Voorwoord 15 Hoofdstuk 1 Oriëntatie op de verpleegkunde 19 Inleiding 19 Leerdoelen 20 Leerkern 20 1.1 Op zoek naar een definitie van verpleegkunde 20 1.1.1 Verpleegkunde in de loop van de geschiedenis 20 1.1.2 Verpleegkunde volgens de wettelijke reglementering 23 1.1.3 Verpleegkunde volgens het beroepsprofiel van de Vlaamse Onderwijsraad 26 1.1.4 Beroepsprofiel voor de verpleegkundige in Nederland 29 1.1.5 Verpleegkunde volgens een aantal verpleegkundigen 32 1.1.6 Verpleegkunde in relatie tot andere hulpverleners 34 1.1.7 Verpleegkunde volgens de maatschappij 34 1.1.8 Professioneel zelfbeeld van verpleegkundigen in de algemene Belgische ziekenhuizen en het belang hiervan voor de toekomst van het beroep 35 1.2 Van verpleging naar verpleegkunde: de weg van professionalisering en theorievorming 37 1.2.1 Gevolgen van deze evolutie 37 1.2.2 Kenmerken van professionalisering 38 1.2.3 Ontstaan van verplegingswetenschap 39 1.2.4 Belang van verplegingswetenschap 39 1.2.5 Profilering van de verpleegkunde 40 1.2.6 Relatie tussen theorie en praktijk 41 1.2.6.1 De kloof tussen theorie en praktijk 41 1.2.6.2 Generische kennis en specifieke kennis 42 Besluit 43
6 INHOUD Hoofdstuk 2 Organisatie van de gezondheidszorg 45 Inleiding 45 Leerdoelen 46 Leerkern 46 2.1 Evolutie in de sector van de gezondheidszorg 46 2.1.1 Veranderingen in de samenleving 46 2.1.1.1 Hoger opleidingsniveau en meer verantwoordelijkheid voor eigen gezondheid 46 2.1.1.2 Eis tot en accent op kwaliteit 47 2.1.1.3 De socio-economische realiteit (betaal- of onbetaalbaarheid van de zorg) 47 2.1.1.4 Evolutie in het denken over gezondheid 48 2.1.1.5 Toenemend aantal buitenlandse patiënten/migranten 50 2.1.1.6 Veroudering van de bevolking (vergrijzing) 50 2.1.2 Evolutie binnen de medische wetenschap 51 2.1.2.1 Toekomstscenario 51 2.1.2.2 Grotere nadruk op technologie (medisch-technische en intensieve diensten) 51 2.1.2.3 Toenemend gebruik van informatica 52 2.1.2.4 Het aantal hyperspecialisaties neemt toe 52 2.1.2.5 Onderzoeks- en behandelingsmethoden verfijnen steeds meer en worden efficiënter 52 2.1.2.6 De huidige diagnosemogelijkheden zijn soms groter dan de behandelingsmogelijkheden 53 2.2 Organisatie van de gezondheidszorgvoorzieningen 53 2.2.1 Preventieve en curatieve gezondheidszorg 53 2.2.2 Intra-, extra- en transmuraal 53 2.2.3 Echelonnering 54 2.2.3.1 Het begrip echelonnering 54 2.2.3.2 Doel van de echelonnering 54 2.2.3.3 Criteria bij het maken van de indeling 55 2.2.3.4 Bespreking van de verschillende echelons (trappen, lijnen) 55 2.2.4 De gezondheidszorg in België 56 2.2.4.1 Bevoegdheden van de verschillende bestuursniveaus in België 56 2.2.4.2 Overzicht van de medische diensten in België 58 2.3 De werkomgeving van de verpleegkundige 69 2.3.1 Algemeen 69 2.3.2 Concrete tewerkstelling 69 2.4 Impact van Europa op de gezondheidszorg in België 72 2.4.1 Inleiding 72 2.4.2 Het verdag van Maastricht 73 2.4.3 Vrij verkeer van zorgverstrekkers in de Europese Unie en de richtlijn Bolkenstein 74
INHOUD 7 Hoofdstuk 3 Visies in de verpleegkunde 77 Inleiding 77 Leerdoelen 78 Leerkern 78 3.1 De begrippen visie en concept 78 3.2 Mensvisies 79 3.2.1 Mensvisies algemeen 79 3.2.2 Individuele mensvisies 80 3.2.3 Een mensvisie voor de verpleegkunde 81 3.2.3.1 Reductionistische mensvisie, reductionisme en het medisch model 81 3.2.3.2 Holistische mensvisie, holisme en humanistische geneeskunde 83 3.2.3.3 Holisme en reductionisme: een complementaire benadering 84 3.2.3.4 Bruikbaarheid van reductionisme en holisme 85 3.2.3.5 Het holisme: een bruikbare mensvisie voor de verpleegkunde 86 3.3 Visie op gezondheid 86 3.3.1 Samenhang met mensbeeld 86 3.3.2 Gezondheid en ziekte: een omschrijving van de begrippen 87 3.4 Visie op zorg als kernbegrip in de verpleegkunde 89 3.4.1 Het concept zorg in het algemeen 89 3.4.2 Zorg: zorgbehoefte en zorgaanbod 90 3.4.3 Zelfzorg of basiszorg 90 3.4.3.1 Omschrijving 90 3.4.3.2 Voorwaarden voor zelfzorg 91 3.4.3.3 Kenmerken van zelfzorg 91 3.4.3.4 Zelfzorg bij gezonden 91 3.4.3.5 Zelfzorg bij zieken 92 3.4.3.6 Zelfhulptechnieken en zelfhulpgroepen in verband met ziekte 93 3.4.3.7 Voordelen van zelfzorg 95 3.4.4 Mantelzorg 96 3.4.4.1 Omschrijving 96 3.4.4.2 Kenmerken van zelfzorg 96 3.4.4.3 Takenpakket van mantelzorgers 97 3.4.4.4 Voordelen van mantelzorg (toegepast in een instelling) 97 3.4.4.5 Kwetsbaarheid en andere nadelen van mantelzorg 98 3.4.5 Professionele zorg 99 3.4.5.1 Omschrijving 99 3.4.5.2 Kenmerken van professionele zorg 99 3.4.5.3 Verpleegkundige zorg volgens Benner en Wrubel 100
8 INHOUD 3.4.5.4 Relatie tussen verpleegkundige en patiënt 101 3.4.5.5 Betekenis van de zorg voor de zorgontvanger 102 3.4.6 Zorgmix (zorgketen) 102 Hoofdstuk 4 Verpleegkundige theorieën en modellen 105 Inleiding 105 Leerdoelen 105 Leerkern 106 4.1 Verpleegkundige theorieën en modellen in het algemeen 106 4.1.1 Ontstaan van verpleegkundige theorieën 106 4.1.2 De functies van verpleegkundige theorie 106 4.1.3 Relatie tussen verpleegkundige theorie en verpleegkundig model 108 4.1.4 Belang van de verpleegmodellen 109 4.1.5 Indeling van de verpleegkundige theorieën (en afgeleide modellen) 110 4.1.5.1 Zelfzorgtheorie 110 4.1.5.2 Adaptatietheorieën 110 4.1.5.3 Relatietheorieën 111 4.1.5.4 Holistische theorieën 111 4.1.5.5 Interactionistische theorieën 111 4.1.5.6 Behavioristische theorieën of gedragstheorieën 112 4.2 Bespreking van een aantal verpleegkundige modellen 112 4.2.1 Het zelfzorgmodel van Virginia Henderson 113 4.2.1.1 Omschrijving 113 4.2.1.2 Voordelen en beperkingen van het model 113 4.2.2 Het zelfzorgmodel van Orem 114 4.2.2.1 Algemeen 114 4.2.2.2 De theorie van de zelfzorg 114 4.2.2.3 De theorie van het zelfzorgtekort 115 4.2.2.4 De theorie van het verpleegkundig handelen (verpleegkundig vermogen) 116 4.2.2.5 Voordelen en beperkingen van het model 116 4.2.3 Interactiemodellen 117 4.2.3.1 Het model van Orlando 117 4.2.3.2 Het model van King 117 4.2.4 Het adaptatiemodel van Callista Roy 118 4.2.4.1 Omschrijving 118 4.2.4.2 Behoeften ingedeeld volgens modi 119 4.2.4.3 De mens als adaptief systeem 119 4.2.4.4 De functie van de verpleegkundige volgens Roy 120 4.2.4.5 Voor- en nadelen van het model 120 4.2.5 Het holistisch model van M. Grypdonck, gebaseerd op M. Rogers en C. Roy 121
INHOUD 9 4.2.5.1 Omschrijving 121 4.2.5.2 De begrippen rollen, relaties en milieu 121 Besluit 122 Bijlage Zelfzorgbehoeften volgens Orem 123 Hoofdstuk 5 Integrerende Verpleegkunde (IV) 125 Inleiding 125 Leerdoelen 125 Leerkern 126 5.1 Ontstaan van IV 126 5.2 Basisfilosofie van IV 126 5.2.1 Verantwoordelijkheid als kernbegrip van IV 126 5.2.2 De holistische mensvisie van Martha Rogers 127 5.2.2.1 Uitgangspunten en wezenskenmerken 127 5.2.2.2 De mens als unieke en globale eenheid 127 5.2.2.3 Voortdurende wisselwerking in een open systeem 128 5.2.2.4 Het menselijk leven: irreversibel en in één richting 129 5.2.2.5 Het menselijk leven: patroon en organisatie 131 5.2.2.6 Abstraheren, symboliseren, verbeelding en gevoel 131 5.3 Doelstellingen van IV 132 5.4 Hulpmiddelen voor IV 132 5.4.1 Heroriëntering van de functies 132 5.4.1.1 Taaktoewijzing 132 5.4.1.2 Patiëntentoewijzing 133 5.4.2 Systematisch verpleegkundig handelen 134 5.4.3 Verbeteren van de communicatie 134 5.4.4 Optimaliseren van de verpleeguren 134 Besluit 135 Hoofdstuk 6 Systematisch Verpleegkundig Handelen (SVH) 137 Inleiding 137 Leerdoelen 137 Leerkern 138 6.1 Plaats van het SVH 138 6.2 Methodisch werken in de verpleegkunde 138 6.2.1 Hoe problemen benaderen? 138 6.2.1.1 Met gissen en missen ( trial and error ) 138 6.2.1.2 Intuïtief 139 6.2.1.3 Vanuit traditie 139
10 INHOUD 6.2.1.4 Een meer wetenschappelijke benadering: systematisch en doelgericht 139 6.2.2 Wie heeft baat bij het methodisch werken in de verpleegkunde? 140 6.2.2.1 De patiënt (cliënt, resident, bewoner) 140 6.2.2.2 De verpleegkundige 140 6.2.2.3 De organisatie 140 6.3 SVH als een cyclisch proces 141 6.3.1 Algemeen 141 6.3.2 Fase 1: Gegevens verzamelen 141 6.3.2.1 Omschrijving 141 6.3.2.2 Welke gegevens verzamelen? 143 6.3.2.3 Wanneer gegevens verzamelen? 143 6.3.2.4 Bronnen voor gegevensverzameling 144 6.3.2.5 Hulpmiddelen voor het hanteren en communiceren van gegevens 145 6.3.3 Fase 2: Verpleegproblemen vaststellen 149 6.3.3.1 Overgang van gegevensverzameling naar probleemformulering 149 6.3.3.2 Wanneer ontstaan verpleegproblemen? 150 6.3.3.3 Soorten verpleegproblemen 151 6.3.4 Fase 3: Doelstellingen bepalen en evaluatiecriteria aangeven 152 6.3.4.1 Doelstellingen 152 6.3.4.2 Evaluatiecriteria 153 6.3.5 Fase 4: Acties plannen en uitvoeren 154 6.3.5.1 Planningsproces 154 6.3.5.2 Acties uitvoeren 155 6.3.6 Fase 5: Het proces evalueren en bijsturen 155 6.3.6.1 Functie 155 6.3.6.2 Redenen om te evalueren 155 6.3.6.3 Evaluatievragen 155 Bijlage 1 Lijst met mogelijke sterke en zwakke punten van patiënten vanuit het verpleegmodel van M. Grypdonck 157 Bijlage 2 Model voor gegevensverzameling volgens het verpleegmodel van M. Grypdonck, gebaseerd op M. Rogers en C. Roy 158 Bijlage 3 De functionele gezondheidspatronen volgens M. Gordon 160 Hoofdstuk 7 Basisprincipes met betrekking tot verplegingstechnieken 163 Inleiding 163 Leerdoelen 163 Leerkern 164
INHOUD 11 7.1 Bepaling van een verplegingstechniek (manuele vaardigheid) 164 7.2 Belang van technieken in de verpleegkunde 164 7.3 De basisprincipes in verband met verplegingstechnieken 165 7.3.1 Algemeen 165 7.3.2 Basisprincipe 1: Hygiëne en steriliteit 165 7.3.3 Basisprincipe 2: Veiligheid en het voorkomen van specifieke gevaren 167 7.3.4 Basisprincipe 3: Beleving van de patiënt 167 7.3.5 Basisprincipe 4: Zelfzorg en inspraak van de patiënt 170 7.3.6 Basisprincipe 5: Comfort 171 7.3.7 Basisprincipe 6: Ergonomie 172 7.3.8 Basisprincipe 7: Economie 172 7.3.9 Basisprincipe 8: Ecologie 173 Besluit 173 Hoofdstuk 8 Verpleegkundige diagnostiek 175 Inleiding 175 Leerdoelen 176 Leerkern 176 8.1 De term diagnose in evolutie 176 8.2 Het begrip verpleegkundige diagnose 177 8.2.1 Verpleegkundige diagnostiek: algemeen 177 8.2.2 Verschil tussen een medische en een verpleegkundige diagnose 178 8.3 Multi-disciplinaire problemen 180 8.4 Functie van verpleegkundige diagnostiek 180 8.5 Verpleegkundige diagnostiek: twee dimensies 181 8.5.1 Verpleegkundige diagnostiek als proces 181 8.5.2 Verpleegkundige diagnostiek als product 182 8.5.3 Relatie tussen verpleegkundige diagnose als proces en als product 183 8.6 Taxonomie 184 8.6.1 Definitie 184 8.6.2 Doel van de taxonomie: algemeen 185 8.6.3 Taxonomie met betrekking tot het classificeren van verpleegkundige diagnoses 185 8.6.4 Andere classificatiesystemen met betrekking tot andere fasen van het verpleegproces (NIC, NOC, ICIDH, HHCC) 186 8.7 Problemen bij de ontwikkeling en classificatie van verpleegkundige diagnoses 187 Opmerkingen en besluit 188
12 INHOUD Hoofdstuk 9 Zorgcoördinatie en klinische zorgpaden: twee voorbeelden van zorgmanagement 189 Inleiding 189 Leerdoelen 190 Leerkern 190 9.1 Zorgcoördinatie 190 9.1.1 Definitie en omschrijving 190 9.1.2 Zorgcoördinatie in de verpleegkunde 190 9.1.3 Functie en betekenis van zorgcoördinatie 191 9.1.4 Niveaus van zorgcoördinatie 193 9.1.5 Voor zorgcoördinatie vereiste vaardigheden en attitudes 194 9.2 Klinische paden 195 9.2.1 Definitie en omschrijving 195 9.2.2 Klinische paden als concept 196 9.2.3 Klinische paden als proces 198 9.2.4 Klinische paden als methode 198 9.2.5 Het klinische pad als product 200 9.3 Netwerk klinische paden 201 9.4 Besluit 201 Hoofdstuk 10 Evidence-Based Practice in de verpleegkundige zorg 203 Inleiding 203 Leerdoelen 204 Leerkern 205 10.1 Evidence-based medicine en evidence-based practice 205 10.2 Wat is evidence? 206 10.3 De hiërarchie in de evidence 206 10.4 EBP, richtlijnen en protocollen 208 10.5 Implementatie van evidence-based practice 211 Hoofdstuk 11 Minimale Verpleegkundige gegevens (MVG) 213 Inleiding 213 Leerdoelen 214 Leerkern 214 11.1 Definities 214 11.2 Waarom minimale gegevens registreren? 214 11.3 De MVG-registratie van 1988-2007 215 11.4 Actualisering van de MVG-registratie 216
INHOUD 13 11.4.1 Waarom actualisering? 216 11.4.2 Nursing Intervention Classification (NIC) als taal en kader voor de actualisering van MVG 218 11.4.3 Het verschil tussen MVG en NIC 218 Bibliografie 221