Benodigdheden: A. Inleiding: voorbeeld 5 minuten. B. Spel: wat klopt wel, wat klopt niet? 15 minuten.

Vergelijkbare documenten
Benodigdheden: A. Inleiding: kringgesprek 15 minuten.

Benodigdheden: A. Inleiding: voorbeeld 10 minuten. B. Beeldenspel: wat is echt, wat is niet echt? 20 minuten.

Vertel de klas op welke dag Thuisopdracht 4.0 terug moet zijn op school. Dit is de dag dat les 4.1 gegeven wordt.

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

Doorlopende leerlijn naar thema Nationaal Media Paspoort. Nationale Academie voor Media en Maatschappij

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting

Lesbrief bij de voorstelling Aardblij

1. Kwaliteit Voelen - Media doen een beroep op onze emoties 10 minuten.

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Dag van Respect & PABO. DOE MEE met de Dag van Respect 8 November 2012

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

Lesbrief. Introductie

Mijn computer is leuk

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien.

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Vormen van een raket Raketten

Voordoen (modelen, hardop denken)

Jongens en meisjes. Benodigheden. Lesdoelen. Begrippen. Jongens, meisjes, lichaam, piemel, vagina, seksestereotiep

Wanneer vertel je het de kinderen? Kies een moment uit waarop je zelf en de kinderen niet gestoord kunnen worden.

NIEUWSBRIEF. samen spelen + leren = groeien. Mediaopvoeding

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Kop. Romp. Lesbrief Seksualiteit Leerjaar 1-Profiel1,2,3

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Vragen bij het prentenboek 'De tovenaar die vergat te toveren'

lesprogramma PO activerende lessen over respect voor het primair onderwijs

INTERNETMEMORIE. Maak in één les een 3D doosje met de App Foldify. Les in het kader van Code Kinderen project Mijn Kind Online.

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

Introductie. Lesinstructie. Lesinstructie. Leerdoelen. Introductie. Opzet. Bronnen

LESBRIEF. Karel is jarig. Samenvatting: De begrippen zijn: Wij maken kinderdromen waar

LESBRIEF. Karel is jarig. Samenvatting: De begrippen zijn: Wij maken kinderdromen waar

4 manieren om Samsam te gebruiken

Verbindingsactietraining

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

Vragenkaartjes voor kinderen van 4 t/m 6 jaar

Workshop Handleiding. Verhalen schrijven. wat is jouw talent?

Het houden van een spreekbeurt

Lesbrief bij Ik weet je te vinden van Netty van Kaathoven voor groep 6, 7 en 8

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Lesbrief bij de voorstelling Mijn vriend en ik van Soulshine Connection

AMIGA4LIFE. Hooggevoelig, wat is dat? T VLAARDINGEN

Werkboek Het is mijn leven

Jouw Belang Jouw ouders bespreken gezamenlijk over én met jou wat jouw belang is. Zodat jouw ouders

2 > Kerndoelen > Aan de slag > Introductie van de manier van werken > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

VoorleesExpress. Samen met ouders aan de slag. Praktische tips

Eet je dat helemaal alleen op, of ga je helemaal in je eentje er mee spelen? Of als je samen met hun nieuwe speelgoed mag spelen?, hoe vind je dat?

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

Lesbrief thema: Identiteit

voor Maatschappelijk Werkers en Ouderconsulenten

Persoonlijke praatkaartjes en gezellige gezinspraatjes

Lesbrief Ezel en Beer. Beste kleuters,

Activiteiten bij 'De tovenaar die vergat te toveren'

Online Titel Competentie Groepsfase Lesdoel Kwink van de Week

Lesbrief bij Een caravan in de winter van Louisa van der Pol

Hoe maak ik... Naam: Groep:

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

WELKOM BIJ BOMBERBOT! LES 2: SEQUENTIES I LES 2: SEQUENTIES I WAAR GAAT DEZE LES OVER? INTRODUCTIE

Vragenlijst: Wat vind jij van je

ADHD: je kunt t niet zien

Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Prentenboeken: Les 10: Hoe zeg ik nee. Lesoverzicht. Basis

Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij?

ONTDEK HET ZELF HANDLEIDING VOOR DE LEERKRACHT VOOR DE HELE SCHOOL

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Lekker belangrijk. Handleiding voor leerkrachten en ouders. - Samen in de klas -

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Reality Reeks - Verwerkingsopdrachten. Hey Russel! Een bijzondere vriendschap

LES 2 THEMA S UIT DE FILM GODS LAM EN PANTOMIME

Kinderverhoor Je ouders gaan uit elkaar

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Onlangs heeft u met uw klas een bezoek gebracht aan het Kinderboekenmuseum. Wij hopen dat u dit heeft ervaren als een leuk en leerzaam bezoek.

Drents Archief. Meisje met de hoepel. Groep 2 Speuren in het archief

Reflectiegesprekken met kinderen

taal portfolio Taalportfolio 9+

Sociaal netwerk. Handleiding voor begeleiders

Tijdschrift Kindermishandeling April 2013 Onderwijsspecial deel 2. 8 tips voor een goed gesprek met je leerling

Waar een wil is, is een Weg!

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

LESBRIEF NR 2 OPDRACHT 1 ANDERS? VOOR GROEP

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

Bijlage Stoere Schildpadden

Weet wat je ziet. Benodigdheden: A. Functies van reclame 10 minuten.

Spreekbeurt, en werkstuk

Films kijken op internet: verboden of niet?

Kinderverhoor Je ouders gaan uit elkaar

Deze folder legt uit hoe je SNAP kan gebruiken voor een blijvende verandering.

Werkblad. LES 9: Ouders. GROEP 1-2. Bijlage 1. Rood actief inspannen/ sporten. Oranje middelmatig inspannen.

VLIEG OP! Laura van Hal & STIP Producties

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Mijn familie, mijn vrienden en vriendinnen en ik!

Meten van mediawijsheid. Bijlage 6. Interview. terug naar meten van mediawijsheid

LESPROGRAMMA LES 1. INTRODUCTIELES

Vertel de kinderen, of praat met hen over het verschil tussen film, tv kijken of naar het theater gaan.

Steekkaart: nummer 1W

Transcriptie:

Handleiding Groep 2 Les Thema Wat klopt wel en wat klopt niet? Weet wat je ziet Om mediabeelden goed op hun betrouwbaarheid te kunnen beoordelen is het belangrijk onderscheid te maken tussen feit en fictie. Deze les gaat over het herkennen van onwaarheden of onmogelijkheden in een afbeelding. Benodigdheden: Beeldmateriaal 2.. A. Inleiding: voorbeeld 5 minuten. Vertelt u aan de klas dat deze les gaat over plaatjes die niet waar kunnen zijn: dat kun je namelijk zelf zien! Laat de eerste twee afbeeldingen zien van Beeldmateriaal 2.. De één klopt, maar in de andere afbeelding klopt er iets niet. Een beer leeft in het bos (), maar kan niet lezen of lesgeven (2)! B. Spel: wat klopt wel, wat klopt niet? 5 minuten. Nu mogen ze zelf gaan bepalen waar de fout zit. Laat desnoods steeds een kind uit de kring opstaan en aanwijzen waar hij of zij denkt dat er iets niet klopt in de afbeelding. Geef de klas steeds even rustig de tijd om goed naar de verschillende afbeeldingen in Beeldmateriaal 2. te kijken. Wijs het verschil aan tussen de 2 afbeeldingen. Vraag welke plaatjes kloppen. Laat de kinderen nadenken; vaak zal het een vrolijke boel worden om te raden (en te zeggen) wat wel en niet klopt! In totaal zijn er 7 (inclusief uw inleiding) afbeeldingen. U kunt bij de afbeeldingen de volgende vragen stellen: o Welk plaatje klopt er niet? o Waarom niet? Wijs het maar aan. o Heeft iedereen gezien waarom de plaatjes niet waar kunnen zijn? Overleg vervolgens of de klas het er mee eens is. Heeft iemand een andere fout ontdekt? Waarom? Controleer het antwoord en ga door met de volgende afbeeldingen. Sluit de les af.

Handleiding Groep 2 Les 2 Thema 2 Naar wie kijk je graag in de media? Op wie lijk jij? Bewaak je identiteit Kinderen leren hun eigen identiteit te verkennen aan de hand van mediafiguren. Ze leren karaktereigenschappen of uiterlijke kenmerken te associëren met de characters (personages) die ze graag zien op televisie, in films, tv of op het internet. In deze les leggen we dus een duidelijke link naar de media. Benodigdheden: Beeldmateriaal 2.2 A. Introductie: kringgesprek 0 minuten. Stel de klas de volgende vragen: o Wie van jullie kijkt er wel eens tv? o Wie vind je het leukst op tv? o Waarom? Vertel ook eens welke avonturen hij/zij/het allemaal beleeft? Vraag hetzelfde over de computer en tablet: o Wie speelt er wel eens spelletjes op de computer? o Wie speelt er wel eens spelletjes op de tablet/ipad of mobiele telefoon? o Wie zie jij in die spelletjes? o Vind je hen leuk om te zien? o Waarom? Vertel eens waar hij/zij/het (de character / het personage) erg goed in is? De kinderen hebben nu een moment gehad om te bedenken wie ze allemaal zien in de media, wie ze leuk vinden en waarom. In het volgende deel van de les gaan ze zichzelf vergelijken met bekende mediafiguren. B. Heldenspel 5 minuten. Laat het Beeldmateriaal 2.2 zien. Dit zijn afbeeldingen van characters/personages die voorkomen in spelletjes of televisieprogramma s voor kinderen. Vraagt u bij elke afbeeldingen een aantal kinderen het volgende: o Wie is dit? o Hoe weet je dat / waar kan je dat aan zien? o Waar is hij/zij/het erg goed in? Wat maakt hij/zij/het allemaal mee? o Lijk jij op hem of haar? o Waarom? (laat de kinderen hierover even nadenken, het is best een moeilijke vraag!) Nationale Academie voor Media & Maatschappij

De characters in het Beeldmateriaal 2.2 zijn:. Spongebob Squarepants 2. Olaf van Frozen 3. Bomba 4. Één van de Minions 5. Maya de Bij 6. Jokie (te zien bij Nickelodeon Junior) 7. Dora 8. De laatste afbeelding laat de characters zien, die komen uit de recente film Binnenstebuiten van Disney-Pixar. De film laat het hoofdkwartier zien van een meisje, waar verschillende emoties een belangrijke rol spelen. De characters stellen dan ook de volgende basisemoties voor (van links naar rechts op de afbeelding): a. Afkeer (groen) b. Plezier (geel) c. Boosheid (rood) d. Verdriet (blauw) e. Angst (paars) Vraag aan de kinderen of zij de film misschien gezien hebben en of zij deze emoties of gevoelens kennen. Zo niet, leg deze in eigen woorden uit aan de kinderen. Vraag dan of zij en wanneer zij deze emoties wel eens voelen. In welke situatie? En hoe is dat? Laat de kinderen dit even op hun eigen manier uitleggen. Dit is een goede voorbereiding op de volgende les en ook op de lessen van groep 3. Laat elk kind daarna voor zichzelf verzinnen op welke van de characters, die zij in alle afbeeldingen gezien hebben, zij het meest lijken. Laat hen uitleggen waarom. Laat desnoods de 9 afbeeldingen nogmaals zien. Sluit de les af. Nationale Academie voor Media & Maatschappij 2

Handleiding Groep 2 Les 3 Thema 3 Wat vind je leuk om te zien? Wat je geeft krijg je terug In deze les worden de eerste twee basisemoties herhaald, zoals deze ook behandeld zijn in Groep Les 3. Vandaag gaan we weer in op blijdschap en verdriet. Uw leerlingen leren deze gevoelens bij zichzelf herkennen en benoemen. Benodigdheden: Beeldmateriaal 2.3, Stickervellen, Handleiding Bodyscan. Let op: vergeet u de stickervellen niet op tijd te bestellen? Zie de website (reken op een levertijd van week) A. Inleiding: kringgesprek 5 minuten. Geeft u aan dat deze les gaat over: gevoel. Soms voel je je blij, soms voel je je verdrietig. Ook als je naar dingen op televisie kijkt, of als je achter de computer zit of naar je tablet of telefoon kijkt. Wanneer voel je je wel eens blij, en wanneer verdrietig? Als je blij bent, waar voel je dat dan in je lichaam? Wat is de plek waar je je blij of verdrietig voelt? (neemt u even de tijd om enkele kinderen te laten vertellen; kinderen zullen dit vaak allemaal anders ervaren). Teken eventueel op het bord de smileys die bij blij en verdrietig horen. B. Denk-pauze: Bodyscan 5 minuten. Zeg in uw eigen woorden het volgende aan de kinderen: We gaan nu even niet nadenken maar voelen, want voelen is net zo belangrijk als nadenken. Om goed te kunnen voelen, doen we allemaal even onze ogen dicht. We gaan één minuut stil zijn en even lekker rustig zitten. Doe nu met de kinderen de Bodyscan. De Bodyscan is een begeleide Denk-pauze, waarin de leerkracht de leerlingen in minuut stilte zegt waar zij hun aandacht op moeten vestigen. Het leert kinderen zich naar binnen te richten en zich bewust te worden van hun eigen emoties. Zie voor de tekst van de Bodyscan het document Bodyscan op de website onder Benodigdheden. Stel na afloop de volgende vragen: o Wat voelde jij? Voel je je bijvoorbeeld blij of verdrietig, of iets anders? o Waar in je lichaam voelde jij dat gevoel? (kinderen kunnen dit vaak goed zelf aanwijzen) Nationale Academie voor Media & Maatschappij

C. Spel blij of verdrietig 5 minuten. Deel aan ieder kind het stickervel uit met de blije en verdrietige smileys. Laat de kinderen kijken naar Beeldmateriaal 2.3. Dit zijn beelden die een beroep doen op blije en verdrietige gevoelens. Let op: de beelden uit Beeldmateriaal 2.3 moeten één voor één worden getoond, om de kinderen alle tijd te geven te voelen bij steeds één afbeelding. Gaat u niet te snel, neemt u alle tijd voor het beste resultaat. Vraag na elk voorbeeld een kind het gevoel toe te lichten, door te vragen: o Waarom vind je dit leuk/niet leuk? o Waar in je lichaam voelde je dit? Laat de kinderen de sticker van hun eigen keuze (blij of verdrietig) plakken op de plek in hun lichaam waar ze dit gevoel krijgen. Dit kan elk deel zijn tussen de kruin en de tenen! Elke reactie en elk antwoord van de kinderen is goed: er is geen fout of goed gevoel. Het is onze ervaring dat de kinderen dit vaak voor de eerste keer doen; meestal staan we zelfs op zo n jonge leeftijd niet stil bij onze gevoelens, terwijl het juist zeer belangrijk is om dit zelfbewustzijn op te bouwen! Sluit de les af. Nationale Academie voor Media & Maatschappij 2

Handleiding Groep 2 Les 4 Thema 4 Wat duurt kort en wat duurt lang? Houd de klok in de gaten In deze les leren de kinderen een besef te krijgen van tijdsduur. Dit behandelen we aan de hand van simpele voorbeelden: wat duurt lang en wat duurt kort? Uiteindelijk, in de hogere groepen, is dit besef van tijdsduur van belang om afgewogen keuzes te kunnen maken hoeveel tijd de kinderen aan media (willen of kunnen) besteden. Benodigdheden: Beeldmateriaal 2.4. A. Inleiding: kringgesprek 5 minuten. Vertel in de klas dat we het over De Tijd gaan hebben. Soms duurt iets kort, soms duurt iets heel lang. Eerst gaat u als leerkracht de beginsituatie inschatten: wat weten uw leerlingen al over tijd? Vraagt u hen: o Noem eens iets dat heel lang duurt? o Noem eens iets dat heel kort duurt? Mogelijke uitleg om de kinderen in dit kringgesprek op weg te helpen: Soms moet je bijvoorbeeld heel lang achterin de auto zitten. Of je moet een tijd wachten op iemand. Andere dingen gaan juist weer heel snel: het gooien van een bal of over het schoolplein rennen. Geef verschillende, voor de kinderen herkenbare, voorbeelden. B. Het volgorde-spel 5 minuten. Laat Beeldmateriaal 2.4 zien. Gebruik een smartboard, beamer, of print de afbeeldingen. Het zijn afbeeldingen van media-gerelateerde activiteiten. Kunnen uw leerlingen benoemen wat het kind of gezin op de afbeelding doet? Laat hen hierover in de kring praten. Er zijn 9 plaatjes, plaatje nummer 0 laat nogmaals alle media-situaties bij elkaar zien. Laat u de klas de afbeeldingen één voor één zien, ga zo door tot de laatste afbeelding is geweest. Zo zijn alle voorbeelden klassikaal besproken wat betreft de tijdsduur. U kunt nu eventueel nog even met de klas kijken naar de laatste sheet met alle afbeeldingen, en stilstaan bij de volgorde: van links naar rechts. Laat hen opnieuw benoemen wat volgens hen lang of juist kort duurt. Sluit de les af.

Handleiding Groep 2 Les 5 Thema 5 Waar vind je het? Maak goede keuzes De kinderen leren, aan de hand van een spel, voor hen bekende voorwerpen te zoeken en vinden. Dit doen zij stap voor stap. Dit is een, op de levensfase van uw groep 2 leerlingen gerichte les die voorbereidt op keuzes die de kinderen (uiteindelijk) moeten maken om zelfstandig online informatie te zoeken en te vinden. Maar we beginnen eerst met het leren offline te zoeken en te vinden! Benodigdheden/voorbereiding: Ouderbrief 2.6 Zet een speurtocht uit die binnen de klas (óf school) uit te voeren is. De speurtocht is een ketting die de leerkracht voorbereidt: de ene zoekopdracht leidt naar de volgende. Bijvoorbeeld: de eerste zoekopdracht is het bord. Op het bord hangt een briefje met de volgende opdracht: vind een specifiek boekje in de klas. In het boekje staat de volgende opdracht: een poster aan de muur. A. Inleiding 5 minuten. Vertel de kinderen dat we vandaag een speurtocht gaan doen. We gaan naar een schat zoeken, die ergens in de klas verborgen ligt. Kijk straks maar eens goed rond. Natuurlijk heeft u de schat al voorbereid en klaargelegd! B. Schatzoeken 5-20 minuten. Vorm in de klas duo s / tweetallen. Vertel wat de eerste zoekopdracht is en laat het eerste duo zoeken. Bij het gevonden voorwerp treffen ze de opdracht voor het volgende voorwerp. Een ander duo mag gaan zoeken. De ketting kan zo een tijdje doorgaan. Uiteindelijk komen de kinderen uit bij de schat. De schat bestaat uit een beloning die u als leerkracht bedacht heeft. C. Thuisopdracht 2.6 5 minuten. Vertel klassikaal: neem voor de volgende les iets van thuis mee, dat alleen van jou is. Iets dat je niet wilt delen met anderen. Deel hierbij de Ouderbrief 2.6 uit: op dit vel wordt de ouders gevraagd mee te denken en de kinderen een voorwerp mee te laten nemen voor de volgende les 2.6. Sluit de les af.

Handleiding Groep 2 Les 6 Thema 6 Wat is van jou, wat is van anderen thuis? Bescherm je privacy Er is een verschil tussen eigen bezit en het bezit van een ander. De kinderen leren vandaag om hierover na te denken en hier onderscheid in te maken, uitgaand van de spullen in hun eigen huis. De les is een voorbereiding op een van de belangrijkste media-thema s: (online) privacy. Wat behoort bij of is van een ander en wat is van jou? Thuisopdracht voorafgaand aan les 2.6: In de brief aan de ouders is gevraagd de kinderen iets van thuis mee te laten nemen. Het gaat om iets dat alleen van henzelf is. Iets dat zij niet delen met anderen. In deze les gaan we aan de slag met de voorwerpen. Benodigdheden: Beeldmateriaal 2.6 Elk kind heeft een voorwerp meegenomen dat alleen van zichzelf is. Dit voorwerp houdt het kind bij zich tijdens het kringgesprek. A. Inleiding: 0 minuten. Vertel klassikaal dat sommige spullen van iedereen zijn en dat je deze spullen dus moet delen. Soms moet je even wachten tot je een boekje kunt lezen of met een pop kunt spelen, omdat een ander kind ermee bezig is. Vraagt u de klas eens: o Wat is delen? o Deel je wel eens iets met een broertje of zusje, een vader of moeder, een opa of oma? o Wat moet je dan delen? Hoe vind je dat? B. Kringgesprek 5 minuten. In de kring mag elk kind iets vertellen over het voorwerp dat hij of zij heeft meegenomen. U kunt de volgende vragen stellen: o Wat heb je meegenomen? o Is dit alléén van jou, of moet je het wel eens delen? Met wie? o Ken je iemand die ook zoiets heeft? o Hoe zie je dat dit echt van jou is? Staat jouw naam er bijvoorbeeld op? (Weet alleen jij uit de klas hoe jouw knuffel heet? Staat jouw foto op dit vriendschapsboekje, etc.)

C. Wat is van wie? 5 minuten. In de kring. Gebruik het Beeldmateriaal 2.6. Hierop is een aantal spullen te zien: welke spullen, als de kinderen deze thuis hebben of zouden hebben (media-gerelateerde en meer algemene items) zijn enkel van het kind zelf, en welke spullen horen bij het gezin? Laat de kinderen de afbeeldingen weer één voor één bekijken en er in het kringgesprek over praten. U leert als leerkracht bovendien zeer veel over de afspraken in gezinnen over media en (eigendom van) spullen. Natuurlijk kunt u meteen de kans nemen om de kinderen enkele klassenspullen te laten benoemen; die voor elke leerling bedoeld zijn, en die alleen voor de leerkracht zijn. Sluit de les af. 2

Handleiding Groep 2 Les 7 Thema 7 Wie help jij? Zorg voor je eigen veiligheid In deze les wordt duidelijk wie en waar de kinderen hulp kunnen vragen in de klas. Dit kan zowel bij andere kinderen zijn als bij de leerkracht. Aan de hand van een positief beloningssysteem leren de kinderen dat helpen leuk en handig kan zijn. Nu leren de leerlingen al dat zij allemaal in staat zijn een ander te helpen, of om hulp te vragen. Het complimenten-geven (om een positieve sfeer te creëren) wordt geïntroduceerd of versterkt. Benodigdheden: Actieboekje 2.7 en Dankjewel-stickervellen. Let op: vergeet u niet de bijbehorende Dankjewel-stickers op tijd te bestellen via de website? A. Inleiding: 0 minuten. Vertel klassikaal dat je soms hulp nodig hebt. Bijvoorbeeld bij het strikken van je veters, of het maken van een tekening. Iedereen heeft soms hulp nodig, maar iedereen kan ook elkaar helpen! Vraag klassikaal: o Waar heb je wel eens hulp bij nodig? o Wie helpt je dan? o Help je zelf wel eens iemand? o Wat doe je dan? B. Dankjewel-spel: 5 minuten. Deel Actieboekje 2.7 en de Dankjewel-stickers uit. Hierop is te zien dat de kinderen stickers kunnen verzamelen wanneer ze iemand geholpen hebben. De Dankjewel-stickers kunnen de kinderen uitdelen aan andere kinderen die hen geholpen hebben. Leg de klas uit hoe het werkt: elke keer als je iemand helpt, krijg je van de ander een Dankjewel-sticker. Deze stickers verzamel je in het actieboekje. Als iemand jou helpt, deel je dus ook een sticker uit. Leuk om te hebben, je kunt meteen zien dat je iemand hebt geholpen! Doe het maar eens voor: laat een kind een ander helpen en plak een sticker. Deze les kan een langere tijd doorlopen. Wanneer een boekje vol is, mag het opgeborgen worden in de eigen omslag.

Stimuleert u vooral de kinderen om te helpen, en om hulp te vragen: geef waardering als de kinderen de stickers plakken, maar let op dat er een gelijkwaardige sfeer ontstaat. Straft u niet af als een kind te weinig stickers heeft, maar stimuleer. Het is onze ervaring dat jonge kinderen ook eventjes moeten ontdekken wie hen kan helpen, of wie zij zelf kunnen helpen! Sluit de les af. 2