Student, docent of onderwijs: wat maakt het verschil?



Vergelijkbare documenten
Taal en Rekenen - Wat gebeurt er allemaal? Btg MEI 23 april Rianne Reichardt

Meten = weten. Het vaststellen van het beginniveau Nederlands is nodig om effecten te meten

toetsresultaten vmbo en mbo in de regio Den Haag oktober 2011

Mbo, toets je taal! Taalvaardigheid Nederlands beoordelen in competentiegericht onderwijs

Handreiking voor het opstellen van het implementatieplan taal en rekenen. Korte versie

Actualiteit taal en rekenen mbo

Cohortenschema s m.b.t. kaders en regelgeving examinering Nederlands, rekenen, Engels en overige moderne vreemde talen

Ronde 2. Taal als instrument in de stage. Referenties. Noten. 1. Onzichtbare Taaltaken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum Centrale examinering taal en rekenen mbo

Rekenconferentie Je kunt rekenen op de rekendocent 6 december 2011

Regelgeving referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen versie 1.2

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit van houdende wijziging van de regels omtrent het generiek examenonderdeel Engels voor de middenkader- en specialistenopleiding (mbo-4)

Voorstel taal- en rekenbeleid [school]

logoocw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag BVE/IenI/

TOA. Hét toetsinstrument voor efficiënt taal- en rekenonderwijs. instellingsexamen. voortgangs toetsen. voortgangs toetsen. diagnostische examentoets

TOEZICHT OP TALEN vanaf 2013

maak kennis met Het College voor examens

TOA: Toolkit én schatkist

EXAMENS NEDERLANDS IN HET MBO

- 1 - Gelet op de artikelen 3, vijfde lid en 19, vijfde lid, van het Examen- en Kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB;

Matrix. Consequenties regelgeving Nederlandse taal en rekenen. voor EVC-kandidaat

Handreiking instellingsexamens Nederlandse taal en rekenen in het mbo Deel 1. De regelgeving. Steunpunt Taal & R ekenen mbo

Eline Raaphorst, Centrum voor Nascholing & Annemarie Groot (Expertisecentrum Beroepsonderwijs) Update juli 2017.

Flitsbijeenkomst Steunpunt Taal en Rekenen (10 februari 2012) Handreiking Referentiekader mvt. Van Raamwerk tot Handreiking

Verplicht toetsen en bijspijkeren of eigen verantwoordelijkheid? De basisvaardigheden Nederlands van eerstejaars VU-studenten

Doorlopende leerlijnen taal: ervaringen met 3 scholen

2. CEVO/CvE 3. Coe voor niveau 4 4. Niveau 1, 2 en 3 5. Verkenning vanuit voorbeelden vmbo

Onderwijs- en examenregeling

Siety Feijen Frieslandcollege Lydia Kruiper Frieslandcollege Eva-Maria Ternité Cinop. Instellingsexamens Nederlands

Toevoeging talen

Inhoud educatie-opleidingen, toetsing en certificering

De Taalbrug: 2F van vmbo naar mbo. De doorlopende leerlijn Nederlands

Referentiekaders. Doorlopende leerlijn Taal en Rekenen (Meijerink) 2. Station en de referentiekaders 6

Ronde 5. Taalassessoren in beroepsonderwijs. 5.6 Diepe woordkennis. 1. Inleiding

Nederlandse taal in het mbo: varianten in taalonderwijs. Paul Steehouder 28 januari 2011

NEDERLANDS en REKENEN

Notitie Talen, Rekenen en Loopbaan & burgerschap

SERVICEDOCUMENT VRIJSTELLINGEN AVO

Actuele ontwikkelingen

Resultaten instaptoetsen Rekenen en Nederlands 2010 Rapportage aan de Profijtscholen

Taal en rekenen: van centraal ontwikkelde examens tot beroepsspecifieke examens

Ontwikkelingen wet- en regelgeving Moderne vreemde talen in mbo

De effecten van extra taallessen op de taalvaardigheid van mbo-studenten

Beginpagina. Welkom bij de internetenquête naar de verbetering van taal en rekenen in het mbo.

NT1 Instroom Begrippenlijst en taalverzorging: Spelling, grammatica, Semantiek en stilistiek: stijl, zinsbouw, woordkennis Lezen en schrijven

Slimme en haalbare oplossingen voor het Instellingsexamen

Cohortenschema s Kaders en regelgeving examinering generieke eisen Nederlands, rekenen en Engels April 2013

Secretaresse niveau 3 en management assistent niveau 4

secretaresse! niveau 3 en! management assistent niveau 4!

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

VIME NT1 Werkveld NT1: begrippen en verantwoording

Product Informatie Blad - Taaltoets

Resultaat klankbordgroepbijeenkomst docenten bij ministerie OCW 2 april 2009

Regels en ruimte. Vertaalslag generiek deel B en specifiek deel C

Cursus Rekencoach. Voorjaar 2011

Leidinggevende keuken jarig traject

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Cohortenschema s vanaf 2015 Kaders en regelgeving examens generieke eisen Nederlandse taal, rekenen en Engels juli 2015

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG.. Datum 9 november 2018 Toekomst van rekenen in het vo en mbo

Specifiek deel Onderwijs- en examenregeling. College voor Toerisme

KWALITEITSONDERZOEK MBO. Instituut Memo te Amersfoort

filmpje bewindslieden (

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Zelfstandig werkend kok 95420

Projectplan. 1 - Praktische gegevens Plaats Pilot Den Haag. Projectleider. Arno van Houwelingen / Peter Eskens. Deelnemende instellingen

Zomerschool ROC van Twente

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 8 juli 2016 Betreft Antwoord op schriftelijke vragen van lid Jadnanansing (PvdA) over het bericht Mbo-student negatief over lessen

Joanne van Emmerik & Marianne Driessen 24 mei 2012 VAN MBO NAAR HBO?

Grafisch Lyceum Rotterdam ONDERZOEK KWALITEIT EXAMINERING 2009

09-10 Nederlands. 1 t/m 3) en

KWALITEITSONDERZOEK MBO. Zorgcampus Rotterdam BV

NIVEAU 4 TUIN, PARK & LANDSCHAP. Startjaar: Kwalificatiedossier: Natuur en groene ruimte 4 Versie:

Bijeenkomst Instruct

Rotterdam, februari 2013 Betreft: Verandering invoering nieuwe eisen m.b.t. Nederlands en rekenen. Geachte ouders/verzorgers en leerlingen,

Ministerie OCW Aan mevr. M. van Bijsterveld-Vliegenthart, Staatssecretaris Postbus BJ Den Haag

De drieslag rekenen in de doorgaande leerlijn vmbo-mbo

Duits in het MBO: Deutsch für den Beruf. Keuzedeel Duits: het onderwijsmodel Auteur: Marianne Driessen

Overzicht. Onderzoekstaal. TOHBO Inholland. Taalbeleid Inholland

Specifiek deel Onderwijs- en examenregeling. College voor Brood en Banket. Zelfstandig werkend banketbakker

NIVEAU 4 DIERVERZORGING. Startjaar: Versie: Ondernemer/manager recreatiedieren Crebo-code: 97730

REKENEN IN HET MBO. Rekenles lastige opgave. Ingrid Christoffels & Annemarie Groot, Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

De Referentieniveaus Taal. BAVO Eemlanden 14 maart 2012

Servicedocument wijziging regelgeving Educatie

Manager/ondernemer horeca 90303

Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015!

Internationalisering en plant. Ton Stok en Gonneke Leereveld

E X A M E N R E G E L I N G M B O T A L E N & R E K E N E N

Taaleis Nederlands voor IKK en voorschoolse educatie (ve)

Studiegids dagopleiding

Leren in het platte vlak: taalonderwijs van punten langs lijnen naar ruimte

NEDERLANDS IN HET MBO

Taal en rekenen. in de volwasseneneducatie ABC. Standaarden en eindtermen ve 30% en rekenen

Taalonderwijs waar ook dyslectische studenten optimaal van profiteren. Nationale Dyslexie Conferentie Cindy Teunissen 3 april 2013

TIBA BOLLE ITTA; Universiteit van Amsterdam. Introductie. NT2-studenten in het mbo

Producten en prijzen 2013 GPS Nederlands GPS Duits GPS Engels

Examenplan 1.Overzicht

Transcriptie:

Student, docent of onderwijs: wat maakt het verschil? Een onderzoek naar succesfactoren voor het onderwijs Nederlands aan eerstejaars mbo-studenten met een taalachterstand Simone van Reij 5925738 Masterscriptie geschreven in het kader van het afstudeeronderzoek voor de duale masteropleiding Nederlands als Tweede Taal Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam Begeleid door: Dr. C.G. van Beuningen (Universiteit van Amsterdam) Drs. W.M.M. Stockmann (ROC Tilburg) Tweede lezer: Prof. Dr. F. Kuiken (Universiteit van Amsterdam) Augustus 2011

Inhoudsopgave Samenvatting... 3 1 Inleiding... 5 2 Achtergronden... 8 2.1 Nederlands in het mbo... 8 2.2 Nederlands op het ROC Tilburg... 13 3 Opzet en uitvoering onderzoek... 18 3.1 Onderzoeksmethode... 18 3.2 Populatie en onderzoeksgroep... 18 3.3 Instrumenten... 18 3.4 Dataverzameling... 25 3.5 Dataverwerking... 26 4 Resultaten... 28 4.1 Resultaten TNT populatie... 28 4.2 Resultaten TNT onderzoeksgroep... 32 4.3 Resultaten succesfactoren... 39 4.4 Resultaten lesobservaties... 52 4.5 Resultaten evaluaties lessen Nederlands en taalrekenwerkplaats... 56 5 Conclusies... 65 6 Discussie en aanbevelingen... 69 Literatuur... 71 Bijlage 1 Vragenlijsten onderzoek taalvaardigheid eerstejaarsstudenten mbo... 72 Bijlage 2 Observatielijst onderzoek taalvaardigheid eerstejaarsstudenten mbo... 75 Bijlage 3 Kenmerken locatie A... 76 Bijlage 4 Kenmerken locatie B... 79 Bijlage 5 Kenmerken locatie C... 83 Bijlage 6 Kenmerken locatie D... 87 Bijlage 7 Kenmerken locatie E... 89 2 van 90

Samenvatting Door alarmerende berichten in de media over het lage taal- en rekenniveau van leerlingen, is er de afgelopen jaren meer aandacht gekomen voor het taal- en rekenonderwijs in het Nederlandse onderwijs. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen vastgelegd aan welke eisen leerlingen in alle lagen van het onderwijs moeten voldoen op het gebied van taal- en rekenvaardigheid. Voor het middelbaar beroepsonderwijs heeft de invoering van deze wet als gevolg gehad dat onderwijsinstellingen een taal- en rekenbeleid op moesten stellen. Het ROC Tilburg, een grote onderwijsinstelling voor middelbaar beroepsonderwijs in de regio Tilburg, heeft het nieuwe taal- en rekenbeleid vastgelegd in het Implementatieplan Nederlands en Rekenen. In dit plan staat beschreven welke activiteiten het ROC in de periode 2010 tot 2013 onderneemt om het taal- en rekenniveau van de studenten te verhogen en achterstanden weg te werken. Eén van die activiteiten betreft het opzetten van een taalrekenwerkplaats op elke locatie, waar studenten extra ondersteuning kunnen krijgen op het gebied van Nederlands en rekenen. De implementatie van het taal- en rekenbeleid wordt door middel van monitoring geëvalueerd en, indien nodig, aangepast. Dit onderzoek kan als een extra vorm van monitoring van het taalbeleid gezien worden. Het onderzoek richt zich alleen op taal en niet op rekenen. Doel van het onderzoek was inzicht te geven in de invloed van verschillende factoren op de vooruitgang in taalvaardigheid Nederlands van mbo-studenten met een taalachterstand. Het taalniveau van alle eerstejaars mbo-studenten van studiejaar 2010-2011 is tweemaal getoetst op de vaardigheden Structuur, Stijl/Spelling, Woordkennis, Leesvaardigheid en Luistervaardigheid met een tussenperiode van 6 maanden. Bij de eerste afname bleek dat de studenten gemiddeld een achterstand hadden van ongeveer een half taalniveau op alle vaardigheden ten opzichte van het referentieniveau 2F, behalve op Structuur. In 6 maanden tijd zijn de studenten significant vooruitgegaan op alle vaardigheden, behalve op Structuur. Daarmee hebben de studenten de achterstand echter niet weggewerkt. Naast bovengenoemde kwantitatieve analyse is ook een kwalitatieve analyse gedaan van het taalniveau en de student-, docent-, en onderwijskenmerken van 12 eerstejaars mbostudenten met een taalachterstand. Deze studenten hebben allemaal extra taalondersteuning gehad in de taalrekenwerkplaats. De 12 studenten hadden gemiddeld een achterstand op alle vaardigheden en zijn in 6 maanden tijd alleen significant vooruit gegaan op Woordkennis en Leesvaardigheid. Op de vaardigheid Structuur zijn ze gemiddeld zelfs achteruit gegaan in niveau. Bij geen van de vaardigheden is het de 12 studenten gelukt om de achterstand in te halen in 6 maanden tijd. Van de onderzochte kenmerken is alleen een duidelijk verband gevonden tussen de moedertaal van de student en de vooruitgang in taalvaardigheid Nederlands. De moedertaalsprekers (NT1-studenten) bleken in dit onderzoek een voordeel te hebben ten opzichte van de tweede-taalleerders (NT2- studenten). Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het ging om zeer kleine aantallen: 8 NT1- studenten en 4 NT2-studenten. Deze conclusie geldt dus alleen voor deze onderzoeksgroep en kan niet zonder meer gegeneraliseerd worden. In het onderzoek is ook gekeken naar de tevredenheid van studenten en docenten over de lessen Nederlands en de 3 van 90

taalrekenwerkplaatsen. De 12 studenten waren over het algemeen meer tevreden over de taalrekenwerkplaatsen dan over de lessen Nederlands. De meningen over de lessen Nederlands waren meer verdeeld. Uit de evaluaties kwam een aantal suggesties voor verbeteringen naar voren, waar het ROC iets mee zou kunnen doen. Deze suggesties hadden betrekking op: roostering, facilitering, grootte van de klassen en sancties voor studenten die niet op komen dagen in de taalrekenwerkplaats. De belangrijkste kanttekeningen bij het onderzoek, en aanbevelingen voor verder onderzoek waren: - de grootte van de onderzoeksgroep: met slechts 12 studenten is het lastig om verbanden te vinden, waardoor er dus weinig uitkomsten uit het onderzoek zijn gekomen. Bij volgend onderzoek zou een groter onderzoeksgroep wellicht meer resultaten opleveren; - de toets waarmee het taalniveau van de studenten is gemeten, toetste alleen de receptieve vaardigheden. Om een completer beeld te krijgen van het taalniveau van studenten, zou je in volgend onderzoek ook de productieve vaardigheden moeten meten. 4 van 90

1 Inleiding Sinds een aantal jaren klinken er alarmerende berichten in de media over het lage taal- en rekenniveau van mbo-studenten. Een groot deel van de studenten zou de Nederlandse taal onvoldoende beheersen om succesvol hun opleiding af te kunnen ronden en later te kunnen functioneren in een beroep. Deze berichten hebben ook de overheid bereikt en als gevolg hiervan heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in 2007 de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, onder leiding van Heijm Meijerink 1, in het leven geroepen. De expertgroep had als opdracht gekregen om een advies uit te brengen over de eisen die gesteld kunnen worden aan leerlingen in alle lagen van het onderwijs met betrekking tot hun taal- en rekenvaardigheid. Het advies is vastgelegd in het hoofdrapport Over de drempels met taal en rekenen, dat de expertgroep in 2008 uitbracht. In het advies werd gesproken over een referentiekader voor taal en rekenen voor het gehele onderwijs, van het basisonderwijs tot het hoger onderwijs, waarin is vastgelegd wat leerlingen op een bepaalde leeftijd moeten kennen en kunnen met betrekking tot Nederlands en rekenen. De expertgroep heeft het idee van een dergelijk referentiekader verder uitgewerkt en op 1 augustus 2010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen van kracht geworden. De invoering van deze wet heeft belangrijke consequenties voor onderwijsinstellingen. Binnen het middelbaar beroepsonderwijs betekent dit dat niet alleen de referentieniveaus ingevoerd moeten worden voor alle kwalificatieniveaus, maar dat deze ook getoetst gaan worden via centraal ontwikkelde examens. Om dit te kunnen bereiken, dient het mbo structureel meer aandacht te besteden aan taal en rekenen binnen het onderwijs. Het ministerie van OCW stelt 50 miljoen euro beschikbaar om deze intensivering van het taal- en rekenonderwijs in het mbo mogelijk te maken. In het Uitvoeringsplan taal en rekenen mbo van het ministerie van OCW staat beschreven wat er van de mbo-instellingen wordt verwacht met betrekking tot het taal- en rekenonderwijs, hoe de 50 miljoen wordt ingezet en welke ondersteuning het ministerie biedt. De looptijd van het uitvoeringsplan is vier jaar: van 1 januari 2010 tot 31 december 2013. Van de onderwijsinstellingen wordt verwacht dat ze een implementatieplan taal en rekenen schrijven, waarin ze uiteenzetten hoe ze het taal- en rekenbeleid vorm gaan geven in de vastgestelde periode. Het ROC Tilburg is een grote onderwijsinstelling voor middelbaar beroepsonderwijs in de regio Tilburg, dat ook met achterstanden wat betreft het taal- en rekenniveau van studenten kampt. In het kader van het Uitvoeringsplan taal en rekenen mbo heeft het ROC Tilburg in 2010 het Implementatieplan Nederlands en Rekenen geschreven. Hierin staat beschreven welke activiteiten het ROC onderneemt om het taal- en rekenniveau van de studenten te verhogen. Eén van die activiteiten betreft het inrichten van een taalrekenwerkplaats op elke locatie. 1 Aangezien Heijm Meijerink de voorzitter is van de expertgroep, wordt deze ook Commissie Meijeink genoemd. 5 van 90

Het doel van deze taalrekenwerkplaatsen is het bieden van extra ondersteuning voor studenten met een taal- en/of rekenachterstand. Het gaat hierbij om een vorm van remediërend onderwijs op maat buiten de reguliere taal- en rekenlessen om. Het ROC Tilburg is in het begin van studiejaar 2010-2011 gestart met de taalrekenwerkplaatsen. Naast deze taalrekenwerkplaatsen organiseert het ROC nog tal van andere activiteiten om het taal- en rekenonderwijs te verbeteren. Een belangrijke vraag hierbij is welke activiteiten daadwerkelijk een positief effect hebben op het taal- en rekenniveau van de studenten. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, vindt er monitoring van het implementatieplan plaats, waarbij de stijging van het taal- en rekenniveau van de studenten gemeten wordt en de activiteiten gevolgd en beschreven worden. De resultaten van het implementatieplan worden vervolgens in een tijdspad geplaatst, gecontroleerd en indien nodig bijgesteld. Dit onderzoek kan gezien worden als een extra vorm van monitoring van het taalbeleid van ROC Tilburg. Het doel van het onderzoek is inzicht te geven in de invloed van verschillende factoren op de vooruitgang in taalvaardigheid Nederlands van eerstejaars mbo-studenten met een taalachterstand. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de kenmerken van het taalonderwijs, maar ook naar de invloed van achtergrondkenmerken van docenten 2 en studenten. In het studiejaar 2010-2011 is bovendien twee keer een taaltoets afgenomen bij alle eerstejaars mbo-studenten. De resultaten van deze metingen zullen besproken worden in het onderzoek, om een duidelijker beeld te krijgen van de taalachterstanden van beginnende studenten. Daarnaast zullen van 12 eerstejaars mbo-studenten met een taalachterstand de bijbehorende student-, docent- en onderwijskenmerken beschreven worden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de docentkenmerken van de docenten Nederlands en de docenten van de taalrekenwerkplaatsen en de onderwijskenmerken van de lessen Nederlands en de taalrekenwerkplaatsen. Deze kenmerken zijn achterhaald met behulp van vragenlijsten en een observatielijst. Vervolgens wordt er gekeken of er een verband bestaat tussen bepaalde kenmerken en de vooruitgang van de studenten wat betreft hun taalniveau. Op deze manier zal duidelijk worden welke kenmerken van invloed zijn op de vooruitgang wat betreft Nederlands van eerstejaars mbo-studenten. Tenslotte zal ook nog gekeken worden in hoeverre de 12 studenten tevreden zijn over het taalonderwijs in de lessen Nederlands en de taalrekenwerkplaatsen. Hieronder staan de onderzoeksvraag en deelvragen puntsgewijs genoemd. Onderzoeksvraag: Welke factoren zijn van invloed op de vooruitgang in taalvaardigheid Nederlands bij eerstejaars mbo-studenten met een taalachterstand? 2 In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen de docenten Nederlands (docent NL) en de taalrekenwerkplaatsdocenten (docent TRWP) 6 van 90

Deelvragen: 1. Wat is het taalvaardigheidsniveau Nederlands van alle eerstejaars mbo-studenten van het ROC Tilburg? 2. In hoeverre is de taalvaardigheid Nederlands van alle eerstejaars mbo-studenten vooruitgegaan in een half jaar tijd? 3. In hoeverre is de taalvaardigheid Nederlands van 12 studenten met een taalachterstand vooruitgegaan in een half jaar tijd? 4. Welke onderwijskenmerken van het taalonderwijs Nederlands in de klas en de taalrekenwerkplaats zijn van invloed op de vooruitgang in taalvaardigheid Nederlands van 12 eerstejaars mbo studenten met een taalachterstand? 5. Welke docentkenmerken van de docenten Nederlands en de taalrekenwerkplaatsdocenten zijn van invloed op de vooruitgang in taalvaardigheid Nederlands van 12 eerstejaars mbo studenten met een taalachterstand? 6. Welke studentkenmerken zijn van invloed op de vooruitgang in taalvaardigheid Nederlands van 12 eerstejaars mbo studenten met een taalachterstand? 7. In hoeverre zijn de eerstejaars mbo-studenten met een taalachterstand tevreden over het onderwijs Nederlands in de klas en de taalrekenwerkplaats? In dit onderzoeksverslag worden in hoofdstuk 2 eerst een aantal achtergronden beschreven met betrekking tot de geschiedenis van het onderwijs Nederlands in het middelbaar beroepsonderwijs; de taalachterstanden in het mbo in Nederland; de organisatie van het ROC Tilburg; en het taalbeleid en taalonderwijs van het ROC Tilburg. In hoofdstuk 3 worden de opzet en de uitvoering van het onderzoek beschreven en in hoofdstuk 4 de resultaten. Tenslotte volgen in hoofdstuk 5 en 6 de conclusies, de discussie en de aanbevelingen voor verder onderzoek. 7 van 90

2 Achtergronden 2.1 Nederlands in het mbo 2.1.1. Korte geschiedenis De afgelopen 50 jaar zijn de eisen, die gesteld werden aan de Nederlandse taalvaardigheid in het beroepsonderwijs, sterk aan verandering onderhevig geweest. Sinds de invoering van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) in 1997 is er discussie ontstaan over het belang van taalonderwijs binnen de beroepsopleidingen. Aanvankelijk werd het vak Nederlands volledig uit de eindtermen geschrapt. Het werd onderdeel van de algemene vorming en het werd geïntegreerd in de beroepskwalificaties. Er waren geen landelijke eisen of richtlijnen, waardoor mbo-instellingen alle ruimte hadden om een eigen invulling te geven aan het taalonderwijs. Dit had als gevolg dat Nederlands binnen de meeste opleidingen nog maar een hele kleine rol speelde. Vanaf 1999 werd er een nieuwe kwalificatiestructuur ontwikkeld voor het mbo, gebaseerd op het competentiegericht leren. Met elke nieuwe versie van de kwalificatiedossiers kreeg het vak Nederlands een steeds belangrijkere plaats (Raaphorst & Steehouder, 2011). In oktober 2004 bracht Cinop, in opdracht van en in samenwerking met de MBO-raad, het Referentiedocument Talen in de Kwalificatieprofielen Moderne Vreemde Talen en Nederlands (Driessen, Liemberg, Leenders, den Exter, & van Kleunen, 2004) uit. Dit document diende als leidraad voor de mbo-instellingen om, vanuit de Beroepscompetentieprofielen (BCP s), het Brondocument Leren en Burgerschap, het Raamwerk Moderne Vreemde Talen in het secundair beroepsonderwijs (Liemberg, 2001) en het Raamwerk Nederlands als Tweede Taal (NT2) (Dalderop, Liemberg & Teunisse, 2002), een taalcompententieprofiel te ontwikkelen waarin eenduidige, transparante, toetsbare taalcompetenties en de daarbij behorende niveauaanduidingen stonden beschreven. Uitgangspunt hierbij was het Common European Framework of Reference for Languages (CEFR) (Council of Europe, 2001), waar bovengenoemde raamwerken op gebaseerd zijn (Driessen et al., 2004). In 2007 kwam er een herziene versie (2.0) uit van het referentiedocument, waarin de minimumeisen voor Nederlands voor schooltaalvaardigheid en doorstroom (binnen het mbo en naar het hbo) en uitstroom naar de maatschappij (burgerschap) expliciet stonden beschreven. Uiteindelijk zijn deze eisen opgenomen in het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap (LLB), dat in 2007, in opdracht van de Stuurgroep Competentiegericht Beroepsonderwijs, door het Gemeenschappelijk Procesmanagement Competentiegericht beroepsonderwijs is uitgebracht. De eisen voor Nederlands in het kader van leren, loopbaan en burgerschap waren als volgt (Driessen, et al., 2007): - mbo niveau 1: luisteren en lezen B1 / gesprekken voeren, spreken en schrijven A2; - mbo niveau 2: luisteren, lezen, gesprekken voeren, spreken en schrijven B1; - mbo niveau 3: luisteren en lezen B2 / gesprekken voeren, spreken en schrijven B1; - mbo niveau 4: luisteren, lezen, gesprekken voeren, spreken en schrijven B2 8 van 90

De taaleisen hadden echter nog steeds geen verplichtend karakter. De mbo-instellingen waren vrij in hun keuze om de taaleisen wel of niet door te voeren in hun onderwijs en examinering. Daar kwam wel langzaam verandering in, onder andere door de komst van het Raamwerk Nederlands (Bohnenn, Jansen, Kuijpers, Thijssen, Schot & Stockmann, 2007) in oktober 2007. Het echte keerpunt kwam echter op het moment dat de politiek zich met het taalonderwijs in Nederland ging bemoeien. Uit enkele onderzoeken (zie paragraaf 2.1.2) bleek namelijk dat het slecht gesteld was met de taalvaardigheid Nederlands van veel leerlingen. Naar aanleiding hiervan ging in augustus 2010 de Wet Referentieniveaus van kracht. In deze sectoroverstijgende wet zijn de eisen voor Nederlands vastgelegd, die vanaf 2014 ook centraal geëxamineerd zullen worden. Dit betekende een grote verandering voor het mbo, waar zelfs de WEB voor aangepast moest worden, aangezien tot dan toe de onderwijsinstellingen altijd zelf verantwoordelijk waren geweest voor de inhoud en organisatie van de examens. Die verantwoordelijkheid kwam nu te liggen bij het College voor Examens (CVE). In een Examenbesluit werd vervolgens vastgelegd welke onderdelen van Nederlands via centrale examens en welke onderdelen via instellingsexamens geëxamineerd zouden worden (Raaphorst & Steehouder, 2011). De eisen die in de Wet Referentieniveaus zijn vastgelegd, zijn afkomstig uit het Referentiekader taal en rekenen van de commissie Meijerink (2009). In dit referentiekader zijn de eisen voor Nederlands en rekenen vastgelegd voor het hele onderwijs (van het basisonderwijs tot en met het hoger onderwijs). Voor Nederlands zijn vier beheersingsniveaus vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een fundamenteel niveau (F) en een streefniveau (S). De fundamentele niveaus vormen de drempels voor de verschillende onderwijsniveaus. In figuur 1 staan de taalniveaus aangegeven per onderwijsniveau. De fundamentele niveaus 1F, 2F, 3F, 4F, zijn vergelijkbaar met respectievelijk de niveaus A2, B1, B2 en C1 uit het Raamwerk Nederlands. Om te kunnen participeren in de maatschappij moet men minimaal niveau 2F beheersen. Het verplichte uitstroomniveau voor mbo niveau 1, 2 en 3 is 2F (B1) en voor mbo niveau 4 3F (B2). Figuur 1 Referentieniveaus taal en rekenen (Referentiekader taal en rekenen, 2010, p.3) 9 van 90

Het doel van de Wet Referentieniveaus en het Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen is versterking van de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen en het garanderen van een betere aansluiting tussen het taal- en rekenonderwijs van de verschillende sectoren in het onderwijs, in het belang van een doorlopende leerlijn van leerlingen. Bovenstaande ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat er binnen het mbo steeds meer aandacht is gekomen voor taalonderwijs. Op veel scholen wordt er momenteel hard gewerkt aan de ontwikkeling en implementatie van een taalbeleid. Daarnaast zijn er ook allerlei landelijke ontwikkelingen gaande, vooral met betrekking tot de centrale examinering. In tabel 1 is te zien welke landelijke ontwikkelingen er gepland staan per cohort. Tabel 1 Landelijke ontwikkelingen op het gebied van Nederlands voor het mbo per cohort Cohorten 2007, 2008, 2009 Vanaf cohort 2010 Inrichting onderwijs Examinering De onderwijsinstelling bepaalt zelf hoe het onderwijs wordt vormgegeven, maar er moet voldaan worden aan de CEFniveaus in het brondocument LLB en de kwalificatiedossiers. Daarbij geldt het hoogste niveau. De vijf vaardigheden Gesprekken, Spreken, Schrijven, Lezen en Luisteren worden getoetst door middel van instellingsexamens. Het hoogste niveau, in het brondocument LLB of kwalificatiedossier, geldt. De taalvaardigheden die nodig zijn voor het uitoefenen van het beroep worden getoetst in de beroepsexamens. Het onderwijs is gericht op het behalen van de vereiste niveaus uit het Referentiekader Taal. Voor de opleidingsniveaus 1, 2 en 3 is dat 2F en voor het opleidingsniveau 4 3F. De beroepsgerichte taalvaardigheden worden aangeboden op basis van deel C van het kwalificatiedossier 3. Examinering bij de opleidingsniveaus 1, 2 en 3 gebeurt vóór 2014/2015 door middel van instellingsexamens en/of vanaf 2012/2013 met pilotexamens. De onderwijsinstelling bepaalt hoeveel studenten er mee doen aan de pilotexamens. Het staat nog niet vast welke vaardigheden van Nederlands opgenomen worden in de pilotexamens. Voor de niveaus 2 en 3 komen er vanaf 2014/2015 verplichte centrale examens. Welke vaardigheden van Nederlands centraal geëxamineerd zullen worden, moet nog besloten worden. In 2014 wordt besloten over eventuele invoering van centrale examinering in mbo-1 en/of andere maatregelen op basis van uitkomsten van de pilotexamens. Vóór 2013/2014 vindt examinering bij de niveau 4- opleidingen plaats door middel van instellings- en/of pilotexamens. In 2010/2011 zijn er voorbeeldexamens beschikbaar. In 2011/2012 en 2012/2013 zijn er pilotexamens voor de vaardigheden Lezen en Luisteren. De onderwijsinstelling beslist over het aantal deelnemers. 3 Een kwalificatiedossier voor het mbo bestaat uit vier delen: A, B, C en D. De verschillende delen bevatten de volgende informatie: - Deel A: een korte beschrijving van het beroep - Deel B: een beschrijving van het beroep - Deel C: een specifieke uitwerking van het benodigde gedrag, kennis en vaardigheden - Deel D: de verantwoording 10 van 90

Slaag- /zakbeslissing Toezicht inspectie Voor de opleidingsniveaus 1, 2 en 3 is er geen normerende richtlijn t.a.v. te behalen CEFniveaus voor diplomering. De onderwijsinstelling stelt zelf de zak-/slaagbeslissing vast binnen de kaders van de WEB. Voor de niveau-4 opleidingen geldt dat tenminste 3 van de 5 taalvaardigheden (zoals opgenomen in het brondocument LLB en de kwalificatiedossiers) op voldoende CEF-niveau afgesloten moeten worden om te kunnen slagen. Het is niet wettelijk verplicht om de behaalde niveaus te vermelden op de cijferlijst, maar dit wordt wel verwacht door het ministerie van OCW. De inspectie betrekt het oordeel over de kwaliteit van de examinering van de CEFniveaus niet bij het eindoordeel over de examenkwaliteit van de opleiding. Vanaf 2013/2014 worden bij de niveau 4-opleidingen de vaardigheden Lezen en Luisteren verplicht centraal geëxamineerd. De andere drie vaardigheden blijven door middel van instellingsexamens geëxamineerd worden. De beroepsspecifieke taalvaardigheden worden opgenomen in de beroepsexamens. Vóór 2014/2014 hebben de resultaten voor Nederlands bij de opleidingsniveaus 1, 2 en 3 geen invloed op de zak-/slaagbelissing. Bij de opleidingsniveaus 2 en 3 is nog geen besluit genomen over de zak-/slaagbeslissing vanaf 2014/2015. Er wordt verwacht dat het besluit in 2010/2011 genomen zal worden. Voor de niveau-4 opleidingen hebben vóór 2013/2014 de resultaten voor Nederlands geen invloed op de zak-/slaagbeslissing. Vanaf 2013/2014 geldt voor niveau 4 de volgende zak-/slaagbeslissing: voor het behalen van het diploma moet voor één van de twee examenonderdelen (Nederlands en Rekenen) tenminste een 5 en voor het andere examenonderdeel tenminste een 6 behaald worden. In 2010/2011 komt meer informatie over de regelgeving m.b.t. het vermelden van resultaten op het diploma. Groeimodel: 2010/2011 De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het taalonderwijs. Ook de instellingsexamens Nederlands worden onderzocht en beoordeeld. Bij deelname aan de pilotexamens worden de examens niet beoordeeld. Eventuele tekortkomingen neemt de inspectie niet mee in de beoordeling van de kwaliteit van de opleiding. In 2010 zal onderzoek gedaan worden naar het taalvaardigheidsniveau van mbostudenten. Na 2010/2011 Vóór 2011/2012 volgt meer informatie over het toezicht tot 2014. Voor de cohorten van mbo-1 opleidingen van na 2011/2012 geldt dat de onderwijsinstellingen voorafgaand aan het onderzoeksjaar 2011/2012 nader geïnformeerd zullen worden over het toezicht vanaf 2011/2012. Bron: www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl, geraadpleegd op 14-07-2011. 11 van 90

2.1.2. Taalachterstanden in het mbo Uit verschillende onderzoeken van de afgelopen jaren is gebleken dat het taalvaardigheidsniveau Nederlands van mbo-studenten schrikbarend laag is. Hieronder volgen enkele voorbeelden van dergelijke onderzoeken. In 2008 is door Bureau ICE een onderzoek uitgevoerd naar het leesvaardigheidsniveau van startende mbo-studenten (Heij, Haitjema & Lam, 2008). Uit het onderzoek kwam naar voren dat één op de vijf studenten bij de start van een mbo-opleiding het CEF-niveau A2 nog niet beheerst. Als je bedenkt dat niveau A2 het minimum vereiste niveau is om te kunnen inburgeren, is deze uitkomst zorgwekkend. In opdracht van de directie Beroeps- en Volwasseneneducatie van het ministerie van OCW is in de periode september 2003 maart 2004 door het Centrum voor Innovatie van Opleidingen (Cinop) een onderzoek uitgevoerd naar het onderwijs Nederlands en de taalvaardigheid Nederlands van studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (Neuvel, Bersee, den Exter & Tijssen 2004). Docenten werden, door middel van een enquête, verschillende vragen gesteld over het onderwijs Nederlands. Daarnaast werden ze ook gevraagd een inschatting te geven van het taalniveau van hun studenten. Voor de niveau 1- en niveau 2- opleidingen vond ruim de helft van de docenten het taalniveau van de studenten onvoldoende om de opleiding te kunnen volgen en slechts een derde van de docenten vond het taalniveau wel voldoende. Er werd ook gevraagd om het taalniveau van de studenten af te zetten tegen het benodigde taalniveau in de beroepspraktijk. Ongeveer 80 procent van de docenten was van mening dat het taalniveau van de meeste studenten te laag was voor de beroepspraktijk. Hetzelfde beeld kwam naar voren bij de niveau 3 en 4 opleidingen. Daar vond 70 procent van de docenten het taalniveau van de studenten te laag om de opleiding te kunnen volgen en volgens ruim 80 procent van de docenten was het taalniveau van de studenten onvoldoende voor de beroepspraktijk. Het ROC Mondriaan, een grote onderwijsinstelling in de regio Den Haag, heeft in het schooljaar 2007-2008 een grootschalig taalonderzoek uitgevoerd onder 1790 nieuwe mbostudenten. Tijdens de eerste vijf weken van het schooljaar is het taalniveau gemeten en vastgesteld door middel van lees- en schrijftoetsen. Daarnaast zijn er bij 1693 studenten ook spreekassessments afgenomen. Het toetsinstrumentarium, ontworpen door Bureau ICE, bestond uit leestoetsen op twee niveaus, één voor de opleidingsniveaus 1 en 2, en één voor de niveaus 3 en 4, en een spreek- en schrijfassessment. Uit de resultaten van het taalonderzoek bleek dat vooral het leesniveau van de betreffende mbo-studenten bij de start van de opleiding lager was dan het verwachte instroomniveau. Het uitstroomniveau voor het vmbo en het instroomniveau voor het mbo is 2F, wat gelijk staat aan niveau B1 van het Raamwerk Nederlands. Bij de niveau 1-opleidingen scoorde 77% van de studenten onder B1 op de leestoets. Van de niveau 2-studenten scoorde 60% onder B1 op lezen; van de niveau 3-studenten 30%; en van de niveau 4-studenten 19%. De achterstanden in spreek- en schrijfvaardigheid waren beduidend kleiner. 12 van 90

2.2 Nederlands op het ROC Tilburg 2.2.1 ROC Tilburg in het kort ROC (Regionaal Opleidingencentrum) Tilburg, voorheen ROC Midden Brabant, is onderdeel van Onderwijsgroep Tilburg, een overkoepelende stichting die verantwoordelijk is voor een groot gedeelte van het vmbo- en mbo onderwijs in de regio Tilburg. De onderwijsondersteunende diensten zijn gebundeld in drie SSC s (Shared Service Centers): SSC Onderwijs, SSC Beheer en SSC Facilitair (zie figuur 2). Figuur 2 Organogram ROC Tilburg Verdeeld over 17 scholen biedt ROC Tilburg meer dan 144 opleidingen aan binnen het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Op 1 oktober 2009 telde het ROC 10.777 studenten in het beroepsonderwijs en 1.314 studenten in de volwasseneneducatie. Er waren daarnaast in 2009 1441 mensen in dienst bij het ROC (www.roctilburg.nl, geraadpleegd op 22-04-2011). 2.2.2 Taalbeleid ROC Tilburg ROC Tilburg is gestart met taalbeleid toen voor elke opleiding in het kwalificatiedossier een taalcompetentieprofiel op werd genomen (ROC Tilburg, 2010). Een kwalificatiedossier is een complete beschrijving van een bepaalde beroepsopleiding met daarin de inhoud van het beroep en de benodigde competenties, kennis en vaardigheden voor een beginnende beroepsbeoefenaar. Deze kwalificatiedossiers zijn opgesteld voor de onderwijsinstellingen door de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (www.mbo2010.nl, geraadpleegd op 25-04-2011). Het bedrijfsleven heeft via deze kenniscentra belangrijke invloed op de inhoud van de middelbare beroepsopleidingen. 13 van 90

Daarnaast werden ook de vereiste niveaus voor Nederlands opgenomen in het document Leren, Loopbaan en Burgerschap. Dit document bevat de eisen voor de domeinen Leren, Loopbaan, Burgerschap en Nederlands waar een mbo-student aan moet voldoen naast de specifieke eisen voor het beroep (www.mbo2010.nl, geraadpleegd op 25-04-2011). De uitgangspunten van het eerste taalbeleid van ROC Tilburg zijn beschreven in de taalnotitie Van Kaalslag naar Taalslag, die in februari 2008 door het management is besproken en aangenomen. Die uitgangspunten waren in het kort: Nederlands wordt onderwezen in de context van het beroep (integrale leerlijn); Het onderwijs Nederlands fungeert als ondersteunende leerlijn; Elke opleiding heeft een uitgewerkt taalprofiel; De student heeft een taalportfolio Nederlands; Elke student krijgt een taalnulmeting. Een belangrijk punt vormde het aanstellen van een taalcontactpersoon per school. Deze persoon was verantwoordelijk voor het vormgeven, implementeren en bewaken van de activiteiten op het gebied van taalbeleid binnen zijn/haar school. Daarnaast was elke school verantwoordelijk voor het personeel, de roostering, de ruimte en de leermiddelen voor het taalonderwijs. De taken van de projectleiding van het taalbeleid waren: het aansturen en ondersteunen van taalontwikkeling door het plegen van overleg met de taalcontactpersonen; door het initiëren van scholing; en door het leveren van een ROC-breed taalportfolio en ROC-brede taaltoetsen (ROC Tilburg, 2010). In het kader van het Uitvoeringsplan Taal en Rekenen mbo moest elke mbo-instelling een implementatieplan taal en rekenen opstellen voor 1 april 2010 voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 (OCW, 2009). In deze paragraaf zal kort worden ingegaan op de inhoud van het Implementatieplan Nederlands en Rekenen van het ROC Tilburg. Hierbij wordt alleen ingegaan op het taalbeleid en wordt het rekenbeleid buiten beschouwing gelaten. Onderwijsvisie taalbeleid Nederlands 2009-2012 De beheersing van de Nederlandse taal is een voorwaarde om goed te kunnen functioneren in beroep en maatschappij. Het ROC Tilburg heeft als doel om de taalontwikkeling van studenten te stimuleren en vindt het belangrijk dat het leren van de taal plaatsvindt in de context van het beroep. De eisen voor Nederlands zijn vastgelegd in de Kwalificatiedossiers en het document Leren, Loopbaan en Burgerschap. Het taalonderwijs is vormgegeven conform deze eisen. Organisatie van het taalbeleid In figuur 3 is te zien hoe de organisatie van het taalbeleid (en rekenbeleid) is vormgegeven binnen het ROC Tilburg (ROC Tilburg, 2010). 14 van 90

Figuur 3 Organigram organisatie beleid Nederlands en rekenen ROC Tilburg Activiteiten op het gebied van Nederlands Aanpassing didactiek en pedagogiek: Het doel is om de Drieslag Taal verder te implementeren in het taalonderwijs. De Drieslag Taal is een vorm van integrale taalontwikkeling, die bestaat uit drie slagen : - Slag 1: Taalontwikkeling in vaklessen en op stage - Slag 2: Ondersteunend taalonderwijs - Slag 3: Persoonlijke oefening en remediëring (Bolle, 2009). In het Praktijkboek Taalbeleid Nederlands staat het idee van de Drieslag Taal uitgewerkt. Het handboek is gebaseerd op een project dat op initiatief van MBO 2010 en het ITTA in opdracht van zes onderwijsinstellingen is uitgevoerd in het schooljaar 2008-2009. Doel van het project was om het taalbeleid Nederlands op maat uit te werken voor een aantal competentiegerichte opleidingen. Daarnaast zullen er ook taalleerplannen ontwikkeld worden gebaseerd op de uitslag van de nulmeting; zal er remediërend materiaal verzameld en ontwikkeld worden; en zal er onderzoek gedaan worden naar de vormgeving van het taalonderwijs binnen de BBLopleidingen en naar de aanschaf van één taalmethode voor het hele ROC. Toetsing deelnemers: Het toetsen en examineren van studenten moet uiteindelijk op drie manieren gaan gebeuren: door middel van een nulmeting aan het begin van de opleiding; door formatieve toetsing gedurende de opleiding; en door kwalificerende examinering aan het einde van de opleiding. 15 van 90

Extra onderwijstijd: Om extra uren remediërend taalonderwijs aan te kunnen bieden, zal er op elke locatie een taalrekenwerkplaats opgericht worden, waar studenten aan de hand van een individueel taalleerplan aan hun taalachterstand kunnen werken. Nieuwe of aangepaste faciliteiten: Voor de taalrekenwerkplaatsen zullen ruimten ingericht worden en er zal remediërend materiaal ontwikkeld en aangeschaft worden. Professionalisering docenten e.a.: In het kader van het taalbeleid zullen verschillende scholingen georganiseerd worden: scholing Nederlands voor vakdocenten; scholingen voor docenten Nederlands (Referentiekader, didactiek en toetsing, NT2); een assessorentraining voor docenten Nederlands die de Referentiekadertraining al gevolgd hebben; en scholing in het Referentiekader voor specifieke groepen, zoals directeuren, opleidingsontwerpers, examencoördinatoren en coaches. Andere activiteiten gericht op intensivering taalonderwijs: Om bovengenoemde activiteiten te kunnen implementeren, zal er een projectleiding aangesteld worden en zal iedere school een taalcoördinator aanstellen en faciliteren. Tenslotte is het belangrijk dat er gelegenheid is om het niveau van lesmateriaal, toetsen en examens te beoordelen en van feedback te voorzien. Monitoring Om na te kunnen gaan of het beleid tot de gewenste resultaten leidt, zal er op twee manieren monitoring plaatsvinden: - Door het meten van het taalniveau van de studenten, en eventuele dalingen en stijgingen in kaart te brengen. - Door het beschrijven van de uitgevoerde activiteiten in een tijdspad, waarna ze gecontroleerd en, indien nodig, bijgesteld worden. De themagroep taal en rekenen is verantwoordelijk voor de controle van de voortgang van het taalbeleid (ROC Tilburg, 2010). 2.2.3 Taalonderwijs ROC Tilburg Eén van de activiteiten van het taalbeleid bestaat uit het aanpassen van de didactiek door de Drieslag Taal verder te implementeren. In deze paragraaf wordt kort beschreven hoe het taalonderwijs op dit moment is vormgegeven (studiejaar 2010-2011). Voor elke opleiding bestaat een kwalificatiedossier, waarin staat beschreven aan welke eisen een beginnende beroepsbeoefenaar moet voldoen. In het kwalificatiedossier staat dus beschreven wat de studenten aan het einde van hun opleiding moeten kennen en kunnen, maar er staat niet in op welke manier ze die kennis en competenties moeten vergaren. De vormgeving van het onderwijs is de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling zelf. Het 16 van 90

ROC Tilburg heeft ervoor gekozen om het onderwijs onder te verdelen in 17 scholen, met elk een eigen schooldirectie. Voor het grootste gedeelte is elke school zelf verantwoordelijk voor het vormgeven van het onderwijs. Er zijn echter wel een aantal ROC-brede afspraken waar elke school zich aan moet houden. De organisatiestructuur van het ROC Tilburg heeft ertoe geleid dat het taalonderwijs op elke school, en zelfs binnen elke opleiding, anders is vormgegeven. Het aantal minuten Nederlandse les dat studenten per week krijgen, varieert van 30 tot 300 minuten. Een belangrijke verklaring voor deze grote verschillen is dat Nederlands binnen bepaalde opleidingen, bijvoorbeeld de administratieve opleidingen, een belangrijker onderdeel vormt van het curriculum dan binnen bijvoorbeeld de technische opleidingen. Verschillende beroepen vereisen een verschillend taalvaardigheidsniveau. Ook inhoudelijk verschilt het onderwijs Nederlands erg van opleiding tot opleiding. De keuze in lesmateriaal is vrij en er wordt dus gebruik gemaakt van een grote verscheidenheid aan lesmethodes en zelfontwikkeld materiaal. Dit gaat overigens per september 2012 veranderen; dan wordt er ROC-breed één taalmethode ingevoerd. Bovendien is het aantal beschikbare theorie- en computerlokalen is op elke locatie verschillend, wat een belangrijke invloed heeft op de vormgeving van het onderwijs. Bij sommige opleidingen wordt er in de lessen Nederlands door de studenten alleen maar op de computer gewerkt en bij andere opleidingen krijgen de studenten weer relatief veel theorieles. Door al deze verschillen is het lastig om inzicht te krijgen in de effectiviteit van het taalonderwijs. Dit onderzoek zou een bijdrage kunnen leveren aan een beter inzicht in die effectiviteit van het taalonderwijs op het ROC Tilburg. 17 van 90

3 Opzet en uitvoering onderzoek 3.1 Onderzoeksmethode Het onderzoek kan geclassificeerd worden als explorerend praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Het doel van het onderzoek was inzicht te geven in een praktijkprobleem (taalachterstand) bij aanwijsbare personen (mbo-studenten). Bovendien ging het om een verkenning / exploratie van een probleem en niet om de toetsing van een theorie, zoals in toetsend onderzoek (Harm, Boeije & Hox, 2005). Het onderzoek was zowel kwantitatief als kwalitatief van aard. Het kwantitatieve gedeelte bestond uit het meten van de taalvaardigheid van alle eerstejaars mbo-studenten van het ROC Tilburg. Het kwalitatieve gedeelte bestond uit het verzamelen van een aantal gegevens met betrekking tot de studenten, docenten en het onderwijs door middel van vragenlijsten en observatielijsten. 3.2 Populatie en onderzoeksgroep De populatie van het kwantitatieve deel van het onderzoek bestond uit alle eerstejaars mbostudenten van cohort 2010 van het ROC Tilburg. In totaal zijn dat 4056 studenten. Uit de populatie is, in overleg met de taarekenwerkplaatsdocenten, een doelgerichte steekproeftrekking gedaan op basis van de volgende kenmerken: - 12 eerstejaars mbo-studenten die een traject volgen in de taalrekenwerkplaats - van de locaties A en B elk 3 studenten, van locaties C 4 studenten, en van de locaties D en E elk 1 student 4 - afkomstig van verschillende scholen en opleidingen - studenten met verschillende taalachtergronden: 8 NT1-studenten en 4 NT2-studenten 5 Deze 12 studenten vormden samen de onderzoeksgroep voor de kwalitatieve studie. 3.3 Instrumenten 3.3.1 TNT Voor het meten van de taalvaardigheid Nederlands van alle eerstejaars mbo-studenten is gebruik gemaakt van de Taalniveautest Nederlands (TNT 2.0) van uitgeverij Deviant. De TNT is een adaptieve online toets waarmee het taalvaardigheidsniveau van de deelnemer op 4 Er is voor gekozen om de locatie F buiten beschouwing te laten in dit onderzoek. Op deze locatie is de School voor AKA gevestigd, waar alleen opleidingen op mbo niveau 1 worden gegeven. De studenten van deze opleidingen zijn vrijwel allemaal taalzwak en krijgen allemaal les in de taalrekenwerkplaats. Het gaat hier dus om een uitzonderingsgeval, vandaar dat deze locatie niet representatief is en niet geschikt is voor dit onderzoek. 5 Definitie NT2: thuistaal anders dan het Nederlands en minder dan 8 jaar in Nederland geweest tijdens de leerplichtige leeftijd (Wet Inburgering). 18 van 90

de volgende onderdelen gemeten kan worden: structuur, stijl/spelling, woordkennis, leesvaardigheid en luistervaardigheid. De toets is adaptief, wat betekent dat het aantal vragen dat de deelnemer voorgelegd krijgt, afhangt van het aantal goed beantwoorde vragen: hoe meer vragen de student goed beantwoorde, hoe meer vragen hij/zij voorgelegd krijgt. De niveaus zijn gebaseerd op het Referentiekader van de commissie Meijerink, waarbij Deviant ervoor heeft gekozen om elk niveau nog onder te verdelen in twee subniveaus. Het subniveau.1 staat voor voldoende beheersing van het betreffende niveau, en het subniveau.2 staat voor volledige beheersing. Het resultaat van de toets kan bestaan uit de volgende niveaus: Lager dan 1F, 1F.1, 1F.2, 2F.1, 2F.2, 3F.1, 3F.2, 4F.1, 4F.2. De toets bestaat uit maximaal 160 meerkeuzevragen. De afnametijd hangt ook af van het niveau, waarbij Deviant als richtlijn aangeeft: 30 minuten (niveau 1F) tot 1,5 uur (niveau 4F). In verband met het concentratievermogen van de deelnemers is het mogelijk om de toets in twee sessies af te nemen. Bij het onderbreken van de toets worden de antwoorden automatisch opgeslagen. Bij opnieuw inloggen, gaat de toets verder na de laatst ingevulde vraag. De toets is beschikbaar via de digitale leeromgeving van Deviant: studiemeter.nl (www.uitgeverij-deviant.nl, geraadpleegd op 17-04-2011). 3.3.2 Vragenlijsten Voor het verzamelen van de kwalitatieve gegevens over de studenten, de docenten en het onderwijs zijn twee vragenlijsten 6 ontwikkeld, die mondeling werden afgenomen bij de studenten en de docenten. In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen de docenten Nederlands (docent NL) en de taalrekenwerkplaatsdocenten (docent TRWP). De vragenlijst voor de student bevatte vragen over de student zelf en het taalonderwijs. De vragenlijst voor de docent ging over de docent zelf, de student en het taalonderwijs. Er is over elke student een aparte vragenlijst ingevuld. De vragen over het onderwijs gingen over het onderwijs Nederlands dat de betreffende student kreeg, zowel in de lessen Nederlands (klas) als in de taalrekenwerkplaats. De vragen gingen over verschillende mogelijke succesfactoren voor het verhogen van de taalvaardigheid Nederlands van de studenten. De keuze voor de vragen is gebaseerd op literatuur over succesfactoren in het NT1- en NT2-onderwijs. Dit leverde de volgende lijst op met mogelijke succesfactoren per categorie (student-, docent- en onderwijskenmerken). Studentkenmerken: - Geboorteland - Geboorteland ouders - Aantal jaren in NL - Vooropleiding(en) NL 6 Zie bijlage 1 19 van 90

- Vooropleiding(en) buitenland - Moedertaal - Taalachtergrond - Aanwezigheidspercentage - Maken van huiswerk - Studievaardigheid - Concentratievermogen - Zelfbeeld - Motivatie Docentkenmerken: - Vooropleiding(en) - Aantal jaren leservaring - Aantal jaren leservaring mbo - Bijscholing Nederlands voor het mbo - Beheersing moedertalen studenten - Gebruik moedertalen studenten in les - Kennis van landelijke ontwikkelingen op het gebied van Nederlands voor het mbo - Bekendheid met het taalbeleid van ROC Tilburg - Kennis van de taaleisen uit de kwalificatiedossiers - Kennis van (digitale) materialen voor taalonderwijs of taalremediëring - Ervaring met digitale didactiek (o.a. Blackboard) Onderwijskenmerken: - Aantal studenten in groep - Aantal lesuren 7 Nederlands - Samenstelling groep qua taalniveau - Samenstelling groep qua leertempo - Samenstelling groep qua leervraag - Percentage van lestijd op de computer - Verdeling werkvormen (individueel / samenwerken / klassikaal) - Gebruik taalportfolio - Frequentie opgegeven huiswerk Hieronder staat voor een aantal succesfactoren aangegeven wat daarover bekend is uit eerder onderzoek. Studentkenmerken In 2009 hebben Jeanne Kurvers (Universiteit van Tilburg) en Willemijn Stockmann (ROC Tilburg) een onderzoek uitgevoerd naar succesfactoren binnen het alfabetiseringsonderwijs NT2. Uit dit onderzoek is gebleken dat van de cursistkenmerken de opleiding in het land van herkomst en het aanwezigheidspercentage in de lessen de resultaten van lezen en schrijven positief beïnvloeden (Kurvers & Stockmann, 2009). 7 Een lesuur duurt 45 minuten 20 van 90

In het NT1 Handboek (Bohnenn, 2009) wordt een uitgebreide omschrijving gegeven van het NT1-onderwijs aan laaggeletterde volwassen Nederlanders. Verschillende auteurs hebben een bijdrage geleverd aan dit handboek, waardoor het als rijke bron voor dit onderzoek kon dienen. Volgens het handboek voor NT1-onderwijs vormt de kloof tussen de taal die thuis gesproken wordt en de taal die op school wordt gebruikt een belangrijke oorzaak van laaggeletterdheid. In de vragenlijst voor de studenten is uitgebreid gevraagd naar de taalachtergrond van de studenten. In 2010 is het Handboek Nederlands als Tweede Taal in het volwassenenonderwijs uitgekomen. Dit handboek is ontwikkeld door Bart Bossers (docent Taalwetenschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam), Folkert Kuiken (bijzonder hoogleraar Nederlands als tweede taal aan de Universiteit van Amsterdam) en Anne Vermeer (hoofddocent Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Universiteit van Tilburg), in samenwerking met een aantal experts op het gebied van NT2-verwerving. Het handboek bevat omschrijvingen van een aantal die van invloed kunnen zijn op tweedetaalverwerving. Deze factoren heb ik als uitgangspunt genomen voor het formuleren van enkele vragen in mijn vragenlijst. Een belangrijke factor vormt de vooropleiding. Hoger opgeleiden hebben zich meer leerstrategieën eigen gemaakt, waardoor zij veel sneller in staat zijn om een tweede taal te leren dan mensen die niet of nauwelijks naar school zijn geweest (Bossers, Kuiken & Vermeer, 2010). Masgoret en Gardner (2003) hebben een meta-analyse gedaan van verschillende studies die zijn uitgevoerd door Gardner en partners. In de meta-analyse hebben ze gekeken naar attitudes en motivatie in tweede-taalverwerving. Een van hun onderzoekshypotheses luidde: The relationships of second language achievement to measures of attitudes, motivation, and orientations are consistently positive, and the correlation of motivation witch achievement in the language is higher than for the other measures. (Masgoret & Gardner, 2003, p. 177). In hun onderzoek hebben ze duidelijk bewijs gevonden voor de bevestiging van deze hypothese. In het huidige onderzoek zal gekeken worden of deze hypothese ook klopt voor eerste-taalverwerving. Docentkenmerken In het handboek voor NT1-onderwijs wordt ook gesproken over docentkenmerken. Kenmerken van docenten kunnen een belangrijke invloed hebben op de vooruitgang van studenten. Door gebrekkige inhoudelijke kennis kunnen docenten het leren van studenten belemmeren. Onder inhoudelijke kennis wordt verstaan: kennis van schriftelijke taalverwerving of rekenen, digitale vaardigheden, sociale vaardigheden kennis van gebruikssituaties en toepassingen en kennis van niveaus en materialen (Bohnenn, 2009). Op basis hiervan zijn de volgende succesfactoren onderzocht: vooropleiding(en) ; bijscholing Nederlands voor het mbo ; kennis van landelijke ontwikkelingen op het gebied van Nederlands voor het mbo ; bekendheid met het taalbeleid van ROC Tilburg ; kennis van de taaleisen uit de kwalificatiedossiers ; kennis van (digitale) materialen voor taalonderwijs of taalremediëring ; ervaring met digitale didactiek (o.a. Blackboard). 21 van 90

Hammond, Holtzman, Gatlin en Heilig (2005) van Stanford University hebben een longitudinaal onderzoek uitgevoerd naar het effect van vooropleiding van docenten op de vooruitgang van studenten in het voortgezet onderwijs. Uit het onderzoek bleek dat er een sterke samenhang bestond tussen de mate waarin docenten opgeleid waren voor het vak en de effectiviteit van hun onderwijs. Het docentkenmerk vooropleiding(en) zou dus een succesfactor kunnen zijn voor de vooruitgang van studenten in taalvaardigheid. Daarnaast bleek uit het onderzoek van Kurvers en Stockmann (2009) dat het gebruik van de moedertaal van de cursisten in de les een positieve invloed had op de lees- en schrijfprestaties van de cursisten. In de vragenlijst is dan ook gevraagd of de docenten de moedertalen van anderstalige studenten beheersen en of ze die ook inzetten in hun lessen. Naast bovengenoemde factoren is in dit onderzoek ook gekeken naar de leservaring van docenten als mogelijke succesfactor. Borg (2003) heeft een overzicht gemaakt van onderzoek naar wat taaldocenten denken, weten, geloven en doen. Het gaat hierbij om tweede-taalonderwijs. Zo kwam er uit een onderzoek van Nunan (1992) naar voren dat meer ervaren taaldocenten de routines met betrekking tot het orde houden in de klas geautomatiseerd hadden, in tegenstelling tot minder ervaren taaldocenten. De meer ervaren docenten konden zich hierdoor meer richten op de inhoud van het onderwijs dan het managen van de klas. Een ander onderzoek van Richards (1998) liet zien dat ervaren docenten meer improviseerden in hun lessen dan onervaren docenten. Hij suggereerde dat hoe meer docenten hun onderwijsvaardigheden ontwikkelen, hoe minder beslissingen ze voorafgaand aan hun lessen hoeven te maken, waardoor ze meer gebruik kunnen maken van interactieve besluitvorming in de les zelf. Richards, Li en Tang (1998) identificeerden vier gebieden van taalonderwijs waarin onervaren docenten minder bekwaam waren dan ervaren docenten: - de lesstof benaderen vanuit het perspectief van de leerder; - een diepgaand begrip hebben van de lesstof; - weten hoe je de lesstof op een gepaste manier moet presenteren; - en weten hoe je het taalonderwijs kunt integreren in bredere onderwijsdoelen. Uit de resultaten van deze onderzoeken kan men concluderen dat de ervaring van docenten een succesfactor zou kunnen zijn voor de vooruitgang van studenten in taalvaardigheid. Onderwijskenmerken Wat betreft de onderwijskenmerken wees het onderzoek van Kurvers en Stockmann (2009) uit dat het gebruik van de computer een positieve invloed heeft op het lezen. Individueel werken bleek een positieve invloed te hebben op schrijven en relatief veel klassikaal werken bleek negatief te werken voor lezen en schrijven. Het onderzoek wees ook uit dat het gebruik van een taalportfolio een positieve invloed had op de lees- en schrijfprestaties van de cursisten. Naast bovengenoemde punten zou samenwerkend leren ook een positief effect hebben op het leren van studenten volgens het handboek voor NT1-onderwijs. Door samen te werken leren studenten meer, omdat ze dan hun gedachten moeten verwoorden (Bohnenn, 2009). 22 van 90