RAAMPLAN OPLEIDING JENAPLAN-BASISONDERWIJS De opleiding voor het Diploma Jenaplanonderwijs is voorbehouden aan daartoe erkende opleidingen. Deze erkenning (licentie) vindt plaats door de Nederlandse Jenaplanvereniging en geldt telkens voor twee jaar. Het diploma Jenaplan-basisonderwijs is door de Minister van Onderwijs erkend (d.d. 1 aug. 1988) als aanvullend bewijs van bekwaamheid, in de zin van artikel 105 van de Wet op het Basisonderwijs. Elke door de NJPV erkende opleiding geeft de opleiding vorm in overeenstemming met landelijk geformuleerde normen - het RAAMPLAN OPLEIDING JENAPLAN- BASISONDERWIJS. Dit raamplan kent twee onderdelen: een lijst van algemene criteria (A.) en een uitwerking van inhoudelijke onderdelen/ themavelden (B.). A. ALGEMENE CRITERIA 1. De opleiding voor Jenaplanonderwijs maakt deel uit van het onderwijskundig beleid van de hogeschool. 1.1. De initiële opleiding-als-geheel mag wat betreft filosofie en vormgeving niet strijdig zijn met het Jenaplan-onderwijsconcept. De Jenaplan-verbijzondering mag geen 'Fremdkörper' zijn binnen het geheel van de opleiding. Dit krijgt vorm in: - groepering - het belang van samenwerken en -spreken -de sociale component van het onderwijs - tegenover een te ver doorgevoerde individualisering/ fragmentarisering/ atomisering van het opleidingsprogramma; - ordening van de inhouden: streven naar betekenisvolle gehelen middels vakkenclustering en/of projectonderwijs, naast voortschrijdend vakonderwijs; - een sterke nadruk op leren reflecteren door studenten (en docenten), inclusief de emotionele kant van het onderwijzen; - in het opleidingsonderwijs zelf demonstreren wat pedagogisch/ didactisch wordt voorgestaan. - gedurende de eerste twee jaren van de initiële opleiding aandacht geven aan voor Jenaplanonderwijs essentiële aspecten van goed onderwijs, in het bijzonder aan kringgesprekken, spel, werken in groepen, en ontdekkend-onderzoekend en ervaringsgericht leren. 1.2 Gedurende de eerste jaren van de initiële opleiding, voorafgaande aan de keuze voor de Jenaplan-verbijzondering, worden de studenten grondig geïnformeerd over verschillende traditionele vernieuwingsrichtingen en Jenaplan in het bijzonder, zodat er een bewuste keuze voor Jenaplanonderwijs gedaan wordt. Deze keuze wordt begeleid.
1.3. Het opleidingsprogramma Jenaplan is ondergebracht in een aparte stroom voor studenten die voor Jenaplan hebben gekozen; voor het vormgeven van deze stroom gelden de onder 1.1. bij 'groepering' genoemde criteria; eenheden van dit programma kunnen deel uitmaken van het reguliere programma dat voor alle studenten geldt. 1.4. De opleiding voor Jenaplanonderwijs wordt uitgevoerd door een kernteam van minimaal twee en bij voorkeur drie kerndocenten[1]. Waar dat verrijkend is worden gastdocenten uit de eigen Pabo, uit de praktijk of anderen van buiten de Pabo aangetrokken. Als regel is het Jenaplan-kernteam ook betrokken bij de nascholing ten behoeve van het Jenaplanonderwijs. 1.5. Het instituut heeft een benoemings- en intern professionaliseringsbeleid dat gericht is op het verzekeren van continuïteit en kwaliteit m.b.t. de opleiding voor Jenaplanonderwijs. 1.6. Van de docenten die de Jenaplanverbijzondering verzorgen wordt verwacht worden dat zij: - werk- en stage-ervaring in Jenaplanonderwijs hebben en bijscholing op dat gebied volgen; - affiniteit hebben met Jenaplan; - regelmatige contacten hebben met Jenaplanscholen, participeren in een of meer Jenaplan-regio's; - de nascholingscursussen Jenaplan volgen, die door de NJPV worden georganiseerd; als het instituut een Jenaplan-licentie heeft voor zowel initiële opleiding als nascholing wordt er gestreefd naar een wisselwerking tussen beide, inclusief de inzet van de voor Jenaplan verantwoordelijke docenten. Een bevoegd docent krijgt een certificaat 1.7. Het opleidingsinstituut beschikt over actuele Jenaplandocumentatie, die tenminste het basispakket aan literatuur voor studenten en docenten omvat. De in de Jenaplan-verbijzondering betrokken studenten hebben, voor een sterk gereduceerd tarief, een abonnement op Mensen-kinderen. De individuele student beschikt over: -Het kleine Jenaplan -Kees Both, Jenaplan 21 (voorheen Jenaplan op weg naar de 21 e eeuw). Een concept voor Jenaplan- basisonderwijs, Amersfoort/CPS, 1997 -Kees Both/Jaap Meijer/Henk Veneman, De Rozentuin. Een beeld van een Jenaplanschool, Schagen/NJPV 1999. Elke student beschikt over studentenabonnement Mensenkinderen. Het opleidingsinstituut beschikt in elk geval over: -Peter Petersen, Van didactiek naar onderwijspedagogiek, Amersfoort/CPS, 1997 (met werk-en studiewijzer) of Het kleine Jenaplan -Groeien en bloeien in de Rozentuin
2. De opleiding voor Jenaplanonderwijs heeft de volgende kenmerken: 2.1. De opleiding voor Jenaplanonderwijs begint omstreeks halverwege de opleiding. 2.2. De stage in het basisonderwijs wordt vanaf het begin van de opleiding voor Jenaplanonderwijs doorgebracht op tenminste twee Jenaplanscholen, gespreid over alle leeftijdsgroepen (bouwen) en gedurende tenminste 70 dagen in totaal. 2.3. Het opleidingsprogramma kent de volgende onderdelen: Deel A: (funderend) 1 Achtergronden Jenaplan Jenaplanonderwijs voortgekomen uit de reformpedagogiek Peter Petersen en het ontstaan van de naam Jenaplanonderwijs Andere onderwijsvernieuwers uit de reformpedagogiek w.o. Kees Boeke Kees Boeke en de werkplaats -WVO en NEF -Quaker (spiritualiteit; stilte); sociocratie; groepswet; kinderparticipatie -werkelijkheidsnabije school (WO; Win in het heelal, een heelal in ons: Machten van tien) -niet-schoolse school -leef-en werkgemeenschap -kunst -vredesonderwijs Jenaplan als ontvankelijk grondmodel en interpretatief streefmodel 2 Peter Petersen Pedagogische situatie benadering van de werkelijkheid ( metafysica, dualisme, dialectiek) verschil tussen "bildung en erziehung de 3 grote werkelijkheden en de basisvormen van overname van spanningen daaruit het belang van - gemeenschap - dienstbaarheid - autoriteit in functie (leiderschap) - leiding geven 'in' en 'aan' het onderwijs - dialoog en ontmoeting - echtheid en openheid - heterogeniteit/verschillen - prestatiecultuur visie op het van nature leren van kinderen en de consequenties voor het onderwijs
de 4 grondkrachten van de kinderlijke ontwikkeling binnen de school het belang van : - reflecteren op je zelf als groepsleider - algemene kennis van kinderen (kinderantropologie) 3 Suus Freudenthal wat is de betekenis van haar geweest voor het Jenaplanonderwijs in Nederland? Historie van jenaplan en de invloeden op het onderwijs in Nederland en de relatie met de nieuwe invloeden b.v. Reggio. Non graded education (Goodlad en Anderson e.a.) wat wordt er bedoeld met interpreteerbaar streefmodel en ontvankelijk grondmodel? wat wordt er bedoeld met de 'acht pedagogische minima'? 4 Basisprincipes en Kwaliteitscriteria (basistekst Waarneembare kwaliteit) welke hoofdindeling hebben de basisprincipes? wat hebben de basisprincipes voor functie binnen het Jenaplanveld? Op basis van de indicatoren basisprincipes/de Rozentuin en de stage-ervaringen je eigen jenaplanvisie ontwikkelen 5 Zicht op Eigen Zijn Specifiek maken in de jenaplanstroom Biografische factor Subjectief concept Kernkwaliteiten en kernkwadrant Human dynamics Eigen leerstijl Dit onderdeel wordt als overgang gezien naar deel B Deel B (praktijk - wereldoriënterend deel) 1 De school als leef- en werkgemeenschap: 1. Kinderparticipatie 2. Ouderparticipatie 3. relatie kinderen-team- ouders- omgeving
4. ipb 5. intern en extern beleid 2 Perspectief op ontwikkeling Op kinderen oa door kindvolgsysteem (portfolio volgens criteria NJPV) Op groepsleiders. Perspectief op persoonlijke ontwikkeling van de leerkracht Team 3 Basisactiviteiten Sociale grondvormen; gesprek, werk, spel, viering Individuele grondvormen; (zie Jenaplan 21 blz. 93) Blokperiode naar W.O Helpen onderdeel van groeperingsvormen 4 Wereldoriëntatie 1. Jenaplan met de bril van LEVENSECHT ONDERWIJS bekeken. Wat zie je dan allemaal in het Jenaplanonderwijs terug als consequente uitwerking daarvan? 2. Multiperspectiviteit (grondhouding) 3. Ervaringsgebieden 4. Inscholingscursussen 5. Ontmoetingsvormen 6. Blokperiode 7. Kunstzinnige Vorming 5 Groeperingsvormen Toevoegen groepsdynamica,helpen, coöperatief leren Team als stamgroep (relaties met competenties e en f) 6 Van schoolwoonkamer tot leefomgeving (Die omgeving waar je invloed op uitoefent) Voldoen aan criteria tav werkmiddelen; inrichting; mogelijkheden kinderen; mogelijkheden groepsleider; enz. Vorm volgt functie 3 e pedagoog is de omgeving Opmerking; leermiddelen vormen een onderdeel van de rijke (uitdagende) leeromgeving
Werkmiddelen is een betere benaming dan leermiddelen. Deel C Drieluik: Wat zegt Peter Petersen? Wat wordt hierover door NJPV gezegd? Wat doe jij zelf/ waar sta je? (Eventueel een vierluik: Wat vraagt de huidige maatschappij? ; culturele invloeden) In het Funderend blok komen al aspecten van het praktijkblok aan de orde, zodat beide blokken in elkaar grijpen. De opleiding bepaalt zelf of en in hoeverre de onderdelen van het praktijkblok geïntegreerd of (meer) afzonderlijk worden aangeboden. 2.4. Behalve aan deze onderdelen dient in de opleiding aandacht gegeven te worden aan een aantal onderwerpen uit de vak- en vormingsgebieden, waaronder in elk geval: de leerlijn ruimte en tijd voor 4-12-jarigen, levend rekenen, levend taalonderwijs (Dat s andere taal), wiskundige wereldoriëntatie, inscholingscursussen voor drama en enkele andere kunstzinnige disciplines, alsmede de plek van ICT binnen een Jenaplanschool. 2.5. Er wordt van uitgegaan dat in de algemene (=niet-jenaplan) stroom van de opleiding aandacht wordt besteed aan met Jenaplan verwante ontwikkelingen, zoals de traditionele vernieuwingsscholen en hun wortels in de Nieuwe Schoolbeweging (New Education Fellowship), Kees Boeke, Freinet, ontwikkelingsgericht- en ervaringsgericht onderwijs, Reggio Emilia. 2.6. In didactische vormgeving en organisatie wordt zoveel mogelijk parallellie nagestreefd met werkwijzen van het Jenaplanonderwijs, waaronder het hanteren van didactische principes als coöperatief en exemplarisch leren, het ontdekken van eigen sterke punten door/bij studenten en reflectie op eigen ervaringen. Ook hier geldt, zoveel als mogelijk is, het vorm-volgt-functie-principe. 2.7. De afsluiting van de opleiding wordt onder andere gekenmerkt door: -Een persoonlijke reflectie van de student op het in de Jenaplan-verbijzondering geleerde. Het portfolio vormt hiervoor de basis. -Waar mogelijk het uitgaan van principes van authentieke evaluatie (functionaliteit en openbaarheid), zoals bijvoorbeeld: -het verzorgen van een presentatie over een concreet thema voor medestudenten en/of mentoren (symposium) en/ of -het ontwikkelen van (theoretisch en praktisch) goed onderbouwde middelen en onderwijsontwerpen voor de praktijkschool en /of
-het schrijven van een publicatie voor een tijdschrift, met name ook in Mensenkinderen. 3. Met het oog op de opleiding voor Jenaplanonderwijs worden de volgende relaties onderhouden: 3.1. De opleidingen Jenaplan participeren in het regiowerk van de Nederlandse Jenaplanvereniging in de eigen regio, waarbij de regio meedenkt over de vormgeving van de opleiding en participeert in de evaluatie (visitatie) van de opleiding. 3.2. De aan de opleiding verbonden jenaplandoceten nemen deel aan de NJPV scholingsdagen. 3.3. Ten behoeve van studenten (kennismaking met landelijke Jenaplandocumentatie en als bron van informatie) en docenten wordt samengewerkt met de Suus Freudenthal Bibliotheek van de NJPV. De bibliotheek wordt gebruikt als informatiebron. Voor anderen waardevol materiaal (o.a. werkstukken) worden ter beschikking gesteld van de bibliotheek. 3.4. De opleiding Jenaplan neemt deel aan de collegiale evaluatierondes, waarbij de NJPV in de persoon van de directeur en de regiolelding zijn betrokken. 3.5. Het opleidingsinstituut stuurt jaarlijks (bij veranderingen) voor de consultatieronde de leerplandelen (IWP en/of studiegids) die betrekking hebben op de opleiding voor Jenaplanonderwijs toe aan de directie van de NJPV. Onderwijsmaterialen (werkboeken, e.d.) die in de Jenaplan-verbijzondering van de hogescholen worden gebruikt, worden ter beschikking gesteld aan een landelijk info-punt (i.c. de Suus Freudenthal Bibliotheek), waar ze ingezien kunnen worden. 3.6. De Jenaplan-verbijzonderingen worden expliciet uitgenodigd bijdragen aan Mensen-.kinderen, in de vorm van artikelen, te leveren.
[1] Vanwege de verbinding tussen funderend en praktijkblok zal gestreefd worden naar docenten met verschillende achtergronden qua vak. De combinatie pedagogiek, wereldoriëntatie en een derde vakgebied (taal, kunstzinnige vorming) lijkt hier optimaal. Per Pabo kan, gezien de aanwezige deskundigheid en affiniteit, hier een verschillende invulling aan gegeven worden.