De gedragscriteria voldoen aan deze voorwaarden: duidelijk en begrijpbaar observeerbaar en meetbaar geen waardeoordeel



Vergelijkbare documenten
Kennis rond dementie, familierelaties en verlieservaringen is onontbeerlijk.

STAGES IN ARBEIDS- EN ORGANISATIEPSYCHOLOGIE: FEEDBACKINSTRUMENT

GEZINSONDERSTEUNEND WERK ONDERZOEK NAAR COMPETENTIES BIJ VRIJWILLIGERS EN PROFESSIONALS

Competenties verbonden aan het ComPas

Verbindingsactietraining

COMPETENTIEPROFIEL BIJLAGE 3D-MAP

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT. Beroepstaak C Helpen bij (sociale) activiteiten. Niveau Gevorderd

Observatielijst bezoek op de werkplek Competentieprofiel

Reader Gespreksvoering

Competentiemanagement bij de federale overheid

Aan de slag blijven. Schematisch overzicht van thema s, leerdoelen en inhoud

Maatschappelijk assistent

Competentiemanagement bij de federale overheid

OTV DIRECTEUR THUISZORG. Een manager met daadkracht, visie en groeiambities. Aansturen van de dagelijkse werking van de thuiszorgdiensten.

Luisteren, doorvragen en feedback geven

toont enthousiasme (lacht, kirt, trappelt met de beentjes)

COMPETENTIEPROFIEL MEDEWERKER KEUKEN COZ SINT - JOZEF

Adviesgesprekken met Spreken tegen ouders

Competentieprofiel medewerker BAAL

VOORTGANGSRAPPORTAGE Pedagogisch Werk Jeugdzorg BOL Leerjaar 2 Praktijk

Tot een geloofsgesprek komen. I Ontmoeten

Waarvoor dient dit attest? is in eerste instantie een (zelf)evaluatie-instrument dat feedback geeft over de vaardigheden van de jongere.

COLLECTIEBEHEER. Functiefamilie: Niveau. Doel van de functiefamilie

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Competentie scoreformulier kandidaat VVRV Examinator

OBSERVATIEFOCUS Oordeel observator

PERSOONLIJKE ONTWIKKELING

LEIDING GEVEN. Functiefamilie: Niveau: Doel van de functiefamilie

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

Competentiemanagement bij de federale overheid

Activiteitenlijst - Baby s en peuters

ENKELE HULPMIDDELEN EN TIPS BIJ HET VOEREN VAN EEN GESPREK VOOR GESPREKSVOERDERS

Meertalig opvoeden. Veronique de Vries Psychologe

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling - Relatie met andere kinderen

FUNCTIEPROFIEL BEGELEIDER DAGCENTRUM DIENSTENCENTRUM GROENHOEF

Communiceren met de doelgroep voor OA en PW Kinderopvang

Pedagogische opleiding theorie. Doelstellingen. Doelstellingen. Hoofdstuk 1 Communicatie en feedback. De kennis over de begrippen:

Sollicitatiegesprekken volgens de STAR methode

In dialoog met elkaar

OPLEIDING ZORGHULP TOETS BEROEPSOPDRACHT

4 communicatie. Ik weet welke informatie anderen nodig hebben om mij te kunnen begrijpen. Ik vertel anderen wat ik denk of voel.

Plannen & organiseren

Competentiemanagement bij de federale overheid

Diensthoofd overheidsopdrachten. Dienst Administratieve en juridische zaken overheidsopdrachten

Checklijst voor Cognitieve en Emotionele problemen na een Beroerte (CLCE-24)

Pedagogisch beleidsplan

Gemeentebestuur Knokke-Heist Competentiewoordenboek kaderleden Januari 2005

Competentiedatabank HeRMAN. Algemene kennis

OTV- SENIORPLAZA. OTV en SENIORPLAZA zijn onafhankelijke, middelgrote organisaties met een 700- tal medewerkers.

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

ENETOSH competentiestandaard voor docenten en trainers voor veiligheid en gezondheidsbescherming

Examenmatrijs Proeve van Bekwaamheid

Activiteitenlijst Kinderbegeleider Duaal

Secretaresse Mei 2009

Activiteitenlijst Kinderbegeleider Duaal

Huilen als communicatiemiddel

Een sterk communicatiemodel trainingmodule

Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem Spelend Groeien

Communicatie. ontvanger. zender. boodschap. kanaal. feedback

KIJKWIJZER 1 VOORBEREIDE MONDELING PRESENTATIE Vier rubrieken, vier waarden per rubriek en de kernachtige typering per schaalwaarde

FUNCTIEBESCHRIJVING: Gemeenschapswacht

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

Toelichting bij de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Zorg

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 6 Persoonlijke ontwikkeling Feedback

Nieuwsbrief 3 De Vreedzame School

Voorbeelden compententieprofiel mentor

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT. Beroepstaak C Helpen bij (sociale) activiteiten. Niveau Startbekwaam

Functieprofiel Young Expert

gestructureerd activiteitenprogramma, zodat dit goed leesbaar en hanteerbaar is.

Methodisch werken binnen Lang Verblijf. woonzorg en dagbesteding

kempelscan K1-fase Eerste semester

Arrangement 1 De Luisterthermometer

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

FUNCTIEPROFIEL VERANTWOORDELIJKE WOONOPVANG RESIDENTIE VIJVERPLEIN

Omgaan met culturele diversiteit. Vorming 19 maart 2016

Wat heeft dit kind nodig?

Jeugdwerker (jongerencultuur) - tijdelijk

Feedback geven en ontvangen

Competentieprofiel. Verpleegkundige

Psychologisch rapport: Competenties (strikt vertrouwelijk)

COMPETENTIEPROFIEL ZORGKUNDIGE COZ SINT - JOZEF

Rapportage Competenties. Bea het Voorbeeld. Naam: Datum:

Informatie voor ouders

Jeugdwerker (vakantieaanbod) - tijdelijk

Observatieformulieren bij oefeningen

T: Instructies en procedures opvolgen. 1.2.Bereidt de uitvoering

Evaluatiebundel - Werkplek baby s en peuters

TECHNISCH ASSISTENT HACCP

Toelichting bij de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Zorg

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen

FUNCTIEPROFIEL PEDAGOOG/PSYCHOLOOG DIENSTENCENTRUM: DE WITTE MOL

= = = = = = =jáåçéêüéçéå. =téäòáàå. Het TOPOI- model

Beeldvorming sociaal emotionele ontwikkeling niveau A Klasgroep: Namen van de kinderen

Competenties en talenten in het vrijwilligerswerk. Studiedag Week van de Vrijwilliger 28/2

Communicatie. Els Ronsse. april 2008

Positieve communicatie

communicatie vanuit systeemtheoretisch perspectief Je kunt niet niet communiceren, besef het! (er is geen nooduitgang)

Competentiemanagement bij de federale overheid

Transcriptie:

Basisvaardigheden

Algemeen Voor elke basisvaardigheid is omschreven wat de betekenis is = soort van definitie Daarnaast is een vertaling in (observeerbare) gedragscriteria gegeven om te kunnen scoren in welke mate de basisvaardigheid aanwezig is. De gedragscriteria voldoen aan deze voorwaarden: duidelijk en begrijpbaar observeerbaar en meetbaar geen waardeoordeel Om te scoren stellen we een vierpuntenschaal voor: 1 = geen kennis of geen ervaring 2 = rudimentaire kennis of ervaring 3 = basis is aanwezig en kan verder ontwikkeld worden 4 = expertkennis, relevante ervaring

Betrokken zijn op kinderen De kandidaat ziet wat kinderen bezighoudt en speelt hier gepast op in vanuit een kalme en bewuste houding. De kandidaat kan beheerst en bewust omgaan met eigen emoties.

Betrokken zijn op kinderen Score: 1:Vangt geen signalen van kinderen op. 2:Vangt signalen van kinderen op, maar reageert er niet gepast op. 3:Laat merken dat zij/hij signalen ontvangt en gaat in op verbale en non-verbale signalen. Beheerst eigen gevoelens (bv. verontwaardiging, aversie of frustratie). 4: Reageert flexibel op signalen van kinderen. Stuurt snel en gepast het effect van eigen handelen bij. Houdt hierbij rekening met achtergrond, leeftijd en ontwikkelingsniveau van kinderen. Kinderen mogen eigen gevoelens uiten en de reactie hierop is aangepast (benoemen, ruimte scheppen en afgrenzen). Kan moeilijke en emotionele situaties rationeel vertalen.

Beschikken over communicatieve vaardigheden De kandidaat kan ideeën en meningen op een begrijpelijke manier uiten en ondersteunen door gepaste lichaamstaal. De kandidaat kan woordgebruik en houding aanpassen aan de gesprekspartners (ouder, kind, dienstverantwoordelijke). De kandidaat kan zowel verbale als non-verbale boodschappen opmerken en er gepast op reageren, ze kan luisteren naar anderen.

Beschikken over communicatieve vaardigheden Score: 1:Krijgt haar/zijn mening niet gezegd. Er is geen samenhang in het verhaal, geen overeenstemming tussen de inhoud en de manier waarop hij/zij iets zegt. Gebruikt uitdrukkingen in de verkeerde situatie. Luistert niet naar boodschappen van anderen. 2:Praat verstaanbaar. De inhoud en de manier waarop de kandidaat spreekt, zijn redelijk in overeenstemming met elkaar. Spreekt niet altijd even bondig of ter zake. Gesprekspartners krijgen weinig ruimte om hun boodschap te brengen. 3:Uit boodschappen op een duidelijke en verstaanbare manier. Spreekt vlot, bondig en gestructureerd. Houdt nog te weinig rekening met de anderen en schuift eigen ideeën en zienswijzen naar voren. Geeft door middel van oogcontact en bevestigend knikken aan dat zij/hij een boodschap ontvangen heeft. 4:Verwoordt bedoelingen met aangepast stemvolume en tempo. Houdt rekening met het effect van de eigen communicatie op de ander en stuurt eigen gedrag bij als dat nodig is. Gaat moeiteloos over van een verhelderende communicatie (met gepaste voorbeelden) naar een meer bevragende en luisterende houding (knikken, oogcontact, vragen stellen). Dit gebeurt neutraal, zonder zichtbaar oordeel over de gesprekspartner.

Discreet zijn De kandidaat heeft kennis hebben van basisprincipes van de omgang met vertrouwelijke informatie. Niets van bevraagde en/of toevallig verkregen informatie mag doorverteld worden aan derden (andere gezinsleden van de kandidaat kunnen over vertrouwelijke informatie beschikken, ook zij moeten dezelfde principes hanteren). De kandidaat kan zorgvuldig omgaan met vertrouwelijke en gevoelige informatie en privégegevens uit de levenssfeer van kinderen en ouders en je eigen gezin: geen naam of toenaam gebruiken in communicatie met derden, geen info delen, tenzij dit besproken is met de betrokkenen.

Discreet zijn Score: 1:Maakt geen onderscheid tussen wat wel en wat niet aan de buitenwereld kan worden verteld. Vertelt ongevraagd en gevraagd alles wat hem/haar te binnen schiet. 2:Gaat redelijk om met vertrouwelijke informatie, laat af en toe echter iets ontglippen. 3: Gaat op een professionele manier om met informatie. Weet perfect wat wel en wat niet kan worden doorgegeven, zowel privé als op werkvlak, ook als er druk wordt uitgeoefend. 4:Gaat op een positieve manier om met vertrouwelijke informatie en de eigen privésfeer. Zorgt ervoor dat ouders weet hebben van een eventuele gedragscode over discretie. Wijst ouders en collega s op een aanvaardbare manier op het belang van discretie en gaat moeilijkheden niet uit de weg.

Betrouwbaar zijn De kandidaat kan vertrouwen wekken bij ouders door gemaakte afspraken (bv. over troosten, eten, slaapgewoonten, bereikbaarheid) nauwgezet na te komen en/of hierover te overleggen. De kandidaat geeft juiste en gepaste informatie over haar/zijn eigen gedrag en ook over het gedrag van het kind.

Betrouwbaar zijn Score: 1:Houdt zich niet correct aan gemaakte afspraken en deelt belangrijke informatie niet mee. 2:Vergeet belangrijke details bij het geven van informatie; sommige bijzaken krijgen te veel aandacht. Respecteert gemaakte afspraken doorgaans wel. 3:Geeft precieze informatie, op maat van de toehoorder. Vindt een ideale mix tussen hoofd- en bijzaken, volgt gemaakte afspraken op zonder te vervallen in starheid. Gaat bij moeilijkheden (rond bv. troosten, eten of slapen) een dialoog aan met de ouders om in overleg een andere handelwijze uit te proberen. 4:Communicatie over het gedrag van de kinderen en het eigen handelen is dagelijks aan de orde. Informeert en bevraagt op een aangepaste manier ook ouders met wie er minder contact is (verlegen, minder tijd, stille mensen). Evalueert na verloop van tijd gemaakte afspraken en overeengekomen handelwijzen met de ouders en stuurt bij als dat nodig is.

Verantwoordelijk zijn De kandidaat is bereid om zorgvuldig om te gaan met de zorg voor de opgevangen kinderen. De kandidaat kan het eigen handelen sturen in functie van verwachte en onverwachte/moeilijke situaties en kan de gevolgen ervan opnemen.

Verantwoordelijk zijn Score: 1:Heeft geen oog voor het gedrag van kinderen en de mogelijke risico s die hieraan verbonden zijn. Vindt afspraken en regels hierover overbodig. Als er zich een probleem voordoet, is er nog tijd genoeg om te reageren. 2:Ziet dat bepaalde regels en afspraken belangrijk zijn, maar overziet het geheel niet. Past de paraplutechniek toe en zegt niet alles te kunnen. Denkt dat er toch niets zal mislopen. 3:Is op de hoogte van het belang van veiligheidsmaatregelen en het anticiperen op gedrag van kinderen. Neemt de meeste voorzorgsmaatregelen die nodig zijn, maar neemt nog te weinig initiatief om het eigen handelen te verbeteren. 4:Kan geldende regels overdragen naar nieuwe situaties. Doet voorstellen om systematische verbeteringen aan te brengen op het gebied van veiligheid, gezondheid en bescherming. Neemt duidelijk verantwoordelijkheid op en wijst anderen op mogelijke gevaren. Schat risico s in op lange termijn en past zijn/haar gedrag aan.

Kritisch zijn over het eigen functioneren en bereid zijn om bij te leren De kandidaat kan het eigen functioneren beoordelen en kan hierover overleggen. De kandidaat kan bijleren via allerlei kanalen, ook door de ervaringen van anderen, om op die manier het eigen functioneren te verbeteren.

Kritisch zijn over het eigen functioneren en bereid zijn om bij te leren Score: 1:Is overtuigd van de eigen vakkennis en vindt opleiding en bijscholing verloren tijd. Oude, gekende patronen en handelwijzen zijn het enige kader. Vernieuwing is niet aan de orde. Leert niet uit fouten. 2:Heeft kennis van vernieuwing, maar dit resulteert niet in gedragsverandering. Wijt mislukking aan de context (de anderen, gemakkelijker situatie, in theorie is alles haalbaar, ) en niet aan de eigen vaardigheden. 3:Ziet kansen om bij te leren en pakt ze aan. Leest vakliteratuur en zet die om in de praktijk. Verwoordt een kritische kijk naar zichzelf. Kan eigen sterktes en zwaktes oplijsten. 4:Gaat in op bijscholing, nieuwe informatie via bespreking en eventuele voorstellen voor het lezen van een boek of een artikel. Probeert hieruit geleerde methodieken of ideeën uit in de praktijk.leert uit gemaakte fouten en stuurt het eigen gedrag bij.ziet en spreekt uit wanneer en waardoor bepaalde acties de mist zijn ingegaan en formuleert verbeterpunten.

Zelfstandig zijn De mate waarin de kandidaat alleen een geheel van taken tot een goed einde kan brengen.

Zelfstandig zijn Score: 1:De kandidaat krijgt het eigen huishouden nauwelijks georganiseerd. Anderen worden verantwoordelijk gesteld voor wat er gebeurt. Bij onverwachte situaties raakt de kandidaat van slag, en heeft dan de steun van anderen nodig om haar/zijn planning aan te passen. Is dan stuurloos. Voorziet bij de planning ook niet alle elementen. 2:Kan wel het eigen gezin organiseren, maar heeft verder alleen nog maar gewerkt in opdracht, onder leiding van anderen. Heeft tot nog toe weinig eigen initiatief genomen. Laat soms hulpmiddelen ongebruikt. Heeft hulp nodig bij niet-routineuze zaken. 3:De kandidaat voelt zich verantwoordelijk voor een taak die opgenomen wordt. Kan een geheel van taken afwerken naar een bepaald resultaat en kan zelf plannen en uitvoeren. Bij onverwachte situaties wordt het werkplan aangepast. Bij problemen wordt er gepaste actie ondernomen en wordt de nodige hulp ingeroepen. Is goed bestand tegen alleen zijn. 4:Was tot nog toe zeer goed in staat om het eigen gezin te combineren met andere activiteiten of een job buitenhuis. Kan zich concentreren op een geheel van opdrachten, zonder de details over het hoofd te zien. Kan flexibel onverwachte dingen ondervangen. Voorziet piekperiodes en bouwt de werkplanning zo op dat deze periodes ondervangen worden. Delegeert waar het nodig is en kan uitmaken wanneer hulp noodzakelijk is (vb. bij vermoedens van mishandeling) Heeft ervaring in het alleen opnemen van een complex geheel van taken en geniet van dit alleen zijn.