benchmark ziekteverzuim SW-sector, 2007

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar

Inleiding. Johan Van der Heyden

Stappenplan en checklist inkoop deskundige bijstand in de meubelindustrie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Analyse Ziekteverzuim

Arbeidsgehandicapten in Nederland

WELKOM IN DE KUNSTKEUKEN

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Eigenrisicodragers roepen WGA'ers op voor keuringen

Onderzoek Toegevoegde waarde OHSAS certificatie bij gecertificeerde organisaties

D e n H a a g 12 juni 2012

VERZUIMMANAGEMENT EN DE ROL VAN ASSURANTIEADVISEUR. Woensdag 3 juni 2015

Ik ben ziek Wat nu? Informatiebrochure voor werknemers November 2007

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

Thematische behoeftepeiling. Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties

szw Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

De laatste stap van de modernisering ziektewet. Samenvoeging premies WGA-vast en WGA-flex.

UPDATE MODERNISERING ZIEKTEWET

Modernisering Ziektewet

Praktische handreiking voor het opstellen van een representativiteitopgave

Sociale Zaken Loondoorbetaling bij ziekte

Het kiezen van het juiste re-integratie bureau

auteurs met medewerking van

Verzuimbeleid MBO Amersfoort Colofon

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Zijn alle veranderingen in de sociale zekerheid een bedreiging voor ons bedrijf. Of biedt het ons ook kansen?

VERZU IMPROT OCOL Ziekmeldingen Formulier Registratie ziekmeldinggesprek. Contact tijdens ziekte

6 Meervoudige problematiek bij werknemers

GEBASEERD OP DE VERZUIMGEGEVENS OVER 2018

Toelichting Berekening Verlof

FINANCIËLE GEVOLGEN EN RISICO S SOCIALE WETGEVING

Beperken van de WGA kosten

dé verzuimspecialist VERZUIMRAPPORT

Tussenrapportage Toetstijden FVT DJI per februari 2012

Actualiteiten Ziektewet. Verzekeren Sociale Zekerheid

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Kwaliteit op Maat - Nieuwsbrief

Verzuimprotocol Adopsa Payroll

Bang voor de bedrijfsarts

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

Samenvatting. Samenvatting

Bijlage uitkomsten dagloonmonitor

Model verzuimprotocol

Transcriptie:

BELEIDSINFORMATIE LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM Een studie naar behoeften, bronnen en opties voor de toekomst 29 december 2008 Projectnr. P08.477 drs. T.J. Veerman drs. D.A.G. Arts Bureau AStri Stationsweg 26 2312 AV Leiden Tel.: 071 512 49 03 Fax: 071 512 52 47 E-mail: astri@astri.nl Website: www.astri.nl

VOORWOORD Beleidsinformatie over langdurig ziekteverzuim beperkt De laatste jaren is het ziekteverzuim in Nederland fors gedaald. Deze gunstige ontwikkeling is onder meer te danken aan het stapsgewijze privatiseren van de Ziektewet. In de huidige situatie is de werkgever verantwoordelijk voor loondoorbetaling gedurende de eerste twee ziektejaren. Een gevolg van deze ontwikkeling is wel dat kwantitatief inzicht in het verzuim gedurende die twee ziektejaren vrijwel ontbreekt. Weliswaar heeft het CBS in samenwerking met Boaborea (voordien BOA) sinds 2002 de Nationale Verzuimstatistiek (NVS) onderhouden, maar daaruit zijn geen recentere cijfers verschenen dan de voorlopige cijfers over 2005; het is onzeker of en zo ja wanneer er NVS-cijfers over de jaren na 2005 beschikbaar zullen komen. Enig inzicht in het langdurig verzuim kon tot voor kort nog ontleend worden aan de verplichte 13e-weeks melding door werkgevers aan UWV, maar sinds 1 november 2008 is deze meldingsplicht vervallen; deze is vervangen door een verplichte 42e-weeks melding. Daarmee loopt het inzicht in het langdurig verzuim verder terug. Behoefte aan betere informatie De Werkgroep "Verbetering Poortwachter" heeft de behoefte uitgesproken aan goede beleidsinformatie over het langdurig verzuim in de eerste twee ziektejaren 1. Daarom heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), in het kader van zijn systeemverantwoordelijkheid, opdracht gegeven aan bureau AStri om in kaart te brengen welke behoeften aan informatie leven bij diverse stakeholders in bijlage 1 genoemd en uit welke bronnen die informatie kan worden geput. AStri heeft daartoe interviews gehouden met de stakeholders, en alle relevante cijferbronnen beschreven en afgezet tegen de informatiebehoeften. Daaruit blijkt dat momenteel niet één afzonderlijke bron, noch een koppeling van bestaande bronnen, kan voorzien in alle of de meest urgente behoeften; er zijn echter wel enkele ontwikkelingen gaande die op termijn kunnen leiden tot betere beleidsinformatie. In dit rapport worden diverse opties daartoe beschreven. Dankwoord Graag zeggen we dank aan de stakeholders met wie wij uitvoerige en informatieve interviews mochten houden, en aan de beheerders van de databronnen die 1 Er is in dit onderzoek geen strikte ondergrens aangehouden voor wat beschouwd moet worden als "langdurig."

behulpzaam waren bij het beschrijven en doorgronden van die bronnen. Ook danken we Gerda Jehoel-Gijsbers en Erik Smits, die als externe adviseurs met ons hebben meegedacht bij de totstandkoming van dit rapport. Het onderzoek is vanuit het ministerie van SZW op stimulerende wijze begeleid door Piet Venema, Annemie Bongers (beiden: directie Arbeidsomstandigheden) en Gerjo van Genderen (directie Sociale Verzekeringen). Ook hen komt grote dank toe voor het actief meedenken en voor de praktische steun die zij in de loop van het project hebben geboden. Uiteraard blijft de verantwoordelijkheid voor de tekst van dit rapport liggen bij de auteurs. Wij hopen dat het rapport een bijdrage zal leveren tot de zeer gewenste verbetering van de beleidsinformatie rond ziekteverzuim. Leiden, december 2008 Theo Veerman Dionne Arts

SAMENVATTING De doelstelling van het onderzoek waarover hier wordt gerapporteerd luidt: Het verwerven van inzicht in de mogelijkheden om kwantitatief zicht te krijgen op het langdurig ziekteverzuim binnen de eerste twee ziektejaren. Daartoe is enerzijds een reeks interviews met maatschappelijke stakeholders gehouden ("vraagzijde") rond hun informatiebehoeften, en zijn anderzijds bestaande databronnen ("aanbodzijde") gescreend en geanalyseerd op hun mogelijkheden om in die behoeften te voorzien. Informatiebehoefte aanwezig maar bescheiden Stakeholders hebben over het algemeen wel behoefte aan meer verzuiminformatie, maar voor de meesten van hen hoeft dat geen uitvoerige en uiterst gedetailleerde informatie te zijn. Wel vindt men dat enkele kerncijfers over verzuim, en enkele basale uitsplitsingen, beschikbaar behoren te zijn c.q. te blijven. De hoogste prioriteit wordt gegeven aan de drie kerncijfers over verzuim: verzuimpercentage, verzuimduur en meldingsfrequentie, en aan uitsplitsingen daarvan naar leeftijd, geslacht, sector en bedrijfsomvang. Naast deze inhoudelijke informatiebehoeften stellen stakeholders ook praktische eisen aan verzuiminformatie wat betreft actualiteit, frequentie/periodiciteit, representativiteit/betrouwbaarheid, uniformiteit, continuïteit en beperking van administratieve lastendruk. Deze eisen zijn zwaarwegend voor de meeste stakeholders. CBS en SZW hebben een hoofdrol De meesten zien het CBS als de instantie die in ieder geval de kerncijfers rond verzuim behoort te verzorgen (niet noodzakelijkerwijs via eigen dataverzameling, CBS zou ook cijfers uit andere bron kunnen overnemen/autoriseren); CBS is immers de gezaghebbende en onafhankelijke instantie en heeft in principe de mogelijkheid om bedrijven te verplichten tot opgave van verzuimgegevens. SZW wordt door de meeste stakeholders gezien als de instantie die in beleidsmatige zin het voortouw dient te hebben. Nationale Verzuimstatistiek en Kwartaalonderzoek De Nationale Verzuimstatistiek (NVS) kan in theorie voorzien in vrijwel alle gewenste informatie, maar stuit in de praktijk op technische knelpunten bij de aanlevering van benodigde basisgegevens uit externe databestanden zoals die van de arbodiensten (verzuimgevallen) en de belastingdienst (polisadministratie).

De NVS kan daardoor niet, althans niet binnen de gewenste termijn, voorzien in de belangrijkste informatiebehoeften. Het in 2008 gestarte Kwartaalonderzoek Ziekteverzuim van het CBS vult een deel van de behoeften in, maar blijft beperkt tot één rudimentaire verzuimmaat (nl. het verzuimpercentage, niet nader gespecificeerd echter wel uit te splitsen naar de cruciale bedrijfskenmerken sector en grootte). Andere informatiebronnen: fragmentarisch Er bestaat (buiten de NVS en het Kwartaalonderzoek) een breed scala aan andere informatiebronnen die ieder licht werpen op beperkte onderdelen van de informatievragen, en waarvan wellicht gebruik gemaakt kan worden voor een toekomstige informatie-infrastructuur. Het betreft: - de Nationale enquête Arbeidsomstandigheden NEA; - de Enquête Beroepsbevolking EBB; - de Werkgeversmonitor Arbeidsomstandigheden WEA; - het Arbeidsvraagpanel van de OSA; - de registraties van arbodiensten. Daarnaast is er een tiental bronnen aangetroffen van gegevens rond beperkte deelaspecten van het verzuim, die echter gefragmenteerd zijn en (in de huidige vorm) niet leiden tot het gewenste totaaloverzicht rond ziekteverzuim. Van alle aangetroffen bronnen zijn uitvoerige beschrijvingen opgesteld die als Bijlage 2 in dit rapport zijn opgenomen. Wij hebben geen nieuwe mogelijkheden gevonden tot koppelingen van bestaande databronnen waarmee alle gewenste beleidsinformatie alsnog tot stand kan komen. Wel zijn bij bepaalde bronnen (zoals de NEA) ontwikkelingen in de gewenste richting gaande: enkele methodologische studies op de NEA- en NVS-data lijken onderbouwing te leveren voor de bruikbaarheid van de NEA als belangrijke bron van verzuimkengetallen. Op meer algemeen, overkoepelend niveau is het denkbaar om de informatie uit verschillende bronnen (de puzzelstukjes) periodiek bijeen te brengen in de vorm van een trendstudie of een website. Opties voor nieuwe informatiestructuur Aangezien er in de huidige situatie niet één bron of koppeling van bronnen bestaat die leidt tot de gewenste beleidsinformatie is aanvullende dataverzameling in één of andere vorm onontbeerlijk. Daarbij kan gekozen worden uit een aantal opties eventueel in combinatie die in hoofdstuk 5 worden geschetst. De belangrijkste twee hoofdlijnen (die eventueel parallel kunnen worden uitgevoerd) zijn:

a. Bedrijfsniveau: het Kwartaalonderzoek onder bedrijven zou de basis kunnen vormen van landelijke verzuimcijfers en uitsplitsingen daarvan naar o.a. sector, mits daarin meer gedetailleerde kengetallen van het verzuim worden opgenomen naast het ene verzuimpercentage dat nu wordt uitgevraagd. Eventueel kunnen op bedrijfsniveau aanvullend gebruikt worden de WEA of "aftappen" van verzuimcijfers op bedrijfs- of individueel niveau. Tenslotte is het denkbaar om, uit efficiencyoverwegingen, gebruik te maken van sectorale verzuimgegevens voor die sectoren waar een verzuimregistratie bestaat. Om de realiteitswaarde van het gebruik van sectorale bronnen te toetsen zou wel vooronderzoek gewenst zijn naar de dekkingsgraad, beschikbaarheid en vergelijkbaarheid van de sectorale cijfers; het materiaal daartoe is al grotendeels aanwezig. b. Persoonsniveau: Uitgaan van verzuiminformatie uit bestaande werknemersenquêtes: NEA en/of zo mogelijk, wegens de benodigde grote steekproefaantallen, het toevoegen van de NEA-verzuimvraagstellingen aan de EBB. Deze bronnen bieden tenminste zicht op de relatie van het verzuim met persoons- en functiekenmerken, en kunnen wellicht ook voorzien in de gewenste (landelijke en sectorale) kengetallen van verzuim. Informatie op het niveau van verzuimgevallen Om zicht te krijgen op het beloop van (langdurig) verzuim kan gebruik worden gemaakt van data rond verzuimgevallen, die methodologisch minder grote problemen meebrengen dan meting van verzuimpercentages of meldingsfrequenties. Verschillende informatiebehoeften van stakeholders hebben betrekking op dit gevalsverloop. Het is gewenst om gebruik te (blijven) maken van de datastroom rond verzuimgevallen (ziek- en betermeldingen) die nu in het kader van de NVS loopt van arbodiensten naar CBS. Zeker als in de toekomst diagnosegegevens daaraan worden toegevoegd kan dit waardevolle informatie opleveren voor iedereen die bij verzuimbegeleiding is betrokken. Daarnaast kan (periodiek herhaald) cohortonderzoek onder langdurig zieken inzicht opleveren over het verloop van (lange) verzuimgevallen en pogingen tot vroegtijdige re-integratie. Extra aandacht voor zeer kleine bedrijven en zzp ers Afzonderlijke aandacht is gewenst voor de (zeer) kleine bedrijven in de orde van 5 of minder werknemers die doorgaans niet in algemene statistieken zichtbaar worden maar voor wie de problematiek van het ziekteverzuim zeer specifiek en vaak urgent is. Wellicht is het denkbaar om verzuiminformatie over deze bedrijven te ontlenen aan verzuimverzekeraars (aannemende dat de kleinste bedrijven doorgaans verzekerd zullen zijn); daarover zou dan eerst verkennend nader onderzoek gepleegd moeten worden.

Wellicht kan hierbij ook het verzuim van zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) worden betrokken. Hoewel dat bij de meeste stakeholders niet als een urgente behoefte wordt gevoeld gaat het hier toch om een wezenlijk deel van de beroepsbevolking (afhankelijk van de definitie van zzp'er tussen de 300.000 en 700.000 personen). Voor inschatting van de realiteitswaarde van diverse opties is nader voorbereidend onderzoek op enkele specifieke punten gewenst: a. De validiteit van zelfgerapporteerd verzuim als methode om verzuimcijfers te meten (TNO heeft inmiddels een eerste studie op dit terrein verricht). b. Mogelijkheden om verzuimcijfers van het kleine kleinbedrijf (eventueel ook zzp'ers) afzonderlijk zichtbaar te maken, tenminste door na te gaan in hoeverre verzuimverzekeraars de benodigde verzuiminformatie zouden kunnen leveren. c. Beschikbaarheid en bruikbaarheid (tevens vergelijkbaarheid) van sectorale bronnen van verzuimcijfers. Afstemming tussen bronnen en uitdragen van de "PUV-standaard" Vrijwel alle opties behelzen een combinatie van verschillende bronnen, die echter niet vanzelf op elkaar aansluiten door uiteenlopende definities en rekenregels rond het verzuim. Ter vergroting van de uniformiteit is voorlichting gewenst, bijvoorbeeld over de Standaard voor verzuimregistratie (de zogenaamde PUV-standaard 2 ). Van een grotere uniformiteit van cijfers profiteren juist ook bedrijven en sectoren doordat hun mogelijkheden tot benchmarking ermee verbeteren; een aantal sectoren (en bedrijven) heeft aan vormen van benchmarking sterke behoefte. 2 Projectgroep Uniformering Verzuimgrootheden.

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 5 1 INLEIDING 11 1.1 Aanleiding 11 1.2 Informatievoorziening rondom ziekteverzuim: de historie 11 1.3 Leeswijzer 15 2 DOELSTELLING EN AANPAK 17 2.1 Inleiding 17 2.2 Analyse vraagzijde 18 2.3 Beschrijving en analyse aanbodzijde 19 2.4 Confrontatie: matrix van vraag en aanbod 19 3 BEHOEFTEN, BRONNEN EN HIATEN 21 3.1 Inleiding 21 3.2 Gebruikte informatie en bronnen 21 3.3 Hiaten? 22 3.4 Doelen van beleidsinformatie 23 3.5 Instanties die een rol kunnen spelen 25 4 CONFRONTATIE VAN VRAAG EN AANBOD 27 4.1 Inleiding 27 4.2 Inventarisatie en classificatie van behoeften 27 4.3 Bronbeschrijvingen 31 4.4 Matrix van vraag en aanbod 34 5 OPTIES VOOR EEN NIEUWE INFORMATIESTRUCTUUR 45 5.1 Inleiding 45 5.2 Hoofdlijn van de informatiebehoeften 45 5.3 Huidige bronnen en opties voor de toekomst 47 5.4 Conclusie: oplossingsrichtingen 64 6 CONCLUSIES 67 6.1 Inleiding 67 6.2 Behoeften en bronnen 67 6.3 Opties voor nieuwe informatiestructuur 69 6.4 Conclusie 74 BIJLAGE 1 GEÏNTERVIEWDE INSTANTIES & PERSONEN (VRAAGZIJDE) 77 BIJLAGE 2 BRONBESCHRIJVINGEN 79 BIJLAGE 3 LIJST MET AFKORTINGEN 135

11 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding De laatste jaren is het ziekteverzuim in Nederland fors gedaald, en de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen (WAO/WIA) eveneens sterk afgenomen. Deze gunstige ontwikkeling is mede te danken aan het stapsgewijs privatiseren van de Ziektewet (via wetten TZ/Arbo, Wulbz en VLZ). In de huidige situatie is de werkgever verantwoordelijk voor loondoorbetaling gedurende de eerste twee ziektejaren van een werknemer. Een gevolg van deze privatisering is wel dat (kwantitatief) inzicht in het verzuim gedurende de eerste twee ziektejaren vrijwel ontbreekt. Weliswaar heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (in samenwerking met BOA c.q. Boaborea) sinds 2002 de Nationale Verzuimstatistiek (NVS) onderhouden, maar de kwaliteit en dekkingsgraad daarvan zijn aan discussie onderhevig. Ook zijn vooralsnog geen meer recente NVS-cijfers verschenen dan de voorlopige cijfers over 2005, en het is onzeker of en zo ja wanneer cijfers over latere jaren beschikbaar komen. Enig inzicht in het langdurig verzuim kon tot nu toe worden ontleend aan de verplichte 13e-weeks melding, door werkgevers aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), waarover UWV in zijn kwartaalverslagen publiceert. Deze melding is echter met ingang van 1 november 2008 komen te vervallen en vervangen door de 42e-weeks melding (hiermee is ook de plicht tot herstelmelding vervallen). Daarmee is het inzicht in het langdurig verzuim verder terug gelopen. De werkgroep "verbetering poortwachter" heeft uitgesproken dat er behoefte bestaat aan goede beleidsinformatie over de eerste twee ziektejaren. Daarom heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), in het kader van zijn systeemverantwoordelijkheid, besloten een onderzoek naar de mogelijkheden daartoe te laten verrichten. 1.2 Informatievoorziening rondom ziekteverzuim: de historie De statistische informatievoorziening rond ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid in Nederland heeft een lange historie; evenals de pogingen om die informatie te verbeteren en meer beleidsrelevant te krijgen. Hieronder volgt een kort over-

12 zicht van die historie. Het is voor het onderhavige onderzoek van belang om rekening te houden (en ons voordeel te doen) met ervaringen uit het verleden. Vroeger: de rijkdom aan data Tot het begin van de jaren 1990 was Nederland rijk gezegend met cijfers over verzuim. Op landelijk niveau bestond al sinds decennia de NIPG-TNO-verzuimstatistiek; vanuit de Ziektewetuitvoering beschikten de toenmalige bedrijfsverenigingen en via hen de Sociale Verzekeringsraad over vele gedetailleerde informatie (sectoraal en geaggregeerd tot nationaal, in de vorm van de jaarpublicaties "Stand Ziekengeldverzekering"); het Gemeenschappelijk Administratiekantoor (GAK) beschikte over het Ziekteverzuim-Registratiesysteem ZRS; en gedetailleerde verzuiminformatie werd verzameld door de toenmalige Stichting CCOZ 3 die speciaal was opgericht voor verbetering van de informatievoorziening (deze stichting is via-via terecht gekomen in wat nu TNO Arbeid is). Daarnaast bestonden op sectoraal niveau diverse brancheregistratiesystemen, zoals de verzuimregistratie van onderwijspersoneel. Vanuit de huidige situatie bezien was destijds sprake van een grote datarijkdom (zo niet "overkill"). Dat is wel begrijpelijk vanuit het grote verzuimprobleem dat Nederland toen had, met een verzuim dat volgens de NIPG-statistiek was opgelopen tot wel 10% begin jaren '80. Niettemin werd die informatievoorziening toen als onvoldoende ervaren om het beleid (zowel nationaal, als beleid van de sociale partners) effectief te kunnen inrichten en evalueren. Werkgroep Verbetering Statistische Informatie In 1989 constateerde de toenmalige "Tripartiete Werkgroep Volumebeleid Arbeidsongeschiktheidsregelingen" in een interim-rapportage: De bestaande informatiebronnen laten, uit een oogpunt van preventie, slechts beperkte analyses toe. Om deze reden is de Tripartiete Werkgroep van oordeel dat de informatiebronnen met betrekking tot ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid ( ) verbetering behoeven. ( ) aanbevolen wordt een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van elk van de partijen (sociale partners en overheid) en met ondersteuning vanuit de uitvoeringsorganen sociale zekerheid, te belasten met de uitwerking van concrete voorstellen tot verbetering van de statistische informatie. Daarbij dient te worden bezien, op welke wijze de bestaande en in ontwikkeling zijnde registratiesystemen kunnen worden aangepast dan wel 3 Coördinatie en Communicatie van gegevens met betrekking tot Onderzoek inzake Ziekteverzuim.

13 uitgebreid. De ontwikkeling van een nieuw registratiesysteem wordt voorshands onnodig en ongewenst geacht. De bedoelde Werkgroep Verbetering Statistische Informatie kwam in november 1990 tot stand. Via deze commissie werd een project uitgezet waarbij een inventarisatie en confrontatie van vraag naar en aanbod van statistische verzuiminformatie werd uitgevoerd. Opdrachtgever was het toenmalige Directoraat- Generaal van de Arbeid. Het rapport Statistische informatie over arbeidsongeschiktheid (Veerman e.a., 1992 4 ) bevatte aldus een vraag/aanbodanalyse die wat betreft aanpak duidelijke overeenkomsten vertoonde met het onderhavige project dat nu in opdacht van de directie Arbo is uitgevoerd. Ook toen was de aanpak, kort weergegeven: breng de informatiebehoefte van stakeholders systematisch in beeld; ga na wat reeds beschikbaar is aan kwantitatieve informatie; en confronteer die twee met elkaar, zodat de witte vlekken zichtbaar worden. Een verschil met destijds is wel dat het aantal stakeholders nu groter lijkt dan toen (zo was er destijds nog geen sprake van private verzekeraars, arbodiensten of UWV en werd minder dan nu aandacht besteed aan de positie van het overheidspersoneel). Uniformering: de PUV-standaard Mede doordat toenmalige bronnen van verzuimcijfers nogal eens sterk uiteenliepen in gehanteerde methoden en definities (en daardoor in uitkomsten) werd in 1996 de Projectgroep Uniformering Verzuimgrootheden (PUV) ingesteld. Deze ontwikkelde een reeks rekenregels en definities, gepubliceerd als de "Standaard voor de berekening van het ziekteverzuim" ook wel bekend als de "PUV-standaard". Die standaard werd onder meer door het CBS overgenomen als de NVS- Standaard voor verzuimregistratie (en in 2005 bijgesteld vanwege de komst van de Wet VLZ). Wegvallen van databronnen over verzuim In de afgelopen jaren zijn de traditionele cijferbronnen over ziekteverzuim vrijwel alle weggevallen of omgezet. Steekproefregistraties als de NIPG- en CCOZ-verzuimsystemen werden opgeheven. Data uit de Ziektewetsystemen vielen weg door de stapsgewijze verlenging van de eigenrisico periodes in de Ziektewet (ZW), van 2-6 weken (TZ/Arbo), via 52 weken (Wulbz) tot 104 weken (Wet VLZ). 4 Veerman, T.J., P. Smulders & R. Gründemann (1992). Statistische informatie over arbeidsongeschiktheid: een analyse van vraag en aanbod. Den Haag: Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid.

14 Over de jaren 1995-2000 werd via het ZARA/SZW-Werkgeverspanel (een grote steekproef van werkgevers) een registratie van verzuimpercentages en meldingsfrequenties gehouden, maar dit panel werd in 2000 beëindigd. Het CBS startte in 1999 met de Kwartaalstatistiek Ziekteverzuim, maar beëindigde deze toen in 2002 de Nationale Verzuimstatistiek (NVS) werd opgezet door CBS in samenwerking met de arbodiensten (de toenmalige BOA, inmiddels opgegaan in Boaborea). Deze NVS een ambitieuze operatie waarin diverse statistische bronnen werden gekoppeld heeft in de aanloop met veel technische problemen te kampen gehad; de daaruit berekende cijfers reiken vooralsnog niet verder dan 2005 (en hebben nog steeds de status van "voorlopig cijfer") en het is onzeker of daaruit nog verzuimcijfers voor de jaren na 2005 te verwachten zijn, mede omdat de volledigheid en continuïteit van de onderliggende bronnen (zoals de aanlevering van verzuimgevallen door de arbodiensten) onzeker is. 13e-weeks meldingen Bij invoering van de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) werd vanaf 1999 de melding aan UWV van 13e-weeks verzuimgevallen (en de eventuele herstelmeldingen) verplicht gesteld. Deze 13e-weeks meldingen waren in feite de enige bron waaruit over een langere reeks van jaren cijfermatig inzicht kon worden verkregen over het verloop van het langdurig ziekteverzuim in Nederland. Inmiddels is deze verplichte 13e-weeks melding sinds 1 november 2008 vervangen door een 42e-weeks ziekmelding; daarbij verviel ook de plicht tot herstelmelding (de herstelmeldingen behorende bij de 13e-weeks ziekmeldingen waren overigens ook al sterk incompleet). Met het wegvallen van de 13e-weeks melding is afgezien van de nieuwe 42eweeks melding het cijfermatig zicht op wat zich afspeelt in de eerste twee ziektejaren, zo goed als verdwenen althans op landelijk niveau. De leemte in de verzuiminformatie is in een aantal afzonderlijke branches wel opgevuld met eigen, deels nieuwe informatiesystemen. Zo is in een aantal sectoren waar arboconvenanten hebben bestaan, een of andere wijze van monitoring van het verzuim ingevoerd. Behoeften van stakeholders Het feit dat een aantal branches een eigen verzuimmonitoring heeft opgezet duidt er al op dat het wegvallen van beleidsinformatie over langdurig verzuim door sommigen als een gemis wordt gevoeld. De bedoeling van het voorliggende project is om meer systematisch in kaart te brengen welke stakeholders belang hebben bij welke informatie over het verzuim, en gelijktijdig te analyseren welke mogelijke bronnen daarin kunnen voorzien. Deze twee inventarisaties zullen uiteindelijk leiden tot een confrontatie van "vraag en aanbod". In hoofdstuk 2 werken we de methodiek nader uit.

15 1.3 Leeswijzer Opbouw rapport In hoofdstuk 2 van deze rapportage geven we een nadere uitwerking van de doelstelling en onderzoeksvraag alsmede van onderzoeksactiviteiten die zijn ondernomen om deze te kunnen beantwoorden. In hoofdstuk 3 worden de resultaten weergegeven van de interviews met stakeholders (vraagzijde), hierbij worden de behoeften aan informatie globaal beschreven. Deze behoeften worden in hoofdstuk 4 nader gespecificeerd. Tevens worden deze specifieke behoeften, met daaraan toegekende urgentie afgezet tegen de momenteel beschikbare bronnen, resulterend in een matrix. Vervolgens worden in Hoofdstuk 5 verschillende opties voor de toekomstige informatievoorziening met hun voor- en nadelen besproken. Tot slot worden in Hoofdstuk 6 de conclusies gepresenteerd.

16

17 2 DOELSTELLING EN AANPAK 2.1 Inleiding In de Werkgroep Verbetering Poortwachter is uitgesproken dat er behoefte bestaat aan beleidsinformatie over de eerste twee ziektejaren. Bestaande initiatieven zoals de Nationale Verzuimstatistiek voldoen nog niet volledig aan deze behoefte, en zullen dat naar onze mening ook in de komende jaren niet doen. Hoewel het ziekteverzuim tegenwoordig, na de stapsgewijze privatisering van de eerste twee ziektejaren, primair een verantwoordelijkheid is van sociale partners, wilde SZW vanuit haar systeemverantwoordelijkheid een onderzoek laten doen naar de behoefte aan beleidsinformatie over langdurig ziekteverzuim en naar de mogelijkheden om in de benodigde informatie te voorzien, en daarmee de sociale partners in staat te stellen om de eigen verantwoordelijkheid in te vullen. Daarbij is vooralsnog gezocht naar mogelijkheden die zonder nieuwe omvangrijke dataverzameling te realiseren zijn (bestaande bronnen, c.q. koppelingsmogelijkheden tussen verschillende bestaande bronnen). In dit hoofdstuk worden doelstelling en onderzoeksvragen beschreven alsmede het plan van aanpak om deze vragen te beantwoorden. Doel en onderzoeksvragen De doelstelling van dit onderzoek luidt als volgt: Het verwerven van inzicht in de mogelijkheden om kwantitatief zicht te krijgen op het (langdurig) verzuim binnen de eerste twee ziektejaren. De vraagstelling van het onderzoek betreft kort gezegd een behoefteonderzoek en vraag/aanbodvergelijking (en analyse van mogelijkheden om vraag en aanbod van beleidsinformatie te matchen). De nadruk ligt op het langdurig verzuim, inclusief het verzuim in het tweede ziektejaar. De vraagstellingen luiden: a. Vraagzijde: Welke informatie wordt door verschillende belangenpartijen (stakeholders) op nationaal niveau gezien als cruciale informatie over de eerste twee ziektejaren? b. Aanbodzijde: Welke informatie over de eerste twee ziektejaren is momenteel beschikbaar vanuit verschillende bronnen? c. Discrepantie: Waar liggen de discrepanties tussen gewenste informatie (vraagzijde) en beschikbare informatie (aanbodzijde)? d. Matching: Welke mogelijkheden zijn er om uit bestaande bronnen of via koppeling van bestaande bronnen en informatiestromen te voorzien in de noodzakelijk geachte beleidsinformatie? Welke informatie is beschikbaar te maken en onder welke condities?

18 e. Kennisinfrastructuur: Hoe is met een minimum aan nieuwe inzet een blijvende basis te ontwikkelen voor inzicht in (langdurig) ziekteverzuim over de eerste twee ziektejaren? f. Advies rondom een eventuele tweede fase voor het project (bestandskoppeling). Onderzoeksactiviteiten Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden is een vraag-aanbod-analyse uitgevoerd, waarbij systematisch is toegewerkt naar een matrix met enerzijds gespecificeerde en geprioriteerde vragen en anderzijds bronnen als ingang. Hiertoe zijn de volgende onderzoeksactiviteiten ondernomen: - Interviews met de belangrijkste stakeholders over hun cruciale behoeften. - Inventarisatie en beschrijving (naar inhoud en kwaliteit) van mogelijke bronnen op basis van interviews en bestaande rapportages. - Constructie van een matrix waarin vragen en bronnen worden geconfronteerd, aan de hand hiervan is na gegaan in hoeverre (combinaties van) bestaande bronnen kunnen voorzien in de informatiebehoefte van stakeholders. Hieronder worden deze drie onderdelen van de aanpak nader beschreven. 2.2 Analyse vraagzijde Interviews met stakeholders In samenspraak met SZW is een lijst opgesteld van de stakeholders van wie de informatiebehoefte in kaart zijn gebracht. Uitgangspunt daarvoor was de lijst van partijen/geledingen die vertegenwoordigd zijn in de Stuurgroep WVP; deze is samengesteld uit partijen die beleidsmatig belang hebben bij het procesverloop gedurende de twee ziektejaren. Deze lijst is in overleg met SZW aangevuld met enkele andere belanghebbenden 5. Omdat de interviews vrij uitvoerig waren is het merendeel van de interviews persoonlijk, face to face gehouden met behulp van een vooraf opgestelde checklist. In enkele gevallen, daar waar het uit praktisch oogpunt efficiënter was, zijn interviews telefonisch gehouden. Uiteindelijk hebben er in totaal aan de vraagzijde 20 interviews plaatsgevonden (zie bijlage 1 voor een lijst met geïnterviewde stakeholders). 5 Naast deze maatschappelijke stakeholders hebben ook wetenschappelijke instituten en onderzoeksinstanties belang bij verzuiminformatie. In dit onderzoek beperken wij ons echter tot de behoeften bij maatschappelijke organisaties die een beleidsmatig belang hebben bij informatie over ziekteverzuim.

19 Aangezien het mogelijk zou zijn dat aan de vraagzijde uiteenlopende en soms tegenstrijdige wensen zouden bestaan die niet alle gehonoreerd konden worden is tijdens de interviews benadrukt dat het gaat om cruciale (dus noodzakelijk geachte) informatie. Tevens is er naast een inventarisatie van wensen (hetgeen zou kunnen resulteren in een omvangrijke verlanglijst) ook naar een prioritering van die wensen gevraagd. 2.3 Beschrijving en analyse aanbodzijde Lijst van bronnen Als eerste stap is een lijst opgesteld van mogelijke bronnen waaruit verzuiminformatie betrokken kan worden, dit op basis van bestaande kennis aangevuld met literatuuronderzoek en websearches. Tevens is bij de informanten aan de vraagzijde nagegaan of zij konden wijzen op relevante bronnen. De bronnen zijn globaal in te delen naar administratieve bestanden of registraties en daarnaast steekproefonderzoeken, op zowel bedrijfs- als werknemersniveau. De bronnen zijn systematisch beschreven aan de hand van een checklist die aansloot op de checklist voor de interviews aan de vraagzijde. De bronnen zijn niet alleen beschreven op inhoud maar er is tevens aandacht besteed aan kenmerken als kwaliteit, actualiteit en representativiteit. De bronbeschrijvingen zijn gebaseerd op telefonische interviews met contactpersonen van de betreffende bronnen en/of bestaande (openbare) documentatie. Daarnaast zijn er, waar het ging om complexe bronnen en om bronnen die koppelingsmogelijkheden met andere bronnen (leken te) hebben, enkele uitvoerige face-to-face-interviews gehouden. De bronbeschrijvingen zijn in bijlage 2 van dit rapport opgenomen. 2.4 Confrontatie: matrix van vraag en aanbod Prioritering en bundeling behoeften Het concrete product waarnaar wij in het project systematisch hebben toegewerkt, is een matrix van vraag en aanbod. Een belangrijke tussenstap hierbij is de prioritering en systematisering van de informatiebehoeften geweest die uit de interviews aan de vraagzijde naar voren kwamen. Dit was noodzakelijk ter voorkoming van een lange maar weinig gestructureerde lijst van meer en minder dringende, en minder of meer samenhangende behoeften. Deze prioritering en bundeling van de behoeften aan de vraagzijde is voorafgaand aan het opstellen van de uiteindelijke matrix besproken met de opdrachtgever.

20 Matrix Na deze systematisering is de matrix samengesteld, waarbij de (geprioriteerde) informatiebehoeften in de rijen en beschikbare bronnen in de kolommen zijn opgenomen. Van alle bronnen is een beschrijving toegevoegd (bijlage 2 van dit rapport).