Ondernemen in de Groothandel 2002 Sectorscoop



Vergelijkbare documenten
MKB-index april 2017

De Watersector Exportindex (WEX)

Exportontwikkeling van het industriële MKB

De Watersector Exportindex (WEX)

BNA Conjunctuurmeting

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

De stand van Mediation in Nederland

Kengetallen ondernemerschap

Global Entrepreneurship Monitor 2002

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015

De oudere starter in Nederland Quick Service

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage

Conjunctuurpeiling BNA. Voorjaar René Vogels

Sectorscoop Ondernemen in de Groothandel 2000

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016

Ondernemen in de Groothandel 2001

Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid

Stemming onder ondernemers in het MKB

Belasting over de winst verdeeld naar sector en grootteklasse

Cliëntenaudit Bureau ABC

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurpeiling voorjaar Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach organisatie Trace Daelzicht

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Regionaal Autisme Centrum onderdeel Autismewerk.nl

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Bouwers en hun gemeente

Vierde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Provincie Zeeland

Benchmark klanten Qredits

Tevredenheidsonderzoek De Opstap, Leerwerktraject van De Kapstok

Exportprestaties van het industriële MKB in 2003

Tevredenheidsonderzoek ROC De Leijgraaf

Starters zien door de wolken toch de zon

Export- en Importindex MKB

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurmeting oktober Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten

Zoetermeer, 28 februari 2018

Tevredenheidsonderzoek 2012 / A&P Partners

Innovatie in het MKB in Noord-Nederland

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel

Tevredenheidsonderzoek 2014 / De Nieuwe Werkgever

Tevredenheidsonderzoek. ROC Drenthe College meetperiode: 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 Definitief rapport

Bijdrage van buitenlandse werknemers aan innovatie in het MKB. drs. A. Bruins T. Span MSc drs. P. Gibcus

Tevredenheidsonderzoek Twintaal Trainingen

Administratieve lasten Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten Nulmeting 2002

Eerste kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Provincie Limburg

Tevredenheidsonderzoek 2015 ROC A12

Tevredenheidsonderzoek Nieuwland Opleidingen B.V.

Tevredenheidsonderzoek 2015 / 2016 BABEL

Van goede naar betere dienstverlening. Tevredenheids- en behoefteonderzoek voor het Vervangingsfonds en Participatiefonds

Tevredenheidsonderzoek 2015 / TAMA TalentCentrum

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

MKB investeert in kennis, juist nu!

Tevredenheidsonderzoek STE Languages

Sectorscoop Ondernemen in de Groothandel 2004

M Starters en de markt. drs. A. Bruins drs. D. Snel

Tevredenheidsonderzoek totaal inburgering bv

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Stichting VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland

VBO Woonindex. Tweede kwartaal drs. P. Rosenboom

Tevredenheidsonderzoek ROC Kop van Noord-Holland bedrijfsopleidingen

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Tevredenheidsonderzoek AM Werk Reïntegratie BV

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Piblw-Reïntegratie BV.

Tevredenheidsonderzoek Rijn IJssel, Educatie & Integratie

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach Company

KvK-barometer provincie Utrecht

COEN in het kort. Inhoud rapport. Toelichting. Nederland. Herstel komt in zicht. Conjunctuurenquête Nederland I rapport vierde kwartaal 2014

Branchebeschrijving groothandel

Tevredenheidsonderzoek ROC Alfa-college, unit Educatie

Herstel in de industrie zet door. Samenvatting. Totale industrie. Omzet stijgt. Eerste kwartaal 2014

M MKB heeft internationale handelsgeest

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Pappenheim Re-integratie en Outplacement

Financieringsmonitor MKB Starters

Algemeen beeld van het MKB in 2015

Tevredenheidsonderzoek Friesland College, FC-Extra,School voor Volwasseneneducatie

Vierde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Provincie Limburg

Exportmonitor Het noordelijke bedrijfsleven wordt steeds internationaler

Conjunctuurenquête voorjaar 2013

Stijging van export en exportkansen in industrie, diensten en groothandel

Tevredenheidsonderzoek Stap.nu Reïntegratie & Counseling

Nieuwsbrief Zeeuwse arbeidsmarktmonitor Nummer 5: december 2015

Marktontwikkelingen varkenssector

Tevredenheidsonderzoek 2010 / Olympia uitzendbureau

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Landstede

MKB in grote steden: aanhaken bij het landelijke beeld

Transcriptie:

Ondernemen in de Groothandel 2002 Sectorscoop G. de Jong Zoetermeer, december 2001

ISBN: 90-371-0832-6 Bestelnummer: A0107 Prijs: ƒ 85,94 39,- Dit onderzoek maakt deel uit van het Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections. 2

Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 Kenschets van de groothandel 7 2.1 Kenmerken van de groothandel 7 2.2 Classificatie van de groothandel 8 3 Belang van de groothandel binnen de economie 9 3.1 Belang van de groothandel binnen de Nederlandse economie 9 3.2 De groothandel in internationaal perspectief 10 4 Structuur van de groothandel in 2000 13 4.1 De groothandel in Nederland 13 4.2 Groothandel in agrarische producten en levende dieren 15 4.3 Groothandel in grondstoffen en halffabrikaten 16 4.4 Groothandel in bouwmaterialen 17 4.5 Groothandel in kapitaalgoederen 18 4.6 Groothandel in consumptiegoederen food 19 4.7 Groothandel in consumptiegoederen non-food 20 5 Trends 23 5.1 Veranderingen in de groothandel door conjunctuurverwachtingen 23 5.2 Algemene trends in (subsectoren van) de groothandel 29 6 Prognoses voor 2001 en 2002 35 6.1 Algemene prognoses voor de groothandel 35 6.2 Prognoses voor de groothandel in agrarische producten en levende dieren 37 6.3 Prognoses voor de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten 37 6.4 Prognoses voor de groothandel in bouwmaterialen 38 6.5 Prognoses voor de groothandel in kapitaalgoederen 38 6.6 Prognoses voor de groothandel in consumptiegoederen food 39 6.7 Prognoses voor de groothandel in consumptiegoederen non-food 40 Bijlagen I Statistische afbakening van de groothandel en subsectoren 43 II Kerngegevens per branche 45 III Begrippenlijst 49 IV Publicatieschema ramingen EIM 51 V Eurotabellen 53 3

1 Inleiding Aanleiding De betekenis van de groothandel voor zowel de binnenlandse distributie als de internationale handel is onomstreden. Toenemende concurrentie op binnen- en buitenlandse markten leidt onvermijdelijk tot zwaardere eisen aan het ondernemerschap in de groothandel. Ondersteuning van de ondernemer door het evalueren van branche- en sectorgerichte ontwikkelingen in het recente verleden, het signaleren van actuele trends en het bieden van prognoses voor de korte termijn, is daarbij onmisbaar. De sectorscoop kan deze ondersteuning geven. De rapportage Ondernemen in de Groothandel 2002 schetst een actueel beeld van de groothandel in Nederland. Natuurlijk is het niet mogelijk om in één rapport alle facetten van de groothandel te belichten. Deze sectorale rapportage spitst zich dan ook toe op een aantal centrale onderwerpen. Opbouw rapport Dit rapport start met een korte beschrijving, waarin de voornaamste kenmerken van de sector groothandel, alsmede de classificatie aan bod komen (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 komt de plaats van de groothandel in de nationale economie aan de orde. In datzelfde hoofdstuk wordt ook de Nederlandse groothandel op hoofdpunten vergeleken met die van andere landen van de Europese Unie. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de structuur van de groothandel. Geschetst wordt wat de bijdrage is van de sector als geheel en van de verschillende subsectoren, in termen van werkgelegenheid, kosten en andere indicatoren van de structuur en de prestaties van de sector. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een schets gegeven van de belangrijkste trends, die momenteel spelen in de groothandel. Eerst komt het oordeel van de ondernemers uit de groothandel over de conjuncturele ontwikkelingen aan bod. Daarna volgen de trends in de groothandel en de subsectoren. In hoofdstuk 6 komen de ontwikkelingen en vooruitzichten in 2001 en 2002 in (de subsectoren van) de groothandel ter sprake. De bijlagen bevatten de statistische afbakening van de groothandel in zes subsectoren (bijlage I), de kerngegevens per branche (bijlage II), definities van gehanteerde begrippen (bijlage III), een toelichting op de plaats van dit rapport binnen het totaal van de door EIM gepubliceerde ramingen (bijlage IV) en van een aantal tabellen een vertaling van guldens naar euro s (bijlage V). 5

2 Kenschets van de groothandel 2.1 Kenmerken van de groothandel Definitie sector groothandel Tot de sector groothandel worden ondernemingen gerekend die voor eigen rekening en risico goederen verhandelen die buiten de eigen onderneming zijn vervaardigd, en die aan bedrijfsmatige afnemers (niet-eindverbruikers) worden afgeleverd. Functies van de groothandel De hoofdfunctie van de groothandel is het 'voortstuwen' van goederenstromen. Voorwaarden waaronder toeleveranciers kunnen en willen verkopen, worden door de groothandel getransformeerd tot voorwaarden waaronder afnemers kunnen en willen kopen. De groothandel biedt voor het vervullen van deze functie niet alleen een assortiment goederen aan, maar ook een pakket van materiële en immateriële bijbehorende diensten, zoals logistieke diensten, financiering, scholing en pre- en after-sales services. Marktpartijen van de groothandel De plaats die de groothandel in het handels- en distributietraject inneemt en de daarmee samenhangende soorten leveranciers en afnemers zijn afhankelijk van de soorten producten waarin gehandeld wordt. Zo vormt de grondstoffengroothandel een schakel tussen oerproducenten en de verwerkende industrie. De consumptiegoederengroothandel daarentegen koopt in binnen- of buitenland bij de verwerkende industrie en/of bij de oerproducent (landbouwproducten) en verkoopt aan de detailhandel en aan grootverbruikers (horeca, ziekenhuizen, kantoren, e.d.). De groothandel in kapitaalgoederen wordt beleverd door (binnen- en buitenlandse) fabrikanten en importeurs en zet af aan alle bedrijfssectoren, van oerproducenten (landbouw) en verwerkende industrie tot aan de dienstensector (bijvoorbeeld kantoormachines aan de zakelijke dienstverlening). Typen groothandelsbedrijven Afhankelijk van de plaats waar de groothandel in- dan wel verkoopt en de specifieke product- en marktkennis die daarvoor nodig is, kunnen verschillende typen groothandelsbedrijven worden onderscheiden. De importeur houdt zich voornamelijk bezig met de inkoop van goederen in het buitenland en de afzet daarvan op de Nederlandse markt, hetzij rechtstreeks aan de bedrijfsmatige eindafnemer, hetzij via binnenlandse handelsschakels. Exporteurs zijn groothandelsbedrijven die gespecialiseerd zijn in het verkopen van producten aan afnemers in het buitenland. Im- & exportbedrijven zijn zowel wat de inkoop als de verkoop van goederen betreft voor een belangrijk deel actief op buitenlandse markten. Als het de uitvoer van importgoederen betreft, is er sprake van wederexport. Handelshuizen zijn handelsorganisaties die veelal uiteenlopende assortimentsgroepen voeren en die sterk gericht zijn op de internationale handel, al dan niet via Nederland. Het dienstenpakket is veelal sterk gediversificeerd. Grote handelshuizen hebben vestigingen over de gehele wereld. De binnenlandse groothandel richt zich zowel wat de inkoop als de verkoop betreft voornamelijk op binnenlandse leveranciers (importeurs/fabrikanten) en afnemers. 7

De grossier is eveneens sterk op de binnenlandse in- en verkoopmarkt georiënteerd, maar levert vooral aan detailhandel en grootverbruikers. In- en verkoopkantoren van buitenlandse productieondernemingen worden statistisch tot de sector groothandel gerekend omdat ze voor een belangrijk deel dezelfde functies vervullen als de Nederlandse groothandel en als zodanig ook als directe concurrenten worden gezien. 2.2 Classificatie van de groothandel De rol van de groothandel De groothandel vervult als 'verkoper' een intermediaire functie als (inter)nationale toeleverancier van de industrie en de bouw. Naar de detailhandel toe en voor commerciële dienstverleners is de groothandel de schakel die gerede goederen en bijbehorende diensten levert. Aan de inkoopkant heeft de internationaal werkende groothandel, in zijn hoedanigheid van importeur, een extra functie: die van aanbrenger van nieuwe technologie via kapitaalgoederen. Daarmee ondersteunt de groothandel de innovatie van productie en dienstverlening door Nederland. Subsectoren in de groothandel Op basis van productverwantschap en de daaruit voortvloeiende verschillen in functies en functievervullende activiteiten, zijn binnen de sector groothandel 6 subsectoren onderscheiden. Deze zijn de groothandel in: 1 agrarische producten en levende dieren 2 grondstoffen en halffabrikaten 3 bouwmaterialen 4 kapitaalgoederen 5 consumptiegoederen food 6 consumptiegoederen non-food. In hoofdstuk 3, dat gaat over de vergelijking met andere sectoren van de economie en bij de internationale vergelijking, is de groep 'handelsbemiddeling' (SBI 511) soms bij de 'groothandel' inbegrepen. Ruim 4.300 ondernemingen, met een gekapitaliseerde jaaromzet van in totaal circa 15 miljard gulden in 2000, zijn met handelsbemiddeling als hoofdactiviteit actief. In bijlage I is per subsector aangegeven welke branches ertoe behoren. Daarbij is uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling van het CBS. In bijlage II zijn, tot op het niveau van branches, gegevens over aantal bedrijven, werkgelegenheid en omzet opgenomen. 8

3 Belang van de groothandel binnen de economie In dit hoofdstuk wordt de groothandel als geheel vergeleken met de andere sectoren van het particuliere bedrijfsleven. Vervolgens wordt de groothandel in internationaal perspectief geplaatst, door het op een aantal kenmerken vergelijken van Nederland met andere landen. 3.1 Belang van de groothandel binnen de Nederlandse economie Groothandel: hoge arbeidsproductiviteit Het particuliere bedrijfsleven is onderverdeeld in vijf sectoren, waarvan de groothandel er een is. In tabel 1 is de positie van de groothandel weergegeven ten opzichte van de industrie, de bouwnijverheid, de detailhandel en de commerciële dienstverlening. Voor het jaar 2000 wordt tussen de sectoren een vergelijking gemaakt van het aantal ondernemingen, de werkgelegenheid, de omzet, de brutowinst, de export, de bruto toegevoegde waarde en de arbeidsproductiviteit. tabel 1 intersectorale vergelijking 2000 werkgelegen- bruto toege- arbeids- onderne- heid omzet brutowinst export voegde waarde producti- mingen (arbeidsjaren) (ƒ mln.) (ƒ mln.) (ƒ mln.) (ƒ mln.) viteit (ƒ) particulier bedrijfsleven* 549.559 4.302.185 1.883.624 1.172.393 568.792 503.400 117.010 waarbinnen: groothandel** 54.248 462.851 553.901 119.774 217.076 68.156 147.253 industrie 47.104 854.646 518.501 454.227 277.135 124.135 145.247 bouw 71.035 476.170 129.949 129.629 2.050 47.194 99.112 detailhandel 84.498 479.678 151.547 49.911 7.218 31.339 65.332 dienstverlening 275.570 2.036.250 451.972 419.927 63.551 233.127 114.488 * Sectoren tellen niet bij elkaar op. De sector dienstverlening overlapt een deel van andere sectoren. ** Inclusief tussenpersonen. Bron: CBS; EIM. Groothandel en handelsbemiddeling zijn een belangrijke economische factor. De gemiddelde arbeidsproductiviteit is bovendien verhoudingsgewijs hoog, te weten ruim 147.000 gulden per mensjaar. De internatonale rol van de groothandel blijkt uit het gegeven dat 38% van de waarde van de Nederlandse export door groothandel en handelsbemiddeling tot stand komt. Ten slotte zorgt de groothandel voor maar liefst 29% van de omzet van het particuliere bedrijfsleven. De schaalgrootte van de groothandelssector is de laatste jaren stabiel; de gemiddelde onderneming heeft 9 à 10 werkzame personen. In figuur 1 wordt de betekenis van de groothandel ten opzichte van andere sectoren grafisch aangegeven. Met rond 10% van alle ondernemingen in het particuliere bedrijfsleven, is de groothandel goed voor 11% van de werkgelegenheid en voor zelfs 14% van de totale bruto toegevoegde waarde. Het gegeven dat de groothandel zelfs 9

29% van de omzetwaarde voor zijn rekening neemt, toont eveneens aan dat een grote geldstroom via de groothandelssector verloopt. figuur 1 aandeel van de groothandel in het totale particuliere bedrijfsleven in 2000 ondernemingen per 31-12-2000 10% werkgelegenheid in arbeidsjaren 11% omzet 29% 71% 90% 89% brutowinst 10% bruto toegevoegde waarde 14% 90% 86% Bron: CBS; EIM. 3.2 De groothandel in internationaal perspectief Nederlandse groothandel is relatief grootschalig In tabel 2 staat het aandeel van de Nederlandse groothandel binnen de totale groothandel van EU-landen, voor een aantal kerngegevens vermeld. De Nederlandse groothandel biedt werk aan 5% van de werknemers in de Europese (EU- 15) groothandel. Qua omzetwaarde is het aandeel zelfs meer dan 6%, terwijl het qua aantal bedrijven slechts 3% bedraagt. De Nederlandse groothandel heeft daarom een grootschalig karakter, zeker in vergelijking met landen als België en Italië (zie tabel 2). tabel 2 % aandeel van Nederland in de Europese groothandel (EU-15= 100) aantal onderne- aantal werkzame bruto toege- land mingen personen omzet voegde waarde Nederland 3,0 5,8 6,3 5,1 België 4,4 3,0 4,5 3,4 Duitsland 16,5 21,4 25,1 39,3 Frankrijk 9,2 13,8 14,5 11,3 Groot-Brittannië 12,4 15,1 17,8 13,5 Italië 26,4 13,2 11,4 10,4 Bron: European Commission, DG Enterprise and KPMG / EIM / ENSR, Sixth Report of the European Observatory for SMEs, Brussels, 2000. 10

Binnen een groep van 6 geselecteerde landen varieert de toegevoegde waarde per werkzame persoon, overwegend tussen? 45.000 en? 65.000; Duitsland springt eruit met bijna het dubbele. Nederlandse groothandel is exportgericht De exportgerichtheid van de groothandel is sterk ontwikkeld. Van de zelfstandige Nederlandse groothandelsondernemingen exporteert 57%. Van de export gaat 85% naar andere EU-landen (tabel 3). Dit illustreert tevens een zwak punt van Nederland: het openen van verder gelegen markten dan in de naburige landen. Een vergelijking met andere Europese landen laat overigens zien dat landen met een verhoudingsgewijs kleine oppervlakte (Liechtenstein, Luxemburg, Denemarken, België, Nederland) alleen al daardoor een grote exportgerichtheid tonen dan grotere landen. De Zuid-Europese landen (Griekenland, Italië, Spanje en Portugal) hebben ten opzichte van Noord-Europese landen een kleinschalige en omvangrijke binnenlandse distributiestructuur voor met name consumptiegoederen. De gemiddelde exportgerichtheid van de groothandelssector als totaal, is daardoor betrekkelijk gering. tabel 3 exportgerichtheid van de Europese groothandel land % exporterende bedrijven % export naar EU-15 landen Nederland 57 85 Oostenrijk 50 76 België 49 86 Denemarken 53 76 Finland 58 69 Frankrijk 39 58 Duitsland 56 76 Griekenland 32 81 IJsland 21 75 Ierland 46 85 Italië 27 71 Liechtenstein 74 66 Luxemburg 52 93 Noorwegen 23 78 Portugal 34 79 Spanje 40 75 Zweden 40 76 Zwitserland 39 72 Groot-Brittannië 29 74 totaal 43 77 Bron: European Commission, DG Enterprise and KPMG / EIM / ENSR, Sixth Report of the European Observatory for SMEs, Brussels, 2000. 11

4 Structuur van de groothandel in 2000 In dit hoofdstuk wordt de algemene structuur van de Nederlandse groothandel beschreven. Daarna komt die van de zes deelsectoren (agrarische producten, grondstoffen en halffabrikaten, bouwmaterialen. kapitaalgoederen, consumptiegoederen food en non-foodconsumptiegoederen aan bod. 4.1 De groothandel in Nederland Toeleverende en distributieve functies voor het gehele bedrijfsleven Na jarenlange groei van het aantal groothandelsondernemingen, lijkt er nu een kentering te zijn. In 2000 is voor het eerst het percentage van de starters die de groothandel kiezen, gedaald. Met een waarde van 539 miljard gulden in 2000, ligt de groothandelsomzet circa 10% boven die in 1999 (tabel 4). De werkgelegenheid bedroeg in 2000 ruim 450.000 mensjaren; het aantal werkzame personen zal, rekening houdend met parttime medewerkers, rond het half miljoen liggen. De groothandel in kapitaalgoederen is de belangrijkste subsector. Meer dan 1/3 van de bruto toegevoegde waarde door de sector wordt gerealiseerd via handel in kapitaalgoederen. De handel in non-foodconsumptiegoederen is een goede tweede, met een aandeel van ruim 20%. Beide uitkomsten illustreren de toeleverende en distributieve functies die de groothandel vervult voor zowel de industrie, de bouwnijverheid, de dienstensector als de detailhandel. tabel 4 kerngegevens van de groothandel in 2000* werkgelegen- waarvan bruto toege- arbeids- heid omzet export voegde waarde producti- ondernemingen (arbeidsjaren) (ƒ mln.) (ƒ mln.) (ƒ mln.) viteit (ƒ) agrarische producten 4.701 32.400 51.300 29.207 3.634 112.160 grondstoffen en halffabrikaten 8.394 69.179 95.081 32.965 9.992 144.441 bouwmaterialen 3.763 40.752 31.642 3.914 5.219 128.057 kapitaalgoederen 11.594 142.523 157.050 67.739 24.655 172.990 consumptiegoederen food 6.517 66.633 97.915 37.691 7.930 119.006 consumptiegoederen non-food 14.955 101.675 105.955 42.966 14.297 140.611 totaal 49.924 453.162 538.943 214.483 65.726 147.253 * De optelling van de cijfers in tabel 4 verschilt van het totaal dat in tabel 1 vermeld staat. De reden is dat bedrijven met als hoofdactiviteit handelsbemiddeling (SBI 511) niet in tabel 4 zijn opgenomen. Bron: CBS; bewerking EIM. Deelsectoren verschillen in schaalgrootte De gemiddelde groothandelsonderneming heeft tegen de 10 werkzame personen in dienst, tezamen goed voor een arbeidsvolume van rond 9 mensjaren. De sectoren bouwmaterialen en kapitaalgoederen springen daaruit, met een betrekkelijk grote schaal van opereren. De omvangrijke, brede voorraadfunctie van de bouwmaterialengroothandel, respectievelijk de hoge eisen die aan kennis en technische kunde worden 13

gesteld in de kapitaalgoederengroothandel, zijn er de oorzaak van dat echt kleinschalig opereren daar in de praktijk naar verhouding weinig voorkomt. Bedrijfsresultaten liepen in 2000 terug Het bedrijfsresultaat (nettowinst voor belasting, inclusief saldo bijzondere baten en lasten) over 2000 van de groothandel als geheel bedroeg 4% (tabel 5). Daarmee was het resultaat een halve procentpunt lager dan in 1999 1. Verbijzonderd naar subsectoren, blijken bouwmaterialen, non-foodconsumptiegoederen en kapitaalgoederen het best te scoren op winstgevendheid. Zij doen dat zowel in procenten van de netto-omzet als in procenten van de handelsmarge. De brutoproductie is de waarde van de afzet plus het eventuele saldo van voorraadmutaties. Grosso modo is het gelijk aan de handelsomzet. Handelsomzet minus inkoopwaarde is de berekende brutomarge. Het bedrijfsresultaat omvat het saldo van incidentele baten en lasten en de winst voor belasting uit de normale bedrijfsvoering. De kostenstructuur van de verschillende subsectoren is een afspiegeling van de verrichte groothandelsfuncties, te weten: wereldwijde inkoop, voorraad houden, waardetoevoeging door diensten, distributie, kennis- en informatieoverdracht. De handelsmarge die uiteindelijk de kosten moet dragen, is vooral de resultante van de omloopsnelheid van de voorraden (grote snelheid gaat gepaard met lagere marges) en het volume van de verhandelde partijen (agrarische bulkproducten versus kapitaalgoederen). Arbeidskosten blijven hoog Vermeldenswaard is, dat het aandeel van de loonkosten in 2000 procentueel nauwelijks is gestegen en zodoende in de pas liep met de omzetontwikkeling. De arbeidskosten lopen uiteen van 37% van de totale exploitatiekosten (consumptiegoederen non-food) tot 48% (bouwmaterialen); het gemiddelde voor de sector als geheel bedroeg 41%. 1 Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001. 14

tabel 5 exploitatiestructuur van de groothandel in 2000 consumptie- consumptie- agrarische grondstoffen en bouw- kapitaal- goederen goederen omschrijving totaal producten halffabrikaten materialen goederen food non-food in % van de brutoproductie brutoproductie 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 brutowinst 21,6 12,2 18,0 23,4 27,2 14,2 26,9 bedrijfskosten 17,7 11,0 16,1 15,9 21,4 12,6 22,1 waarvan: grond- en hulpstoffen 0,9 0,2 0,8 0,3 1,7 0,2 0,9 energie 0,3 0,4 0,3 0,4 0,2 0,3 0,2 overig verbruik 8,1 4,6 6,3 6,1 9,5 5,6 12,3 loonsom 7,2 4,7 7,1 7,7 8,8 5,0 8,1 afschrijvingen 0,9 0,6 1,2 0,9 0,8 0,9 0,7 rente 0,2 0,4 0,0 0,5 0,1 0,3 0,3 saldo indirecte belastingen en subsidies 0,1 0,0 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1 saldo bijzondere baten en lasten 0,1 0,2 0,3 0,0 0,2 0,2-0,4 winst voor belasting 3,9 1,2 1,9 7,5 5,8 1,6 4,8 Bron: CBS; bewerking EIM. 4.2 Groothandel in agrarische producten en levende dieren Ingrijpende gevolgen van BSE en varkenspest De groothandel in agrarische producten omvat o.a. granen, zaden, veevoer, bloemen en planten. Handel in land- en tuinproducten is wat de omzetwaarde betreft mede afhankelijk van prijsfluctuaties op de wereldmarkten en consumentenvoorkeuren in afzetlanden. Handel in levende dieren betreft vooral runderen en varkens; schapen en geiten zijn qua geldwaarde minder belangrijk. De gevolgen van BSE en varkenspest zijn ingrijpend geweest; dit geldt zowel voor de veeteelt, de exporterende en importerende handel, als voor de vleesverwerkende industrie en veevoederfabrikanten. De betekenis van export voor de groothandel in agrarische producten en levende dieren is en blijft zeer groot; in 2000 werd van de omzetwaarde 57% geëxporteerd. Circa 30% gaat naar de verwerkende industrie en ruim 10% gaat richting detailhandel (tabel 6). De gemiddelde schaalgrootte van de ondernemingen is beperkt; omgerekend in fulltime medewerkers werken er rond 7 mensen per bedrijf. De bruto toegevoegde waarde bedoeg in 2000 ongeveer 7% van de omzet. Het bedrijfsresultaat in 2000 (1,4%) is duidelijk slechter dan in 1999 1 (2,3%). 1 Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001. 15

tabel 6 kerngegevens groothandel in agrarische producten en levende dieren omschrijving 2000 aantal ondernemingen 4.701 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 32.400 omzet (in ƒ mln.) 51.300 waarvan: export 29.207 consumptiegoederen 6.093 investeringsgoederen 1 intermediaire leveringen 15.998 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 3.634 winst voor belastingen (in ƒ mln.) 611 investeringen (in ƒ mln.) 562 Bron: CBS; bewerking EIM. 4.3 Groothandel in grondstoffen en halffabrikaten Kleinschalige bedrijfsvoering Intermediaire goederen zoals brandstoffen, minerale oliën, metalen, ertsen, ijzer- en metaalwaren, chemische producten, alsmede afval en schroot, behoren tot het werkterrein van de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten. Hier is de functie van wederexport belangrijk, naast de omvangrijke uitvoer van Nederlandse chemische producten. Op de binnenlandse markten is de functie van de groothandel vooral het toeleveren van intermediaire producten aan de industrie. De particuliere sector is van belang voor de afzet van brandstoffen. In tabel 7 is een aantal kerngegevens van de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten weergegeven. Met een werkgelegenheid van ruim acht mensjaren per onderneming is de groothandel betrekkelijk kleinschalig. Dat is overigens, gezien het specifieke karakter van de werkzaamheden veel handel zonder onmiddellijke fysieke levering niet vreemd. Ruim 1/3 deel van de omzet (33 miljard gulden) wordt geëxporteerd. Gegeven de directe export van grondstoffen en halffabrikaten door de Nederlandse industrie van 120 miljard gulden, is het exportaandeel van de groothandel dus bijna 22%. De bruto toegevoegde waarde van de groothandel lag op ruim 10% van de omzet. Het bedrijfsresultaat van 2,2% is beduidend lager dan in 1999 1, toen het 2,9% bedroeg. Dit komt mede door het grillige verloop van de prijzen op de wereldmarkten. 16

tabel 7 kerngegevens groothandel in grondstoffen en halffabrikaten omschrijving 2000 aantal ondernemingen 8.394 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 69.179 omzet (in ƒ mln.) 95.081 waarvan: export 32.965 consumptiegoederen 18.015 investeringsgoederen 0 intermediaire leveringen 44.101 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 9.992 winst voor belastingen (in ƒ mln.) 1.780 investeringen (in ƒ mln.) 1.608 Bron: CBS; bewerking EIM. 4.4 Groothandel in bouwmaterialen Just-in-time leveringen werken schaalvergroting in de hand De groothandel in hout en andere bouwmaterialen is, met een werkgelegenheid van gemiddeld 11 fulltime equivalenten per bedrijf, naar verhouding grootschalig. Het oplossen van de logistieke problemen van de groothandel bij het just-in-time leveren van materialen op de bouwplaats, vereist in toenemende mate schaalvergroting bij de handel. De functies van de groothandel in bouwmaterialen richten zich voor het overgrote deel op de binnenlandse markt. Intermediaire leveringen aan de bouwsector en aan timmerbedrijven domineren, maar de afzet aan de detailhandel (bouwmarkten) is eveneens belangrijk (tabel 8). Export is vanzelfsprekend van betrekkelijk geringe betekenis, omdat bouwmaterialen een relatief geringe waardedichtheid hebben en bovendien gewichtig zijn. De winstgevendheid van de bouwmaterialengroothandel was in 2000 groot. De gang van zaken in de bouwnijverheid zowel bij grond-, weg- en waterbouw (GWW) als bij de burgerlijke en utiliteitsbouw (B&U) was voortreffelijk, en ook de omzet van de bouwmarkten liep hard. Met een winst van 7,5% van de omzetwaarde was het resultaat veel beter dan in 1999 1 (4,7%). 1 Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001. 17

tabel 8 kerngegevens groothandel in bouwmaterialen omschrijving 2000 aantal ondernemingen 3.763 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 40.752 omzet (in ƒ mln.) 31.642 waarvan: export 3.914 consumptiegoederen 6.055 investeringsgoederen 0 intermediaire leveringen 21.672 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 5.219 winst voor belastingen (in ƒ mln.) 2.382 investeringen (in ƒ mln.) 739 Bron: CBS; bewerking EIM. 4.5 Groothandel in kapitaalgoederen Intermediair bij technologische vernieuwing De groothandel in kapitaalgoederen omvat zowel leveringen aan de agrarische sector, de industrie en de bouwnijverheid als aan detailhandel en andere dienstverleners. Gereedschapswerktuigen en machines voor de bouw en voor industriële productie, landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren vallen onder de noemer investeringsgoederen. Computers, kantoormachines en kantoormeubelen komen in alle sectoren terecht, met het bedrijfsleven en de particuliere consument als eindverbruiker. De functies van de groothandel in kapitaalgoederen zijn divers: het gehele scala van ontwerp tot turn-key oplevering van op de gebruiker toegesneden machines of werktuigen. Wat het in Nederland binnenbrengen van technologie voor de industrie betreft, is groothandelsimport maatgevend. Dat wordt geïllustreerd door het gegeven dat van de omzet van de Nederlandse kapitaalgoederenindustrie - 125 miljard gulden in 2000 - zo n 38 miljard gulden op de binnenlandse markt terechtkomt. De groothandel zet op de thuismarkt bijna 68 miljard gulden om. De groothandel in kapitaalgoederen biedt een breed dienstenpakket: wereldwijde import, assemblage, klantspecifieke afstelling, installeren, onderhoud en reparatie, maar ook training van bedienend personeel en (hulp bij) programmeren van robots. In tabel 9 staan de kerngegevens van de groothandel in kapitaalgoederen in 2000. De exportquote van ruim 43% is gelijk aan het gemiddelde van de totale groothandel. Het bedrijfsresultaat in 2000 is met 6% van de netto-omzet vrijwel gelijk aan het resultaat in 1999 1. De bruto toegevoegde waarde is op zich groot (16% van de omzet), maar ligt ten opzichte van de handelsmarge van ruim 27% toch op het voor de groothandel gebruikelijke niveau van circa 0,6 x de marge. 1 Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001. 18

tabel 9 kerngegevens groothandel in kapitaalgoederen omschrijving 2000 aantal ondernemingen 11.594 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 142.523 omzet (in ƒ mln.) 157.050 waarvan: export 67.739 consumptiegoederen 24.214 investeringsgoederen 65.096 intermediaire leveringen 0 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 24.655 winst voor belastingen (in ƒ mln.) 9.156 investeringen (in ƒ mln.) 1.950 Bron: CBS; bewerking EIM. 4.6 Groothandel in consumptiegoederen food Voortdurende druk van retailketens De groothandel in voedings- en genotmiddelen is zowel wat aantal bedrijven als behaalde omzet betreft een bijna stagnerende subsector. Door de enorme schaalvergroting en concentratie van inkoopmacht bij de detailhandel, is de functie van de zelfstandige groothandel met een breed supermarktassortiment sterk onder druk komen te staan. Op de binnenlandse markt zijn de horecasector en bedrijfscatering groeiende afnemersgroepen voor de gespecialiseerde groothandel (o.a. drankengroothandel), maar ook in het supermarktkanaal zijn er kansen voor gespecialiseerde groothandelaren/importeurs. De kerngegevens van de groothandel in voedings- en genotmiddelen staan in tabel 10. Van de groothandelsomzet gaat tegen de 40% naar het buitenland, 1/3 deel gaat naar de detailhandel en ruim een kwart komt terecht bij de horeca en bij institutionele afnemers (instellingen en bedrijven). De winstgevendheid is, met minder dan 2% van de netto-omzet, teleurstellend. Dat geldt eens temeer wanneer gekeken wordt naar 1998 en 1999 toen het bedrijfsresultaat 2,6% bedroeg 1. 1 Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001. 19

tabel 10 kerngegevens groothandel in consumptiegoederen food omschrijving 2000 aantal ondernemingen 6.517 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 66.633 omzet (in ƒ mln.) 97.915 waarvan: export 37.691 consumptiegoederen 33.871 investeringsgoederen 0 intermediaire leveringen 26.353 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 7.930 winst voor belastingen (in ƒ mln.) 1.613 investeringen (in ƒ mln.) 1.293 Bron: CBS; bewerking EIM. 4.7 Groothandel in consumptiegoederen non-food Gestage groei van omzet en winst De groothandel in non-foodconsumptiegoederen omvat o.a. kleding en schoeisel, consumentenelektronica, cosmetica, parfums en andere drogisterijartikelen en geneesmiddelen (vrij verkocht en uitsluitend op recept verkrijgbaar). Zowel de omzetgroei als de winstgevendheid voor deze subsector zijn in de afgelopen jaren bovengemiddeld geweest. De schaal van bedrijfsvoering is klein; het gemiddelde aantal arbeidsjaren per onderneming bedraagt nog geen 7 (tabel 11). Van de netto-omzet van 106 miljard gulden gaat 40% naar het buitenland, 46% naar de detailhandel en ruim 13% naar andere niet-eindgebruikers. In dat laatste geval gaat het onder meer om verf en behang, farmaceutica, medische en tandheelkundige instrumenten, laboratoriumbenodigdheden en schoonmaakmiddelen voor bedrijven en instellingen. Het bedrijfsresultaat bedroeg in 2000 een kleine 5% van de netto-omzet. Dat is meer dan in de beide voorafgaande jaren, toen het rond 4% lag 1. 1 Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001. 20

tabel 11 kerngegevens groothandel in consumptiegoederen non-food omschrijving 2000 aantal ondernemingen 14.955 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 101.675 omzet (in ƒ mln.) 105.955 waarvan: export 42.966 consumptiegoederen 48.946 investeringsgoederen 0 intermediaire leveringen 14.043 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 14.297 winst voor belastingen (in ƒ mln.) 5.061 investeringen (in ƒ mln.) 1.493 Bron: CBS; bewerking EIM. 21

5 Trends In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste trends die van invloed zijn op de groothandel worden besproken. Eerst wordt gekeken naar de conjuncturele ontwikkelingen en verwachtingen daaromtrent in het MKB. Vervolgens komen de sectorspecifieke trends aan de orde. 5.1 Veranderingen in de groothandel door conjunctuurverwachtingen 5.1.1 Inleiding Ondernemers in het MKB reageren niet alleen op feitelijke ontwikkelingen in hun sector, zij anticiperen ook op verwachte veranderingen. In het jaar 2001 zijn de meningen omtrent de richting die de conjunctuur opgaat, sterk verdeeld. Dat blijkt onder meer uit de periodieke CBS-metingen inzake het consumentenvertrouwen en het producentenvertrouwen in de industrie. Het MKB kent zijn eigen dynamiek. Waarschijnlijk heeft het MKB - althans zeker in de industrie - een van het grootbedrijf afwijkende conjunctuurcyclus. De beide cycli vallen in de tijd niet volledig samen en de amplitude van de conjunctuurcyclus ( de uitslag naar boven of naar beneden ) in het MKB is duidelijk groter dan in het grootbedrijf 1. Het peilen van het ondernemersklimaat in het MKB is met behulp van het MKB-panel van EIM uit te breiden tot alle sectoren van het particuliere bedrijfsleven. Dit panel bestaat in totaal uit circa 2.000 bedrijven in alle sectoren van het midden- en kleinbedrijf (ondernemingen met minder dan 100 werkzame personen), die periodiek meedoen aan korte telefonische onderzoeken van EIM. Medio 2001 is onderzocht hoe MKB-ondernemers: de prestaties van het eigen bedrijf en de eigen sector waarderen, hoe zij de conjunctuur ervaren, welke toekomstverwachtingen zij inzake de conjunctuur hebben, en welke ingrepen in het eigen bedrijf volgens hen nodig zijn of gaan worden. De resultaten van de groothandelssector worden in het navolgende onder de loep genomen en vergeleken met de perceptie van de conjunctuur door ondernemers in het MKB in de sectoren industrie, bouwnijverheid, detailhandel en commerciële diensten. 5.1.2 Bedrijfs- en sectorprestaties De beoordeling door de ondernemers van de economische ontwikkeling van hun eigen bedrijf en van de eigen sector in 2001, alsmede de verwachtingen dienaangaande voor 2002 zijn via rapportcijfers gemeten. Overschat de ondernemer zichzelf? Veel ondernemers verwachten dat het hun bedrijf beter zal vergaan dan de andere bedrijven in hun sector. Gemiddeld scoort het eigen bedrijf dan ook hoger dan de sector als geheel. Met andere woorden: de gemiddelde ondernemer ziet zijn eigen bedrijf als bovengemiddeld. Bij rond 40% van de bedrijven scoren eigen bedrijf en eigen sector 1 Conjunctuuronderzoek MKB Industrie, Marjolein F. van Eekelen (CBS), in: Industriemonitor, november 2000 (CBS). 23

even hoog, maar in iets meer dan de helft van de gevallen heeft men voor het eigen bedrijf betere verwachtingen dan voor de sector waarin men werkt. Slechts circa 8% van de ondernemers beoordeelt de eigen prestaties als lager dan het sectorgemiddelde (tabel 12). tabel 12 verdeling van rapportcijfers voor de (verwachte) ontwikkeling inzake eigen bedrijf en eigen sector (in % per categorie) rapportcijfer inzake minder dan 6 6 t/m 7 meer dan 7 eigen bedrijf in 2001 6 51 43 eigen bedrijf in 2002 4 54 42 eigen sector in 2001 15 59 26 eigen sector in 2002 15 62 23 Bron: EIM MKB-panel (2001). Detailhandel en dienstensector zijn het meest positief gestemd over ontwikkelingen Voor het eigen bedrijf is de totaalscore in 2002 dezelfde als in 2001, te weten gemiddeld 7,2. Voor de beoordeling van de eigen sector geldt eveneens dat 2002 en 2001 niet significant verschillen. Maar met een gemiddelde score van 6,6 komen zij wel op een duidelijk lager niveau uit dan de scores op bedrijfsniveau (tabel 13). Als we de verwachtingen voor het eigen bedrijf in 2002 vergelijken, valt op dat de beide handelssectoren en de dienstensector in 2002 een verbetering t.o.v. 2001 verwachten. In de groothandel is men heet meest optimistisch, terwijl in de bouw juist een verslechtering wordt verwacht. Wat het oordeel over de eigen sector betreft, blijkt dat de bouwbedrijven ook sectorbreed achteruitgang in 2002 voorzien. tabel 13 gemiddelde scores voor de verwachte ontwikkelingen, per sector voor 2001 en 2002 (1 = laag, 10 = hoog) sector eigen bedrijf 2001 eigen bedrijf 2002 eigen sector 2001 eigen sector 2002 groothandel 6,8 7,1 6,2 6,3 industrie 7,0 7,0 6,2 6,3 bouw 7,2 7,1 6,9 6,5 detailhandel 7,1 7,2 6,4 6,4 diensten 7,1 7,2 6,5 6,5 totaal MKB 7,2 7,2 6,6 6,6 Bron: EIM MKB-panel (2001). 5.1.3 Perceptie van het conjunctuurverloop Optimisten en pessimisten houden elkaar in evenwicht Op basis van de antwoorden op de vragen over het conjunctuurverloop zijn drie typen beoordeling van de ontwikkeling van de onderneming onderscheiden, namelijk: ondernemers die vooruitgang verwachten, ondernemers die stabiliteit verwachten en ondernemers die achteruitgang verwachten. 24

De verdeling over de drie typen is evenwichtig; stabiliteit wordt door 38% van de ondernemers verwacht, 29% verwacht vooruitgang en 33% voorziet achteruitgang (figuur 2). figuur 2 verdeling van bedrijven naar type 33% 29% 38% vooruitgang stabiliteit achteruitgang Bron: EIM MKB-panel (2001). De verschillen tussen de sectoren zijn nauwelijks significant; alleen de industrie is duidelijk somberder over de conjunctuur gestemd dan de andere sectoren (figuur 3). Dit wordt geïllustreerd door de uitkomst dat er relatief veel industriële bedrijven zijn met negatieve verwachtingen en relatief weinig bedrijven met positieve verwachtingen. figuur 3 verdeling van sectoren naar type (in %) 17 27 26 24 30 40 39 42 42 37 vooruitgang stabiliteit achteruitgang 43 34 32 34 34 industrie bouw groothandel detailhandel diensten Bron: EIM MKB-panel (2001). Verwacht herstel laat volgens veel MKB-ondernemers op zich wachten De vraag naar het tijdstip waarop ten opzichte van 2001 een merkbare verbetering van de conjunctuur zichtbaar zal worden, levert zeer uiteenlopende verwachtingen op. Van 25

alle ondervraagden kan 47% geen concrete verwachting uitspreken. Bijna een kwart van het panel ziet een omslag al in 2002. Voor de overige 30% geldt dat veelal 2004 of zelfs 2005 wordt genoemd als omslagjaar (tabel 14). Er zijn daarbij geen grote verschillen tussen de sectoren te vinden, behoudens de uitkomst dat in de dienstensector wat vaker dan elders al in 2002 een verbetering wordt voorzien. tabel 14 verwacht jaar van verbetering van de conjunctuur jaar % ondernemers % ondernemers met concrete verwachting 2002 24 44 2003 9 17 2004 8 15 2005 6 12 2006 3 6 2007 of later 3 6 geen concrete verwachting 47 totaal 100 100 Bron: EIM MKB-panel (2001). Actiebereidheid het grootst in groot- en detailhandel De conjunctuurverwachtingen van ondernemers vertalen zich bij 35% van de bedrijven met zekerheid of waarschijnlijkheid in direct daardoor in gang gezette veranderingen. Naar sector bezien, springen beide handelssectoren er positief uit wat de mate van actie nemen betreft en is de dienstensector de uitschieter als het gaat om het achterwege laten van acties naar aanleiding van de conjunctuurverwachting (tabel 15). tabel 15 ondernemers die bedrijfsbeleid gaan veranderen (% per sector) sector zeker wel waarschijnlijk wel totaal groothandel 33 6 39 industrie 24 18 42 bouw 24 15 39 detailhandel 30 16 46 diensten 16 11 27 totaal MKB 22 13 35 Bron: EIM MKB-panel (2001). Voorzover men veranderingen in het bedrijfsbeleid aanbrengt c.q. gaat aanbrengen, wordt niet al te lang gewacht. In rond 55% van de gevallen was men medio 2001 al daarmee bezig, in circa 16% werd nog in 2001 gestart met veranderingen en in 17% van de gevallen gebeurt dit in 2002. Zoals verwacht kan worden, gaan minder positieve verwachtingen over de conjunctuur samen met een sterkere drang om snel het bedrijfsbeleid aan te passen. Bedrijven die vooruitgang verwachten, gaan in 60% van de gevallen al in 2001 aan de slag, terwijl van bedrijven die stabiliteit respectievelijk achteruitgang verwachten 74% respectievelijk 83% in 2001 ingrijpt. 26

5.1.4 Hoe reageert de MKB-ondernemer? Aan de 35% van de ondernemers die vanwege de conjunctuur zeker of waarschijnlijk wel hun bedrijfsbeleid (gaan) veranderen, is gevraagd naar de aard van die veranderingen. Daarbij werd ingegaan op: vacatures aard en omvang van het personeelsbestand productiecapaciteit en voorraden investeringen de marktoriëntatie van het bedrijf. Vacatures De verwachtingen inzake het verloop van het aantal vacatures zijn per saldo positief: 43% van de MKB-ondernemingen verwacht meer vacatures, 37% verwacht geen verandering, 20% verwacht juist minder vacatures. Duidelijke uitschieters ten opzichte van deze gemiddelden zijn de beide handelssectoren. In de groothandel voorziet 71% van de bedrijven meer vacatures; in de detailhandel ziet 40% van de bedrijven juist minder vacatures komen (tabel 16). tabel 16 verwachtingen inzake aantal vacatures (in % per sector) gelijkblijvend aantal sector meer vacatures vacatures minder vacatures groothandel 71 13 16 industrie 39 31 29 bouw 40 47 13 detailhandel 21 40 40 diensten 49 31 25 totaal MKB 43 37 20 Bron: EIM MKB-panel (2001). Aard en omvang van het personeelsbestand De grootte van het personeelsbestand zal bij bijna de helft van de bedrijven per saldo toenemen; een daling wordt door slechts 14% van het panel verwacht: 48% van de ondernemers verwacht een toename, 38% verwacht een gelijkblijvende personeelsomvang, 14% verwacht een afname. De groothandel, met 73% van de ondernemers die per saldo een toename verwachten, is duidelijk expansief. In de detailhandel, met 31% van de ondernemers die een afname van het personeelsbestand zien, is de uitschieter naar beneden. In de andere sectoren zijn de onderlinge verschillen gering en wijken de uitkomsten niet af van het MKBgemiddelde. De betekenis van parttime arbeid lijkt toe te nemen, ten nadele van het aantal fulltime krachten. In het bijzonder ondernemers in de groothandel, maar ook die in de dienstensector denken verhoudingsgewijs vaak meer parttime medewerkers aan te trekken. De industrie ziet relatief vaak meer fulltimers komen. 27

Productiecapaciteit en voorraden In alle sectoren wordt vrijwel in dezelfde mate ingegrepen in de productiecapaciteit: 56% is voornemens de productiecapaciteit te gaan vergroten, 36% brengt geen verandering aan, 8% gaat juist verkleinen. Er zijn geen noemenswaardige verschillen tussen de sectoren als het gaat om verwachtingen over de productiecapaciteit. De omvang van de voorraden is, in de andere sectoren dan de dienstensector, een middel om het aanbod in lijn te brengen met fluctuaties in de vraag. Ook hier zijn verschillen tussen sectoren verwaarloosbaar, rekening houdende met het gegeven dat in de dienstensector geen voorraden aanwezig zijn: 23% van de ondernemingen verwacht een grotere voorraad te krijgen, 55% brengt geen verandering aan, 22% verkleint de voorraden. Investeringen Het investeringsgedrag kan op twee manieren veranderen. Reeds geplande investeringen kunnen worden versneld dan wel uitgesteld of afgesteld, en investeringsbedragen kunnen worden vergroot dan wel verkleind. In totaal 24% van de bedrijven besluit tot uitstel of afstel van investeringen; daarentegen versnelt 30% van de bedrijven de investeringen juist (tabel 17). Wat de omvang van de investeringen betreft, blijkt dat in totaal 47% van de bedrijven een groter bedrag gaat besteden dan oorspronkelijk gepland was, en dat 29% het bedrag verlaagt. Opvallende afwijkingen van het gemiddelde beeld zijn alleen in de handel te vinden. De groothandel kiest wat vaker voor versnellen van investeringen, terwijl de detailhandel juist vaker voor uitstel kiest. Bij de overige sectoren treden geen verschillen op. tabel 17 investeringsgedrag als reactie op conjunctuurverwachtingen reactie uitstel/afstel geen verandering van tijdpad versnellen totaal kleiner bedrag 16 10 2 29 gelijk bedrag 3 18 2 24 groter bedrag 4 18 26 47 totaal 24 46 30 100 Bron: EIM MKB-panel (2001). Marktoriëntatie Veranderingen in de marktoriëntatie komen bij de ondervraagde bedrijven tot uitdrukking in het introduceren en intensiveren van e-commerce, exportactiviteiten en/of samenwerking. Het introduceren of intensiveren van het gebruik van e-commerce blijkt voor 54% van de bedrijven een middel om de gevolgen van de conjunctuur op te vangen. Voor circa 1/3 van de bedrijven is meer nadruk op export een optie. Vanzelfsprekend kiezen de industrie en de groothandel vaker deze weg en zijn de mogelijkheden voor export door de detailhandel en door een deel van de dienstensector van nature beperkt, zo niet afwezig. 28

Een voor de hand liggende oplossing voor het probleem van het opvangen van conjunctuurschommelingen is samenwerking zoeken met andere bedrijven. De mate waarin daarnaar gezocht wordt, is vrij beperkt. Samenwerking met behoud van de juridische zelfstandigheid is koploper, terwijl ingrijpendere samenwerkingsvormen minder vaak verkozen worden (tabel 18). tabel 18 samenwerkingsvormen als reactie op conjunctuurverwachtingen voorgenomen actie % ondernemers bijzonderheden samenwerking met behoud van juridische 20 vooral in groothandel en industrie zelfstandigheid fusie 4 vooral in industrie en dienstensector overnemen 6 - overgenomen worden 5 komt in detailhandel weinig voor geen enkele samenwerkingsvorm 56 in groothandel slechts 33% nog niet vastgesteld 11 Bron: EIM MKB-panel (2001). De aard van de voorgenomen acties wordt, behalve door voorkeuren, ook door externe omstandigheden begrensd. In de al extreem sterk geconcentreerde detailhandel zijn overnames minder waarschijnlijk, terwijl in de industrie en delen van de dienstensector schaalvoordelen juist wel haalbaar zijn. 5.2 Algemene trends in (subsectoren van) de groothandel Handels- en distributiefuncties worden aangepast In grote delen van de groothandel zijn gelijksoortige ontwikkelingen actueel. Deze trends zijn de volgende: Hevige concurrentie, die uitmondt in concentratie en intensieve samenwerkingsvormen. Streven naar kostenbeheersing door middel van het opvoeren van de arbeidsproductiviteit. Voorwaartse integratie door de groothandel (in consumentengoederen) met de detailhandel. Vergroting van het dienstenpakket met o.a. marketing en technisch advies (kapitaalgoederen) Functieverbreding en intensivering van assortimentsvorming (m.b.v. e-commerce) en financiering van afnemers. Optimalisering van de fysieke distributie door ICT-toepassingen. Internetgebruik door de groothandel is toegenomen Het internetgebruik is ook in de groothandel de laatste jaren sterk toegenomen Van de groothandelsbedrijven met 20 of meer werkzame personen doet circa 1/3 aan e-business; bij bedrijven met 100 of meer werkzame personen is dat zelfs de helft 1. Een website komt bij 60% (voedings- en genotmiddelen) tot 75% (kapitaalgoederen) van de bedrijven in de diverse subsectoren voor. Informatie-uitwisseling zoals EDI is popu- 1 Bron: ITlogistiek (16 oktober 2001). 29

lair; verkoop via internet komt bij 30-40% van de bedrijven met 20 of meer werkzame personen voor. De groothandel beperkt zich bij e-commerce vrijwel geheel tot het aanbieden van het huidige assortiment van producten aan de huidige klanten. Internetgebruik om nieuwe initiatieven te ontplooien is nog schaars. Afweging van logistieke voor- en nadelen van e-commerce Een kanttekening bij fysieke distributie ten behoeve van e-commerce is op haar plaats. De opmars van e-commerce leidt niet overal tot onvervalst gemak. Tegenover de wellicht lagere marketingkosten staan ook enkele nadelen. Een toenemend marktaandeel van e-commerce betekent voor de groothandel onder meer dat het gemiddelde noodzakelijke voorraadniveau stijgt, dat de per keer afgeleverde hoeveelheden gemiddeld dalen en dat het aantal benodigde voertuigbewegingen bij aflevering snel stijgt. Bovendien moet de groothandel zijn automatiseringssysteem (ook) voor de klant toegankelijk maken. Kortom, de strategische koers moet veranderen om succesvolle e-commerce mogelijk te maken.... E-fulfilmentbedrijven hebben twee jaar na dato nog altijd weinig geleerd van de voor webwinkels rampzalig verlopen Kerst van 1999. Net als destijds in de Verenigde Staten, worden ook vandaag de dag veel goederen te laat of soms zelfs helemaal verkeerd bezorgd. De e-fulfilmentbedrijven in Nederland lijken allesbehalve klaar te zijn voor een snelle groei van het aantal online bestellingen.... Bron: LogistiekKrant, 23 november 2001. Markt vraagt om samenwerking Samenwerking tussen partijen binnen een netwerk van relaties is een relatief nieuwe ontwikkeling in de groothandel. Het is een terrein waarop de groothandel nieuwe kansen heeft. De beweging richting samenwerking wordt enerzijds gevoed door het zelf zien van nieuwe commerciële mogelijkheden en anderzijds door externe noodzaak. Een voorbeeld van nieuwe mogelijkheden is de ontwikkeling dat toeleveranciers en producenten zich meer en meer concentreren op hun kernactiviteiten. Daarbij besteden ze aanverwante activiteiten uit, waarop de groothandel kan inspringen. Voor de groothandel zelf geldt dit soort overwegingen ook. Het door de groothandel uitbesteden van overslag en warehousing aan distributiecentra kan voordelen bieden zoals minder investeringen in voorraden, minder out-of-stock, hogere arbeidsproductiviteit en betere customer service. De voortdurend toenemende problemen met de bereikbaarheid over de weg van binnen- en buitenlandse bestemmingen maken de vraag uitbesteden, ja of nee? extra actueel. Een voorbeeld van de externe noodzaak tot samenwerking is de concentratie van de vraag aan de afnemerszijde. De plaats van de groothandel in de distributiekolom wordt hierdoor in sommige gevallen aangetast, omdat de afnemers zich in georganiseerde vorm buiten de groothandel om direct tot de producent wenden. In de consumptiegoederensector worden ketenbewegingen vaak door de retailer geïnitieerd. Tegenover voordelen voor een of enkele schakels in de kolom kunnen elders nadelen ontstaan: noodzaak om de productie te reorganiseren, hogere omstelkosten vanwege snel wisselende kleine series of meer distributiebewegingen om hetzelfde volume te verplaatsen. De groothandel moet via veranderende activiteiten en dienstenpakketten aan de afnemer duidelijk maken dat uiteindelijk 'onder de streep' een betere eindverhouding tussen kosten en opbrengsten ontstaat mét de groothandel dan zónder de groothandel! 30

Arbeidsmarkt blijft knelpunt De verwachte groei van de groothandel heeft meer het karakter van mogelijke groei dan van vooraf verzekerde groei. De structurele schaarste aan gekwalificeerd personeel met zowel commerciële als technische bagage is in alle delen van de groothandel voelbaar. Personeelsgebrek zou kunnen leiden tot het niet kunnen uitvoeren van haalbare expansie van bestaande activiteiten of zelfs het achterwege moeten laten van vernieuwingen. Dit geldt zowel voor de kennisintensieve kapitaalgoederengroothandel als voor de groothandel in intermediaire en consumentengoederen, waar fysieke distributie meer prominent is. Voorwaartse integratie om afzet te verzekeren Dat de groothandel niet buitenspel behoeft te komen staan, komt voor een belangrijk deel door de mate van samenwerking die wordt gerealiseerd. Ook voor andere zaken dan het behouden van de marges door de groothandel bij een steeds machtigere wederpartij, kan samenwerking voor alle betrokkenen uiteindelijk een heel aantrekkelijk alternatief zijn. Een voorbeeld daarvan is de levensmiddelenbranche. De groothandel heeft, als reactie op uitschakelingstendensen, samen met foodretailers een scala van samenwerkingsformules gevonden, die hoge marges opleveren. Daarbij moet de groothandel zijn onmisbare rol richting toeleveranciers - collectievorming en marktkennis - en richting afnemers - efficiënte bundeling van goederenstromen en het bieden van een wereldwijd venster op de wereld - duidelijk voor het voetlicht brengen. Dit vereist overigens een aanhoudende inspanning op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) op individueel bedrijfsniveau. Een voorbeeld van actieve voorwaartse integratie is het opkopen van apotheken door de farmaceutische groothandel (de Nederlandse OPG), om zodoende groothandelsafzet te verzekeren. De Duitse farmaceutische groothandelsreus Gehe heeft voor ons land dezelfde plannen, aangetrokken door de groeiperspectieven van de vergrijzing en de deregulering van de geneesmiddelenverkoop in Nederland. Internationale handelaren specialiseren zich weer Met name de (elektro)technische groothandel en de foodgroothandel zijn in 2000 en 2001 betrokken geweest bij vooral internationale deelnemingen, overnames, maar ook bij het afstoten van activiteiten. Daarnaast waren de grote Nederlandse handelshuizen actief met het herstructureren van hun activiteiten. De ontwikkelingen wijzen erop dat ongebreidelde diversificatie passé is en dat én schaalvergroting én internationalisering alleen mogelijk blijven wanneer voor gespecialiseerde kernactiviteiten gekozen wordt. Groothandel kan zijn toegevoegde waarde opnieuw bewijzen Zowel commercieel als logistiek zijn er tendensen die de positie van de klassieke groothandelsschakel onder druk zetten. De machtsverhoudingen in de keten verschuiven steeds verder in de richting van de eindafnemer, zodat de groothandel puur marktvolger wordt. Stabiele formele structuren waarbinnen producent en handel opereren, worden steeds vaker vervangen door tijdelijke netwerken, die dwars door de traditionele ketens heen lopen. De groothandel kan zijn toegevoegde waarde aan zijn toeleveranciers en aan zijn afnemers bewijzen, door onmisbaar te zijn bij het realiseren van een of meer van de volgende vier punten. Verminderen van de kosten, over de gehele kolom bekeken. Versnellen van het aangaan en afhandelen van transacties. 31