Samenvatting door een scholier woorden 20 mei keer beoordeeld. Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1. De arbeidsmarkt op. Het aanbod van arbeid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenvatting door een scholier woorden 20 mei keer beoordeeld. Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1. De arbeidsmarkt op. Het aanbod van arbeid"

Transcriptie

1 Samenvatting door een scholier woorden 20 mei keer beoordeeld Vak Methode Economie Centraal examen Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1. De arbeidsmarkt op. Het aanbod van arbeid Het aanbod van arbeid bestaat uit alle mensen tussen de 15 en 65 die willen, kunnen en mogen werken. Een ander woord voor arbeid is de beroepsbevolking. Het aanbod van arbeid omvat de werknemers en de zelfstandigen. Je bent pas officieel werkloos als je staat ingeschreven bij een centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Het percentage wat tot de beroepsbevolking behoort noemt men het deelnemerspercentage of wel de participatiegraad. Het deelnemerspercentage bereken je: Deelnemerspercentage = Beroepsbevolking x 100% Beroepsgeschikte bevolking Demografische groei: De beroepsbevolking in Nederland groeit elk jaar. Een demografische factor is dat er steeds meer mensen in Nederland komen en dat het arbeidsaanbod groeit. Maatschappelijke opvattingen spelen ook een belangrijke rol bij de verandering van de beroepsbevolking. Een verklaring voor de groei is de grotere deelname van vrouwen in het arbeidsproces. Twee oorzaken hiervan zijn dat steeds meer jonge vrouwen gaan weken en steeds meer oudere vrouwen gaan opnieuw een baan zoeken; herintreders. Nu is het ook normaal dat vrouwen betaald werk verrichten. Aanzuigeffect: de arbeidsmarkt zuigt aanbod van arbeid. Als het goed gaat met de economie en er veel werk is zullen mensen die zichzelf vroeger kansloos achtten en niet tot de beroepsbevolking gerekend werden een poging wagen zich aanbieden op de arbeidsmarkt. Ontmoedigingseffect: Het aanbod van arbeid loopt terug. Mensen die zich in tijden van economische teruggang niet aanbieden terwijl ze eigenlijk wel zouden willen werken. Het feit dat ze een erg kleine kans hebben een baan te vinden zorgt ervoor dat ze zich niet inschrijven. Het arbeidsaanbod wordt beïnvloedt door de organisatie van het arbeidsproces. Door betere kinderopvang en betere mogelijkheden door deeltijdwerk, is de opvoeding van kinderen beter te combineren met betaald werk. Pagina 1 van 48

2 De vraag naar arbeid Werkgevers hebben arbeidskracht nodig: zij vragen werknemers. De totale vraag naar arbeid bestaat uit werknemers, zelfstandigen en de openstaande vacatures. De vraag naar arbeid wordt beïnvloed door de stand van de techniek. Enerzijds betekenen technische ontwikkelingen dat een deel van de arbeid die nodig is voor de productie wordt vervangen door machines. Anderzijds hebben de technische ontwikkelingen tot gevolg dat er nieuwe goederen en diensten worden geproduceerd en dat de vraag naar arbeid daardoor juist toeneemt. Ook de loonkosten zijn dan invloed op de vraag naar arbeid. De arbeidsmarkt Een banenmarkt is een voorbeeld van concrete arbeid : een plek waar vragers naar en aanbieders van een bepaald product elkaar ontmoeten. De arbeidsmarkt in Nederland is een voorbeeld van een abstracte markt : het geheel van vraag een aanbod zonder dat er een plaats is waar de vragers en aanbieders elkaar ook echt ontmoeten. Op de arbeidsmarkt komen vraag naar arbeid en aanbod van arbeid samen. Hierdoor wordt bepaald hoeveel mensen daadwerkelijk arbeid verrichten : werkgelegenheid : bestaat uit alle werknemers en zelfstandigen bij elkaar opgeteld. Een arbeidsjaar wordt een volledige baan genoemd. De meeste volledige banen zijn 38 uur per week. Het aantal werknemers en zelfstandigen in personen is groter dan dit aantal in arbeidsjaren, omdat veel mensen hun arbeidskracht in deeltijd aanbieden. Er zijn dan meerdere personen nodig om een volledige baan te vullen. Als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod dan spreken we van een krappe arbeidsmarkt. Het loon zal stijgen. Wanneer vraag kleiner is dan het aanbos spreken we van een ruime arbeidsmarkt. Het loon zal dan dalen. Er is geen sprake van 1 arbeidsmarkt, maar van verschillende deelmarkten; loodgieters, onderwijzers. Arbeidsmarkt in de praktijk Werkeloosheid wordt nog altijd gezien als een maatschappelijk probleem. Het kan uitmaken tot welke bevolkingsgroep je behoort. Vrouwen en allochtonen hebben nog altijd minder kans op succes op de arbeidsmarkt dan mannen. Volgens veel mensen is dit voor een deel te wijten aan discriminatie op de arbeidsmarkt. Hoofdstuk 2. Loondienst of zelfstandig. De ene baas is de andere niet Het merendeel van de mensen die werken zijn in loondienst bij een bedrijf of bij de overheid. Een vereniging is een rechtsvorm; een vereniging is een organisatievorm die de wet voorkomt. De wet Pagina 2 van 48

3 stelt bepaalde eisen aan elke verenging. Zo n eis is bijvoorbeeld dat een vereniging altijd een bestuur moet hebben. Bij het beginnen van een bedrijf moet je een bepaalde ondernemingsvorm kiezen: de rechtsvorm van een onderneming. De vier belangrijkste ondernemingsvormen zijn: eenmanszaak, vennootschap onder firma (VOF), besloten vennootschap (BV) en naamloze vennootschap (NV). De eenmanszaak - Vaak kleine bedrijven, hoeft niet. - 1 eigenaar. - Privé aansprakelijk voor eventuele schulden. - Mogen jou persoonlijke bezittingen verkopen. - Eenvoudige manier waarop je een bedrijf kunt beginnen. - Hele winst in voor jezelf. De vennootschap onder firma (VOF) - Meerdere eigenaren. - Werk beter verdelen. - Meer overleggen en meer ruzie krijgen. - De eigenaren zijn privé aansprakelijk voor de schulden. - Mogelijkheden om geld te lenen. De besloten vennootschap - Scheiding tussen de leiding en de personen die eigenaar zijn. - Rechtspersonen; juridisch zelfstandig. - Bedrijk afzonderlijk voor de rechter slepen. - Eigenaren niet met privé-vermogen aansprakelijk voor de schulden. - Eigenaren zijn aandeelhouders. - Als aandeelhouder ontvang je een deel van de winst: het dividend. - Aandelen op naam. - In handen van 1 of enkele directeuren-grootaandeelhouders (dga s). - Degene die het meeste geld heeft ingelegd, het grootste deel van de aandelen heeft, ontvangt het grootste deel van de winst. De naamloze vennootschap - Scheiding tussen de leiding en de personen die eigenaar zijn. - Rechtspersoon; juridisch zelfstandig. - Eigenaren niet met privé-vermogen aansprakelijk voor schulden. - Eigenaren zijn aandeelhouders. Deel van de winst. - Aandelen niet op naam en vrij verhandelbaar. - Grote bedrijven zoals Shell, ABN AMRO zijn NV s. - Aandeelhouders zijn de eigenaren. - De meesten bemoeien zich nauwelijks met het bedrijf. De arbeidsovereenkomst Werkgevers en werknemers moeten altijd een arbeidsovereenkomst opstellen. Pagina 3 van 48

4 Arbeidsovereenkomst is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer. In een arbeidsovereenkomst worden arbeidsvoorwaarden zwart op wit vastgelegd, zodat er later geen onduidelijkheid over kan ontstaan. In een individuele arbeidsovereenkomst worden het loon en de arbeidstijd vastgelegd. Voor het overige wordt verwezen naar de Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). In de CAO staan de rechten en plichten van de werkgevers en de werknemers zwart op wit. In de CAO worden zaken geregeld zoals vakantie, pensioen, overuren en de data van loonsverhoging. Sommige bedrijven hebben een eigen CAO. Een bedrijfstak omvat alle bedrijven die zich bezighouden met een zelfde soort productie. Een voorbeeld : alle bouwbedrijven. Werknemers en werkgevers onderhandelen over de CAO. Namens de werknemers onderhandelen de vakbonden. Vakbonden noemen we ook wel werkgeversbonden of vakverenigingen. Namens de werkgevers onderhandelen de werkgeversbonden of het bedrijf. Werknemers in een bedrijfstak kunnen lid worden van een vakbond. In Nederland zijn alle werkgevers georganiseerd. De organisatiegraad van de werknemers ligt laag (Percentage van werknemers die is aangesloten bij een erkende vakbond). In een individuele arbeidsovereenkomst en een Collectieve Arbeidsovereenkomst maken werkgevers en werknemers afspraken over arbeidsvoorwaarden. Primaire arbeidsvoorwaarden: loon en de normale arbeidstijd. Secundaire arbeidsvoorwaarden: vakantieregelingen, duur van de pauze, scholing, kinderopvang. Sommige secundaire arbeidsvoorwaarden zijn bij de CAO geregeld. Andere, zoals een auto van de zaak, worden meestal in de individuele arbeidsovereenkomst geregeld. Het centraal akkoord Rijksbegroting: overzicht van inkomsten en uitgaven van de overheid. Miljoenennota: soort samenvatting van de Rijksbegroting. Als de rijksbegroting bekend is, gaan de werknemers en werkgevers overleggen over de arbeidsvoorwaarden. Alle bonden hebben zich verenigd in vakcentrales en werkgeverscentrales. Werkgeverscentrale is bijvoorbeeld FNV. Ook heb je ABVA-KABO, CNV, MHP, VNO-NCW. De vertegenwoordigers van de centrales overleggen samen in de Stichting van de Arbeid. In plaats van werkgevers en werknemers gebruiken we vaak de term sociale partners. Het overleg van de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers noemen we ook wel centraal overleg. Centraal overleg wordt gevoerd door de centrale van werkgevers- en werknemersorganisaties over de hoofdlijnen van de arbeidsvoorwaarden. CAO Algemeen Verbindend Verklaren (AVV): de Cao geldt dan voor alle bedrijven in de bedrijfstak, dus ook voor bedrijven die geen lid zijn van de werkgeversbond. Pagina 4 van 48

5 Hoofdstuk 3. De strijd om de poen. Loon in de ogen van de werknemers Inflatie: Stijging van het algemeen prijspeil. Prijscompensatie: Een loonstijging die bedoeld is om het effect van inflatie teniet te doen. Prijscompensatie is een loonstijging die procentueel gelijk si aan inflatie. De stijging van de productie is de gemiddelde productie per werknemers per gewerkte tijdseenheid. Arbeidsverdeling is het verdelen van het productieproces in onderdelen. Een stijging van de arbeidsproductiviteit betekent dat een werknemer per uur meer produceert. De gemiddelde landelijke stijging van de arbeidsproductiviteit wordt als uitgangspunt genomen. In de quartaire sector (niet commerciële dienstverlening, onderwijs, zorgsector.) zijn mogelijkheden om de arbeidsproductiviteit te vergroten veel kleiner dan in de primaire sector (landbouw), de secundaire sector (industrie) en de tertiaire sector (commerciële dienstverlening). In de laatste sectoren kun je gemakkelijk automatiseren en mechaniseren. De prijscompensatie houdt de koopkracht op peil. Incidentele loonstijgingen zijn bijvoorbeeld loonstijgingen door promotie. Prijscompensatie en initiële loonstijging worden afgesproken in de CAO. Incidentele loonstijging is niet voor iedereen gelijk Mechanisering en automatisering hebben tot gevolg dat de arbeidsproductiviteit stijgt Arbeidsverdeling en specialisatie hebben tot gevolg dat de arbeidsproductiviteit stijgt Scholing heeft tot gevolg dat de arbeidsproductiviteit stijgt. Loon in de ogen van de werkgevers Een stijging van de loonkosten kan verschillende reacties uitlokken van bedrijven. - Prijzen verhogen. - Minder ruimte voor deze bedrijven om uit te breiden. - Productie verplaatsen naar de lagelonenlanden. - Mensen vervangen door machines. De concurrentie positie van het Nederlandse bedrijfsleven ten opzicht te van het buitenland verslechterd. Loon: Kosten of koopkracht? Een van de eisen die vakbonden stellen is een verhoging van het loon. Daarnaast strijden ze ook voor voldoende werkgelegenheid. Aan het loon zitten twee kanten: 1. Het loon is een kostenpost voor bedrijven. Hogere loonkosten per product kunnen ertoe leiden dat de werkgelegenheid bij bedrijven daalt. - Bedrijven gaan arbeid vervangen door kapitaalgoederen. - Hogere loonkosten kunnen ertoe leiden dat bedrijven hun productie naar het buitenland verplaatsen. - Hogere loonkosten kunnen tot een prijsstijging leiden. Pagina 5 van 48

6 2. Het loon is ook een koopkrachtbron. Hogere lonen kunnen ertoe leiden dat de koopkracht van de werknemers stijgt. Als werknemers meer gaan kopen, stijgt de afzet van de bedrijven. Bedrijven gaan meer produceren, waardoor de werkgelegenheid stijgt. Hoofdstuk 4. Wie doet het werk? Werkgelegenheid in Nederland Primaire sector Secundaire sector Tertiaire sector Quartaire sector Landbouw, jacht, bosbouw, visserij. Nijverheid (industrie, bouwnijverheid e.d.). Commerciële dienstverlening. Overige dienstverlening. Verschuivingen in de werkgelegenheid Productie = Werkgelegenheid x arbeidsproductiviteit. Werkgelegenheid = Productie Arbeidsproductiviteit Arbeidsproductiviteit = Productie Werkgelegenheid Momenteel is in Nederland zo n 3% van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw. Door de sterk stijgende arbeidsproductiviteit zijn er steeds minder mensen nodig voor dezelfde hoeveelheid voedsel. Door een stijging in de arbeidsproductiviteit kan dus de welvaart stijgen: met evenveel mensen kun je meer produceren. Mens en machine Investeren is het kopen van kapitaalgoederen (machines, gebouwen, transportmiddelen) door bedrijven. Kapitaalgoederen noemen we ook wel kapitaal. Als een gezin goederen of diensten koopt noemen we dit consumeren. Door een analyse van de kosten van verschillende productiemethoden, kan een bedrijf nagaan welke productiemethode de minste kosten en dus de meeste winst oplevert. Wordt bij de productie meer arbeid ten opzichte van machines ingeschakeld, dan wordt de productie arbeidsintensiever. Worden de werknemers vervangen door machines, dan wordt de productie kapitaalintensiever. Arbeidsproductiviteit is gestegen: er zijn minder werknemers nodig voor dezelfde productie. Diepte-investering: een arbeidsbesparende investering die tot gevolg heeft dat de arbeidsproductiviteit stijgt. Vb. is de aanschaf van een volautomatisch assemblagesysteem voor auto-onderdelen. Breedte-investering is wanneer een bedrijf kapitaalgoederen koopt die gelijk zijn aan de kapitaalgoederen die het al had. De arbeidsproductiviteit blijft gelijk. Vervangen van oude machines of uitbreiding van het machinepark. Pagina 6 van 48

7 Bij een breedte-investering blijft de verhouding tussen machines en arbeiders gelijk dus het blijft net zo kapitaalintensief en arbeidsintensief als het was. Hogere lonen kunnen leiden tot vervanging van arbeid door machines en daarmee tot werkeloosheid. Hier of daar Er zijn twee manieren waarop productie naar het buitenland verplaatste kan worden: 1. Sluiten van een vestiging in Nederland en gelijktijdig openen van een vergelijkbare vestiging in bijvoorbeeld Indonesië. 2. Bedrijven in Nederland worden weggeconcurreerd door bedrijven uit lagelonenlanden. Het verplaatsen van productie naar het buitenland hangt samen met de concurrentiepositie van een land ten opzichte van het buitenland. Concurrentiepositie: Het vermogen om beter en/ of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. Het belangrijkste wapen in de concurrentiestrijd is de prijs. Minder belangrijke factoren zijn kwaliteit en infrastructuur. Hoge lonen, meer bestedingen De hoeveelheid goederen die bedrijven in een land verkopen, hangt af van de totale vraag naar goederen en diensten in een land. Als arbeiders een loonstijging krijgen kunne we meer kopen. Hierdoor stijgt de totale vraag naar de goederen en diensten in een land: de consumptie stijgt. Hoofdstuk 5. Werkeloosheid Werkloosheid gemeten Als je werkeloosheid wilt meten moet je precies afspreken wie je wel en niet meetelt. Werkeloosheid (definitie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid): Werkloos zijn mensen van 16 tot en met 64 jaar, die niet of minder dan 12 uur per week werken, en die werk zoeken voor minstens 12 uur per week, en die staan ingeschreven bij een Centrum voor Werk en Inkomen, en die binnen twee weken aan de slag kunnen als er een geschikte baan voor ze is. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert ook de cijfers over de werkloze beroepsbevolking. Zij hebben als definitie: - Personen van 15 tot en met 64 jaar, die verklaren tenminste 12 uur per week te willen werken, en die daarvoor beschikbaar zijn, en die activiteiten ontplooien om werk voor tenminste 12 uur per week te vinden. Er zijn ook mensen die wel zouden willen werken, maar niet staan ingeschreven bij een CWI, dat zijn de verborgen werklozen. Je hebt ook verborgen werkgelegenheid, zoals zwart werken of vrijwilligerswerk. Oorzaken van werkloosheid Pagina 7 van 48

8 Frictiewerkeloosheid: Werkloosheid die ontstaan omdat het tijd kost voor een werknemer om een baan te vinden. Seizoenswerkeloosheid: Dit ontstaat omdat bepaalde bedrijven vooral in bepaalde seizoenen produceren. Kwalitatieve structuurloosheid: is dat er andere soorten arbeid gevraagd worden dan er aangeboden worden. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt sluiten niet op elkaar aan. Kwantitatieve structuurloosheid: Er zijn te weinig kapitaalgoederen ten opzichte van de aangeboden hoeveelheid arbeid. Het tekort aan machines betekent dat de productiefactor arbeid niet volledig benut kan worden, terwijl tegelijkertijd de productiefactor kapitaal al volledig benut is. Oorzaken: - Er verdwijnen arbeidsplaatsen omdat werknemers worden vervangen door machines. - Er verdwijnen arbeidsplaatsen door reorganisaties in bedrijven die efficiënter willen werken. - Er verdwijnen arbeidsplaatsen omdat bedrijven hun productiecapaciteit verplaatsen naar het buitenland. - Er verdwijnen arbeidsplaatsen omdat de winsten van bedrijven zijn ingezakt. - Er verdwijnen arbeidsplaatsen omdat het product niet meer verkocht wordt. - Er verdwijnen arbeidsplaatsen omdat sommige producten te duur zijn, bijv, je schoenen laten poetsen op straat, kledingreparaties. Conjunctuurwerkloosheid: De productiecapaciteit is de maximaal mogelijke productie in een bepaalde periode. Het geeft aan hoeveel een bedrijf of een heel lang maximaal kan produceren in een bepaalde periode. De bezettingsgraad bereken je als volgt: Bezettingsgraad = Werkelijke productie Productiecapaciteit x 100% Wanneer de bestedingen laag zijn in relatie tot de productiecapaciteit wordt er weinig geproduceerd en worden er menden ontslagen: conjuncturele werkeloosheid. Economisch gezegd: conjuncturele werkloosheid wordt veroorzaakt doordat de effectieve vraag kleiner is dan de productiecapaciteit. Het bestrijden van werkloosheid Ten eerste betekent werkloosheid dat mensen een gebrek aan inkomen hebben. Dit leidt in de meeste gevallen tot financiële afhankelijkheid van een uitkeringsinstantie of van een partner. Ten tweede is werken voor veel mensen een belangrijke invulling van hun leven als het gaat om sociale contacten en erkenning krijgen voor je capaciteiten. De overheid heeft als doel de werkloosheid tot een minimum te beperken. Maatregelen tegen conjunctuurwerkloosheid: - Conjunctuurwerkloosheid wordt veroorzaakt doordat er te weinig wordt besteed. - Het verschijnsel conjunctuurwerkloosheid is gesignaleerd door J.M. Keynes. - Hij zag hoe een stijgende werkloosheid ertoe leidde dat mensen minder geld te besteden hadden. Hierdoor daalde de effectieve vraag, waardoor steeds meer bedrijven in de problemen kwamen. Dit leidde weer tot werkloosheid en tot verdere daling van de effectieve vraag. - Keynes was van mening dat de overheid dit proces moest stoppen. Pagina 8 van 48

9 - Allereerst meer gaan besteden: aanleg van wegen, bouwen van scholen. Hierdoor stijgt de afzet van productie en de werkgelegenheid stijgt dan. - Als tweede het verlagen van de belastingen of het verstrekken van subsidies. Als belastingen omlaag gaan houden mensen meer geld over. Kunnen dan meer besteden, dan stijgt de effectieve vraag, waardoor de productie en de werkgelegenheid stijgt. - Als bedrijven meer investeren, stijgt ook weer de effectieve vraag, de productie en de werkgelegenheid. Maatregelen tegen kwalitatieve structuurloosheid: - De Centra voor Werk en Inkomen hebben tegenwoordig allerlei omscholingsprojecten voor mensen die langere tijd werkloos zijn. - Met verhuissubsidies en reiskostenvergoedingen proberen om werklozen uit de ene regio aan een baan te helen in een ander regio, waar wel werk is. - Andere maatregel is het verstrekken van subsidies aan bedrijven die langdurig werklozen in dienst nemen. - Het kan bestreden worden door de arbeidsmobiliteit te vergroten: als het aan bod van arbeid zich aanpast aan de veranderingen in de vraag naar arbeid. - Er is arbeidsmobiliteit tussen verschillende beroepen als mensen bereid zijn om zich te scholen. - Een ander voorbeeld is als mensen bereid zijn een baan te nemen op lager niveau. - Er is ook regionale arbeidsmobiliteit bereid om te reizen of te verhuizen voor een baan. Deze kan vergroot worden door reiskosten of verhuiskosten te vergoeden. - Daarnaast is er ook nog arbeidsmobiliteit tussen werken en niet werken. Deze wordt groter als meer nietwerkenden op zoek gaan naar een baan. Maatregelen tegen kwantitatieve structuurloosheid: - Belangrijkste element is het verlagen van de loonkosten. Lagere loonkosten kunnen om verschillende redenen een positief effect hebben op de werkgelegenheid: - Lagere loonkosten kunnen leiden tot lagere prijzen. - Lagere loonkosten vergroten de winstgevendheid van bedrijven. - Lagere loonkosten maken het minder aantrekkelijk mensen te vervangen door machines. - Lagere loonkosten maken het minder aantrekkelijk om productie te verplaatsen naar het buitenland. - Verschillende manieren om de loonkosten te beperken. Een mogelijkheid is het verlagen van het brutoloon. Zullen werknemers weinig voor voelen. - Wat wel kan is gelijktijdige verlaging van de belastingen. Ondanks een verlaging van het brutoloon netto minstens evenveel overhouden. - Het verschil tussen loonkosten en de nettoloon, noemen we de wig. - De overheid kan het loon beïnvloeden door belastingen en sociale premies te verlagen of door subsidies aan bedrijven te geven. - Overheid kan de structurele werkloosheid terugdringen door innovatie te bevorderen. - Innovatie is het ontwikkelen van nieuwe producten en ontwikkelen en in gebruik nemen van nieuwe productieprocessen. - Ontwikkelen van nieuwe producten betekent voor Nederland een betere positie op de wereldmarkt. Maatregelen tegen seizoenswerkloosheid en frictiewerkloosheid: - Het zijn bijna natuurlijke verschijnselen. - Seizoenswerkloosheid probeert men op te lossen door in andere seizoenen ander soort werk te vinden, Pagina 9 van 48

10 zoals bv. in de winter in het stadion werken en in de zomer bij een popconcert. - Frictiewerkloosheid kan verminderd worden door betere arbeidsbemiddeling zodat openstaande vacatures sneller vervuld worden. Deeltijd, ATV en flexibilisering De werkgelegenheid is gestegen, net als het aanbod van arbeid. Bepaalde groepen, met name laagopgeleiden, hebben een grotere kans om werkloos te worden. Deeltijd: - De overheid probeert deeltijd te stimuleren. - Een deeltijdwerker werkt een vast aantal uren per week, maar minder uren dan een werknemer met een volledige baan. - Meer mensen in deeltijd is meer personen in een volledige baan. Arbeidstijdverkorting (ATV): - De arbeidstijd is het aantal uren per week dat een werknemer met een volledige baan per week werkt. - Personeel flexibeler werken: niet meer maandag tot en met vrijdag acht uur per dag, maar vier dagen per week negen uur per dag. - Als je niet werkt heb je veel vrije tijd, maar een laag of geen inkomen. - We spreken van een ATV als iedereen in een bedrijf of bedrijfstak minder gaat werken. Hierdoor stijgt de arbeidsgelegenheid gerekend in personen. Vormen van arbeidsverkorting: - ATV-dagen: Een maal in de vier weken recht op een vrije dag. - Roostervrije dagen: Sommige bedrijven op bepaalde dagen helemaal dicht. De arbeidstijd per jaar wordt hierdoor verkocht. - Studieverlof: Er zijn plannen om elke werknemer een jaar in zijn leven recht te geven op studieverlof. Door arbeidsverkorting kan de werkgelegenheid stijgen. Als de arbeidstijd wordt verkor, daalt de arbeidsproductiviteit per jaar: meer werknemers nodig om dezelfde productie te bereiken. Toch stijgt de werkgelegenheid in persoenen niet altijd door arbeidsverkorting. Worden er geen nieuwe werknemers aangetrokken, dan moeten de oude werknemers hetzelfde werk doen in minder uren. Flexibilisering: - Overheid schept door versoepeling van bepaalde regels moeilijkheden om de arbeidsmarkt te flexibiliseren. - Door werknemers flexibel in te kunnen zetten dalen de arbeidskosten en kan de werkgelegenheid toenemen. - Flexibilisering komt voor in verschillende vormen: Versoepelen van ontslagrecht, loslaten van vaste werktijden en vast werkdagen. - Verschil tussen deeltijd en flexibel werk is dat bij flexibel werk het aantal uren dat je per week wekt niet vastligt, bv. een oproepkracht. - Er zijn verschillende redenen waarom flexibilisering tot lagere arbeidskosten leidt: - Werknemers in vast dienst zijn duur. Pagina 10 van 48

11 - Het aanpassen van het personeelsbestand aan de productieomvang gaat gemakkelijker. - Flexibilisering heeft als gevolg dat er grote verscheidenheid is in arbeidsovereenkomsten. Niet alleen het aantal uren loopt uiteen, maar er zijn ook arbeidsovereenkomsten waarin arbeidsduur flexibel is. - Arbeidsovereenkomsten kunnen we ook verdelen naar de lengte van het arbeidscontract: - Werknemers met een vast dienstverband: vaste banen. - Werknemers met een dienstverband voor een bepaalde tijd: arbeidscontracten met een bepaalde duur. - Uitzendkrachten zijn werknemers die via een uitzendbureau werken. - Uitzendbureaus zijn commerciële organisaties. - Het uitzendbureau betaald de werknemer. - CWI s bemiddelen bij het vinden van werk. - Daarnaast bieden zij werkzoekenden de mogelijkheid een opleiding of cursus te volgen waardoor hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Inkomen Hoofdstuk 1, De vorming van inkomen 1.1 De vorming van primair inkomen Een inkomen in natura is een inkomen dat niet uit geld bestaat, maar uit goederen. In vroegere tijden waren de mensen voor een groot deel zelfvoorzienend, dus werd er niet veel geruild. In de loop der tijd ontstond er arbeidsverdeling men ging zich specialiseren in een bepaald product, in het werk waar ze goed in waren. Op deze manier kon er meer geproduceerd worden in dezelfde tijd de arbeidsproductiviteit steeg. Zo ontstond er ook ruil van goederen tegen goederen; directe ruil of ruil in natura. - Indirect ruil : Handel drijven met behulp van een algemeen aanvaard ruilmiddel. Vroeger was bijna iedereen werkzaam in de landbouw, terwijl nu de meerderheid in de industrie- en dienstsector werkt. Dit komt door de stijging van de arbeidsproductiviteit in de landbouw als gevolg van mechanisering. - Primair inkomen : Het inkomen dat je verdient door mee te helpen met produceren. Er zijn verschillende vormen van primair inkomen: - Loon, salaris: Loon in ruil voor het leveren van arbeid; - Rente: Rente is een beloning voor het ter beschikking stellen van kapitaal; - Huur: Huur is een vorm van primair inkomen als vergoeding voor kapitaal; - Pacht: Pacht ontvang je wanneer je een stuk natuur ter beschikking stelt van producenten; - Winst: Winst is de beloning voor ondernemersactiviteit alles wat te maken heeft net het opzetten en runnen van een bedrijf. Primair inkomen wordt verdiend door arbeid, kapitaal, natuur of ondernemingsactiviteit ter beschikking te stellen aan het productieproces. Arbeid, kapitaal, natuur en ondernemingsactiviteit noemen we de Pagina 11 van 48

12 productiefactoren. Over het primaire inkomen moet nog belasting en sociale premies worden betaald. Het inkomen dat je overhoudt noemen we het netto-inkomen. Van de belastingen en premies worden onder andere sociale uitkeringen betaald. Deze uitkeringen, zoals AOW, WAO, WW en Bijstand worden ook wel overdrachtsinkomens genoemd. Er is economisch gezien een belangrijk verschil tussen primaire inkomens en overdrachtsinkomens: - Looninkomen, winst en inkomen uit vermogen zijn inkomens die verdiend worden door bij te dragen aan de productie. - Overdrachtsinkomens ontvang je daarentegen zonder een bijdrage te leveren aan productie. Je ontvangst het zonder dat er een tegenprestatie tegenover staat in de vorm van het verrichten van arbeid of het ter beschikking stellen van kapitaal. In de meeste gevallen is overdrachtsinkomen bedoeld om een tekort aan primair inkomen te compenseren. 1.2 De toegevoegde waarde De omzet is het geldbedrag dat binnenkomt uit de verkoop. Het is de optelsom van de toegevoegde waarde en de waarde van de ingekochte grond- en hulpstoffen. Een molenaar zal bijvoorbeeld eerst de boer en het energiebedrijf moeten betalen. Wat er dan nog overblijft is de toegevoegde waarde van zijn onderneming. Daarvan krijgen de werknemers een deel in de vorm van loon; de verschaffers van kapitaal krijgen rente en huur; en verschaffers van grond waarop de fabriek gevestigd is ontvangen pacht. Wat er dan uiteindelijk nog overblijft in voor de molenaar. Dat is zijn winst. Het bedrijf is op die manier een bron van inkomen voor de verschaffers van de productiefactoren. De toegevoegde waarde of productiewaarde gaat in zijn geheel op aan beloningen aan degenen die productiefactoren hebben geleverd. Het toevoegen van waarde leidt dus niet alleen tot het ontstaan van productiewaarde maar tegelijkertijd ook tot het ontstaan van inkomens. De waarde van de productie is dus per definitie gelijk aan de inkomens die ontstaan in een bedrijf. Ook de overheid produceert. Productie kan namelijk ook gezien worden als inkomen. De overheid betaalt haar ambtenaren voor hun diensten: de ambtenarensalarissen. En het bedrag dat de overheid betaalt aan ambtenarensalarissen beschouwen we als de toegevoegde waarde en dus productiewaarde van de overheid. 1.3 Administratie moet! Belangrijke gegevens om de productiewaarde vast te stellen vinden we in de boekhouding of administratie van een bedrijf. Bedrijven administreren allerlei gegevens om hun bedrijf efficiënt te kunnen voeren. Het verzorgen van financiële administratie is ook wettelijk verplicht. Pagina 12 van 48

13 De belangrijkste onderdelen van een administratie zijn de balans en de resultatenrekening. De balans is een momentopname van de bezittingen van een bedrijf en de vermogensbronnen waarmede de bezittingen zijn betaald. De bezittingen of activa staan links op de balans. Het vermogen of de passiva staan rechts op de balans. Rechts geeft aan hoe de bezittingen zijn betaald. De rechterzijde geeft dus aan hoe men aan middelen komt en de linkerzijde waarin die middelen zijn geïnvesteerd. Een balans is dus altijd in evenwicht. Er zijn verschillende soorten bezittingen: - Vaste kapitaalgoederen of vaste activa : De grond, de gebouwen en de machines. Het kenmerk van vaste kapitaalgoederen is dat ze meerdere productieprocessen kunnen worden gebruikt. - Vlottende kapitaalgoederen of vlottende activa : Gaan slechts in een productieproces mee. - Liquide middelen of liquide activa : Geld in de kas of op de lopende rekening bij een bank. Betaalmiddelen die direct kunnen worden gebruikt om iets te kopen. Er zijn ook verschillende vermogens: - Eigen vermogen : Vermogen dat door de eigenaar of eigenaren in het bedrijf is gestoken en waarover het bedrijf blijvend kan beschikken. - Vreemd vermogen : Schulden. Over dit vermogen kan een bedrijf tijdelijk beschikken; het moet na kortere of langere tijd worden terugbetaald. - Lang vreemd vermogen : Leningen die pas na jaren hoeven worden afgelost. - Kort vreemd vermogen : Als het geleende geld binnen een jaar moet worden terugbetaald. Het saldo is het verschil tussen de opbrengsten en de kosten. Zijn de opbrengsten groter dan de kosten dan is het saldo positief en is er winst gemaakt. Om de totaaltellingen gelijk te maken zetten we een winstsaldo aan de kostenkant. Productie van een bedrijfsleven: - Alle bedrijven waarin de opeenvolgende productiestadia worden doorlopen, van oerproducent tot en met degene die het kant-en-klare eindproduct verkoopt, vormen samen de bedrijfskolom. - De totale productie van een bedrijfskolom kun je vinden door de productiewaarde van afzonderlijke bedrijven bij elkaar op te tellen. - Door de toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land en die van de overheid bij elkaar op te tellen krijg je de productie van een heel land. Dit noemen we het nationaal product. De primaire inkomens van alle gezinnen in een land in een jaar bij elkaar opgeteld noemen we het nationaal inkomen. Nationaal product = alle inkomenscategorieën (loon, winst, huur, pacht en rente) bij elkaar op te tellen. Als de waarde van de productie gelijk is aan de waarde van het inkomen is het nationaal product ook Pagina 13 van 48

14 gelijk aan het nationaal inkomen. In officiële statistieken en in de krant kom je vaak de termen bruto nationaal product (BNP) of bruto binnenlands product (BBP) tegen. Hoofdstuk 2, Inkomen en inflatie 2.1 Nominaal en reëel inkomen Het gaat erom dat we goederen en diensten kunnen kopen met het geld inkomen. Toen er al geldinkomen in natura was, betekende een stijging van het inkomen dat mensen meer konden consumeren. Het inkomen bestond uit goederen meer inkomen meer goederen. - Tegenwoordig kan het zijn dat het geldinkomen stijgt, zonder dat je meer kunt kopen prijsstijgingen. - Het inkomen gemeten in geld is het nominaal inkomen. - Het inkomen gemeten in goederen is het reëel inkomen. Als je nog steeds evenveel dingen kan kopen en de koopdracht van je inkomen dus gelijk is gebleven is je nominaal inkomen gestegen, maar je reëel inkomen is gelijk gebleven. Om de verandering van het reële inkomen te berekenen, maken we gebruik van indexcijfers. In 200 ontvang je 40,- zakgeld per maand. Je geeft dit geld uitsluitend uit aan drankjes in de disco. De drankjesprijs is 2,50. In 2001 stijgt de prijs van drankjes naar 3,-. Het zakgeld stijgt naar 45,-. Ook in 2001 geef je je hele inkomen uit aan drankjes. Het jaar 2000 is het basisjaar. Alle indexcijfers in het basisjaar zijn 100. Het indexcijfer van het nominale inkomen is dus 100 en ook het indexcijfer van de prijzen is 100. Het indexcijfers van het nominale inkomen in 2001 is: x 100 = 112,5 Het indexcijfer van de prijzen in 2001 is 3 2,50 x 100 = 120 In dit geval is het nominale inkomen in verhouding minder gestegen dan het algemeen prijspijl. Het indexcijfer van het reële inkomen kunnen we ook bereken met de volgende formule: - RIC (indexcijfer reëel inkomen) = NIC (indexcijfer nominaal inkomen) PIC (prijsindexcijfer) x Pagina 14 van 48

15 of: - Indexcijfers reëel = indexcijfer geldbedrag indexcijfer prijzen x 100 Als we de koopkrachtveranderingen willen bereken, moeten we met de prijsontwikkeling van alle producten rekening houden. Om de stijging van het algemeen prijspijl te kunnen bepalen, wordt door het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) de Consumentenprijsindex (de CPI) berekend. De CPI geeft namelijk aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen en is daarmee een maatstaf voor de inflatie. 2.2 De consumentenprijsindex (CPI) Het CBS is de gegevensverzamelaar van Nederland. Naast het publiceren van veel statisch materiaal houdt het CBS bij hoe de prijzen van allerlei producten zich ontwikkelen. Daarnaast houdt het CBS bij waaraan mensen hun geld uitgeven. - Zo n onderzoek naar het bestedingsbedrag van gezinnen heet een budgetonderzoek. Het CBS verzamelt door middel van een budgetonderzoek gegevens over het uitgavenpatroon van gezinnen. Een aantal gezinnen houdt precies bij hoeveel held ze waaraan uitgeven. Op grond hiervan berekent het CBS wel deel een gemiddeld gezin van elke 1.000,- uitgeeft aan de verschillende producten. Op deze manier komen de wegingsfactoren tot stand. De wegingsfactoren geven aan welk deel van het inkomen aan een bepaalde productgroep wordt uitgegeven. Hoe groter het deel van het inkomen dat aan een bepaalde productgroep wordt uitgegeven, hoe hoger de wegingsfactor. De wegingsfactoren geven dus aan hoe zwaar een prijsverandering van een bepaalde productgroep meetelt bij het berekenen van de CPI. Voor de berekening van het CPI houdt het CBS bij hoe de prijzen zich ontwikkelen. Dit doet het CBS door prijsindexcijfers van allerlei producten met behulp van prijspeilingen vast et stellen. Met behulp van de prijsindexcijfers en de wegingsfactoren van alle hoofdgroepen wordt het CPI berekent. Omdat rekening wordt gehouden met wegingsfactoren noemen we dit een gewogen prijsindexcijfers. - Gewogen indexcijfer = (wegingsfactor x indexcijfer) wegingsfactoren ( betekent som van ) De consumentenprijsindex speelt een belangrijke rol in de CAO-onderhandelingen. Als de prijzen stijgen, daalt de koopkracht van je inkomen. Zouden de nominale lonen dan gelijk blijven, dan zou het reële loon dalen Werknemers eisen daarom meestal minstens prijscompensatie: een loonsverhoging die voldoende is om de stijging van de prijzen op te vangen, zodat de werknemers er in koopkracht niet op achteruit gaan. Pagina 15 van 48

16 2.3 Inflatie: oorzaken en gevolgen - De hoeveelheid goederen die een land in een jaar maximaal kan maken noemen we de participatiegraad. - Wanneer de bestedingen zo hoog zijn dat de producten de vraag niet of nauwelijks meer kunnen bijhouden, is de productiecapaciteit bijna of helemaal bezet. We spreken dan van overbesteding. In zo n situatie van overbesteding waarin de productiecapaciteit niet groot genoeg is om aan de vraag te voldoen, zullen de prijzen stijgen. - Deze inflatie heet bestedingsinflatie. De oorzaak ligt immers bij de te hoge bestedingen. Een ander kenmerk van overbesteding is overspannen arbeidsmarkt: er is een tekort aan personeel en daardoor hebben de lonen de neiging te stijgen De grote vraag naar arbeid komt natuurlijk door de grote vraag naar producten. Er kan ook sprake zijn van onderbesteding: de bestedingen zijn dan zo laag dat de productiecapaciteit bij lange na niet bezet is. De lage bestedingen zorgen voor een lage productie en daardoor voor weinig vraag naar arbeid en dus voor werkloosheid. Waar er bij overbesteding bestedingsinflatie ontstaat, daalt bij onderbesteding de inflatie of is er zelfs deflatie: een daling van het algemeen prijspijl. Er zijn nog andere oorzaken waardoor de prijzen stijgen: - Lonen of de grondstofkosten stijgen, producten worden duurder kostprijs van de producten stijgt. - Producenten kunnen deze hogere productiekosten doorberekenen in de prijzen kosteninflatie. - Wanneer hogere lonen de oorzaak zijn van de inflatie spreken we van loonkosteninflatie. - Wanneer inflatie veroorzaakt wordt door de hogere prijzen van geïmponeerde producten spreken we van geïmponeerde kosteninflatie. - Ook de overheid kan een veroorzaker van inflatie zijn, bijvoorbeeld door hogere huren van woningen toe te staan, of de BTW-tarieven of de accijns op sigaretten te verhogen. Hoge inflatie wordt als ongewenst gezien. Aan inflatie zitten een aantal nadelen: - Inflatie betekent dat geld reëel minder waard wordt: met dezelfde hoeveelheid geld kun je minder kopen dan eerst. Dit heet geldontwaarding. - Inflatie beïnvloedt het leen- en spaargedrag. Lenen van geld wordt gestimuleerd, paren wordt afgeremd. Hert sparen wordt ontmoedigd door inflatie. Om spaarders te blijven lokken en het lenen niet al te aantrekkelijk te maken verhogen banken bij inflatie de rente. Inflatie duwt de rente omhoog. Hierdoor blijft de reële rente gelijk. - Wanneer de Nederlandse inflatie hoger is dan in het buitenland, verslechterd de internationale concurrentiepositie van het Nederlands bedrijfsleven. Hierdoor kan de export en dus de productie dalen. Dat betekent ook een daling van de wekgelegenheid. - Bij hyperinflatie neemt het vertrouwen in het geld af. Wanneer je kilo s bankbiljetten nodig hebt om brood te kopen en dat aantal neemt dagelijks toe dan gaan mensen in natura ruilen. Soms zie je ook dat men in een ander muntsoort gaat handelen. Pagina 16 van 48

17 Als de prijzen dalen spreken we van deflatie. Hoewel het op het eerste gezicht een prettig verschijnsel is, kan het voor de economie als geheel zeer nadelige gevolgen hebben. Omdat consumenten verachten dat de prijzen zullen dalen, stellen zij hun aankopen uit. De bestedingen zakken in. Daardoor daalt de productie en moeten bedrijven mensen ontslaan. 2.4 Geld en banken Je hebt alleen iets aan geld als er een productie tegenover staat. De nominale waarde van het geld, de waarde die op de munt of het briefje staat, zegt niet zoveel. Belangrijker is die reële waarde van het geld: dat wat je ervoor kunt kopen. Geld heeft meerdere functies: - Ruilmiddel; - Spaarmiddel; - Rekeneenheid; geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten uit te drukken. - Je kan er overal mee betalen; geld is een algemeen ruilmiddel. Vroeger werden goederen en zelf dieren als geld gebruikt. Later ging men edelmetalen, goud en zilver, als geld gebruiken. Later kwamen er bankbiljetten in omloop. - Munten en bankbiljetten zijn chartaal geld, hun kenmerk is stoffelijk. - Direct opvraagbare tegoeden die op een rekening bij de bank staan waarmee je kun betalen is giraal geld, hun kenmerk is onstoffelijk, want je kunt het niet vastpakken. Tegenwoordig wordt het overgrote deel van de betalingen giraal verricht. Tegoeden op spaarrekeningen rekenen economen niet tot de geldhoeveelheid. Met geld op een spaarrekeningen kun je immers niet direct betalen. Je zult het eerst van de spaarrekeningen op moeten nemen. Spaargeld moet dus eerst omgezet worden in chartaal of in giraal geld voor je ermee kunt betalen. Banken beheren betaalrekeningen en spaarrekeningen van hun klanten. Baken verzorgen het girale betalingsverkeer. Bij een bank je ook terecht als je geld wilt lenen: banken verstrekken krediet (lenen geld uit). Naast banken zijn er ook andere financiële instellingen die vermogen beheren: pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en beleggingspremies. Dit zijn institutionele beleggers. - Pensioenfondsen beheren het geld dat mensen hebben vastgezet voor na hun 65e. - Verzekeringsmaatschappijen ontvangen premies van mensen die een verzekering hebben afgesloten. - Beleggingsinstellingen zijn financiële instellingen die het geld voor hun klanten in aandelen of obligaties beleggen. Banken zijn in verschillende groepen in te delen: - Algemene banken; bij deze banken kun je pinnen, sparen, rekening hebben, hypothecaire lening afsluiten etc. Hiernaast zijn algemeen banken thuis in activiteiten die oorspronkelijk niet bij banken hoorden, zoals het afsluiten van verzekeringen en het boeken van vakantiereizen. ABN-AMRO, RABO en Pagina 17 van 48

18 ING. Maar ook de SNS en de VSB. - Kunnen giraal geld scheppen. Banken die geld kunnen scheppen heten primaire banken. Banken die geen geld kunnen scheppen zijn secundaire banken. - Primaire banken: Geld uitlenen dat door anderen is gespaard. Een bank is dan een doorgeef luik. Er blijft bij deze transactie evenveel geld in omloop. Andere manier is lenen. Banken kunnen zo vanuit het niets geld scheppen. - Hypotheekbanken; verstrekken hypothecaire leningen. Degene die geld leent, geeft een recht van hypotheek op een onderpand. Als de geldlener zijn niet kan aflossen kan de bank beslag leggen op het onderpand en het verkopen. De Nederlandse Bank (DNB) is de centrale bank van Nederland. Zij staat boven alle andere banken in Nederland. De Europese Centrale Bank (ECB) is de centrale bank van Eurolans. DNB is in sommige opzichten zelfstandig. Zij controleert algemene banken zodat de klanten vertrouwen blijven houden. Een belangrijk deel van de ECB is inflatiebeheersing. Zij streeft naar de inflatie van maximaal 2%. Zij bestrijd de inflatie met behulp van het rente-instrument. Door de rente te verhogen zullen mensen eerder gaan sparen en minder gaan lenen. De kredietverlening en de geldgroei blijven beperkt. Hierdoor zullen de bestedingen afnemen en dat remt de bestedingsinflatie. Het rentebeleid voert de ECB voor heel Euroland. De afzonderlijke centrale banken, waaronder DNB, kunnen geen zelfstandig rentebeleid voeren. Hoofdstuk 3, Het nationaal inkomen 3.2 Welvaart en meetproblemen Welvaart is in de economie een centraal begrip. - Welvaart : de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien. De behoeften van mensen zijn oneindig groot. Iedereen wil altijd mee. Er is altijd spanning tussen de behoeften van mensen en de mogelijkheid om doe behoeften te bevredigen. Doordat de middelen tekortschieten moeten we kiezen. Economen zeggen: kiezen uit schaarse middelen. Met schaarste wort bedoeld dat iets moet worden opgeofferd om een product te maken. Dat iets kan een productiemiddelen zijn, maar ook vrije tijd. Schaarste wordt in de economie ook in een wat ruimere betekenis gebruikt. Met schaarste wordt dan bedoeld dat er een tekort aan is. Je kunt ook de welvaart van landen vergelijken door de inkomens te vergelijken. Je moet dan niet het nationaal inkomen van twee landen vergelijken maar het nationaal inkomen van een land delen door het aantal inwoners. Het reële nationaal inkomen is echter een betere maatstaf om welvaart te meten, omdat een reële groei betekent dat je meet kunt kopen, Als het reële nationaal inkomens tijgt, wordt gesproken van economische groei. Maar ook aan het reële nationaal inkomen (per hoofd) zit een aantal nadelen wanneer we de welvaart Pagina 18 van 48

19 willen meten: 1. Het nationaal inkomen zegt niet over de verdeling van het inkomen. Als 90% van het nationaal inkomen wordt verdiend door slecht 5% van de bevolking zegt het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking niet zoveel over de welvaart. Het overgrote deel van de bevolking verdient dan namelijk minder. 2. Bij het berekenen van het nationaal inkomen worden zaken niet meegeteld die de welvaart wel verhogen. Vrijwilligerswerk is daar een voorbeeld van, dat wordt niet geregistreerd. Hetzelfde geld voor zwart werk. Bij vrijwilligerswerk en zwart werk spreken we wel van het informele circuit of de informele economie. Tegenstelling tot het formele circuit, waarin de geregistreerde economie plaats vind. Tussen de niet-geregistreerde activiteiten wordt ook nog onderscheid gemaakt tussen het zwarte en het grijze circuit. Grijs is vrijwillig en doe-het-zelf. Zwart is illegale productie. 3. Sommige producten worden niet meegeteld bij het nationaal inkomen terwijl ze wel de welvaart verhogen. Voor andere producten geld het omgekeerde: zij worden wel meegeteld maar zij verlagen in bepaalde opzichten de welvaart. Voorbeeld: milieuvervuilende producten. 4. Bij de meting van het nationaal inkomen wordt geen rekening gehouden met de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen. Als je je alleen maar richt op zoveel moegelijk welvaart op korte termijn en daarvoor bijvoorbeeld de olievoorraden in de wereld uitput of de Noordzee leegvist, dan hebben de komende generaties te maken met een kleinere welvaart. Vele politici en economen vinden dat het nationaal inkomen niet meer gebruikt moet worden om de welvaart te meten. Daarom is zo n 15 jaar geleden het begrip duurzame ontwikkeling geïntroduceerd. - Duurzame ontwikkeling : een economische ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de welvaart van de komende generaties aan te tasten. Bij de meting zou je dan bij iedere vorm van productie en inkomensverwerving moeten bekijken of het past bij duurzame ontwikkeling. De reden dat Nederland heel goedkoop varkensvlees kan exporteren nar Duitsland, is dat de maatschappelijke kosten niet in prijs worden doorberekend. Dan kun je goedkoop produceren. Maar je werkt dan niet aan een duurzame ontwikkeling. 3.3 Wat bepaalde de hoogte van het nationaal inkomen? Productiecapaciteit van een land van belang. De productiecapaciteit van een land geeft aan hoeveel een land in een jaar maximaal kan produceren. Dat hangt af van de hoeveelheid en de kwaliteit van de productiefactoren: - Arbeid; - Natuur; - Kapitaal. - Bij de productiefactor arbeid gaat het om de omvang en de kwaliteit van de beroepsbevolking. Hoe meer mensen, hoe meer er geproduceerd kan worden. Hoe beter geschoold, hoe hoger de arbeidsproductiviteit. - Productiefactor natuur: Als we natuur ruim opvatten, horen daar ook klimaat, bodemgesteldheid, de delfstoffen en de ligging van een land bij. Het gematigd klimaat in Nederland heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de groei van het nationaal inkomen, omdat het klimaat goed geschikt is voor bepaald vormen van landbouw. Ook heeft het aardgas een grote bijdrage geleverd aan de welvaart in ons Pagina 19 van 48

20 land. Maar ook de ligging is zeer belangrijk, als je alleen al kijkt naar de havenstad Rotterdam. - Bij kapitaal gaat het om de hoeveelheid kapitaalgoederen en de kwaliteit daarvan. De hoeveelheid kapitaalgoederen betreft de omvang van de voorraad kapitaalgoederen. Hoe meer kapitaalgoederen, des te groter de productiecapaciteit. Investeringen die de omvang van de productiecapaciteit vergroten zijn uitbreidingsinvesteringen. De kwaliteit van de kapitaalgoederenvoorraad is van invloed op de arbeidsproductiviteit. Hoe moderner en beter de machines hoe hoger de arbeidsproductiviteit. Twee soorten investeringen zijn diepte- en breedteinvesteringen. Bij een diepte-investering wordt het bedrijf kapitaalintensiever. Bij een breedte-investering blijft de verhouding tussen arbeid en kapitaal gelijk. De productiecapaciteit geeft aan hoe hoog het nationaal inkomen maximaal kan zijn. Maar het feitelijk nationaal inkomen kan lager liggen dan de productiecapaciteit. De productiecapaciteit is niet altijd volledig bezet. De productie ligt dan lager dan wat er maximaal geproduceerd kan worden. Besteding hoog veel vraag naar producten veel geproduceerd nationaal inkomen hoog productiecapaciteit voor een groot deel bezet. Besteding laag weinig geproduceerd nationaal inkomen laag productiecapaciteit niet volledig bezet onderbesteding. Om aan te geven welk deel van de productiecapaciteit benut wordt, gebruiken we het begrip bezettingsgraad. De bezettingsgraad kan je berekenen door : - Bezettingsgraad = feitelijke productie productiecapaciteit 3.4 De conjunctuur Doordat de hoogte van de bestedingen schommelt verandert de hoogte van het nationaal inkomen. De schommelingen als gevolg van schommelingen in de bestedingen noemen we conjunctuur of conjunctuurgolf. - We spreken van laagconjunctuur wanneer de groei van het reële nationaal inkomen lager is dan de trendmatige groei. - De trendmatige groei is de gemiddelde groei gerekend over een lange periode. - Als de groei van het reële nationaal inkomen bovengemiddeld is, dan spreken we van hoogconjunctuur. Vaak worden in verband met laagconjunctuur de termen recessie en depressie gebruikt. - Recessie : afnemende groei van het nationaal inkomen, ook wel teruggang in de economie. - Depressie : een (absolute) daling van het nationaal inkomen, groei is negatief. - Laagconjunctuur en hoogconjunctuur hebben invloed op de bezettingsgraag en de vraag naar arbeid. Pagina 20 van 48

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari 2002 7,5 813 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief: Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1291 woorden 7 maart 2004 8,4 13 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief 'de Arbeidsmarkt' Hoofdstuk 1 Concrete markt: een vaste

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1500 woorden 30 mei 2006 6,8 66 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1, de arbeidsmarkt op. Aanbod van arbeid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting door een scholier 1329 woorden 12 maart 2004 7,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie Inkomen hoofdstuk 1: Inkomen in natura:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4 Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4 Samenvatting door een scholier 1263 woorden 23 november 2002 5,9 14 keer beoordeeld Vak Economie Economie samenvatting hoofdstuk 1 t/m 4 Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1948 woorden 17 november 2009 7,2 12 keer beoordeeld Vak Economie Economie, arbeidsmarkt PTA 2 Hoofdstuk 1; De arbeidsmarkt op. 1.1 op

Nadere informatie

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100 Samenvatting door een scholier 1391 woorden 3 juni 2005 7 34 keer beoordeeld Vak Economie Economie de arbeidsmarkt hoofdstuk 4 en 5 Hoofdstuk 4 4.1 Werkgelegenheid in Nederland Alleen een opdracht 4.2

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1969 woorden 4 april 2006 6 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en 65 die kunne, willen

Nadere informatie

8,2. Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari keer beoordeeld

8,2. Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari 2003 8,2 97 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: Arbeidsmarkt: De wijze waarop vraag en aanbod zodanig bij elkaar komen dat er een prijs (=loon)

Nadere informatie

6,7. Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober keer beoordeeld

6,7. Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober keer beoordeeld Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober 2002 6,7 96 keer beoordeeld Vak Economie Aanbod van arbeid -> de beroepsbevolking: werknemers en werklozen. Aandeelhouder -> de eigenaren van een

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 2364 woorden 29 januari 2006 6 14 keer beoordeeld Vak Economie H 1 De arbeidsmarkt op 1.2 Het aanbod van arbeid Aanbod van arbeid:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 (Lesbrief Inkomen)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 (Lesbrief Inkomen) Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 (Lesbrief Inkomen) Samenvatting door een scholier 1996 woorden 17 oktober 2004 6,6 28 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie, proefwerk Ho. 1 en 2 Hoofdstuk

Nadere informatie

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen)

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen) Samenvatting door een scholier 1898 woorden 28 maart 2004 6,9 64 keer beoordeeld Vak Economie Economie H 1 tm 5 1 aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting door een scholier 2112 woorden 10 maart 2004 5,5 28 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Inkomen Hoofdstuk 1 De vorming van inkomen Microniveau= de

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt hoofdstuk 1,2,3,4,5

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt hoofdstuk 1,2,3,4,5 Samenvatting Economie Arbeidsmarkt hoofdstuk 1,2,3,4,5 Samenvatting door een scholier 1751 woorden 23 januari 2008 7,1 21 keer beoordeeld Vak Economie ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 1 De arbeidsmarkt op 1.1 Op

Nadere informatie

Arbeidsmarkt: begrippenlijst

Arbeidsmarkt: begrippenlijst Begrippenlijst door een scholier 2193 woorden 10 juni 2004 7,7 77 keer beoordeeld Vak Economie Arbeidsmarkt: begrippenlijst - Aanbod van arbeid = mensen die willen werken zijn de aanbieders van arbeid;

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt

6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari 2006 6,9 8 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Arbeidsmarkt 1: Het Aanbod van Arbeid Het aanbod bestaat uit alle mensen tussen de 15 en 64

Nadere informatie

4,3. Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober keer beoordeeld

4,3. Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober 2011 4,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting (zie ook bijlage, voor duidelijkere samenvatting met markering) Arbeidsmarkt

Nadere informatie

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september 2004 7,9 28 keer beoordeeld Vak Economie Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt Hoofdstuk 1. De arbeidsmarkt op. Een concrete arbeidsmarkt, is een

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 4477 woorden 25 juli 2008 7,4 7 keer beoordeeld Vak Economie Economie Repetitie Hoofdstuk 1&2 Begrippen Hoofdstuk 1 (de arbeidsmarkt op):

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 2953 woorden 26 mei 2001 8,2 201 keer beoordeeld Vak Economie DE ARBEIDSMARKT OP. 1.2 Wat is dat de arbeidsmarkt? Een banenmarkt

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 t/m 5

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 t/m 5 Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 t/m 5 Samenvatting door een scholier 1544 woorden 9 januari 2008 7,4 36 keer beoordeeld Vak Economie De arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: de arbeidsmarkt op Deelnemingspercentage/participatiegraad:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1640 woorden 19 januari 2004 7,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 Directe ruil=

Nadere informatie

Samenvatting Economie Gehele boekje 'Arbeidsmarkt'

Samenvatting Economie Gehele boekje 'Arbeidsmarkt' Samenvatting Economie Gehele boekje 'Arbeids' Samenvatting door een scholier 3800 woorden 27 mei 2011 4,8 3 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie H1 De arbeids op -Het aanbod van arbeid bestaat

Nadere informatie

8,2. Begrippen. Theorie. Samenvatting door een scholier 1293 woorden 26 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De vorming van inkomen

8,2. Begrippen. Theorie. Samenvatting door een scholier 1293 woorden 26 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De vorming van inkomen Samenvatting door een scholier 1293 woorden 26 juni 2003 8,2 205 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. De vorming van inkomen Inkomen in natura: een inkomen dat uit goederen bestaat. Zelfvoorzienend:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting door een scholier 1377 woorden 29 maart 2010 7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie samenvatting Hoofdstuk 4 Beroepsbevolking

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart 2011 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie Hoofdstuk 4 4.1 Het aanbod van arbeid Het aanbod van arbeid is gelijk aan de omvang van

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5 Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5 Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5 Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 2487 woorden 14 februari 2007 7,6 12 keer beoordeeld Vak Economie H1 Arbeidsmarkt Y Aanbod van arbeid alle mensen tussen

Nadere informatie

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken. Samenvatting door een scholier 1221 woorden 5 januari 2004 5,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Hoofdstuk 4: werk, werk, werk 4.1 Het aanbod van arbeid Beroepsbevolking: het aantal mensen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 4879 woorden 11 november 2003 7,8 309 keer beoordeeld Vak Economie Economie Hoofdstuk 1 de arbeidsmarkt op De belangrijkste markt in Nederland

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen, H. 1-4, 6, 7

Samenvatting Economie Inkomen, H. 1-4, 6, 7 Samenvatting Economie Inkomen, H. 1-4, 6, 7 Samenvatting door een scholier 1525 woorden 14 februari 2007 7,6 5 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: Een inkomen in natura: een inkomen in goederen Arbeidsverdeling:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2, 3, 4 en 5 (Lesbrief Inkomen)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2, 3, 4 en 5 (Lesbrief Inkomen) Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2, 3, 4 en 5 (Lesbrief Inkomen) Samenvatting door een scholier 1953 woorden 30 oktober 2004 7,3 19 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vorming van inkomen Een

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 4968 woorden 1 januari 2008 7,2 5 keer beoordeeld Vak Economie Economie samenvatting Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen en groei

Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting door een scholier 2696 woorden 8 januari 20 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Economie inkomen en groei Luna H5A HOOFDSTUK. Vroeger waren de mensen zelfvoorzienend.

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1 Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari 2016 5,7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode H4 4.1 Mensen hebben verschillende motieven om te werken. Behalve om geld te verdienen, werken

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie 4.1 Werk je voor loon of voor winst? Werknemer Werkgever zzp = je werkt in loondienst in opdracht van een werkgever en je ontvangt loon = je werkt als zelfstandige met werknemers in dienst en de nettowinst

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen en groei

Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting door een scholier 2020 woorden 10 maart 2009 8,2 49 keer beoordeeld Vak Economie Productie en ruilen. Als je zelfvoorzienend bent dan produceer je goederen

Nadere informatie

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo. Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten. Samenvatting door een scholier 1593 woorden 27 juni 2003 4,4 11 keer beoordeeld Vak Economie Leerstof Economie 1: Hoofdstuk 4: Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding

Nadere informatie

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst 4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst De arbeidsvoorwaarden van veel werknemers zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst. Dit is een overeenkomst die per bedrijf of bedrijfstak wordt afgesloten

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting door een scholier 2077 woorden 7 december 2005 7,8 25 keer beoordeeld Vak Economie Economie Hoofdstuk 1: Vorming van inkomen Arbeidsverdeling: Iedereen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 977 woorden 10 maart 2004 7,8 10 keer beoordeeld Vak Economie Beroepsbevolking: aantal mensen tussen 15-65 jaar Werkzame beroepsbevolking:

Nadere informatie

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie 5.1 Aan de slag! Arbeid = werk Vacature = een advertentie voor een baan geplaatst door een werkgever Solliciteren = jezelf voorstellen / presenteren aan een werkgever Sollicitatiebrief = jezelf voorstellen

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven Samenvatting door een scholier 2043 woorden 8 april 2004 7,4 17 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 2 Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je

Nadere informatie

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard

Nadere informatie

5.1 Wie is er werkloos?

5.1 Wie is er werkloos? 5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren

Nadere informatie

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven.

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven. Boekverslag door Een scholier 1354 woorden 17 december 2002 7.6 26 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie PW Hoofdstuk 4 4.1 Beroepsbevolking: Het aantal mensen tussen 15 en 65 jaar, dat

Nadere informatie

4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld

4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december 2010 4,8 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 4.1 het aanbod van arbeid Arbeid is een productiefactor. De arbeidsmarkt is de abstracte

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het

Nadere informatie

H2: Economisch denken

H2: Economisch denken H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren

Nadere informatie

Schoolexamen 2005 Inkomen H1

Schoolexamen 2005 Inkomen H1 Samenvatting door een scholier 1974 woorden 25 oktober 2005 6 1 keer beoordeeld Vak Economie Schoolexamen 2005 Inkomen H1 - Microniveau: 1 bedrijf of 1 huishouden - Macroniveau: heel land - Arbeidsverdeling:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 4 Samenvatting door een scholier 1453 woorden 14 januari 2006 5,5 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Hoofdstuk 1 Maatschappelijk vraagstuk: Het gaat

Nadere informatie

5.2 Wie is er werkloos?

5.2 Wie is er werkloos? 5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1767 woorden 28 juni 2011 6,4 212 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie lesbrief Werk hoofdstuk 1 t/m 6. Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door M. 1189 woorden 16 november 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Economie, hoofdstuk 4 Loon/winst: zijn vormen van inkomen. Hierover betaal je belastingen

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

Totale bevolking. Jonger dan 15 jaar 15 tot 65 (= beroepsgeschikte 65+-ers bevolking of potentiële beroepsbevolking) (= aanbod van arbeid)

Totale bevolking. Jonger dan 15 jaar 15 tot 65 (= beroepsgeschikte 65+-ers bevolking of potentiële beroepsbevolking) (= aanbod van arbeid) DE ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 1 Arbeidsmarkt: De arbeidsmarkt op het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid. Het aanbod van arbeid bestaat uit alle mensen tussen de 15 en 65 die willen, kunnen en mogen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen

Samenvatting Economie Inkomen Samenvatting Economie Inkomen Samenvatting door een scholier 2237 woorden 22 juni 2003 7,6 68 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Lesbrief Inkomen Economie. Hoofdstuk 1 Microniveau= De productie

Nadere informatie

Arbeid = arbeiders = mensen

Arbeid = arbeiders = mensen Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart 2015 6,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Hoofdstuk 1 1.1 Bruto- en nettoloon Loonstrook/Salarisspecificatie -> krijg je elke

Nadere informatie

Werken of vrije tijd?

Werken of vrije tijd? Samenvatting door Sophie 612 woorden 28 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 Werken of vrije tijd? Je moet keuzes maken tussen vrije tijd en werken/ geld verdienen. Veel mensen werken

Nadere informatie

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren

Nadere informatie

4.1 Klaar met de opleiding

4.1 Klaar met de opleiding 4.1 Klaar met de opleiding 1. Werken in loondienst - Bij een bedrijf of bij de overheid (gemeente, provincie, ministerie); - Je krijgt loon/salaris; - Je hebt een bepaalde zekerheid, dat je werk hebt,

Nadere informatie

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement Samenvatting door C. 1209 woorden 29 mei 2016 7,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Economie Monetaire Zaken H.1 Geld * Geld -> Chartaal (munten en bankbiljetten) + Giraal (geld

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Inflatie

Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische-opdracht door een scholier 1658 woorden 20 juni 2005 6,9 44 keer beoordeeld Vak Economie Wat is Inflatie? Wat is inflatie en wat is een prijsindexcijfer?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk

Samenvatting Economie Werk Samenvatting Economie Werk Samenvatting door R. 2199 woorden 23 maart 2014 6,7 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Welvart = de mate waarin de behoeften met de beschikbare middelen kunnen worden

Nadere informatie

1. De arbeidsmarkt op

1. De arbeidsmarkt op Werkstuk door een scholier 5590 woorden 27 april 2006 5,4 38 keer beoordeeld Vak Economie 1. De arbeidsmarkt op 1.1 De arbeidsmarkt is de meest belangrijke markt in Nederland. Hier zijn de aanbieders en

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting door een scholier 2188 woorden 14 februari 2016 8,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 9: Schommelingen in de economie 9.1 Schommelingen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen & Groei - H1 t/m H4

Samenvatting Economie Inkomen & Groei - H1 t/m H4 Samenvatting Economie Inkomen & Groei - H1 t/m H Samenvatting door een scholier 5097 woorden 2 december 2010 8, 17 keer beoordeeld Vak Economie Economie samenvatting Inkomen & Groei Hoofdstuk 1 De vorming

Nadere informatie

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen Werkstuk Economie Lesbrief inkomen Werkstuk door een scholier 2411 woorden 19 februari 2000 6,2 173 keer beoordeeld Vak Economie HOOFDSTUK 1 INKOMEN 1.1 SOORTEN INKOMEN Als we het in de economie over inkomen

Nadere informatie

Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten.

Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten. Verslag door F. 1863 woorden 23 juni 2012 8,8 5 keer beoordeeld Vak Economie 7.1 productie en behoeften Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het

Nadere informatie

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen Economie module 4 Ruilen in de tijd 27 blz. werkboek = 1 ½ blz. per les H1 par 1 & 2 vb.1 O O sparen om tijd storting + rente iets te kopen goederen kopen vb.2 O O geld lenen om tijd aflossing + rente

Nadere informatie

arbeidsparticipatiegraad: de participatiegraad geeft aan welk percentage van de potentiële beroepsbevolking deelneemt aan het

arbeidsparticipatiegraad: de participatiegraad geeft aan welk percentage van de potentiële beroepsbevolking deelneemt aan het Samenvatting door C. 2040 woorden 29 mei 2016 4 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Economie Arbeidsmarkt H.1 Een verkenning van de arbeidsmarkt Op de arbeidsmarkt ontmoeten vraag

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2 Een kwestie van ondernemen

Samenvatting Economie Module 2 Een kwestie van ondernemen Samenvatting Economie Module 2 Een kwestie van ondernemen Samenvatting door een scholier 1446 woorden 14 december 2003 7,3 22 keer beoordeeld Vak Economie Economie module 2 Een kwestie van ondernemen Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting door A. 969 woorden 18 november 2012 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Kinderen krijgen is voor ouders liefde en vreugde en de ouders

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken Samenvatting door R. 1640 woorden 24 juni 2014 7,3 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. Geld Begrippen Directe ruil Indirecte

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders van arbeid elkaar in het echt ontmoeten.

Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders van arbeid elkaar in het echt ontmoeten. Samenvatting door een scholier 1789 woorden 8 april 2003 6,4 46 keer beoordeeld Vak Economie ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 1: Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders van arbeid elkaar in het echt

Nadere informatie

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

3.2 De omvang van de werkgelegenheid 3.2 De omvang van de werkgelegenheid Particuliere bedrijven en overheidsbedrijven nemen mensen in dienst. Collectieve sector = Semicollectieve sector = De overheden op landelijk, provinciaal en lokaal

Nadere informatie