Samenvatting Economie Arbeidsmarkt lesbrief Samenvatting door een scholier 2498 woorden 14 jaar geleden 7,4 42 keer beoordeeld Vak Economie H1. De arbeidsmarkt op. - vragers en aanbieders (werkgevers en werknemers) - aanbod van arbeid = alle mensen tussen de 15 en 65 jaar die willen, mogen en kunnen werken, de beroepsbevolking - werknemers, werkgevers en zelfstandigen - officieel werkeloos als je staat ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) - de beroepsgeschikte bevolking (ook wel potentiële beroepsbevolking) wordt onderverdeeld in de beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking (mensen die én niet werken én geen werk zoeken) - de beroepsbevolking wordt onderverdeeld in werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking - Totale bevolking jonger dan 15 15 tot 65 65 +ers beroepsbevolking niet-beroepsbevolking werkloze werkzame zelfstandig werknemers - Het deelnemingspercentage of ook wel de participatiegraad bereken je als volgt: beroepsbevolking Deelmingspercentage = -------------------- x 100 % beroepsgeschikte bevolking - een oorzaak van de groei van de beroepsbevolking is de demografische groei: er zijn steeds meer mensen in Nederland. - een andere demografische factor is de bevolking samenstelling, het arbeidsaanbod groeit vooral als er Pagina 1 van 9
nieuwe mensen bij komen in de beroepsgeschikte leeftijd - naast demografische factoren spelen ook maatschappelijke opvattingen een belangrijke rol bijv, de grotere deelname van vrouwen aan het arbeidsproces. hiervoor zijn 2 oorzaken; - steeds meer jonge vrouwen gaan werken - steeds meer oudere vrouwen gaan weer werken, herintreders - aanzuigeffect: de arbeidsmarkt zuigt aanbod van arbeid aan - ontmoetingseffect: het aanbod van arbeid loopt hierdoor terug - Ook de wetgeving beïnvloedt de arbeidsmarkt (de leerplicht en de pensioenplicht) - tenslotte wordt arbeidsmarkt beïnvloedt door de organisatie van het arbeidsproces (betere kinderopvang en mogelijkheden voor deeltijdwerk), hierdoor stijgt het arbeidsaanbod - de vraag naar arbeid wordt uitgeoefend door de overheid en de bedrijven, de werkgevers. - werkgevers hebben arbeidskrachten nodig: ze vragen werknemers - de totale vraag naar arbeid bestaat dus uit de werknemers, de zelfstandigen, de openstaande vacatures. - verschillende factoren die op de arbeidsmarkt werkzaam zijn: - het aanbod van arbeid - de vraag naar arbeid - banenmarkt is een voorbeeld van een concrete markt: een plek waar vragers naar en aanbieders van een bepaald product elkaar ontmoeten. - de arbeidsmarkt in Ned is een voorbeeld van een abstracte markt: een geheel van vraag en aanbod zonder dat er ook maar een plaats is waar de vragers en de aanbieders elkaar ook echt ontmoeten. - hierdoor wordt bepaald hoeveel mensen daadwerkelijk arbeid verrichten, de werkgelegenheid; alle werknemers en zelfstandigen bij elkaar opgeteld. - vraag naar arbeid: werknemers, zelfstandigen en openstaande vacatures - aanbod van arbeid: werklozen, werknemers en zelfstandigen - beroepsbevolking: werklozen, werknemers en zelfstandigen - werkgelegenheid: werknemers en zelfstandigen - arbeisjaar: volledige baan - je kunt een baan in arbeidsjaren en in personen bekijken. - prijs van arbeid: de loon - als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod: een krappere arbeidsmarkt - loon stijgt - vraag naar arbeid kleiner dan aanbod van arbeid: een ruime arbeidsmarkt - loon daalt H2. Loondienst of zelfstandig. - Als zelfstandige zul je moeten besluiten welke ondernemingsvorm je bedrijf krijgt. de ondernemingsvorm is de rechtsvorm van de onderneming. - afspraken die werknemers die werkgevers met elkaar maken: arbeidsovereenkomsten. Pagina 2 van 9
- statuten: regels van een vereniging. (rechtsvorm) - eenmanszaak: 1 eigenaar, privé aansprakelijk voor schulden. - vennootschap onder firma (vof): meerdere eigenaren, privé aansprakelijk voor schulden, de mogelijkheden om geld te lenen zijn gemakkelijker bij een vof. - naamloze vennootschap (NV): er is een scheiding tussen de personen die leiding geven en eigenaar zijn, zijn rechtspersonen (ze zijn juridisch zelfstandig) niet met hun privé vermogen aansprakelijk de aandeelhouders zijn de eigenaren van de NV BV. aandelen staan niet op naam, vrij verhandelbaar. de aandeelhouders zijn de eigenaren van de NV - besloten vennootschap (BV): er is een scheiding tussen de personen die leiding geven en eigenaar zijn, zijn rechtspersonen (ze zijn juridisch zelfstandig) niet met hun privé vermogen aansprakelijk de aandeelhouders zijn de eigenaren van de NV BV. de aandelen staan op naam. 1 of enkele directeurengrootaandeelhouders, dga's. - een aandeel is een eigendomsbewijs van een bedrijf, als aandeelhouder ontvang je een deel van de winst: het dividend. - de aandeelhouders worden vertegenwoordigd door de raad van commissarissen, die de raad van bestuur controleert - raad van bestuur: de directeuren (dagelijkse leiding) - werkgevers en werknemers moeten altijd een arbeidsovereenkomst opstellen; een overeenkomst tussen werkgever en werknemer. - arbeidsvoorwaarden worden zwart op wit vastgelegd: geen onduidelijkheden - individuele arbeidsovereenkomst(primaire voorwaarden): over loon en arbeidstijd -voor het overige wordt verwezen naar de Collectieve arbeidsovereenkomst, CAO (secundaire arbeidsvoorwaarden) rechten en plichten van werkgever en werknemer. oa vakantie, overuren, pensioen, loonsverhogingen etc. - in een CAO worden afspraken gemaakt over groepen werknemers en werkgever. meestal wordt een CAO afgesloten in een bedrijfstak: alle bedrijven die zich bezig houden met dezelfde soort productie. - namens de werknemers onderhandelen de vakbonden (per bedrijfstak). - namens de werkgevers onderhandelen de werkgeversbonden, per bedrijfstak (als de CAO voor meer bedrijven geldt) of het bedrijf (als de CAO voor 1 bedrijf geldt) -organisatiegraad van werknemers: percentage van werknemers dat is aangesloten bij een vakbond H3. De strijd om poen -inflatie: stijging van algemeen prijspeil verschillende soorten loonstijging: -initiële: vloeit voort uit een stijging van arbeidsproductiviteit -prijscompensatie: loonstijging die procentueel gelijk is aan de inflatie (houdt de koopkracht op peil) Pagina 3 van 9
-incidentele: bijv. door promotie Prijscompensatie en initiële loonstijging worden afgesproken in een CAO. oorzaken stijging arbeidsproductiviteit (gemiddelde productie per werknemer per gewerkte tijdseenheid): -mechanisering,automatisering -arbeidsverdeling, specialisatie: verdelen van het productieproces in onderdelen, zodat mensen zich gaan toeleggen op een bepaald deel van de productie, specialiseren -scholing: werknemers produceren per tijdseenheid meer In de quartaire sector is de kans dat de arbeidsproductiviteit wordt vergroot veel kleiner dan in de primaire (landbouw, visserij), secundaire (industrie) of tertiaire (commerciële dienstverlening) sector (door automatisering en mechanisering) arbeidstijdverkorting: ATV omzet: verkochte hoeveelheid * verkoopprijs, totale opbrengst kosten: -rente -loon -huur -machine -transport -grondstoffen, hulpstoffen -energie winst: verschil tussen omzet en de kosten reacties van bedrijven op stijging van loonkosten per product: -verhoging prijzen -bedrijf moet krimpen (winst daalt) -productie verplaatsen (lage loon landen) -mensen vervangen door machines loonkosten per product stijgt prijzen stijgen concurrentiepositie t.o.v. het buitenland verslechtert export daalt en import stijgt werkgelegenheid daalt Pagina 4 van 9
H4. Wie doet het werk? - Bedrijven produceren. - als er meer geproduceerd wordt zijn er meer arbeidskrachten nodig, de omvang van de productie heeft dan ook veel meer invloed op e werkgelegenheid. - maar de werkgelegenheid wordt niet alleen beïnvloed door de omvang van de productie. - primaire sector: landbouw, jacht, bosbouw, visserij - secundaire sector: nijverheid, industrie, bouwnijverheid - tertiaire sector: commerciële dienstverlening - quartaire sector: overige dienstverlening - de werkgelegenheid in de landbouw wordt bepaald door twee factoren: de productie en de gemiddelde productie per werknemer (de arbeidsproductiviteit) - als de productie stijgt, dus als er meer geproduceerd wordt, zijn er meer werknemers nodig. Als de arbeidsproductiviteit stijgt, dus als een werknemer per tijdseenheid meer produceert, zijn er minder werknemers nodig om dezelfde hoeveelheid producten te maken. productie = werkgelegenheid x arbeidsproductiviteit productie werkgelegenheid = ----------------------- arbeidsproductiviteit productie arbeidsproductiviteit = ------------------------- werkgelegenheid - door een stijging van de arbeidsproductiviteit kan dus de welvaart stijgen, met evenveel mensen kun je meer produceren - het vernieuwen van producten en productieprocessen noemen we innovatie. - telkens leiden deze verschuivingen op korte termijn tot werkloosheid. Op de langere termijn groeit de werkgelegenheid in andere bedrijfstakken of sectoren of ontstaan er nieuwe. - doordat bedrijven investeren: het kopen van kapitaalgoederen (machines, gebouwen, transportmiddelen, computers ed) door bedrijven. - als een gezin goederen of diensten koopt: consumeren. (gezin = man vrouw kinderen, alleenstaande, ongehuwde moeder, homoseksueel paar, student...) -kosten van kapitaalgoederen = kapitaalkosten - wordt bij de productie meer arbeid ten opzichte van machines ingeschakeld, dan wordt de productie arbeidsintensiever - werknemers worden vervangen door machines = substitutie (ook hierdoor wordt de productie Pagina 5 van 9
kapitaalintensiever, minder werknemers nodig) - diepte investering: een arbeidsbesparende investering die tot gevolg heeft dat de arbeidsproductiviteit stijgt. Aanschaf van bijv betere machines. (hiermee wordt de welvaart vergroot) - breedte investering: een bedrijf koopt kapitaalgoederen gelijk aan wat het bedrijf al had, de arbeidsproductiviteit blijft dus gelijk. (investering in dezelfde soort machines) - als een bedrijf weinig producten maakt, zijn de machinekosten per product erg hoog. Maakt het bedrijf veel producten dan zijn de machine kosten per product laag. - kosten per product dalen als de productieomvang stijgt. De kosten van de machine kunnen dan over meer producten worden verdeeld. - multinational: een onderneming met productievestigingen in diverse landen. - concurrentiepositie: het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. - het bedrijf of het land dat voor een bepaald product de laagste prijs kan vragen, heeft een voordeel ten opzichte van zijn concurrenten. De prijs hangt vooral af van de kosten. (andere factoren: kwaliteit en infrastructuur) - op korte termijn leiden de loonstijgingen tot werkloosheid, op langere termijn zie je een verschuiving van de werkgelegenheid. - loon is een kostenpost maar ook een koopkrachtbron. als alle bedrijven de lonen zouden gaan verlagen, zouden ze zichzelf voor een groot probleem stellen; werknemers zouden te weinig te besteden hebben om de geproduceerde goederen te kunnen kopen. - de hoeveelheid goederen die de bedrijven in een land verkopen hangt af van de totale vraag naar goederen en diensten in een land. - als de werknemers een initiële of incidentele loonstijging krijgen, kunnen ze meer kopen. Hierdoor stijgt de totale vraag naar goederen en diensten in een land: de consumptie stijgt: de consumptie stijgt. De bedrijven zien hun afzet stijgen en zullen hun productie verhogen. En voor die hogere productie zijn weer extra werknemers nodig. H 5. Werkloosheid. - Werkloosheid is één van de grote economische problemen. (veel mensen hebben ongevraagd geen baan) - verschillende oorzaken van werkloosheid. - Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid gebruikt de volgende definitie voor de officiële (geregistreerde) werkloosheid: Werkloos zijn mensen van 16 tot 64, die niet of minder dan 12 uur per week werken, en die werk zoeken voor minstens 12 uur per week, en die staan ingeschreven bij een Centrum voor Werk en Inkomen, en die binnen twee weken aan de slag kunnen als er een geschikte baan voor ze is. - verschillende definities van werkloosheid: - mensen die willen werken, maar die niet staan ingeschreven bij een CWI zijn de verborgen werklozen. - in een periode dat het goed gaat met de economie vermindert het aantal verborgen werklozen door het aanzuigeffect. Het aanbod van arbeid neemt dan toe. - het aantal werklozen neemt toe doordat het aanbod van arbeid afneemt, het ontmoedigingseffect. Pagina 6 van 9
- verborgen werkgelegenheid: de werkgelegenheid die niet in de officiële cijfers tot uiting komt, zwart werk en vrijwilligerswerk. - Frictiewerkloosheid: bijv. nadat je met je opleiding klaar bent of nadat je besloten hebt je oude baan op te zeggen. Werkloosheid die ontstaat omdat het tijd kost voor een werknemer om een baan te vinden (en voor de werkgever om de werknemer te vinden) - Seizoenswerkloosheid: bepaalde bedrijven produceren alleen in bepaalde seizoenen. - Kwalitatieve structuurwerkloosheid: er worden andere soorten arbeid gevraagd dan er aangeboden worden. Vraag en aanbod sluiten in dit geval niet op elkaar aan, er zijn werklozen en vacatures. Als er een tekort aan arbeid is op een bepaalde deelmarkt, maar tegelijkertijd werkloosheid op een andere deelmarkt, is er sprake van kwalitatieve structuurwerkloosheid. - Kwantitatieve structuurwerkloosheid: er zijn te weinig kapitaalgoederen ten opzichte van de aangeboden hoeveelheid arbeid. Het tekort aan machines betekent dat de productiefactor arbeid niet volledig benut kan worden. Volgende oorzaken; o Werknemers vervangen door machines o Door reorganisaties in bedrijven die efficiënter willen werken o Hun productiecapaciteit verplaatsen naar het buitenland o Winsten van bedrijven zijn ingezakt, Geen geld om uit te breiden o Het product wordt niet meer verkocht o Sommige producten zijn te duur - conjunctuurwerkloosheid: economisch gezegd: conjunctuurwerkloosheid wordt veroorzaakt doordat de effectieve vraag kleiner is dan de productiecapaciteit. Het gaat dan slecht met de economie. Conjunctuurwerkloosheid doet zich gelijktijdig in een heel land voor. - de productiecapaciteit is de maximaal mogelijke productie in een bepaalde periode. (de productiecapaciteit geeft aan hoeveel een bedrijf of een heel land maximaal kan produceren in een bepaalde periode) Werkelijke productie Bezettingsgraad = ----------------------- x 100 % Productiecapaciteit - Hoeveel alle bedrijven in een land samen produceren hangt echter af van de effectieve vraag. De effectieve vraag is de totale vraag naar alle goederen en diensten die een land produceert bij elkaar opgeteld. - Ten eerste betekent werkloosheid dat mensen een gebrek aan inkomen hebben. - Ten tweede is werken voor veel mensen een belangrijke invulling van hun leven als het gaat om sociale contacten en erkenning krijgen voor je capaciteiten. - conjunctuurwerkloosheid wordt veroorzaakt doordat er te weinig besteed wordt. Hierdoor daalt de effectieve vraag, waardoor steeds meer bedrijven in de problemen kwamen. Dit leidde weer tot nieuwe Pagina 7 van 9
werkloosheid en tot verdere daling van de effectieve vraag. - Maatregelen tegen kwalitatieve structuurwerkloosheid: Allerlei omscholingsprojecten voor mensen die langere tijd werkloos zijn. (hier is ook sprake van als er in Groningen een overvloed aan werknemers zijn en Amsterdam een tekort, enige oplossing is verhuizen) Arbeidsmobiliteit vergroten. - Maatregelen tegen kwantitatieve structuurwerkloosheid: een belangrijk element van dit arbeidsmarktbeleid is het verlagen van de loonkosten. Lagere loonkosten kunnen om verschillende redenen een positief effect op de werkgelegenheid hebben: o Lagere kosten kunnen leiden tot lagere prijzen. Hierdoor verbetert de concurrentiepositie met het buitenland, de afzet van de Nederlandse bedrijven neemt dan toe. o Vergroten de winstgevendheid van bedrijven (bedrijven gaan uitbreiden) o Minder aantrekkelijk om mensen te vervangen door machines o Minder aantrekkelijk om productie te verplaatsen naar het buitenland - Er is een verschil tussen de loonkosten en het nettoloon wat de werknemer ontvangt. De WIG. - De overheid kan de loonkosten beïnvloeden door belastingen en sociale premies te verlagen of door subsidies aan bedrijven te geven. Een andere manier is het verschuiven van belastingen op arbeid naar belasting op kapitaal. - Innovatie is het ontwikkelen van nieuwe producten en ontwikkelen en in gebruik nemen van nieuwe productieprocessen. - Tenslotte is arbeidstijdverkorting (ATV) een middel tegen kwantitatieve werkloosheid. Vooral de vakbonden benadrukken het belang van dit instrument. - maatregelen tegen seizoenswerkloosheid en frictiewerkloosheid: deze twee soorten werkloosheid zullen blijven bestaan, ze zijn niet te voorkomen. Bij seizoenswerkloosheid kunnen mensen werk zoeken naast het werk in 1 bepaald seizoen. Frictiewerkloosheid kan worden verminderd door een betere arbeidsbemiddeling zodat openstaande vacatures sneller vervuld worden. - de werkgelegenheid is gestegen, net als het aanbod van arbeid, er is krapte op de arbeidsmarkt maar niet op alle deelmarkten. - een deeltijdwerker werkt een vast aantal uren per week, maar minder uren dan een werknemer met een volledige baan. - de arbeidstijd is het aantal uren dat een werknemer met een volledige baan per week werkt. - Arbeidstijdverkorting: iedereen in een bepaalde bedrijfstak gaat minder werken. Hierdoor stijgt de werkgelegenheid gerekend in personen. Pagina 8 van 9
- De arbeidskosten per eenheid stijgen. De bedrijfstijdverlenging heeft een financieel voordeel: omdat de machines langer draaien dalen de machinekosten per product. - ATV dagen - Roostervrije dagen - Studieverlof - Door arbeidstijdverkorting kan de werkgelegenheid stijgen. - worden voor alle uren dat het personeel minder gaat werken nieuwe mensen aangetrokken, dan is er sprake van volledige herbezetting. - Flexibilisering; - de overheid schept door versoepeling van bepaalde regels mogelijkheden om de arbeidsmarkt te flexibiliseren. Dit komt in verschillende vormen voor; - Versoepelen ontslagrechten - Loslaten van vaste werktijden en vaste werkdagen - Het verschil tussen deeltijdwerk en flexibel werk is dat bij flexibel werk het aantal uren dat je per week werkt niet vastlegt. - flexibilisering leidt tot lagere arbeidskosten. - werknemers in vaste dienst zijn duur - het aanpassen van het personeelsbestand aan de productieomvang gaat gemakkelijker. - de flexibilisering op de arbeidsmarkt heeft onder andere als gevolg dat er een grote verscheidenheid is in arbeidsovereenkomsten. (de lengte van het arbeidscontract) - werknemers met een vast dienstverband - werknemers net een dienstverband voor een bepaalde tijd: dit zijn de arbeidsvoorwaarden met een bepaalde duur, bijv één jaar. - uitzendkrachten zijn werknemers die via een uitzendbureau werken: hoeveel dagen, weken of maanden de arbeidsovereenkomst duurt, ligt van tevoren vaak niet vast. - een uitzendbureau is een commerciële organisatie die bemiddelt in tijdelijk werk. Werkzoekenden kunnen zicht inschrijven bij een uitzendbureau. Bedrijven die tijdelijk arbeidskrachten zoeken melden dit bij het uitzendbureau. Pagina 9 van 9