JAARVERSLAG 2013. Stichting Brocacef Pensioenfonds



Vergelijkbare documenten
VERKORT JAARVERSLAG 2016

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

Terugblik 2011 in cijfers

10. Goed pensioenfondsbestuur

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 3 september 2018

Nieuws. Gezond maar alert. Pensioenfonds IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag. De financiële situatie van het pensioenfonds verbeterde in 2017.

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

Transparantiedocument

VERKORT JAARVERSLAG 2017

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Stichting Metro Pensioenfonds Populair jaarverslag 2008

Verkort jaarverslag 2013

JAARVERSLAG Stichting Brocacef Pensioenfonds

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 26 juni 2014

TRANSPARANTIEDOCUMENT

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

Het jaarverslag 2014 samengevat

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 25 juni 2015

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Functieprofielen Algemeen Bestuur Stichting Pensioenfonds ING. Algemeen functieprofiel Bestuur Stichting Pensioenfonds ING

Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Stichting Pensioenfonds NEG Nederland Huishoudelijk Reglement

Profielschets lid Raad van Toezicht. 20 mei 2019

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Leiden, 3 september 2012

Stichting Pensioenfonds SMIT. Bestuursreglement V120620

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Beschrijving Pension Fund Governance Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

WELKOM. Algemene Vergadering voor Deelnemers en Gepensioneerden 14 september 2016

Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Dit jaarbericht is een verkorte en eenvoudiger te lezen versie van het jaarverslag Met het jaarbericht willen we u de gelegenheid bieden om

Het jaarverslag 2012 in vogelvlucht

Informatiebijeenkomst voor Nalco 24 januari 2019

Pensioenen... Bestuursreglement

delta lloyd pensioenfonds Over het jaar 2012

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

Reservetekort weggewerkt, pensioenen verhoogd

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Functieprofiel lid bestuur met portefeuille vermogensbeheer en risicomanagement van Stichting Notarieel Pensioenfonds

Profielschets lid Raad van Toezicht. 6 maart 2018

Ontwikkelingen in 2012

Deelnemersvergadering Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. 20 juni 2013

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie. Verantwoording Code Pensioenfondsen, 30 november 2016

voor de beleggingscommissie van Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen (hierna: SPV).

Pensioenfonds B&S. Pensioenkrant Pensioen fonds B&S

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Extra informatie pensioenverlaging

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Stichting Norit Pensioenfonds

Veel veranderingen in druk pensioenjaar 2015

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 5 februari Stand van zaken SVG. 1 van 20

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Update Code Pensioenfondsen

Verkort jaarverslag 2015

Pensioeninformatiebijeenkomst over herstelplan 2009

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Analyse financiële positie

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

Transparantiedocument organisatie van Stichting Pensioenfonds Wonen

2e kwartaal 2016 Den Haag, juli 2016

COMMUNICATIEBELEID Eigenaar: Document: Versie: Datum: Auteur: Versie Status Datum Omschrijving

Verkort jaarverslag 2016

Bijzondere Deelnemersvergadering 24 april 2014

Financieel crisisplan. van de

Transparantiedocument

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

JAARVERSLAG Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef

Functieprofiel bestuurs- en commissielid namens pensioengerechtigden Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Deelnemersbijeenkomst

De pensioenleeftijd zal omhoog gaan

Transparantiedocument

Mijn Pensioen. Pensioen is meer! Onderwerpen van vandaag 23/11/2015. Mijn Pensioen (1) Hoe ziet mijn pensioen eruit?

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie. Verantwoording Code Pensioenfondsen, mei 2016

Goed jaar Metro Pensioenfonds, toch geen verhoging pensioenen

Oegstgeest, 4 september Deelnemers en Gepensioneerden

Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

Deelnemersvergadering 29 september 2011

1e kwartaal 2017 Den Haag, april 2017

Update pensioenen INVISTA (Nederland) BV per 15 Oktober Stichting Pensioenfonds Invista

Tien passen voor de tango Normenkader voor het VO

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Transcriptie:

JAARVERSLAG 2013 Stichting Brocacef Pensioenfonds 8 Mei 2014

Stichting Pensioenfonds XYZStichting Pensioenfonds XYZ t Inhoudsopgave Voorwoord 2 Opmerking [j1]: Paginanummers nog toevoegen in de jaarrekening. Koptekst nog aan te passen naar Stichting Brocacef Pensioenfonds Kerncijfers 4 Jaarrekening 39 Balans per 31 december 2013 39 Staat van baten en lasten over 2013 40 Kasstroomoverzicht 41 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013 42 Overige gegevens 83 Verklarende woordenlijst 87 (Alle bedragen luiden in duizenden euro s, tenzij anders vermeld)

Voorwoord Hierbij bieden wij u de jaarrekening 2013 aan van Stichting Brocacef Pensioenfonds. Het jaar 2013 stond onder andere in het teken van de vraag of de positieve ontwikkeling van de dekkingsgraad zich zou doorzetten en korting van de pensioenaanspraken kon worden vermeden. Onze verplichtingen daalden in 2013 met circa 8,7 mln. (van 198,8 mln. naar 190,1 mln.) Het belegd vermogen 2013 vertoonde een positief resultaat. Dit nam toe van 194,5 mln. per 31 december 2012 tot 203,9 mln. per 31 december 2013. Als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen is Oonze dekkingsgraad gesten met heeft een positieve impuls gekregen van 9,7%, waardoor we in het verslagjaar wederom geen korting van pensioenaanspraken hoefden aan te kondigen. We sloten 2013 af met een dekkingsgraad van 110,9% waarmee we boven onze minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1% uitkwamen. Ondanks dat de De dekkingsgraad is in 2013 dan welis gestegen naar 110,9% (2012: 101,2%), toch blijft er sprake van een reservetekort. Het minimum vereist eigen vermogen bedraagt namelijk XXX. Dat betekent dat het herstelplan nog steeds van kracht blijft. Voor informatie over het herstelplan verwijzen wij naar het hoofdstuk Herstelplan van dit verslag. Ondanks de positieve ontwikkeling van de dekkingsgraad heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2014 geen toeslag (indexering) te verlenen voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het bestuur is van mening dat er nog te veel onrust heerst op de financiële markten. Daarnaast zou het toekennen van een toeslag een negatief effect op de dekkingsgraad hebben. Opmerking [j2]: Met name als gevol van. -Gestegen rente Opmerking [j3]: Steeg als gevolg van positieve beleggingsrendementen Opmerking [j4]: Toelichting VEV Het deelnemersbestand is in 2013 lichtiets afgenomen tot 3.124 ( 2012: 3.210). In 2013 is de groep (actieve) deelnemers afgenomen tot 613 deelnemers ( 2012: 643). Het rendement op de beleggingen bedroeg over 2013 6,65% (2012: 15,3%). Het resultaat kwam ten gunste van de reserves. BlackRock versloeg wederom de benchmark, terwijl Morgan Stanley de benchmark niet wist te bereiken. ING presteerde weliswaar beter dan de benchmark, toch was het resultaat op obligaties dit jaar negatief. Het bestuur blijft de vermogensbeheerders kritisch volgen om dit meer inhoud te geven heeft het bestuur dan ook de beleggingscommissie uitgebreid met een externe onafhankelijke adviseur. Integraal risicomanagement was in 2013 vast onderdeel op de agenda van de bestuursvergaderingen en om dit nog meer vorm te geven is de Risico Analyse Monitor van Montesquieu aangeschaft om de risico s nog beter te monitoren. Het saldo van baten en lasten over 2013 is positief 18,4 mln.( 2012: 10,8 mln.). Opmerking [j5]: Meermaals wordt benchmark benoemd. Informatiewaarde de alinea verhogen door de benchmark e de performance tov de benchmarkt te concretiseren. Bijv. In de beleggingsmix zijn een drieta hoofdcategorieen te onderscheiden, aandelen, vastgoed en vastrentende waarden. Voor aandelen presteerde BlackRock met een rendement van 16,4% boven de benchmark van 16,1%. Opmerking [j6]: Als gevolg van de gestegen marktrente Het bestuur heeft in 2013 ook diverse keuzes moeten maken: - het kiezen van een bestuursmodel ingegeven vanuit de wet versterking bestuur pensioenfondsen - het implementeren van de code pensioenfondsen waarbij men op punten kan afwijken als hier argumenten voor zijn - de pensioenregeling 2014 Het bestuur heeft gekozen voor het paritaire bestuursmodel, de code pensioenfondsen is op een tweetal punten niet overgenomen en de pensioenregeling blijft op 65 jaar maar met een lager opbouwpercentage vanaf 1 januari 2014 namelijk 1,84% ( 2013: 2,25%). Een verder toelichting op deze keuzes is opgenomen in het bestuursverslag. Opmerking [j7]: Deze term wordt 1x gehanteerd in het document. Jaarverslag de titel zoals opgenomen of verslag van h bestuur

Een belangrijk uitdaging in 2013 was het wegwerken van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, accountant en actuaris. Het doet ons goed om te kunnen mededelen dat dit is gelukt. Wel is het zo dat er een aantal onderwerpen in 2014, bij de wijziging van de pensioenregeling 2015, worden meegenomen. Deskundigheid van het bestuur is en blijft een hot issue. Er is dan ook besloten dat alle bestuursleden op alle kennisgebieden deskundigheidsniveau 2 moeten halen. In het kader van professionalisering van het bestuur is er besloten om vanaf 1 januari 2014 aan bestuursleden een belaste vergoeding per bijgewoonde bestuursvergadering uit te keren. Opmerking [j8]: Negatieve woordkeuze. Bijv. implementeren / adresseren. Opmerking [j9]: Engels taalgebruik belangrijk aandachtspunt Opmerking [j10]: Voor de lezer van jaarrekening niet zelfstandig leesbaar (w zegt deskundigheidniveau 2) De fondsdocumenten zijn aangepast in verband met de aanpassing van de tekst toeslagbepaling daar deze afwijkt van de wettelijk voorgeschreven voorwaardelijkheidsverklaring, zoals opgenomen in de Toeslagenmatrix en de aanpassing van het opbouwpercentage per 2014 Graag spreken wij hier onze dank en waardering uit jegens iedereen, die zich in 2013 heeft ingezet voor het fonds. Stichting Brocacef Pensioenfonds Maarssen, 8 mei 2014 Namens het bestuur, J.P. Eeken Voorzitter

Kerncijfers 2013 2012 2011 2010 2009 Aantal werkgevers 2 2 2 2 2 Aantal verzekerden Actieve deelnemers 613 643 585 593 634 Arbeidsongeschikten 35 37 38 39 43 Premievrije rechten ( slapers ) 1.252 1.302 1.363 1.395 1.810 Pensioentrekkenden 1.224 1.228 1.194 1.158 1.145 Totaal 3.124 3.210 3.180 3.185 3.632 Reglementvariabelen Toeslagverlening actieven per 01-01 (in %) 0,00 0,00 0,00 0,00 1,51 Cumulatief niet toegekende toeslagen(in %) 5,87 4,57 3,02 1,25 0,00 Loonontwikkeling 2013 actieven 1,25 1,50 1,75 1,25 1,51 Toeslagverlening inactieven per 31-12 (in %) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Cumulatief niet toegekende toeslagen(in %) 13,33 12,55 9,88 7,27 5,81 Inflatie(Prijsindexperiode x-y) inactieven 1,68 2,43 2,43 1,38 (0,10) Korting van aanspraken en rechten (in %) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Pensioenuitvoering Feitelijke premie 1 5.814 5.900 6.201 5.784 6.718 Kostendekkende premie 1 4.421 4.450 3.496 3.895 5.179 Pensioenuitvoeringskosten 515 569 510 560 555 Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer 2 0,28 0,30 0,28 0,31 0,30 Uitkeringen 8.333 8.180 7.950 8.776 8.008 Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen 210.823 201.081 177.415 175.204 162.093 Minimaal vereist eigen vermogen 203.049 193.709 172.313 158.707 Vereist eigen vermogen 224.040 212.930 194.468 179.636 Aanwezige dekkingsgraad (in %) 110,9 101,2 95,5 106,0 106,5 Vereiste dekkingsgraad (in %) 11 114,9 114,4 117,6 115,8 Beleggingsportefeuille Aandelen 70.452 60.002 53.788 53.695 43.901 Vastrentende waarden 114.637 117.097 106.305 106.500 109.741 Vastgoedbeleggingen 17.548 17.190 13.328 9.898 4.774 Derivaten 1.257 202 (1.354) 429 (105) Overige beleggingen 2.059 1.512 194 198 271 Opmerking [j11]: Toch enkel liquide middelen. Zou ik hier opnemen om vrage te voorkomen. 1 2 Zie voor een toelichting op de feitelijke premie en de kostendekkende premie Het aantal deelnemers is hierbij de som van de actieve en gepensioneerde deelnemers overeenkomstig de Aanbevelingen Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie.

Beleggingsperformance 3 Beleggingsrendement in % 6,65 15,3 2,1 9,9 16,2 Benchmarkrendement in % 5,79 15,1 4,4 11,3 15,1 Kosten vermogensbeheer in % van gemiddeld. belegd vermogen 0,53 0,58 0,34 0,23 0,24 3 Gebruikte methode (definities) vermelden. Er bestaat een gestandaardiseerde methode GIPS (Global Investment Performance Standard).

JAARVERSLAG Karakteristieken van het pensioenfonds Profiel Stichting Brocacef Pensioenfonds, statutair gevestigd te Maarssen is opgericht op 23 augustus 1973. De laatste statutenwijziging was op 30 november 2012. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41179500. Het fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen voor de aangesloten ondernemingen van Brocacef Groep NV en Imgroma BV uit. Dat betekent innen van de premie, administreren en uitbetalen van de pensioenen en beheren en beleggen van het fondsvermogen. De voornaamste financiële doelstellingen van de Stichting zijn dan ook: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te realiseren; het zo mogelijk stabiliseren van de premie. Beleid en verantwoording Het fonds geeft uitvoering aan het pensioenreglement zoals overeengekomen in de, met de aangesloten ondernemingen van Brocacef Groep NV en Imgroma BV overeengekomen, uitvoeringsovereenkomsten. Deze uitvoering bestaat uit het beleggen van het beschikbare vermogen, het doen van uitkeringen en het informeren van belanghebbenden. Hiertoe wordt voor 2 aangesloten ondernemingen en 3.124 deelnemers, gewezen deelnemers/slapers en gepensioneerden eind 2013 circa 203,9 vermogen belegd. In de uitvoeringsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de beleidsruimte van het bestuur. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor de uitvoering en houdt als goed huisvader de regie over de werkzaamheden van het fonds. Daartoe heeft het fonds de volgende beleids- en verantwoordingscyclus geïmplementeerd:

Beleid Pensioenreglement Uitvoeringsovereenkomst Verantwoording UPO, start- en stopbrieven Jaarrekening Toezichtsverslaggeving Communicatie aan deelnemers Analyse en verankering ALM-studie ABtN Monitoren SLA-rapportages Performancerapportages ISAE-rapporten Implementatie Vermogensbeheerovereenkomst Uitbestedingsovereenkomsten Service level agreements In de Actuarieel Beleidstechnische Nota (ABTN) zijn de opzet van het fonds, de risicoanalyse en wijze van uitvoering gedocumenteerd. Onderdeel van het beleid is een noodprocedure waarin is beschreven hoe het fonds omgaat met de besluitvorming in spoedeisende situaties. Deze noodprocedure is onderdeel van het crisisplan van het fonds dat als bijlage bij de ABTN is opgenomen. De uitvoeringsovereenkomsten, het pensioenreglement en de ABTN zijn beschikbaar op de website van het pensioenfonds (www.brocacefpensioenfonds.nl). Uitgangspunt in het handelen van ieder individueel bestuurslid en het bestuur als geheel is dat hij/zij/het handelt in het belang van alle belanghebbenden van het fonds, rekening houdend met de korte- en langetermijneffecten van maatregelen. De overwegingen die het bestuur afweegt worden in de notulen van de bestuursvergaderingen vastgelegd. In het bestuurverslag over 2013 worden de overwegingen bij belangrijke besluiten in 2013 toegelicht. Het bestuur weegt in zijn besluitvorming de aanbevelingen van het toezichtorgaan mee en gaat een dialoog aan met het verantwoordingsorgaan bij het afleggen van verantwoording.

Kenmerken basis pensioenregeling In het boekjaar zijn er geen wijzigingen in de bestaande regeling aangebracht. De kenmerken van de regeling per 31 december 2013 zijn als volgt: Pensioensysteem Pensioenleeftijd Middelloon (voorwaardelijke indexatie) De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Pensioengevend salaris Het pensioengevend salaris voor 2013 in de middelloonregeling is maximaal 4.067,52 (op fulltime basis) per maand. Boven dit salaris is er een excedentregeling van kracht. Franchise De maandelijkse franchise bedraagt 1.093,29. Pensioengrondslag Opbouwpercentage Partnerpensioen Eigen bijdrage Het maximaal maandsalaris minus de franchise. 2,25% van de pensioengrondslag per maand. Het levenslang partnerpensioen per jaar ten behoeve van de nabestaande partner bedraagt 60% van het ouderdomspensioen. De bijdrage bedraagt 6% van het bruto maandsalaris minus franchise per maand. In aanvulling hierop is door de deelnemer tot 1 januari 2017 een tijdelijke bijdrage van 0,5% van het maximaal maandsalaris verschuldigd. Bij vaststelling van de premie wordt rekening gehouden met een parttime dienstverband. Ontwikkelingen in deelnemers Het aantal medewerkers dat pensioen opbouwt bij Brocacef Pensioenfonds is in 2013 afgenomen. In onderstaande tabel is een mutatieoverzicht opgenomen met de ontwikkelingen in het deelnemersbestand. Actief Arbeidsongeschikt Ingegaan OP/NP/WZ P Slapers Totaal Deelnemers per 1 januari 2013 643 37 1.228 1.302 3.210 Indiensttredingen en inkomende waardeoverdrachten 56 1 47 76 180 Uitdiensttredingen en uitgaande waardeoverdrachten (76) - - (29) (105) Pensionering (8) (3) (36) (47) Overlijden (1) - (61) (4) (66) Overige mutaties (1) - 10 (57) (48) Deelnemers op 31 december 2013 613 35 1.224 1.252 3.124

Organisatie Bestuur De samenstelling van het bestuur is als volgt: Naam Functie Vertegenwoordiging Lid sinds Einde zittingsduur J.P. Eeken Voorzitter Werkgever 13-11-1990 01-04-2015 Mr. L.H.H.O. van Galen Plv. Voorzitter Werkgever 01-04-2004 01-04-2016 N. van Esschoten RA Lid Werkgever 01-04-2005 01-04-2017 A.M.S.N.T. Tromp Lid Werkgever 01-01-2012 01-04-2018 F. Huisman Lid Werknemers 02-08-1994 01-04-2015 H. Kappert Lid Gepensioneerden 01-04-2002 01-04-2017 Drs. M.P. Venema Lid Werknemers 01-04-2010 01-04-2018 Mr. J de Wit Lid Gepensioneerden 01-04-2008 01-04-2016 Bij de werkgever zijn werkzaam: mevrouw Tromp (hoofd HRM) en de heren Van Esschoten (concerncontroller), Eeken (financieel directeur), Van Galen (adviseur arbeidszaken), Venema (informatieanalist) en Huisman (businesscontroller). Met ingang van 1 april 2014 zijn mevrouw Tromp en de heer Venema herbenoemd voor een periode van 4 jaar. De herbenoeming is gemeld bij De Nederlandsche Bank (DNB). DNB heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de herbenoeming. Het bestuur van het fonds heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan een uitvoeringsorganisatie. Deze werkzaamheden betreffen vermogensbeheer, pensioenadministratie en bestuursondersteuning. Uitgangspunt is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet, verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het fonds, in overeenstemming met de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van het fonds wordt gevormd door de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter en wordt ondersteund door de pensioenfondsmanager. Verantwoordingsorgaan (VO) Het VO vertegenwoordigt alle belanghebbenden van het fonds. Uitgangspunt in het handelen van ieder individueel lid van het VO en het VO als geheel is dat hij/het handelt in het belang van alle belanghebbenden van het fonds, rekening houdend met de korte- en langetermijneffecten van maatregelen. Het VO bewaakt of het bestuur de uitvoeringsovereenkomst en het pensioenreglement juist uitvoert. Het VO bewaakt eveneens de evenwichtige belangenbehartiging van de verschillende belanghebbenden door het bestuur. Het VO doet verslag van zijn bevindingen in deze jaarrekening. Intern toezicht Het intern toezicht wordt periodiek, vanaf 2014 jaarlijks, uitgevoerd door een visitatiecommissie. Het intern toezichtorgaan heeft als taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Het orgaan onderhoudt een actieve dialoog met het bestuur. Het is belast met het toezien op een adequate risicobeheersing en evenwichtige

belangenafweging door het bestuur. Het toezichtorgaan legt verantwoording af over de uitvoering van de taken van het verantwoordingsorgaan, de werkgever en het belanghebbendenorgaan. Het intern toezicht betrekt in zijn toezicht de naleving door het fonds van normen in de Code Pensioenfondsen. Het orgaan doet verslag van zijn bevindingen. Uitvoering en uitbesteding Het bestuur laat zich in de uitoefening van zijn taken ondersteunen door de administratie van het Brocacef Pensioenfonds onder leiding van de pensioenfondsmanager. Deze is verantwoordelijk voor het management van het pensioenfonds en het adviseren en ondersteunen van het bestuur bij de beleidsvoorbereiding en het toezicht op de uitvoering van het beleid, waaronder de pensioenadministratie en de financiële administratie. De uitvoerende werkzaamheden betreffende het vermogensbeheer zijn uitbesteed aan ING Asset Management BV, BlackRock en Morgan Stanley Investment Management. Het pensioenfonds geeft eveneens uitvoering aan een excedent regeling (DC regeling) waarvoor het vermogensbeheer is ondergebracht bij Robeco. Met deze beheerders zijn nadere afspraken in overeenkomsten en mandaten vastgelegd. Met de vermogensbeheerder zijn concrete afspraken rondom vergoedingen gemaakt. De prestatiebeloningen in de contracten zijn zodanig dat de partijen niet worden aangemoedigd om meer risico te nemen dan het bestuur aanvaardbaar acht. In het bestuursverslag doet het bestuur verslag van de kosten van uitbesteding. Het bestuur voert periodiek overleg met de uitvoerder en vermogensbeheerder(s) over de kwaliteit van de uitvoering. De organisaties verstrekken jaarlijks een internebeheersingsrapportage (ISAE 3000/3402) die door het bestuur jaarlijks wordt geanalyseerd en met de organisatie wordt besproken. Het bestuur heeft voor het toezicht op de vermogensbeheerders met een rapportage en het instellen van een beleggingscommissie, maatregelen getroffen om toezicht te kunnen uitoefenen op de activiteiten van de vermogensbeheerders. Hierbij is met name het monitoren van het beleggen binnen de mandaten van het bestuur van belang. Bovendien wordt hierbij aandacht gegeven aan de aard, juiste interpretatie en uitvoering van beleggingen in lijn met de uitkomsten van de ALM-studie zoals die door het bestuur periodiek wordt gemaakt en/of herijkt. Beleggingscommissie Na de overdracht van het vermogensbeheer naar een externe partij heeft het bestuur een beleggingscommissie opgericht met als mandaat het monitoren van de vermogensbeheerder, het voeren van een beleggingsbeleid ten opzichte van de strategische benchmark, het opstellen van het beleggingsplan en het adviseren van het bestuur in te nemen beslissingen. De commissie is samengesteld uit leden van het bestuur, met een stemverhouding conform het bestuursreglement. Daarnaast is er in 2013 een externe deskundige benoemd deze heeft geen stem. De samenstelling van de beleggingscommissie zorgt ervoor dat de beleggingsontwikkelingen goed kunnen worden geanalyseerd en de uitvoering door de vermogensbeheerders kritisch kan worden bezien.

De beleggingscommissie bestaat ultimo boekjaar uit de volgende leden: F. Huisman (voorzitter) J.P. Eeken A. Zwijgers P. Laven (extern deskundige namens Montesquieu) Communicatiecommissie De communicatiecommissie heeft als taak om het bestuur te adviseren over voorstellen voor de communicatie aan deelnemers. Dit betreft onder meer de vertaling van het pensioenreglement, het toeslagenlabel, het uniform pensioenoverzicht (UPO), de website en de nieuwsbrieven. Hierbij staat voorop de (gewezen) deelnemers in begrijpelijke taal te informeren over pensioenonderwerpen mat als doel hen meer pensioenbewust te maken. De communicatiecommissie bestaat ultimo boekjaar uit de volgende leden: - J. de Wit, voorzitter - L.H.H.O. van Galen - H. Kappert - M.P. Venema - A. Zwijgers, pensioenfondsmanager - A. van de Graaf, medewerker pensioenfonds Compliance officer Als compliance officer is door het bestuur aangewezen mevrouw Mr. M. van der Meer, Juridische Zaken Brocacef Groep NV. Zij bewaakt of het pensioenfonds voldoet aan de wet- en regelgeving en de gedragscode van het pensioenfonds. Zij is onafhankelijk van het bestuur en rapporteert jaarlijks haar bevindingen. Externe ondersteuning en controle Het fonds wordt bijgestaan door externe deskundigen voor actuariaat en risicobeheersing op zowel korte als lange termijn. Ultimo boekjaar is de externe adviserende actuaris de heer drs. J.L.A. Schilder AAG werkzaam bij Towers Watson. De certificerend actuaris is mevrouw L. Gastelaars AAG, eveneens werkzaam bij Towers Watson. Het bestuur heeft zich er van overtuigd dat er voldoende waarborgen zijn voor correcte uitoefening van beide functies binnen hetzelfde kantoor. De externe accountant van het fonds is de heer drs. J.C. van Kleef RA van KPMG. Voor niet-controlewerkzaamheden die worden verstrekt aan deze partijen weegt het bestuur voorafgaand aan het toekennen van de opdrachten af in hoeverre de onafhankelijke positie van de certificeerder in gevaar komt. Het functioneren van de certificerende actuaris en de accountant is in 2013 geëvalueerd. De uitkomsten zijn met de certificeerder en accountant besproken.

Verslag van het bestuur Belangrijke ontwikkelingen in 2013 Wet versterking bestuur pensioenfondsen In 2013 is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking getreden. Deze wet schrijft een aantal nieuwe bestuursmodellen voor. Deze modellen zijn erop gericht om de evenwichtige belangenbehartiging in de besturing van een pensioenfonds te versterken en de rolverdeling tussen de verschillende organen in de structuur van het pensioenfonds te optimaliseren. Het bestuur van het fonds heeft de voor- en nadelen van de verschillende bestuursmodellen geëvalueerd. Dit heeft ertoe geleid dat het bestuur heeft besloten om met ingang van 2014 de besturing van het fonds in te richten op basis van het paritair model. Dit houdt in dat het bestuur de huidige bestuursvorm voortzet. Bij de keuze voor het paritaire model heeft het bestuur overwogen dat: Brocacef Pensioenfonds een relatief oud fonds is, gekenmerkt door een verhoudingsgewijs groot aantal gepensioneerden t.o.v. de actieven. Het een enthousiast bestuur heeft. Het tot nu toe geen probleem is geweest in vacatures te voorzien. Het bestuur kan snel bijeenkomen en snel tot besluiten komen. Bestuursleden achten zich verantwoordelijk voor alle geledingen en zijn daardoor in staat tot evenwichtige belangenbehartiging. Contacten met de actieven en gepensioneerden zijn direct, laagdrempelig en persoonlijk. Deze kwaliteiten wil het bestuur graag behouden. Daarmee zal in de toekomst meer ingezet moeten worden op kennisverwerving, werving nieuwe bestuursleden met de zelfde signatuur binnen de organisatie en een hoger nuttig effect van het toezicht. Om die reden heeft het bestuur gekozen voor een paritair bestuur. De procedures rondom benoeming, ontslag en schorsing van bestuursleden of leden van het VO zijn vastgelegd in de statuten en de reglementen van het betreffende orgaan. Deze reglementen zijn opgenomen op de website van het fonds. Deskundigheidsbevordering en bestuurlijke effectiviteit Het bestuur zorgt voor geschiktheid, complementariteit en continuïteit binnen het bestuur. Het bestuur toetst de geschiktheid van de bestuursleden bij het aantreden en gedurende het bestuurslidmaatschap. Hiertoe is per bestuursfunctie een profielschets opgesteld en opgenomen in het Plan bevordering bestuurderskwaliteit. Het programma voor permanente educatie van bestuursleden waarborgt dat de geschiktheid van bestuursleden op peil blijft en waar nodig wordt verbreed of ontwikkeld. De deskundigheid wordt jaarlijks getoetst voor individuele bestuursleden en het bestuur als geheel. De uitkomsten zijn vastgelegd in de deskundigheidsmatrix. Op basis van de toegewezen aandachtsgebieden wordt jaarlijks bepaald welke acties moeten worden ondernomen om de vereiste deskundigheid te halen respectievelijk te behouden. In 2013 hebben de voorzitter van het bestuur en de pensioenfondsmanager met de individuele bestuursleden de functioneringsgesprekken gevoerd. Op basis van de functioneringsgesprekken heeft het bestuur geconcludeerd dat: De tijdsbesteding is flink toegenomen. Deskundigheid van de bestuursleden heel belangrijk is. Om aan de eisen van DNB te blijven voldoen dient men opleiding, cursussen en seminars te volgen. Een actieve inbreng van de bestuursleden in discussies en besluitvorming en waarbij gekeken wordt naar het algemeen belang.

Naar aanleiding van de individuele functioneringsgesprekken is dan ook het volgende besloten: Dat alle bestuursleden, uiterlijk in 2015, op alle kennis gebieden aan deskundigsniveau 2 moeten voldoen. Een eerste stap is dat alle bestuursleden, in 2014, op hun kennisgebied deskundigheidsniveau 2 moeten halen. Integere bedrijfsvoering Elk pensioenfonds dient maatregelen te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet zijn de STAR-Principes voor goed pensioenfondsbestuur verankerd in een wettelijk kader. Het gaat hier om zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van het bestuur is gericht op een integere bedrijfsvoering, zoals is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Daaronder wordt onder meer verstaan: Een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) Analyse en beheersing van financiële en niet-financiële risico s (waaronder het integriteitsrisico) Voorkomen van belangenverstrengeling Eenmaal per drie jaar een continuïteitsanalyse Naleving wet- en regelgeving en communicatie met de toezichthouder De gedragscode voor het fonds is in 2013 door alle bestuursleden en de medewerkers van de administratie van het pensioenfonds getekend. De gedragscode is ingesteld ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het pensioenfonds en de privébelangen van betrokkenen, alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds voor privédoeleinden. Met deze ondertekening verklaart men de gedragscode in het voorgaande jaar te hebben nageleefd. De compliance officer heeft hierop toegezien en geen incidenten geconstateerd. De ontwikkelingen in wet- en regelgeving worden door het bestuur nauwgezet gevolgd. Voor het fonds relevante wijzigingen worden geanalyseerd en de opvolging wordt besproken in de bestuursvergaderingen. In het bestuursverslag in deze jaarrekening worden de belangrijkste ontwikkelingen toegelicht. Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving door het fonds. Zoals toegelicht in paragraaf is gedurende het boekjaar een herstelplan van toepassing vanwege een reservetekort. Vanaf 1 januari 2014 is voor pensioenfondsen in Nederland de Code Pensioenfondsen ( de Code ) van kracht. Hoewel over 2013 de Code formeel nog niet verplicht was, hecht het bestuur eraan aan te geven dat het voldoet aan de vereisten uit de Code met uitzondering van de volgende bepalingen: - Maximale zittingsduur bestuursleden - Jaarlijkse evaluatie van collectief en individuele leden Het bestuur is van mening.. De Nederlandsche Bank Opmerking [j12]: Graag afwijking concretiseren. Maar volgens mij volgt da nog aan de lay-out te zien. Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. DNB heeft geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van de organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.

Klachten, geschillen en onregelmatigheden Klachten en geschillen kunnen door belanghebbenden worden gemeld via De klachten en geschillenregeling is beschikbaar op de website van het fonds. In 2013 heeft het fonds geen klachten ontvangen. Onregelmatigheden die binnen het fonds, zijn organen of bij de partijen aan wie taken zijn uitbesteed worden gesignaleerd kunnen worden gerapporteerd bij. op grond van de klokkenluidersregeling van het fonds. De klokkenluidersregeling is beschikbaar op de website van het fonds. Ook bij de uitvoerder en de vermogensbeheerder zijn klokkenluidersregelingen geïmplementeerd. Terugstorting jaren 90 Eind 2012 en begin 2013 hebben de overheid en de media aandacht geschonken aan de zogenoemde terugstortingen van pensioengelden aan de werkgevers, die plaatsvonden in de jaren negentig. In de jaren negentig hebben de pensioenfondsen, daartoe uitgenodigd door de dreiging van het wetsvoorstel Wet Brede Herwaardering, langs allerlei manieren gepoogd het extra opgebouwde pensioenvermogen, de zogeheten buffer, af te laten nemen. Deze actie was er vooral op gericht te voorkomen dat het geld op grond van de Wet Brede Herwaardering naar de overheid zou gaan om de overheidstekorten terug te dringen. Dit maakte het voor pensioenfondsen niet aantrekkelijk om veel geld in kas te hebben. Door de buffers te verlagen is pensioengeld direct of indirect ten bate gekomen van degenen die het destijds ingelegd hebben: de werkgevers, de werknemers en de gepensioneerden. Daar is destijds in alle openbaarheid over gesproken en geschreven. Het is belangrijk om te benadrukken dat de keuzes die in de jaren negentig zijn gemaakt bewust zijn gemaakt, onder de bijzondere omstandigheden van destijds. Ook bij (destijds) Pensioenfonds ACF en Pensioenfonds Brocacef hebben er terugstortingen aan de werkgever plaatsgevonden. De verlaging van de buffers was in overeenstemming met destijds geldende financieringsafspraken, het wettelijke kader en het de reglementen van de fondsen. Op basis van de jaarverslagen van de jaren 90 komen wij tot de volgende bedragen die gerestitueerd zijn aan de werkgevers: Pensioenfonds ACF : 15,1 miljoen Pensioenfonds Brocacef : 13,5 miljoen

Uitbesteding Het bestuur heeft de beleggingsadministratie, de werkzaamheden op het gebied van actuariële berekeningen en de beleggingen van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Het bestuur heeft KPMG Accountants N.V. als extern accountant aangesteld. Deze controleert jaarlijks de jaarrekening en de staten voor DNB en doet vervolgens rapport de uitkomsten verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een verslag aan het bestuur. Het bestuur heeft Towers Watson als extern certificerend actuaris aangesteld. De actuaris beoordeelt de financiële positie van het pensioenfonds volgens de eisen van DNB en rapporteert zijn bevindingen eenmaal per jaar aan het bestuur in een actuarieel rapport en actuariële verklaring. Opmerking [j13]: Haar? Het bestuur is uitvoerig geïnformeerd door de vermogensbeheerders over hun werkwijze en hun prestaties ten opzichte van de benchmark. Het bestuur heeft in haar evaluatie geconcludeerd dat alle partijen conform de uitvoeringsovereenkomst en ISAE-3402 verklaring hun diensten uitvoeren. Het overlijdensrisico is vanaf 1 januari 2012 herverzekerd bij Zwitserleven. Naast het overlijdensrisico is ook het arbeidsongeschiktheidsrisico vanaf 1 januari 2012 bij Zwitserleven herverzekerd. De overeenkomst met Zwitserleven heeft een duur van 3 jaar. Het bestuur beoordeeld al haar externe dienstverleners periodiek op effectiviteit, kwaliteit en prijs. Dat heeft niet geleid tot aanpassing van het beleid. Verslag van de commissies Communicatie Communicatie met de deelnemers van het fonds vindt plaats via nieuwsbrieven, en de website van het fonds. In 2013 is de website vernieuwd. De verantwoording over het gevoerde beleid en de financiële uitkomsten vindt plaats in de jaarrekening. De persoonlijke pensioeninformatie van de belanghebbenden van het fonds is beschikbaar via het UPO en het Pensioenregister (www.mijnpensioenoverzicht.nl). In 2013 hebben alle deelnemers een UPO ontvangen. Daarnaast biedt het fonds via zijn website aan zijn deelnemers een pensioenplanner aan waarmee op basis van actuele gegevens verschillende pensioenscenario s kunnen worden doorgerekend. Bestuursvergaderingen Het bestuur van het fonds heeft het afgelopen jaar 7 maal vergaderd. Naast de reguliere beleidscyclus stonden de volgende belangrijke onderwerpen op de agenda: de evaluatie herstelplan gezien het feit van onderdekking van het fonds. De mogelijkheid tot korten van de pensioenaanspraken heeft er dan ook toe geleidt dat de financiële situatie van het fonds nauwlettend is gemonitord. Het niet verder afdekken van het renterisico heeft een positief effect gehad op de dekkingsgraad daar de rente is gestegen en daardoor onze verplichting zijn afgenomen. Ook positief is de ontwikkeling van ons belegd vermogen door

met name de stijging van de aandelenkoersen. Dekkingsgraad is dan ook gestegen van 101,2% ultimo 2012 naar 110,9% ultimo 2013. Eind 2012 en begin 2013 hebben de overheid en de media aandacht geschonken aan de zogenoemde terugstortingen jaren 90 van pensioengelden aan de werkgevers, die plaatsvonden in de jaren negentig. In de jaren negentig hebben de pensioenfondsen, daartoe uitgenodigd door de dreiging van het wetsvoorstel Wet Brede Herwaardering, langs allerlei manieren gepoogd het extra opgebouwde pensioenvermogen, de zogeheten buffer, af te laten nemen. Deze actie was er vooral op gericht te voorkomen dat het geld op grond van de Wet Brede Herwaardering naar de overheid zou gaan om de overheidstekorten terug te dringen. Dit maakte het voor pensioenfondsen niet aantrekkelijk om veel geld in kas te hebben. Door de buffers te verlagen is pensioengeld direct of indirect ten bate gekomen van degenen die het destijds ingelegd hebben: de werkgevers, de werknemers en de gepensioneerden. Daar is destijds in alle openbaarheid over gesproken en geschreven. Het is belangrijk om te benadrukken dat de keuzes die in de jaren negentig zijn gemaakt bewust zijn gemaakt, onder de bijzondere omstandigheden van destijds. Ook bij (destijds) Pensioenfonds ACF en Pensioenfonds Brocacef hebben er terugstortingen aan de werkgever plaatsgevonden. De verlaging van de buffers was in overeenstemming met destijds geldende financieringsafspraken, het wettelijke kader en het de reglementen van de fondsen. Op basis van de jaarverslagen van de jaren 90 komen wij tot de volgende bedragen die gerestitueerd zijn aan de werkgevers: Pensioenfonds ACF : 15,1 miljoen Pensioenfonds Brocacef : 13,5 miljoen De werkgever heeft een werkgroep samengesteld die zich bezig heeft gehouden met het Nieuw pensioencontract 2014 en 2015. In deze werkgroep zitten ook twee bestuursleden namens het bestuur. Voor 2014 is dan ook overeengekomen dat de pensioenleeftijd 65 jaar blijft en het opbouwpercentage verlaagd wordt van 2,25% naar 1,84% per maand. Tevens is de staffel van de beschikbare premieregeling verlaagd zodat alles binnen de fiscale kaders blijft. De aanbevelingen van de visitatiecommissie, accountant en actuaris zijn opgepakt en waar mogelijk ook verwerkt. Wet versterking bestuur pensioenfondsen en code pensioenfondsen. In het kader van de reguliere beleidscyclus heeft het bestuur onder meer vergaderd over de jaarrekening, communicatie, verdieping integraal risicomanagement financiële en niet financiële risico s en de adviezen van de beleggingscommissie. Beloningsbeleid Het fonds kent geen beloningsbeleid. Gezien de doelstellingen van het fonds, de passendheid in de onderneming, de verantwoordelijkheid en de aan de functies gestelde eisen en het tijdbeslag zijn voor het bestuur de redenen geweest om vanaf 2014 een vacatie vergoeding per bestuursvergadering uit te gaan keren. De vacatie vergoeding wordt alleen uitgekeerd indien een bestuurslid aanwezig is bij een bestuursvergadering. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Opmerking [j14]: Beleid is dat tot ultimo 2013 toch geen vergoedingen zijn betaald? Enkel opleidingsvergoedingen (eventueel) Wellicht vergoedingsbeleid?

Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar Pensioenvermogen Technische voorzieningen Dekkingsgraad % Stand per 1 januari 2013 201.081 198.759 101,2 Beleggingsresultaten 12.875 (4.408) 8,9 Premiebijdragen (regulier) 4.601 3.887 0,2 Korting van aanspraken en rechten - - - Herstelpremiebijdrage 187 - - Uitkeringen (8.114) (7.812) 0,3 Aanpassing overlevingstafels - - - Overige 193 (293) 0,3 Opmerking [j15]: Verwijderen (nul regel)? Of bewust keuze deze op te neme Stand per 31 december 2013 210.823 190.133 110,9 De verandering in de dekkingsgraad is voornamelijk het gevolg van het beleggingsresultaat. De dekkingsgraad is dan ook hoger dan de minimale vereiste dekkingsgraad van 104,1%. Dit betekent dat er nog sprake is van een reservetekort en het langeherstelplan van kracht blijft. Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: 2013 2012 2011 2010 2009 Opmerking [j16]: De link naar het VEV mis ik hier. Zou benoemen dat het VEV x,x% bedraagt en vervolgens aangeven dat derhalve sprake is van een reservetekort. Premieresultaat 901 600 1.327 515 915 Interestresultaat 17.284 10.265 (19.709) 2.111 22.108 Aanpassing overlevingstafels - (248) - (3.764) (6.527) Overig resultaat 184 157 60 1.174 (200) 18.369 10.774 (18.322) 36 16.297 Het positieve premieresultaat duidt op een kostendekkende premie. In de jaren 2009 t/m 2013 zijn extra betalingen begrepen in verband met het geldende herstelplan. Ultimo 2013 bedraagt de marktrente circa 2,68% (2012: 2,40%). Opmerking [j17]: Hoe bepaald?

Uitvoeringskosten 2013 2012 % beheerd vermogen % beheerd vermogen Pensioenbeheer: Pensioenuitvoeringskosten 515 0,25 569 0,29 Vermogensbeheer: Beheerkosten 465 0,23 420 0,22 Prestatieafhankelijke vergoedingen - - Bewaarloon 1 0,00 - Advieskosten vermogensbeheer 31 0,02 - Overige kosten 128 0,06 209 0,11 Transactiekosten: Aan- en verkoopkosten beleggingstitels 429 0,21 429 0,22 In- en uitstapvergoedingen 19 0,01 19 0,01 Integrale kosten pensioenregeling 1.588 0,78 1.646 0,85 In de vermogensbeheer- en transactiekosten zit een bedrag van 909.903,45 die zijn verrekend in de koersen van de beleggingsfondsen. Naast de pensioenuitvoeringskosten betaald de werkgever ook een deel van de vermogensbeheerkosten namelijk 77.401,42. Deze kosten worden meegenomen in de pensioenpremie en zijn hierboven opgenomen onder xx (bewaarloon) en xx (overige kosten). Opmerking [j18]: Kosten vermogensbeheer bedragen rond de 600k in bovenstaand staatje. Is dit consistent? De hoogte van de vermogensbeheerkosten zijn voor het grootste deel afhankelijk van de waarde van de beleggingen. Door de gestegen waarde van de beleggingen zijn de absolute beheerkosten dus ook gestegen. Kosten per deelnemer (naast beheerd vermogen) toe te voegen Opmerking [j19]: Cf. kerncijfers

Herstelplan In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een reservetekort/dekkingstekort en daarmee tevens reservetekort ontstaan. Het fonds heeft in 2009 haar 3drie-jaarsherstelplan ingediend bij DNB. Het herstelplan is door DNB goedgekeurd op 11 mei 2009. Het fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het bestuur heeft begin 2014 de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan over 2013 uitgevoerd. Deze evaluatie heeft vooralsnog niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. De evaluatie is voor akkoord voorgelegd aan DNB. Op 31 december 2013 bedroeg de dekkingsgraad 110,9 % en dit lag hoger dan het verwachte percentage uit de evaluatie herstelplan 2012. In de evaluatie herstelplan 2012 is opgenomen dat wij op 31 december 2013 een dekkingsgraad van 108,1% kunnen halen en boven onze minimale vereiste dekkingsgraad van 104,1% uitkomen waardoor er geen sprake is van korten van pensioenrechten voor 2014. Op basis van de huidige dekkingsgraad en na een nieuwe doorrekening verwachten wij, dat we ultimo 2014 uitkomen op een dekkingsgraad van circa 118,3%. Met deze verwachte dekkingsgraad van circa 118,3% zal dan voldaan zijn aan de voorwaarden voor het vereist eigen vermogen en geraken wij uit reservetekort. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de door DNB voorgeschreven uitgangspunten. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: het niet toekennen van voorwaardelijke toeslagen. het verhogen van de premie. het tijdelijk afwijken van het strategisch beleggingsbeleid door de beleggingen niet te herbalanceren tot de wereldwijde beurzen weer enig herstel vertonen. het korten van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten. Echter voor het bestuur tot deze drastische maatregel over zal gaan, zal het bestuur bij de werkgevers verzoeken om een hogere premiebijdrage, dan wel een extra storting of een versobering van de pensioenregeling. In de periode tot het vereist eigen vermogen is bereikt bedraagt de maximumpremie 34,4% van de pensioengrondslag. Vanwege onzekerheid over het verloop van het herstel en de daaraan gekoppelde bijdragen is geen vordering op de sponsor in de jaarrekening opgenomen. Geen toeslagverlening tot het minimaal vereist eigen vermogen is bereikt en beperkte toeslagverlening tot het vereist eigen vermogen is bereikt.

Herstel van de beleggingsrendementen. In 2013 hebben de dekkingsgraad, het vereist eigen vermogen en het minimaal vereist eigen vermogen zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld: 120 115 110 105 100 MVEV VEV Herstelplan dekkingsgraad 95 90 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Uit bovenstaande figuur blijkt dat het fonds in werkelijkheid langzamer herstelt dan verwacht. Dit komt met name doordat de voorziening is gestegen door de lagere rente en hogere levensverwachting tov 2009. De stijgende koersen van de beleggingen hebben dit nu gedeeltelijke gecompenseerd. De dekkingsgraad ontwikkelde zich als volgt: 2013 2012 2011 2010 2009 Dekkingsgraad per 31 december 101,2% 101,2% 95,5% 106,0% 106,5% Dekkingsgraad per 31 december conform ingediend herstelplan 109,2% 109,2% 106,3% 103,3% 99,7% Opmerking [j20]: 110,9% Opmerking [j21]: Nog updaten?

Beleggingenparagraaf Beleid Wij voeren een beleggingsbeleid, dat zich richt op het behalen van een zo hoog en stabiel mogelijk lange termijn rendement binnen de vastgestelde risicoparameters. Daarbij houden wij rekening met de lang- en kortlopende verplichtingen van het pensioenfonds en de solvabiliteitseisen, die aan het pensioenfonds worden gesteld. Het beleid is vastgesteld op basis van de Asset Liability Management studie. Deze studie, voor het laatst in december 2012 uitgevoerd, geeft inzicht in mogelijke toekomstige financiële risico s, bepaalt de strategische asset allocatie en wordt op meer frequente basis vertaald in de tactische asset allocatie. Op basis van deze laatste ALM studie is er geen directe aanleiding om de huidige beleggingsmix aan te passen. Tot de uitgangspunten van het beleggingsbeleid behoort het uitbesteden van de uitvoering bij externe vermogensbeheerders. Daarbij wordt voornamelijk in beleggingsfondsen belegd. Om de prestaties van de externe vermogensbeheerders te kunnen meten aan objectieve maatstaven, maken wij gebruik van benchmarks. Een benchmark wordt specifiek gerelateerd aan een onderdeel van de portefeuille met vergelijkbare kenmerken. Daarmee wordt beoogd dat over het beheerde vermogen een gelijkwaardig of hoger rendement wordt behaald dan het rendement volgens de benchmark. Opmerking [j22]: Toleranties? Opmerking [j23]: Toch enkel? Of wordt hier ook de valuta-afdekking in meegewogen? Wij maken gebruik van de volgende vermogensbeheerders: ING Asset Management BV, beheerder Vastrentende Waarden BlackRock, beheerder Aandelen Morgan Stanley Investment, beheerder Vastgoed Het boekjaar 2013 is afgesloten met een totaal belegd vermogen van 203,9 miljoen; dit is exclusief liquiditeiten. Het pensioenfonds kent geen extra beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen naast of aanvullend op het beleid wat geldt bij de vermogensbeheerders. Per 1 januari 2013 conformeert het pensioenfonds zich aan het verdrag inzake het uitsluiten van beleggingen in ondernemingen gerelateerd met clustermunitie, zoals dit is opgenomen in artikel 21a van het Besluit marktmisbruik Wft. Om aan deze bepaling in de toekomst te blijven voldoen, worden de verschillende beleggingsmandaten jaarlijks op dit onderdeel geëvalueerd en indien nodig wordt actie ondernomen om aan de wettekst weer te voldoen. Pensioenfondsen dienen als institutionele belegger te voldoen aan de Nederlandse Corporate Governance Code. Op grond van deze code publiceert een pensioenfonds haar beleid voor het uitoefenen van stemrechten op aandelen die zij houdt in beursvennootschappen. Omdat wij uitsluitend beleggen in beleggingsfondsen hebben wij geen rechtstreeks stemrecht, dit is uitbesteedt aan onze vermogensbeheerders. Onze vermogensbeheerders zijn Blackrock, ING en Morgan Stanley, zij leggen aan ons verantwoording af over hun stemgedrag. Zij hebben zich verplicht om in hun stemgedrag te handelen in het belang op lange termijn van hun cliënten. Meer informatie over het stemgedrag van onze vermogensbeheerders is te lezen op onze website: www.brocacefpensioenfonds.nl/het-pensioenfonds/bestuur/

Beleggingsklimaat In 2013 hebben met name de aandelen ontwikkelde markten een positieve koersontwikkeling laten zien. Het vertrouwen keerde bij de beleggers terug en men ging langzaam weer meer in risicovolle beleggingen beleggen. Dit werd ook ingegeven doordat er nauwelijks of geen rendementen op vastrentende waarden te behalen was. De Emerging Markets kenden in 2013 ook een terugval v.w.b. koersen. Kijken we naar vastgoed dan hebben we hier een lichte koersstijging gezien. Van belang is ook dat dee rente is in 2013 weer licht is gestegen. De hogere waarde van onze beleggingen en de afname van onze verplichtingen leidde daarop tot een dekkingsgraad van 110,9%. Voor 2014 is de verwachting dat de economische groei in ontwikkelde economieën versnelt en dat aandelen ontwikkelde markten met name Europa en Japan het goed gaan doen. Ook is men positief over High Yield bedrijfsobligaties en periferie staatsobligaties. De signalen voor 2014 lijken positief. Beleggingsmix Het bestuur heeft gedurende de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan het strategisch beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Het bestuur wil in de toekomst met name het rente risico verder verkleinen. Het gewicht van de aandelen is door de koersontwikkeling verhoogd, ten laste van het vastrentende waarden gewicht. Het verwachte rendement op aandelen is naar boven bijgesteld. In de strategische asset allocatie worden de te beleggen middelen gealloceerd naar beleggingscategorieën. Deze allocatie wordt door bandbreedtes nader ingevuld. De strategische normverdeling en de daarbij behorende bandbreedtes worden in onderstaande grafiek weergegeven. Opmerking [j24]: Impact beleggingsportefeuille Volgens mij blijft beleid hetzelfde, maar benoemd dit dan ook. 100,00% 80,00% 60,00% 40,00% 20,00% Norm Feitelijk Boven grens Onder grens 0,00% Vastrentende waarde Aandelen Vastgoed Derivaten of Cash Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de beleggingsmix binnen de afgesproken bandbreedtes blijft op de dderivaten of cash positie na. Onder derivaten wordt hier verstaan de valutahedge en de ongerealiseerde waarde van de deze is ultimo 2013 1,3 mln. Door deze waarde mee te nemen in het totaal van cash komen we boven de bovengrens uit. In onderstaande tabel is de feitelijke marktwaarde en verdeling ultimo 2013 en 2012 weergegeven. Opmerking [j25]: Zou datum hierbij benoemen, ultimo 2013 of op 31 decemb 2013 Opmerking [j26]: Nog te benoemen gevolg waarvan de verhoudingen zijn gewijzigd (volgens mij met name waardeontwikkeling)

Marktwaarde per 31-12-2013 % Marktwaarde per 31-12-2012 Vastrentende waarden 114.637 55,7 % 117.097 59,7 % Aandelen 70.452 34,2 % 60.002 30,6 % Vastgoed 17.548 8,5 % 17.190 8,8 % Derivaten 1.257 1,0% 202 0.1% Liquiditeiten 2.059 0,6% 1.512 0,8% Totaal 205.953 100 % 196.003 100 % De post derivaten betreft de per 31 december 2013 ongerealiseerde valuta afdekking. Deze heeft betrekking op het afdekken van de USD, GBP en JPY bij de aandelen. %

Rendement Beleggingen en opbrengsten per 31-12-2013 Balanswaarde Rendement Vermogensbeheerders Rendement Benchmark Gemiddeld belegd vermogen Opbrengst Incl. indir beleggingsopbrengsten Rendement op gemid. belegd vermogen Rendement op gemid. belegd vermogen Ultimo 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2012 Vastrentende waarden 114.637 55,7% (0,6%) (1,3%) 115.125 (686) (0,6%) 13,9% Aandelen 70.452 34,2% 16,4% 16,1% 66.450 9.863 14,8% 13,1%) Vastgoed 17.548 8,5% 2.1% 2,1% 17.846 358 2,0% 24,5% Subtotaal 202.637 98,4% 4,9% 4,1% 199.421 9.534 4,8% 13,4% Derivaten 1.257 1,0% 1,8% 1,7% 0 3.338 1,8% 0,5% Liquiditeiten 2.059 0,6% - - 1.250 0 0,0% 0,0% Totaal 205.953 100% 6,7% 5,8% 10.671 12.872 6,6% 13,9% Indien het rendement berekend wordt op het gemiddeld vermogen op jaarbasis bedraagt dit voor 2013 6,6% (2012: 13,9%). De totale performance van de vermogensbeheerders is met 6,7% hoger dan de 5,8% van de benchmark. De performance van de aandelen over 2013 was goed met een rendement van 16,4%. Verder valt op dat de derivaten (valutafdekking) een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het rendement. De vastrentende waarden doen het in 2013 beter dan de benchmark. Echter hebben we wel te maken met een negatief rendement. Het vastgoed heeft na een uitzonderlijk rendement in 2012 een flink stap terug moeten doen gezien het rendement van 2,1%. Kijken we naar de performance vanaf de datum dat er in een bepaalde asset is belegd. Zo hebben de aandelen sinds 30-06-2008 een performance van 49,68% laten zien ten opzichte van de benchmark 46,90%. Voor vastgoed is de performance vanaf augustus 2008 tot ultimo 2013 43,90% en de benchmark 38,61%. De vastrentende waarde portefeuille heeft vanaf 2006 een performance van 55,9% en de benchmark 55,0%. In alle gevallen verslaan de vermogensbeheerders over die achterliggende periode de benchmark. Opmerking [j27]: Alinea loopt nog n lekker. Zou een korte inleiding geven en vervolgens de opsomming geven. Kijken zou ik vervangen. Wanneer w de performance analyseren vanaf

Excedentregeling Naast de beheerders van het vermogen van het fonds hebben wij ook te maken met de vermogensbeheerder Robeco. Maandelijks stort de werkgever de bijdrage ten behoeve van de deelnemers aan de excedentregeling op de geblokkeerde beleggingsrekening bij Robeco. De gestorte bedragen worden vervolgens belegd op basis van de door de deelnemers aangegeven beleggingsmixen, die door het bestuur zijn bepaald. Het betreft hier beleggingen voor risico van de deelnemers. Het bestuur is verantwoordelijk voor het door Robeco te voeren beleggingsbeleid en de performance. Het bestuur volgt de ontwikkeling van de performance bij Robeco nauwgezet. Opmerking [j28]: Graag toelichten h de performance van Robeco zich het afgelopen jaar heeft ontwikkeld (tov benchmarkt fonds).

Pensioenparagraaf De pensioenregeling, een middelloonregeling (voorwaardelijke indexering), heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst conform artikel 10 van de Pensioenwet. Per 1 januari 2013 zijn de factoren in verband met uitstel, vervroeging en hoog/laag aangepast. Daarnaast zijn de fondsdocumenten aangepast naar aanleiding van de aanbeveling, het letterlijke overnemen van de tekst toeslagenmatrix, van de actuaris. Het pensioenfonds en de werkgevers hebben een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst loopt sinds 1 januari 2011 en geldt voor onbepaalde tijd. In de uitvoeringsovereenkomst worden de volgende onderwerpen geregeld: Wijze van premievaststelling en herstelpremie voor zolang er een reservetekort is. Wijze waarop en de termijnen waarin de premie moet worden voldaan. Informatie die door de werkgever aan het pensioenfonds wordt verstrekt. Procedures bij het niet nakomen van de premiebetalingsverplichting door de werkgever. Procedures voor het opstellen of wijzigen van het pensioenreglement. Voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt. Procedures en uitgangspunten voor besluitvorming over vermogensoverschotten en vermogenstekorten. Regeling : Middelloon (voorwaardelijke indexatie). Pensioendatum : De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Het pensioen dat als gevolg van het reglement wordt opgebouwd gaat dan in, mits het dienstverband met de werkgever per die datum al is, dan wel wordt beëindigd. Maandsalaris : Onder maandsalaris wordt verstaan het fulltime bruto basissalaris per maand, zoals dat per 1 januari van het betreffende jaar door de werkgever is vastgesteld, vermeerderd met een eventueel toegekende persoonlijke toeslag, op basis van de normaal bij de werkgever geldende arbeidstijd. Franchise : De maandelijkse franchise bedraagt 1.087,63 (niveau 1 januari 2013). Per 1 januari van ieder kalenderjaar vindt aanpassing van de franchise plaats op basis van de procentuele stijging van de AOW uitkering voor gehuwden/ samenwonenden gemeten over de periode 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar tot en met 1 januari van het kalenderjaar. Maximum maandsalaris: Pensioengrondslag: Ouderdomspensioen: Het maximum maandsalaris bedraagt 4.067,52 per maand (niveau 1 januari 2013 op fulltime basis), waarbij jaarlijks per 1 januari een aanpassing plaatsvindt aan het maximum maandsalaris geldend voor de hoogste CAO salaristabel (functiegroep K) geldend bij Brocacef BV cs. Het maandsalaris minus de franchise. In de periode van het deelnemerschap vindt voor het ouderdomspensioen per maand van deelname een pensioenopbouw plaats van 2,25% van de in dat jaar vastgestelde pensioengrondslag.

Jaarlijkse verhoging actieven: Partnerpensioen: Eigen bijdrage: Voor zolang het deelnemerschap voortduurt, kan het op 1 januari van ieder kalenderjaar reeds opgebouwde ouderdomspensioen verhoogd worden op basis van de algemene loonontwikkeling conform de CAO in het voorafgaande jaar. Voor meer informatie over deze voorwaardelijke toeslag zie toeslagbeleid. Het levenslang partnerpensioen per jaar ten behoeve van de nabestaande partner bedraagt 60% van het ouderdomspensioen dat zou zijn vastgesteld indien de deelnemer niet voor de pensioendatum zou zijn overleden doch tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven, met een pensioengrondslag die het laatst voor de deelnemer heeft gegolden. De jaarlijkse verhoging betrekking hebbend op de toekomst blijft hierbij buiten beschouwing. De bijdrage bedraagt 6% van de pensioengrondslag voor het levenslang ouderdomspensioen, maar wanneer de overeengekomen arbeidstijd afwijkt van de voor de betreffende functie gebruikelijke arbeidstijd, is een dienovereenkomstige evenredige bijdrage verschuldigd. In aanvulling hierop is door de deelnemer tot 1 januari 2017 een tijdelijke bijdrage van 0,5% van het maandsalaris verschuldigd. Excedentregeling Regeling: Premiegrondslag: Hoogte beschikbare premie: Hoogte pensioenen op pensioendatum: Eigen bijdrage: Beschikbare premieregeling. De premiegrondslag in enig jaar is gelijk aan het ongemaximeerde maandsalaris in dat jaar ingevolge artikel 15 van het pensioenreglement verminderd met het maximum maandsalaris ( 4.067,52 per maand; niveau 1 januari 2013 op fulltime basis). Jaarlijks vindt een aanpassing plaats op basis van het maximum maandsalaris geldend voor de hoogste CAO salaristabel (functiegroep K) geldend bij Brocacef BV cs. In de periode van het deelnemerschap tot de pensioendatum bedraagt de maandelijkse beschikbare premie een percentage van de premiegrondslag. Het percentage is leeftijdsafhankelijk. Het tot de pensioendatum gevormde pensioenkapitaal wordt op actuariële en voor mannen en vrouwen gelijke wijze aangewend voor en daarmee vervangen door levenslang ouderdomspensioen en een aanspraak op levenslang partnerpensioen van 70% van het ouderdomspensioen. De bijdrage bedraagt, naast de bijdrage in het pensioenreglement, 6% van de premiegrondslag, met dien verstande dat wanneer de overeengekomen arbeidstijd afwijkt van de voor de betreffende functie gebruikelijke arbeidstijd een dienovereenkomstige evenredige bijdrage verschuldigd is. De excedentregeling is ondergebracht bij Robeco NV. Het betreft hier een life cycle systeem, wat inhoudt dat men op jongere leeftijd een meer risicovolle beleggingsmix heeft en deze naar mate men ouder wordt voor wat betreft risico afbouwt. De deelnemer kan uit een tweetal serviceniveaus kiezen waarbij het standaard serviceniveau, volledig beheer, het life cycle systeem

volgt. Wil men afwijken van het standaard serviceniveau, oftewel men kiest voor eigen beheer, dan zal de deelnemer een beleggingsprofiel moeten aangeven. Daar het serviceniveau volledig beheer een aflopend risico heeft, adviseren wij de deelnemers ook dit te volgen. Adviesmixen 2013 bij serviceniveau volledig beheer: Fonds Mix 1 Mix 2 Mix 3 Mix 4 Mix 5 Mix 6 Mix 7 Mix 8 Mix 9 Mix 10 Leeftijd < 25 25-35 35-45 45-50 50-55 55-57 57-59 59-61 61-63 >63 Aandelen Emerging Markets Eq. 10% 10% 10% 10% 5% - - - - - Property Equities 10% 10% 10% 10% 5% 5% - - - - European Equities 25% 25% 20% 15% 15% 15% 10% 5% 5% - Robeco 30% 25% 20% 15% 15% 15% 10% 10% 5% 5% Alternatieve beleggingen Commodities 10% 10% 10% 10% 5% 5% 5% 5% 5% 5% Obligaties High Yield Obligaties 10% 10% 10% 10% 5% 5% 5% 5% - - Euro Bonds IHHI - 5% 10% 15% 15% 5% 15% 20% 20% 20% Rorento DH 5% 5% 10% 15% 15% 5% 15% 20% 20% 20% Euro Bonds 40IH - - - - 20% 45% 40% 35% 30% 25% Liquiditeiten Flexioen spaarrekening - - - - - - - - 15% 25% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Het pensioenfonds zal bij Robeco het opgebouwde kapitaal opvragen, wanneer indien een deelnemer met pensioen gaat, uitdienst treedt of gaat scheiden. Dit kapitaal wordt gebruikt om rechten in te kopen bij het pensioenfonds.

Toeslagbeleid Voorwaardelijke toezegging De hoogte van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien houdt het pensioenfonds geen reserve aan om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Toeslagen worden gefinancierd uit de groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen, overeenkomend met variant D1 uit de Beleidsregel toeslagenmatrix. Voor toekenning hanteren wij de onderstaande beleidsstaffel als uitgangspunt. Bij de jaarlijkse besluitvorming nemen wij alle relevante omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in aanmerking. Deze beleidsstaffel luidt als volgt: Indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds hoger is dan 120%, wordt een volledige toeslag toegekend. Indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager is dan 110%, wordt geen toeslag verleend. Indien de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds zich tussen deze grenzen bevindt, wordt de toeslag naar rato toegekend. Feitelijke toekenning van toeslagen geschiedt op basis van een expliciet genomen bestuursbesluit. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement. In alle berichtgeving over de rechten van de deelnemers zullen wij zowel bij communicatie over de inhoud van de pensioenregeling als ook over de toekenning van toeslagen de tekst opnemen conform de toeslagenmatrix. Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn bindend voor alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Bedraagt de dekkingsgraad van het pensioenfonds meer dan 130% dan kan het bestuur besluiten de in de aan het kalenderjaar voorgaande tien jaren niet verleende toeslagen alsnog te verlenen. Dit kan alleen indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds na toekenning van de niet verleende toeslagen niet lager zal uitkomen dan 130%. Ambitie Het pensioenfonds streeft er met het toeslagbeleid naar om premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de stijging van het prijsindexcijfer (gedefinieerd als het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (afgeleid) zoals gepubliceerd door het CBS) over de periode juli tot juli. Voor de deelnemers is het toeslagbeleid er op gericht dat het opgebouwde pensioen jaarlijks de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever volgt. Verwachte realisatie Minimaal eens in de drie jaar is het pensioenfonds verplicht een zogenaamde continuïteitsanalyse uit te voeren. In december 2012 is dit gedaan. Met een continuïteitsanalyse wordt beoordeeld of de financiële risico s voor een pensioenfonds zich binnen aanvaardbare grenzen bevinden. Zo wordt bijvoorbeeld inzicht verkregen in de mogelijkheid om in de toekomst toeslagen toe te kennen. Op basis van de continuïteitsanalyse van december 2012 wordt over een periode van 15 jaar een gemiddelde rechtenaanpassing van 1,9% voor actieve en 1,4% voor inactieve deelnemers

verwacht. Dit komt overeen met 65% à 70% van de onderliggende maatstaf (of ambitieniveau). Voor actieve deelnemers is dit de algemene loonstijging, voor inactieven de prijsinflatie. Niet toegekende toeslag 2013/2014 Op 12 december 2013 hebben wij, ondanks dat de dekkingsgraad boven de 110% zit besloten per 1 januari 2014 geen toeslag te verlenen aan (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Reden om nog geen toeslag te verlenen daar het herstel nog zeer pril is en de financiële markten nog onstabiel zijn. Daarbij komt dat het verlenen van toeslagen direct ten koste gaat van de dekkingsgraad. Op basis van vergelijking van het Consumentenprijsindexcijfer (CPI afgeleid) juli 2013 met dat van juli 2012 zou de toeslag 1,68% voor gewezen deelnemers en gepensioneerden hebben bedragen. De toeslag voor deelnemers zou op grond van de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever 1,25% bedragen. De niet toegekende toeslagen van 1,68% en 1,25% zullen bij een eventuele toekomstige inhaaltoeslag worden meegenomen. De deelnemers en gepensioneerden zijn hiervan op de hoogte gebracht. Opmerking [j29]: Dit is toch altijd h geval? In het verleden verleende toeslagen gewezen deelnemers en gepensioneerden 1-1- 2014 1-1- 2013 1-1- 2012 1-1- 2011 1-1- 2010 1-1- 2009 1-1- 2008 1-1- 2007 1-1- 2006 1-1- 2005 Berekende toeslag Verleende toeslag 1,68% 2,43% 2,43% 1,38% (0,10%) 2,95% 1,29% 1,72% 1,38% 0,65% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 1,29% 0,86% 0,69% 0,33% In te halen 1,68% 2,43% 2,43% 1,38% (0,10%) 2,95% 0,00% 0,86% 0,69% 0,32% toeslag Cumulatieve achterstand 13,33% 11,45% 8,81% 6,23% 4,78% 4,89% 1,88% 1,88% 1,01% 0,32% Alle vastgestelde toeslagen zijn tot 2002 toegekend. In 2002 hadden we te maken met een herstelplan waardoor er geen toeslag is toegekend. Vanaf 2003 tot en 2007 is er 50% van de berekende toeslagen toegekend. In 2007 is het herstelplan komen te vervallen waardoor er weer volledige toeslagverlening mogelijk was gezien de financiële positie van het pensioenfonds. Sinds 2009 hebben wij te maken met een nieuw herstelplan, waardoor er sindsdien geen toeslagen zijn toegekend. En het lijkt onzeker dat er de komende jaren toeslagen aan de gewezen deelnemers zullen worden gegeven. De tien jaar, waarover bij voldoende vermogen (zie hiervoor) niet-verleende toeslagen alsnog ingehaald zouden kunnen worden, zou nu gelden voor de periode van 2004 tot en met 2013.

In het verleden verleende toeslagen deelnemers 1-1- 2014 1-1- 2013 1-1- 2012 1-1- 2011 Berekende toeslag 1,25% 1,50% 1,75% 1,25% Verleende toeslag 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% In te halen toeslag 1,25% 1,50% 1,75% 1,25% Cumulatieve achterstand 5,87% 4,57% 3,02% 1,25% Sinds 2011 is de pensioenregeling een middelloonregeling met een voorwaardelijke toeslag. Jaarlijks zal het bestuur dan ook bekijken in hoeverre er een toeslag kan worden toegekend. De deelnemers zijn op 7 februari 2014 op de hoogte gesteld van het niet kunnen toekennen van de toeslagverhoging per 1 januari 2014. De niet toegekende toeslagen vanaf 2011 zullen bij eventuele toekomstige inhaaltoeslagen worden meegenomen. Voor 2011 zijn de toeslagen aan deelnemers toegekend.

Actuariële paragraaf (RJ 610.503) Actuariële analyse De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: 2013 2012 Premieresultaat Premiebijdragen (van werkgever en werknemers exclusief herstelbijdrage) 4.476 4.724 Pensioenopbouw (4.044) (4.124) Onttrekking uit voorziening voor pensioenuitvoeringskosten (515) (569) Pensioenuitvoeringskosten 512 570 429 601 Interestresultaat Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 12.844 25.787 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen (687) (2.830) Toeslagverlening 0 Korting van aanspraken en rechten 0 Wijziging marktrente 5.095 (12.692) 17.252 10.265 Overig resultaat Herstelbijdrage werkgever 187 0 Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdracht van rechten) 258 0 Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) 652 136 Wijziging overige actuariële uitgangspunten Aanpassing sterftekansen - (248) Overige baten (409) 20 Resultaat op herverzekering - - Overige lasten - - 688 (92) Totaal saldo van baten en lasten 18.369 10.774 Het goede beleggingsresultaat over 2013 heeft er mede voor gezorgd dat de dekkingsgraad is gestegen ten opzichte van de dekkingsgraad ultimo 2012. Een tweede belangrijke oorzaak van de winst is de gestegen rente waardoor onze voorziening is afgenomen. De financiële positie van het fonds is dan ook in 2013 verbeterd, waardoor deze boven het minimaal vereist vermogen (104,1%) uitkomt. Gezien het feit dat het herstel van het fonds nog maar pril is en de financiële markten heeft het bestuur besloten dat er geen toeslagverhoging wordt gegeven.

2013 2012 Zuiver kostendekkende premie 4.421 4.450 Gedempte premie 2.682 3.031 Minimaal te ontvangen premie (incl. extra premies) 3.928 4.159 Feitelijke premie 5.814 5.900 Hieruit blijkt dat de ontvangen pensioenpremie hoger is dan de gedempte premie, die conform actuariële en bedrijfstechnische nota is vastgesteld. Er is dan ook sprake van een kostendekkende premie. Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De actuaris van het pensioenfonds heeft het aanwezige vermogen getoetst aan het vereist vermogen. Het vereist eigen vermogen is per 31 december 2013 vastgesteld op 28.988. Dit resulteert in een minimaal vereiste buffer van 14,9% over de technische voorziening inclusief beschikbare premie. De uitkomst van de toets is opgenomen in onderstaande tabel. Opmerking [j30]: Nog in te vullen niet beoordeeld. Solvabiliteitstoets Bedrag In % van de TV Aanwezig vermogen 197.374 101,2% Af: TV volgens FTK-methode 195.052 100,0% Af: Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) 4,1% 7.997 4,1% Dekkingspositie (5.675) (2,9%) Af: Vereist eigen vermogen (exclusief MVEV) 20.991 10.8 Reservepositie (26.666) (13,7) Er was sprake van een reservetekort per 31 december 2013. Actuariële beoordeling van de financiële positie Uit de berekening van het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen blijkt dat er sprake is van een reservetekort. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,1% van de technische voorziening (exclusief beschikbare premieregeling). Het vereist eigen vermogen bedraagt 14,9% van de technische voorziening (14,4% op basis van de beleggingsmix ultimo 2012). Er werd dus eind 2013 minder risicovol belegd dan het mandaat toeliet inclusief beschikbare premieregeling. Het pensioenfonds heeft naar deze verwachting onvoldoende vermogen om de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten te dekken. Het vereist eigen vermogen is het eigen vermogen, waarbij de kans dat er na één jaar onvoldoende middelen aanwezig zijn om de nominale pensioenen te dekken conform het standaardmodel gelijk is aan 2,5%.

Rol en bevindingen van de certificerend actuaris De certificerend actuaris heeft de opdracht om vast te stellen dat het fonds voldoet aan de vereisten vanuit artikel 126 tot en met 140 PW. De belangrijkste bevindingen die door de certificerend actuaris zijn gerapporteerd betreffen: [Bijvoorbeeld bevindingen omtrent prudent person, gehanteerde (actuariële) uitgangspunten zoals kostenopslagen, overlevingskansen, ervaringssterfte etc.] De bevindingen van de actuaris zijn voor het bestuur aanleiding om In zijn actuariële verklaring heeft de certificerend actuaris geoordeeld dat wel/niet voldaan is aan de artikelen 126 tot en met 140 PW en dat de financiële positie Risico s en beheersing van risico s Het pensioenfonds heeft te maken met risico s van uiteenlopende aard. Behalve bewust gekozen beleggingsrisico s om een optimaal rendement te genereren, zijn er ook operationele en compliance risico s. Al deze risico s kunnen de doelstelling van het fonds, het uitvoeren van een solide pensioenregeling, in meer of mindere mate in gevaar brengen. Het tijdig onderkennen van deze risico s en het nemen van de bijbehorende maatregelen is een kerntaak van het bestuur. Het beleid is vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Beleidsinstrumenten Voor het beleggingsbeleid maken wij gebruik van Asset Liability Management (ALM) studie, waarin de toekomstige verplichtingen van het fonds bij een consistent premie-, financierings- en toeslagbeleid worden afgezet tegen verschillende beleggingsopbrengstvarianten. Deze studie is een hulpmiddel bij de optimale verdeling van de beleggingscategorieën van het fonds en wordt in principe om de drie jaar gedaan. Daarnaast wordt voor de langere termijn een continuïteitsanalyse uitgevoerd. De analyse maakt onder andere de solvabiliteitsontwikkeling en de indexatieverwachtingen voor een periode van vijftien jaar zichtbaar. Het bevat ook een beoordeling van de beschikbare beleidselementen. Daarbij wordt ingegaan op het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid met het bijbehorende risicomanagement. Omdat het pensioenfonds een voorwaardelijke indexatie kent, moet de continuïteitsanalyse tevens inzicht geven in de zogenaamde consistentie-eis. Zowel de ALM studie als de continuïteitsanalyse zijn in december 2012 uitgevoerd. Dit heeft vooralsnog niet geleid tot aanpassing van het beleid. Beleggingsrisico s Het beleggingsbeleid heeft tot doel op de lange termijn een zo hoog mogelijk rendement te realiseren uitgaande van de strategische asset allocatie bij een geaccepteerd beleggingsrisico. Voor het bereiken van de beleggingsdoelstelling is zorgvuldige uitvoering van het beleid van belang, evenals een gedegen risicobeleid en evaluatie van de behaalde resultaten. Bij het bepalen van het beleid en het nemen van belangrijke besluiten maakt het bestuur een afweging tussen risico, rendement en beheersing van de risico s. Daarbij heeft het bestuur bovendien grenzen (risicobereidheid) gedefinieerd aan de omvang van de risico s. Een uitgebreidere toelichting op de risico s en feitelijke omstandigheden per 31 december 2013 is opgenomen in de toelichting op de jaarrekening

Als onderdeel van het risicomanagementproces heeft het fonds in 2013 besloten om de Risico Analyse Monitor, ontwikkeld door Montesquieu, aan te schaffen. De monitor geeft het bestuur inzicht in de gevoeligheden van risico s en de dekkingsgraad waardoor het gedrag van risicofactoren verder wordt vergroot. Financiële risico s Renterisico De marktwaarden van de nominale pensioenverplichting en de vastrentende waardenportefeuille zijn afhankelijk van de marktrente. Deze rentegevoeligheid wordt uitgedrukt in de duratie. Eind 2013 bedroeg deze voor de pensioenverplichtingen circa 14,7 en voor de vastrentende waarden (inclusief de nominale waarde van de interest rate swaps) circa 13,6. Het renterisico ontstaat door het verschil tussen beide duraties en het verschil in omvang tussen de nominale pensioenverplichtingen en de vastrentende waardenportefeuille. Daardoor compenseert de waardeontwikkeling van de vastrentende waarden de waardeontwikkeling van de pensioenverplichtingen niet volledig. Bij een rentedaling stijgt de waarde van de pensioenverplichting sneller dan de waarde van de vastrentende waardenportefeuille. De dekkingsgraad daalt hierdoor. Een verschuiving van de rentetermijnstructuur met 1% punt naar boven of naar beneden doet de pensioenverplichting ultimo 2013 met circa 14,7% dalen dan wel stijgen. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de afdekking van het rente risico met 50%. De invloed hiervan op onze dekkingsgraad ultimo 2013 zou zijn dat deze van 110,9% zou kunnen dalen naar circa 105,0% dan wel stijgen naar circa 118,0% indien de rente met 1% daalt of stijgt. Om deze mismatch te beperken heeft het bestuur in 2010 besloten een groter deel van de vastrentende portefeuille in de toekomst af te dekken met een maximum van uiteindelijk 75%.Gezien de lage rente van dit moment zal vooralsnog vastgehouden worden aan de afdekking van het renterisico van 50%. Het bestuur verwacht dat de rente op termijn toch iets zal gaan stijgen waardoor de kans op herstel groter wordt bij het bestaande renterisico. Opmerking [j31]: Of duration Marktrisico Hieronder rekenen wij het prijsrisico, het concentratierisico en het valutarisico. Het prijsrisico is het risico van een waardedaling van de beleggingen. Het pensioenfonds belegt in zakelijke waarden, in de verwachting dat deze op termijn hogere reële rendementen genereren die nodig zijn voor het betaalbaar houden van de regeling en voor het realiseren van de indexatieambitie van het pensioenfonds. De risico s van de beleggingen in zakelijke waarden worden beheerst door spreiding over regio s en sectoren. In 2013 is de beleggingsmix zoveel mogelijk conform de strategische norm geweest waarbij wel rekening is gehouden met de bandbreedte per assetklasse. De ALM studie is het uitgangspunt voor vaststelling van de beleggingsmix. De in december 2012 uitgevoerde ALM studie heeft laten zien dat er geen directe aanleiding is om de huidige beleggingsmix aan te passen. Doel is te beleggen in zakelijke waarden met voldoende spreiding ter beperking van het concentratierisico. Het valutarisico is het risico dat de beleggingen, die wij in vreemde valuta hebben, minder waard worden door schommelingen in de wisselkoers ten opzichte van de euro. Het valutarisico is nagenoeg geheel afgedekt. Kredietrisico Het kredietrisico is het risico dat een tegenpartij contractuele verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt. Voor de vastrentende waardenportefeuille wordt het risico beheerst door te spreiden over regio s, sectoren en individuele bedrijven. Daarbij worden ook eisen gesteld aan de kredietwaardigheid van de tegenpartij. Ook maakt het pensioenfonds gebruik van zogenaamde securities lending activiteiten van de vermogensbeheerders. Hierbij worden de aandelen uitgeleend aan derden, met als doel de kosten voor het pensioenfonds te beperken. De zekerheden welke de tegenpartijen moeten stellen

om het risico voor het pensioenfonds tot een minimum te beperken, worden door de vermogensbeheerders geëvalueerd en soms op dagbasis aangepast. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het pensioenfonds onvoldoende liquide middelen ter beschikking heeft om aan de lopende verplichtingen te kunnen voldoen. Het pensioenfonds volgt periodiek de liquiditeitsbehoefte en de beleggingen zijn voldoende liquide. Daardoor is dit risico nihil. Inflatierisico Omdat het pensioenfonds er naar streeft de pensioenen jaarlijks te indexeren, loopt het fonds inflatierisico. Dit risico is beheersbaar door de voorwaardelijkheid van de indexatie: het bestuur besluit alleen tot toekenning van indexatie als de financiële positie van het fonds dat mogelijk maakt. Niettemin, als langdurig niet of slechts gedeeltelijk zou worden geïndexeerd zou het pensioenniveau lager worden dan beoogd. De verschillende scenario s uit de ALM-studie zorgen voor het benodigde inzicht. Opmerking [j32]: Ten aanzien van derivaten nog aangeven of er liquiditeitsrisico s bestaan (bijv. storten onderpand bij negatieve waarde). Als dit niet zo is dit ook toelichten. Actuarieel/Verzekeringstechnisch risico Het verzekeringstechnische risico is het risico dat de demografische ontwikkeling afwijkt van de aannames en grondslagen, die zijn gebruikt voor de premiestelling en de reserveringen om te kunnen voldoen aan de verplichtingen. Het belangrijkste risico in dit verband is dat de deelnemers gemiddeld langer blijven leven dan verondersteld. De verplichtingen worden op basis van de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel berekend. Ultimo december 2012 zijn wij overgestapt op de nieuwe prognosetafel van 2012-2062. Het overlijdensrisico is sinds 1 januari 2012 herverzekerd bij Zwitserleven met een eigen behoud van 100.000 per deelnemer. Bij het overlijden van een relatief groot aantal deelnemers kan door de optelsom van het eigen behoud over de deelnemers nog steeds een forse totaalschade ontstaan, met een significant negatief effect op de dekkingsgraad. Een ander verzekeringstechnisch risico is het arbeidsongeschiktheidsrisico. Dit was tot 1 januari 2012 volledig in eigen beheer en niet herverzekerd. Hoewel de kans op volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid klein is, kan de schade groot zijn. Dit risico is dan ook per 1 januari 2012 herverzekerd bij Zwitserleven. Hier geldt ook een eigen behoud van 100.000,- per deelnemer. Solvabiliteit De uitkomsten van de activiteiten waaruit de hiervoor genoemde financiële risico s voortvloeien, bepalen de solvabiliteit van het fonds. De berekening van de vereiste solvabiliteit wordt uitgevoerd aan de hand van de normen die de Pensioenwet en het Financieel Toetsingskader voorschrijven. Door het aanwezige eigen vermogen te vergelijken met het vereiste vermogen ontstaat een beeld van de risicopositie. Opmerking [j33]: Bewuste keuze vo solvabiliteit? Of is dekkingsgraad meer consistent met overige deel jaarverslag?

Niet-financiële risico s Tot de niet-financiële risico s rekenen wij: Omgevingsrisico Ontwikkelingen in de politiek, economie, de financiële markten en ook de bedrijfsvoering van de sponsors kunnen grote invloed hebben op de manier waarop het pensioenfonds haar doelstellingen kan verwezenlijken. Het bestuur volgt de relevante ontwikkelingen, zoals het pensioenakkoord, wijziging AOW leeftijd en langlevenrisico met de grootst mogelijke aandacht. Uitbestedingsrisico Het bestuur heeft de beleggingsadministratie, de actuariële berekeningen en de beleggingen van het vermogen uitbesteed aan externe deskundigen. Deze zijn volgens een vaste methodiek geselecteerd. Bij de selectie spelen continuïteit, kwaliteit en integriteit een grote rol. De Ssamenwerking en kwaliteit van de dienstverlening wordt periodiek geëvalueerd. Met de vermogensbeheerders is een contract gesloten waarin de benchmark en diverse beperkingen zijn vastgelegd. Deze worden constant bewaakt en er vinden periodiek besprekingen plaats met de vermogensbeheerders, waarbij de mandaten en Service Level Agreements ook punt van aandacht zijn. Jaarlijks worden de ISAE-3402 rapportages opgevraagd en beoordeeld. De evaluatie geeft geen aanleiding tot aanpassing van dit risicobeleid. Opmerking [j34]: Jaarlijks? Operationeel risico Het operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico s worden door het fonds beheerst door het stellen van kwaliteitseisen aan de interne organisatie, procedures, processen en controles, geautomatiseerde systemen, etc. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. De evaluatie geeft geen aanleiding tot aanpassing van dit risicobeleid. IT- risico Om er zeker van te zijn dat het fonds voldoende IT-ondersteuning heeft, maakt het gebruik van de infrastructuur van de werkgever, Brocacef Groep NV. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de beschikbaarheid van IT hard- en software, de elektronische opslag van informatie en de backup en recovery-procedures. Een en ander is dan ook vastgelegd in een Service Level Agreement, die is afgesloten tussen het pensioenfonds en de ICT afdeling van de werkgever. De kwaliteit van de infrastructuur van Brocacef is beoordeeld door de externe EDP auditor (Ernst & Young) in het kader van de jaarrekening controle van Brocacef Groep NV. Integriteitsrisico Dit is het risico, dat de integriteit van de instelling wordt beïnvloed als gevolg van niet integer, onethisch handelen van de organisatie, de medewerkers of de leiding van het fonds. Met de werknemers van het fonds worden functionerings- en beoordelingsgesprekken gevoerd, waarin integriteit aan de orde komt. Binnen het fonds, bestuur en administratie, wordt het vierogen-principe gehanteerd. Het fonds hanteert een compliance-regeling, die van toepassing is op het bestuur en de administratie. Tevens is er bij de vermogensbeheerders onderzocht of en hoe zij het integriteitrisico hebben afgedekt. Wij hebben informatie van de vermogensbeheerders ontvangen en kunnen de conclusie trekken dat zij er alles aan doen om het risico te vermijden.

Juridisch risico Voor niet specifieke pensioen technische vraagstukken maakt het fonds gebruik van de juridische diensten van Brocacef Groep NV. In het geval van specifieke pensioenrecht vraagstukken wordt extern advies ingewonnen. Zo wordt onder meer advies gevraagd over de impact van wijzigingen in wet- en regelgeving. Bovendien hebben in het bestuur twee juridisch geschoolde bestuursleden zitting. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Eén van de belangrijkste risico s bij derivaten is het kredietrisico. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico s afgedekt. Interest Rate Swaps: om de rentegevoeligheid van onze vastrentende waarden portefeuille te beïnvloeden hebben wij gekozen voor het ING Fixed Income Investment Grade Long Duration Fonds. In dit fonds wordt gebruik gemaakt van Interest Rate Swaps. Dit is een lineair product en reageert direct op renteveranderingen. Dit wil zeggen bij rentestijging zal de waarde dalen en bij rentedaling stijgt de waarde. Vooruitzichten 2014 Opmerking [j35]: Concretiseren naa valutarisico. Daarnaast worden onderstaand ook IRS benoemd. Dit heeft dan toch betrekking o het renterisico? Opmerking [j36]: En hoe heeft het fonds dit beheerst? Selectie kredietwaardige en betrouwbare partners (wellicht minim rating?) Opmerking [j37]: Graag gemiddeld aantal werknemers benoemen voor 2013 2012 van de uitvoeringsorganisatie. (2013: 2,8, 2012 (2,9) Er staat in 2014 weer genoeg te gebeuren op pensioengebied. Zo zal er hopelijk op zeer kort termijn duidelijkheid worden gegeven over de invulling van het nieuwe pensioencontract inclusief financiering en rekenrente. Vooralsnog lijkt men in Den Haag geen haast te maken waar er wel wordt geroepen dat de pensioencontracten per 1-1-2015 moeten ingaan. Fondsdocumenten en de verzekerdenadministratie dienen ook nog even aangepast te worden dus dit zal met name laatste kwartaal 2014 spannend worden. Maarssen, 8 mei 2014 Naam J.P. Eeken L.H.H.O. van Galen N. van Esschoten A.M.S.N.T. Tromp F. Huisman H. Kappert M.P. Venema J. de Wit

Balans per 31 december 2013 Na bestemming van saldo van baten en lasten 2013 2012 Toelichting Activa Vastgoedbeleggingen 17.548 17.190 Aandelen 70.452 60.002 Vastrentende waarden 114.637 117.098 Derivaten 1.257 202 Overige beleggingen Opmerking [j38]: Verwijderen? Beleggingen voor risico pensioenfonds 5, 21 203.894 194.492 Beleggingen voor risico deelnemers 6 3.739 3.707 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 7 1.138 1.306 Vorderingen en overlopende activa 8 552 561 Overige activa 9 2.059 1.512 Passiva 211.382 201.578 Stichtingskapitaal en reserves 10 20.691 2.322 Technische voorzieningen 13 186.394 195.052 Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers 14 3.739 3.707 Overige schulden en overlopende passiva 15 559 497 211.382 201.578 Nominale dekkingsgraad (in %) 11 110,9 101,2

Staat van baten en lasten over 2013 Toelichting 2013 2012 Baten Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) 19 5.214 5.219 Premiebijdragen risico deelnemers 20 600 681 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 21 12.797 25.787 Beleggingsresultaten risico deelnemers 22 47 634 Overige baten 23 162 218 Totaal baten 18.851 32.539 Lasten Pensioenuitkeringen 24 8.333 8.180 Pensioenuitvoeringskosten 25 356 411 Wijziging voorziening pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds 13 (8.492) 12.749 Wijziging overige technische voorzieningen 13 - - Wijziging voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 14 32 190 Saldo herverzekering 27 88 77 Saldo overdrachten van rechten 28 (25) - Overige lasten 29 159 158 Totaal lasten 451 21.765 Saldo van baten en lasten 18.369 10.774 Bestemming saldo van baten en lasten 2013 2012 Opmerking [j39]: Nog in te vullen Wettelijke en statutaire reserves 1.926 Bestemmingsreserves Overige reserves 8.848 18.369 10.774

Kasstroomoverzicht 2013 2012 Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies 5.669 6.592 Ontvangen waardeoverdrachten 521 - Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars 172 182 Betaalde pensioenuitkeringen (8.251) (8.178) Betaalde waardeoverdrachten (496) - Betaalde premies herverzekering (87) (53) Betaalde pensioenuitvoeringskosten (465) (517) Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten (2.938) (1.974) Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen (23) 14.105 Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 4.848 2.748 Aankopen en verstrekkingen van beleggingen (1.339) (13.539) Betaalde kosten van vermogensbeheer (1) (22) Saldo overige kasstromen uithoofde van beleggingsactiviteiten - - Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten 3.485 3.292 Mutatie liquide middelen 547 1.318 Stand per 1 januari 1.512 194 Stand per 31 december 2.059 1.512

Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013 1 Inleiding Het doel van Stichting Brocacef Pensioenfonds, statutair gevestigd te Maarssen (hierna het fonds ) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de volgende aangesloten ondernemingen: Brocacef Groep N.V. en Imgroma B.V. 2 Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 8 mei 2014 de jaarrekening opgemaakt. 3 Algemene grondslagen (a) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. (b) Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post nog af te wikkelen transacties. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn..

(c) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. (d) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur zich oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. (e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen 4. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (f) Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. 31 december 2013 31 december 2012 USD 1.3791 1,3194 Opmerking [j40]: Ook JPY en Ponde benoemen? Deze zitten toch tevens in jullie valutathedge Opmerking [j41]: Nog aangeven dat ten behoeve van de presentatie in deze jaarrekening tov 2012 in de vergelijkend cijfers verplaatsingen en waar nodig rubricering heeft plaatsgevonden om aan sluiten bij indeling jaarrekening 2012. 4 RJ 610.313 Waardewijzigingen van beleggingen kunnen een wezenlijk onderdeel van de beleggingsperformance zijn. Aangezien het onderscheid tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen bij beleggen in het algemeen van weinig betekenis wordt geacht, dienen ongerealiseerde waardewijzigingen in de staat van baten en lasten te worden verwerkt.

4 Specifieke grondslagen (g) Beleggingen (g.1) Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Lopende interestposities uit hoofde van beleggingen worden verantwoord als onderdeel van de marktwaarde van de betreffende beleggingscategorie / separaat gepresenteerd onder de overige vorderingen (g.2) Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. (g.3) Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in beleggingsfondsen in aandelen die geen beursnotering kennen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de betreffende fondsmanagers en zijn een afspiegeling van de reële waarde. (g.4) Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. Opmerking [j42]: Indirecte beleggingen hebben toch geen beurskoer NAV Morgen Stanley benoemen? Opmerking [j43]: Is dit niet ook NA welke is afgeleid van genoteerde stukken vastrentede waarden? (g.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen.

(g.7) Tijdelijke verkochte beleggingen en bruikleen van beleggingen Tijdelijk verkochte activa blijven, mits wederinkoop is overeengekomen in de balans van het verkopende fonds opgenomen (zogenaamde repo-transacties). Het fonds behoudt het economisch eigendom. Tegenover de als actief opgenomen ontvangen liquiditeiten, samenhangende met vorenbedoelde tijdelijke verkoop, wordt de terugkoopverplichting in de balans als schuld verantwoord. Bij het in bruikleen geven van beleggingen (security lending-transacties) behoudt het fonds het economisch eigendom. Als zekerheid (onderpand) ontvangen geldmiddelen in het kader van bovengenoemde transacties worden opgenomen onder beleggingen. Indien als onderpand ontvangen geldmiddelen zijn herbelegd, worden deze beleggingen opgenomen onder de desbetreffende beleggingencategorie. De schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden. Indien als zekerheid beleggingen in plaats van liquiditeiten zijn ontvangen, worden deze beleggingen en de daarmee samenhangende verplichtingen niet in de balans van het pensioenfonds opgenomen. Alle hieruit voortvloeiende baten en lasten worden volgens het toerekenbeginsel over de looptijd van de desbetreffende transacties verantwoord in de rentebaten of -lasten in de staat van baten en lasten. (h) Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico polishouders zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor rekening van het fonds worden aangehouden. (i) Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als kapitaalcontracten worden gewaardeerd voor de waarde van het verzekerde risico op basis van de grondslagen van het contract 5. Bij de waardering van de vorderingen wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico) 6. De waardering en presentatie van beleggingsdepots gekoppeld aan kapitaalcontracten is overeenkomstig de grondslagen voor beleggingen. (j) Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. 5 6 Indien sprake is van een separaat depot is deze waarde de restwaarde. De afslag wordt bepaald op basis van de spread en/of rating van de verzekeraar. Hierbij kan een verschil optreden ten opzichte van de waarde voor prudentieel toezicht.

(o) Technische voorzieningen (o.1) Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt tevens rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur rekening houdend met de ultimate forward rate (UFR) zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. Overlevingstafels: AG prognosetafels 2012-2062. Hierbij wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door het toepassen van de fonds specifieke ervaringssterfte, waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen hoofden medeverzekerde. Sterftekansen: prognosetafels met/zonder ervaringssterfte op basis van fondsspecifieke correctiefactoren. (On)bepaald partnersysteem. Voor partnerpensioen is aangenomen dat de vrouwelijke partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke partner 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Kostenopslag ter grootte van 2% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. Opmerking [j44]: Onbepaald? (o.2) Overige technische voorzieningen Onder het hoofd Overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico s voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, zoals bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, rendementsgarantie pensioenverplichtingen voor risico deelnemer of overige uitkeringen.

(p) Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. (q) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) (r) Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. (s) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioensactiviteiten en beleggingsactiviteiten.

5 Beleggingen De mutaties in de beleggingen zijn als volgt: Aandelen Vastgoed beleggingen Vastrentende waarden Derivaten Totaal Stand per 1 januari 2013 17.190 60.002 117.098 202 194.492 Aankopen/verstrekkingen - 761 839-1.600 Verkopen/aflossingen - (2) (3) (202) (207) Herwaardering 358 9.691 (3.297) 1.257 8.009 Stand per 31 december 2013 17.548 70.452 114.637 1.257 203.894 ======= Stand per 1 januari 2012 13.328 53.788 106.305 (1.354) 172.067 Aankopen/verstrekkingen - 262 13.152-13.414 Verkopen/aflossingen - (1.750) (12.352) 1.354 (12.748) Herwaardering 3.862 7.702 9.993 202 21.759 Stand per 31 december 2012 17.190 60.002 117.098 202 194.492 Vastgoedbeleggingen participaties in beleggingsfonds 2013 2012 Indirect vastgoed 17.548 17.190 De vastgoedportefeuille betreft een belegging in een wereldwijd vastgoedfonds. Het beheer is actief en ondergebracht bij Morgan Stanley Investment Management. De onderliggende waarden van het fonds zijn liquide effecten, die wereldwijd op dagbasis worden verhandeld op verschillende beurzen. In het fonds is er geen securities lending en er wordt ook geen gebruik gemaakt van derivaten. Het ontvangen SSAE 16 rapport geeft ons inzicht in de relevante processen en controles welke zijn getest door Deloitte & Touche LPP. De door Deloitte & Touche LPP uitgevoerde testen leveren geen aanvullende opmerkingen op. Opmerking [j45]: 2012?

Aandelen 2013 2012 Aandelen mature markets 60.064 44.862 Aandelen emerging markets 10.388 11.140 Totaal 70.452 60.002 De aandelenportefeuille betreft beleggingen in wereldwijde fondsen, waarbij een gedeelte is belegd in aandelen opkomende markten. Het beheer is passief en ondergebracht bij BlackRock. De waardering vindt plaats op basis van indirecte marktnotering. Uit het ontvangen 2013 AMS Report ( ISAE 3402) blijkt dat Deloitte & Touche LLP in 2013 heeft gekeken naar de beschrijving van de controleomgeving en de relevante processen, waaronder de berekening van de Net Asset Value (NAV). De NAV is de koers voor een beleggingsfonds en wordt bepaald op basis van de slotkoers van de onderliggende markten. Uit de door Deloitte & Touche LLP uitgevoerde testen zijn geen relevante aanvullende opmerkingen gekomen. Vastrentende waarden Per balansdatum is dit de waarde van de beleggingsfondsen welke zijn ondergebracht bij ING Asset Management. Participaties in beleggingsfonds 2013 2012 Staatsobligaties 62.594 54.673 Bedrijfsobligaties 44.015 50.470 Liquide middelen 3.219 8.175 Hypothecaire leningen 4.809 3.780 Totaal 114.637 117.098 De waardering van deze participaties vindt plaats op basis van indirecte marktnotering. Uit het ontvangen ISAE 3402 type II rapport blijkt dat Ernst & Young Accountants LLP heeft gekeken naar de beschrijving van de controleomgeving en de relevante processen waaronder de berekening van de Net Asset Value. De NAV is de koers voor een beleggingsfonds en wordt bepaald op basis van de slotkoers van de onderliggende markten. Uit de door Ernst & Young Accountants LLP uitgevoerde testen zijn geen relevante aanvullende opmerkingen gekomen. Daarnaast hebben wij de jaarverslagen van de fondsen, waarin wij beleggen, bekeken. Van belang was of er een controleverklaring van de accountant aanwezig is en of de intrinsieke waarde per participatie genoemd in het jaarverslag gelijk is aan wat ING verantwoord in de maandrapportage van december. Wij hebben de controleverklaring gezien en de intrinsieke waarde komt overeen. Opmerking [j46]: 2012?

Securities Lending Securities Lending, het uitlenen van effecten tegen een vergoeding, is door het bestuur toegestaan. De vermogensbeheerders ING en BlackRock maken hier gebruik van. Over 2013 heeft dit ons circa 50.000,- ( ING 30.000 en BlackRock 7.403) opgeleverd. Ultimo 2013 was er bij ING niets meer uitgeleend. Om het met securities leningen betrokken hiermee verbonden tegenpartijrisico te beperken, wordt onderpand gevraagd voor de uitgeleende effecten. Het onderpand bij BlackRock bestaat uit cash collateral wat wordt belegd in Cash Equivalent Fund. De te ontvangen collateral wordt dagelijks gemonitord. Het Cash Equivalent Fund bestaat voor ruim 97% uit kort termijn papier met een rating van AAA t/m A. Het onderpand bij ING bestaat uit 102% cash voor het bedrag dat is uitgeleend. Het ontvangen cash wordt belegd in liquide middelen waar behoud van kapitaal centraal staat. Het collateral wordt dagelijks gemonitord en als het onderpand lager dan 102% is moet de kredietnemer extra onderpand betalen. Aan de tegenpartijen worden strenge voorwaarden gesteld. De beleggingscommissie heeft in 2013 getoetst of de vermogensbeheerders aanpassingen hebben gedaan in de voorwaarden, die zij stellen aan tegenpartijen. Hieruit bleek dat de gestelde voorwaarden aan tegenpartijen niet aangepast zijn. Opmerking [j47]: Geldmarktfonds? Opmerking [j48]: Storten? Opmerking [j49]: Wat zijn deze (naa onderpand storten?) Derivaten Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds gebruik van financiële derivaten voor zover dit passend is. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om marktrisico s af te dekken. Valutahedge 2013 GBP (115) (15) JPY 712 163 USD 660 54 2012 Totaal 1.257 202 Opmerking [j50]: Nadenken overbrengen naar passief zijde? Het hierboven genoemde bedrag betreft een ongerealiseerd valutahedge over de periode definitieve afrekening 31 december 2012 en 31 december 2013. De valuta die wij afdekken zijn USD, GBP en JPY. Opmerking [j51]: Toe te voegen levelindeling van beleggingen. (Zie pagin 84 voorbeeldjaarrekening) Gezien het beleggingsfondsen betreft waarschijnlijk level (niveau) 2 of 3. Indie beleggingen volledig beursgenoteerd is NAV een afgeleide van de beurkoers (2). Wanneer dit ook fondsen zijn of dit meer een afgeleide is kom je dichter bij level 3

6 Beleggingen voor risico deelnemers Opmerking [j52]: Toelichting zeer summier. Ten aanzien van rendementen en ontwikkelingen graag e.e.a. opnemen in n met bovenstaande. 2013 2012 Stand per 1 januari 3.707 3.517 Inleg en stortingen 600 681 Uitkeringen (616) (1.125) Beleggingsresultaten risico deelnemers 47 634 Stand per 31 december 3.739 3.707 7 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 2013 2012 AEGON 258 283 Delta Lloyd 543 626 Nationale Nederlanden 337 397 Totaal 1.138 1.306 2013 2012 Beginstand 1.306 1.353 Overlijden (93) (76) Afkoop (1) (6) Uitkeringen (151) (166) Rente toevoeging VPV 4 21 Grondslagwijziging - 13 Wijziging Marktrente (6) 76 Diverse mutaties 79 91 Eindstand 1.138 1.306 Voor de oprichting van het pensioenfonds waren werknemers van de huidige sponsors apart verzekerd voor pensioenen bij verzekeringsmaatschappijen. Na de oprichting is besloten de pensioenen vanuit het pensioenfonds uit te keren. De verzekeringsmaatschappijen keren op hun beurt uit aan het pensioenfonds. Er worden geen nieuwe deelnemers meer toegevoegd en de contracten lopen af na het overlijden van de laatste deelnemer. Alle drie de verzekeringsmaatschappijen hebben een kredietrating van minimaal A (Moody s). Dit geeft een bepaalde zekerheid voor wat betreft het uitbetalen van de uitkeringen aan. Gezien alle verzekeringsmaatschappijen minimaal rating A hebben, zijn de toegekende aanspraken van de deelnemers hierdoor nagenoeg zeker.

8 Vorderingen en overlopende activa 2013 2012 Vordering uit hoofde van herverzekering - 10 Vordering op sponsors 392 396 Beleggingsdebiteuren 155 152 Waardeoverdrachten - - Lopende interest - - Overige vorderingen en overlopende activa 5 3 Stand per 31 december 552 561 Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 9 Overige activa 2013 2012 Liquide middelen 2.059 1.512 Overige activa - - Opmerking [j53]: Nulsaldo, weghale Stand per 31 december 2.059 1.512 Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn.

Opmerking [j54]: Nog in te vullen 10 Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal Bestemmingsreserve Overige reserves Totaal Stand per 1 januari 2013 28.988 - (26.666) 2.322 Uit bestemming saldo van baten en lasten 18.369 Overige - - - -- Stand per 31 december 2013 20.691 De bestemmingsreserves hebben betrekking op: Bestemmingsreserve: De overige reserves betreffen... 11 Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De dekkingsgraad is ultimo jaar als volgt: 2013 2012 Nominale dekkingsgraad 110.9% 101,2% De belangrijkste redenen voor de stijging van de dekkingsgraad zijn de hogere aandelenkoersen en de lagere voorziening doordat de rente in 2013 is gestegen ten opzichte van 2012. Het onderstaande overzicht geeft weer welk niveau de dekkingsgraad zal bereiken op basis van diverse scenario s, gerekend met de huidige portefeuille. Hierbij is gekeken naar de marktwaardeveranderingen op de horizontale as, die betrekking hebben op alle beleggingen die niet tot de matching portefeuille behoren en naar een aantal rentescenario s op de verticale as, waarbij op de rentecurve een parallelle schok wordt toegepast. Opmerking [j55]: Dit kom ik nu voo het eerst tegen. Wellicht hier (of eerder uitleggen bij beleggingsbeleid fonds) Indien de rente een parallelle verschuiving heeft van +1% (de gehele rentecurve schuift 100 basispunten omhoog) en de non matching beleggingen stijgen met 20% dan zal de dekkingsgraad toenemen van 110,9% naar 131%. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de

risico s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting 21 Risicobeheer. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist eigen vermogen op 31 december: 2013 2012 Aanwezig eigen vermogen 197.374 Minimaal vereist eigen vermogen 7.997 Vereist eigen vermogen 20.991 De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort.

Herstelplan (Pensioenwet artikel 96) Vanwege het reservetekort geldt voor het fonds een herstelplan. Dit herstelplan is op 30 maart 2009 bij DNB ingediend en door DNB goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: - het niet toekennen van toeslagen aan (gewezen) deelnemers. - het betalen van een extra premie van 1,4% van de pensioengrondslagsom door de werkgever voor zolang er sprake is van een reservetekort. - het korten van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten. Echter voor het bestuur tot deze drastische maatregel over zal gaan, zal de werkgevers verzocht worden om een hogere premiebijdrage dan wel een extra storting of een versobering van de pensioenregeling. 12 Achtergestelde leningen Er zijn geen achtergestelde lening aangegaan met werkgever. Technische voorzieningen 13 Technische voorzieningen Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: 2013 2012 Stand 1 januari 193.746 180.997 Pensioenopbouw 3.287 3.293 Toeslagverlening - - Korting van aanspraken en rechten - - Rentetoevoeging 687 2.829 Onttrekking voor pensioenuitkeringen (7.812) (7.775) Wijziging marktrente (5.095) 12.692 Wijziging actuariële uitgangspunten - 248 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten (50) - Aanpassing sterftekansen - - Overige wijzigingen 570 1.258 Arbeidsongeschikten (79) 204 (8.492) 12.749 185.256 193.746 Herverzekeringen 1.138 1.306 186.394 195.052 Doordat de Technische Voorziening (TV) is vastgesteld op basis van de nominale marktrente is de analyse uitgevoerd op basis van de éénjaarsrente per 1 januari 2013 van 1,00 % (2012: 1,544%).

Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: 2013 2012 Actieve deelnemers 45.808 49.718 Pensioengerechtigden 104.032 107.498 Gewezen deelnemers 36.554 37.836 Opmerking [j56]: Layout Netto pensioenverplichtingen 186.394 195.052 De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Korte beschrijving van de pensioenregeling(en) De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,25% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds over de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. De belangrijkste kenmerken van de regeling zijn opgenomen in het jaarverslag op pagina x. Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het fonds. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De daadwerkelijke toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare middelen. De toeslag bedraagt maximaal [de stijging van de consumentenprijsindex (CPI), zoals vastgesteld door het CBS]. De pensioenrechten en pensioenaanspraken zijn dit jaar met 0% (2012: 0%) geïndexeerd. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het fonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element (afhankelijk van ABTN). Het bestuur heeft in de vergadering van 12 december 2013 besloten over toeslagverlening op de pensioenaanspraken per 1 januari 2014. Bij de bepaling van de voorziening voor pensioenverplichtingen is met dit besluit rekening gehouden. Het bestuur heeft besloten geen toeslag toe te kennen.

Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het fonds geeft in zijn jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Volledige toeslagverlening Toegekende toeslagen Verschil % % % Jaar 2005 0,65 0,33 0,32 Jaar 2006 1,38 0,69 0,69 Jaar 2007 1,72 0,86 0,86 Jaar 2008 1,29 1,29 0,00 Jaar 2009 2,95 0,00 2,95 Jaar 2010 (0,10) 0,00 (0,10) Jaar 2011 1,38 0,00 1,38 Jaar 2012 2,43 0,00 2,43 Jaar 2013 Jaar 2014 2,43 1,68 0,00 0,00 2,43 1,68 Voor de actieve deelnemers: Volledige toeslagverlening Toegekende toeslagen Verschil % % % Jaar 2011 1,25 0,00 1,25 Jaar 2012 1,75 0,00 1,75 Jaar 2013 Jaar 2014 1,50 1,25 0,00 0,00 De toeslagen tot en met jaar 2010 voor deelnemers betrof een onvoorwaardelijke toeslag. Pensioenopbouw 1,50 1,25 Opmerking [j57]: Voor de duidelijkheid wellicht opnemen dat actie deelnemers wel zijn geïndexeerd (indien het geval is). Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening Opmerking [j58]: Lijkt dubbel met vorige pagina. Het bestuur heeft in de vergadering van 12 december 2013 besloten over toeslagverlening op de pensioenaanspraken per 1 januari 2014. Bij de bepaling van de voorziening voor pensioenverplichtingen is met dit besluit rekening gehouden. De pensioenrechten en pensioenaanspraken zijn dit jaar niet geïndexeerd.

Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met...% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De ontwikkeling van de marktrente vanaf ultimo 2011 tot en met ultimo 2013 is als volgt: Rentepercentage per 31 december Opmerking [j59]: Betreft UFR? Toegerekend op basis verwachtte kasstromen fonds? 2011 2,70% 2012 2,40% 2013 2,68% Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, lang leven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Aanpassing sterftekansen Recente publicaties van nieuwe informatie over de overlevingskansen van de Nederlandse bevolking gaf het bestuur geen aanleiding voor verdere actualisering van de door het bestuur gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. In 2012 zijn de prognosetafels en fondsspecifieke ervaringssterfte aangepast en dit leidde tot een verzwaring van de technische voorzieningen met 248.

Overige technische voorzieningen Dit betreft de voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid. Het verloop hiervan is als volgt: 2013 2012 Stand 1 januari 1.004 800 Dotatie risicopremie arbeidsongeschiktheid (uit premie) 157 155 Onttrekking wegens arbeidsongeschiktheidsgevallen - - Vrijval als gevolg van minder arbeidsongeschiktheidsgevallen (129) (142) Overige actuariële wijzigingen (107) 191 Stand per 31 december 925 1.004 14 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbarepremieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling (excedentregeling). De premie is gebaseerd op leeftijd en wordt maandelijks overgemaakt naar de geblokkeerde rekening van de deelnemers bij vermogensbeheerder Robeco. De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Op de pensioenleeftijd wordt voor de deelnemer op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal pensioen ingekocht. Voor het verloop van de voorziening voor risico deelnemers wordt verwezen naar toelichting 6 Beleggingen voor risico deelnemers. 15 Overige schulden en overlopende passiva 2013 2012 Schulden aan sponsors 160 136 Uitkeringen 7 7 Belastingen en premies sociale verzekeringen (art. 375.1h BW 2) 247 165 Effecten 22 100 Overige schulden en overlopende passiva 123 89 Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.. 559 497 Opmerking [j60]: Wat wordt hier bedoeld? Naamgeving: Schulden aan vermogensbeheerders of te betalen beheerfee Nog te betalen aan vermogensbeheerders

16 Risicobeheer Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. In 2013 heeft het bestuur een risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: beleggingsbeleid; premiebeleid; herverzekeringsbeleid; toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-studie) die in respectievelijk 2013 en 2012 zijn uitgevoerd. Ook het crisisplan dat door het fonds eind 2011 is opgesteld is verwerkt in onderstaande toelichting op de risico s, het risicobeleid en de ingezette beheersmaatregelen/afdekkingsinstrumenten. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/ passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd (PW 131-133). Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten vermindert (PW 134). Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico s (na afdekking).

De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2013 2012 Opmerking [j61]: Nog in te vullen niet beoordeeld nu. S1 Renterisico 7.874 S2 Risico zakelijke waarden 22.693 S3 Valutarisico 4.819 S4 Grondstoffenrisico - S5 Kredietrisico 5.232 S6 Verzekeringstechnisch risico 5.836 S7 Liquiditeitsrisico - S8 Concentratierisico - S9 Operationeel risico - Diversificatie-effect Vereist eigen vermogen (vereiste buffers) (b) 28.988 Voorziening pensioenverplichtingen (a) 195.052 Vereist pensioenvermogen (a+b) 224.040 Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden) 197.374 Tekort / Surplus (26.666) De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. De belangrijkste verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2013 ten opzichte van 31 december 2012 worden veroorzaakt door. Marktrisico s (S1-S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het bestuur onderkent de beleggingsrisico s zoals waardedalingen van de beleggingen en te lage rendementen. Dit is een significant risico. Maatregelen komen tot uitdrukking in de (strategische) asset allocatie, de duratie van de portefeuille en de posities in andere valuta; hierbij worden de hiermee verbonden renterisico s en kredietrisico s betrokken. De overall marktposities worden maandelijks gerapporteerd aan het bestuur. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ontwikkelingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Het strategisch beleid is om het renterisico voor 50% [bandbreedte 45% - 55%] af te dekken van de rentegevoeligheid van de matching portefeuille en de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen. In het rentebeleid wordt rekening gehouden met de nominale

kasstromen op kwartaalbasis van de verplichtingen en wordt rekening gehouden met het curverisico. Afdekking vindt plaats op basis van duration matching in Euro s van de matching portefeuille ten opzichte van de pensioenverplichtingen. Het fonds realiseert afdekking van renterisico door gebruik te maken van een matchingportefeuille. In deze matching portefeuille, ondergebracht bij ING IM, zijn de volgende mandaten opgenomen: INI Fixed Income Investment grade fonds (actief beheer); INI Fixed Income Investment Grade Long Duration fonds (actief beheer); Twee discretionaire staatsobligaties (buy & hold). In het INI fixed Income Investment Grade Long Duration fonds worden de volgende rente instrumenten gebruikt: renteswaps, staatsobligaties, staatsgerelateerd papier, covered bonds en credits. Maandelijks wordt de hoogte van het percentage renteafdekking door ING IM aan het fonds doorgegeven. Indien dit percentage lager of hoger is dan de vastgestelde bandbreedtes [bandbreedte 45% - 55%] zal de ING IM binnen 10 werkdagen contact opnemen met het pensioenfonds en in overleg treden welke actie wordt ondernomen. Middels de Risk Analyse Monitor rapporteert Montesquieu de renteafdekking, de gevoeligheidsanalyse, de attributie analyse en de gewogen rekenrente en de beleggingscommissie evalueert de renteafdekking op kwartaalbasis. De hoogte van renteafdekking ultimo 2013 is 53,8%. De opbouw van deze afdekking is een onderstaande tabel inzichtelijk gemaakt. Bucket Hedge ratio Gewicht Contributie 1Y -59% 0.2% -0.1% 2Y -165% 0.2% -0.4% 3Y 110% 0.4% 0.5% 4Y 273% 0.6% 1.5% 5Y 125% 0.7% 0.9% 6Y -56% 0.8% -0.5% 7Y 190% 1.0% 1.8% 8Y 128% 1.1% 1.4% 9Y 39% 1.3% 0.5% 10Y 57% 2.2% 1.3% 12Y 22% 4.5% 1.0% 15Y 46% 9.0% 4.1% 20Y 6% 13.7% 0.8% 25Y 91% 14.7% 13.4% 30Y 40% 20.0% 8.0% 40Y 60% 18.9% 11.4% 50Y 76% 10.7% 8.1% Totaal 100.0% 53.8% In de buckets tot 12Y is het gewicht en bijdrage aan de renteafdekking zeer laag. De bijdrage komt met name tot uitdrukking in de buckets vanaf 12Y. Het beperkt aantal beschikbare fondsen en de structuur binnen deze fondsen leiden tot de uitkomsten in bovenstaande tabel. Het

pensioenfonds heeft de renteafdekking middels de ING fondsen geëvalueerd en is hierover in gesprek met ING IM. Indien de rente uit de rentetermijnstructuur, UFR methode en driemaands middeling, gepubliceerd door DNB leidt tot een gemiddeld gewogen rekenrente van 3,5% wordt er een volgende stap genomen tot verdere renterisico afdekking. De maximale renteafdekking zal 75% bedragen en de verhoging van 50% naar 75% zal in 5 jaar ( 5% per jaar) plaatsvinden mits de gewogen rekenrente hoger is dan 3,5 %. Mocht de rente weer onder de 3,5% komen dan handhaven wij de hoogte van de renteafdekking op dat moment. De duratie en het effect van de renteafdekking kunnen als volgt worden samengevat: 31 december 2013 31 december 2012 Duratie van de vastrentende waarden (voor derivaten) in jaren 5,0 5,0 Duratie van de vastrentende waarden (na derivaten) in jaren 13,2 13,2 Duratie van de (nominale) pensioenverplichtingen in jaren 14,7 15,0

Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. Middels onze vastgoed- en aandelenportefeuille beleggen wij wereldwijd in diverse regio s en sectoren. Hieronder geven wij een overzicht van de verdeling naar regio en naar sector voor zowel het vastgoed als de aandelen. Daarnaast geven wij inzicht in welke Euro staatsobligaties wordt belegd in onze vastrentende waarden portefeuille. Opmerking [j62]: Lettertype De segmentatie van vastgoed naar regio: 31 december 2013 % 31 december 2012 % Azië 6.326 36,05 6.376 37,09 Europa 5.671 32,32 5.389 31,35 Noord Amerika 5.114 29,14 4.850 28,21 Zuid Amerika 63 0,36 46 0,27 Liquide middelen 374 2,13 529 3,08 Totaal 17.548 100,00 17.190 100,00 De segmentatie van vastgoed naar sector: 31 december 2013 31 december 2012 % % Diversified 6.463 36,83 6.699 38,97 Winkels 4.847 27,62 4.518 26,28 Kantoren 2.174 12,39 2.345 13,64 Woningen 1.632 9,30 1.215 7,07 Hotels 502 2,86 511 2,97 Gezondheidszorg 486 2,77 521 3,03 Opslag 407 2,32 304 1,77 Industrie 577 3,29 462 2,69 Niche - - 10 0,06 Industrie/kantoren 86 0,49 76 0,44 Liquide middelen 374 2,13 529 3,08 Totaal 17.548 100,00 17.190 100,00 Opmerking [j63]: Wel erg groot dee overig. Is dit verder uit te splitsen of toe lichten wat dit betreft?

De segmentatie van de aandelen naar regio is als volgt: 31 december 2013 31 december 2012 % % Canada 2.432 4,05 2.389 4,89 EMU (Euro landen) 7.634 12,71 6.015 12,31 Europa zonder UK en EMU 3.532 5,88 2.893 5,92 Israel 126 0,21 112 0,23 Japan 5.202 8,68 4.158 8,51 Pacific zonder Japan 2.955 4,92 2.902 5,94 UK 5.412 9,01 4.662 9,54 US 32.771 54,56 25.371 52,66 Totaal 60.064 100,00 48.862 100,00 Opmerking [j64]: Het zou de voorke verdien hier ook de grootste categorie (U bovenaan te plaatsen. En dan aflopend. Tevens voor overige tabellen. Daarnaast, uitschrijven naar Nederlandse taal. UK = Verenigd Koninkrijk US = Verenigde Staten De segmentatie van de aandelen naar sectoren is als volgt: 31 december 2013 2013 31 december 2012 2012 % % Luxe goederen en diensten 7.412 12,34 5.453 11,16 Consumptiegoederen 5.946 9,9 5.189 10,62 Energie 5.766 9,6 5.033 10,30 Financieel 12.548 20,89 9.899 20,26 Gezondheidszorg 6.787 11,30 5.135 10,51 Industrie 6.907 11,50 5.360 10,97 Informatie Technologie 7.292 12,41 5.824 11,92 Basis Materialen 3.292 5,48 3.406 6,97 Telecommunicatie 2.264 3,77 1.867 3,82 Publieke / Nutsbedrijven 1.850 3,08 1.696 3,47 Totaal MSCI World Index Fund B 60.064 100,00 48.862 100,00 De segmentatie van de aandelen Emerging Markets naar regio is als volgt: 31 december 2013 31 december 2012 % % Zuid Amerika 1.437 13,83 1.799 16,15 Noord Amerika 558 5,37 578 5,19 Europa 1.062 10,23 1.119 10,04 Azie 6.537 62,93 6.745 60,55 Afrika 794 7,64 899 8,07 Totaal MSCI Emerging Markets Fund B 10.388 100,00 11.140 100,00

De segmentatie van de aandelen Emerging Markets naar sectoren is als volgt: 31 december 2013 2013 31 december 2012 2012 % % Luxe goederen en diensten 923 8,88 880 7,90 Consumptiegoederen 896 8,63 977 8,77 Energie 1.170 11,26 1.397 12,54 Financieel 2.765 26,62 2.944 26,43 Gezondheidszorg 171 1,65 143 1,28 Industrie 675 6,50 721 6,47 Informatie Technologie 1.664 16,02 1.536 13,79 Basis Materialen 1.010 9,72 1.307 11,73 Telecommunicatie 765 7,36 860 7,72 Publieke / Nutsbedrijven 349 3,36 375 3,37 Totaal MSCI Emerging Markets Fund B 10.388 100,00 11.140 100,00 De verdeling van de vastrentende waarden naar land / regio en sectoren: Stand 31 december 2013 in Financiele Hypotheken Belegging in Land / regio Bedrijven instellingen en leningen Overheid beleg.fonds Overig Totaal Belgie 204 101-2.754-40 3.099 Duitsland 942 3.334 272 6.359 368 77 11.352 Frankrijk 1.414 3.783 369 9.618 268 127 15.579 Griekenland 59 - - - - - 59 Groot Brittannie 1.025 4.743 56-36 20 5.880 Ierland 45 336 460 991 - - 1.832 Italie 1.050 1.256 358 12.851 66-15.581 Nederland 1.502 5.043 265 10.646 121 13 17.590 Portugal 98 141 38 - - - 277 Spanje 602 4.260 1.220 9.528 - - 15.610 Overig Europa 1.057 3.008 1.130 2.926 243 62 8.426 BRIC landen 574 139 11 658 32 35 1.449 Noord Amerika 4.435 1.562 332 202 224 3 6.758 Latijns Amerika 433 110 49 1.079 9-1.680 Azie 703 145-972 14 20 1.854 Oceanie 112 401 249 - - - 762 Midden Oosten/Afrika 43 14-628 - 42 727 Liquiditeiten - - - - - 6.122 6.122 Totaal 14.298 28.376 4.809 59.212 1.381 6.561 114.637 Opmerking [j65]: Lay-out van tabel graag in lijn brengen met overige tabelle

Stand 31 december 2012 in Financiele Hypotheken Belegging in Land / regio Bedrijven instellingen en leningen Overheid beleg.fonds Overig Totaal Belgie 1.212 48 1.390 3.237-2 5.889 Duitsland 3.639 711 319 5.752 28 2 10.451 Frankrijk 4.256 607 55 13.374 75 4 18.371 Griekenland 36 - - - 3-39 Groot Brittannie 5.423 1.565 44 1.262-12 8.306 Ierland 604 80 231 870 - - 1.785 Italie 3.400 69 76 11.583 57-15.185 Nederland 3.954 2.030-5.431 125-11.540 Portugal 272 77 - - 53-402 Spanje 5.791 225 504 5.642 - - 12.162 Overig Europa 4.914-964 3.922 304 3 10.107 BRIC landen 868 - - 345 22 2 1.237 Noord Amerika 6.486 544 141 85 40-7.296 Latijns Amerika 521 31 54 1.158 97-1.861 Azie 979 - - 1.196 69 2 2.246 Oceanie 784 78 - - - - 862 Midden Oosten/Afrika 279 - - 672 109-1.060 Liquiditeiten - - - - - 8.296 8.296 Totaal 43.418 6.065 3.778 54.529 982 8.323 117.095 Valutarisico (S3) Het totaalbedrag dat niet in euro s is belegd bedraagt ultimo jaar circa 39.9% (2012:40,1%) van de beleggingsportefeuille en is voor 73,2% (2012:73,2%) afgedekt door de euro. De belangrijkste valuta daarin zijn de USD, JPY en GBP. Het strategische beleid van het fonds is om de valutaposities grotendeels af te dekken. De valutapositie 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Aandelen Totaal Valutaderivaten Vastgoedbeleggingen Vastrentende waarden Nettopositie 2.508 7.670 111.528 121.706 121.706 - GBP 2.534 5.510 464 8.508 8.044 464 JPY 2.472 5.206 1.298 8.976 7.678 1.298 USD 5.421 43.277 (2.120) 46.578 43.507 3.071 Overige 4.613 8.789 3.467 16.869-16.889 17.548 70.452 114.637 202.637 180.935 21.702 De valutapositie 2012 voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Totaal Valuta Derivaten Netto positie 2.319 6.024 108.089 116.432 116.432 - GBP 2.391 4.792 1.033 8.216 7.183 1.033 JPY 1.674 4.200 21 5.895 5.895 - USD 5.363 36.995 6.978 49.336 43.886 5.450 Overige 5.443 7.991 977 14.411-14.411 Opmerking [j66]: Toch geen afdekk noodzakelijk/aanwezig gezien valuta al euro is. Opmerking [j67]: Omvang fors tov JPY & GDP wat bedraagt dit? En te overwegen of dit dient te worden afgedekt? volgende pagina benoemd. Wellicht tekstuele toelichting boven de tabel van 2012 plaatsen. Lay-out tabel onderaan niet eenduiding

Totaal 17.190 60.002 117.098 194.290 173.396 20.894 In de aandelenportefeuille worden de posities in GBP, JPY en USD afgedekt. De aandelen Emerging Markets worden gewaardeerd in USD en deze worden voor 50% afgedekt. Een restrisico betreft de categorie overige valuta s; deze valuta s betreffen valuta s in opkomende markten en/of valuta s die een correlatie hebben met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico s niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen. Montesquieu B.V., ondersteunt ons bij het afsluiten van de valuta termijncontracten met de Kas Bank. De looptijd van een valuta termijncontract is maximaal 3 maanden. In 2013 gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten op vreemde valuta transacties worden als volgt gespecificeerd: Gerealiseerd resultaat 2013 Ongerealiseerd resultaat 2013 Totaal 2013 GBP 225 (115) 110 JPY 855 712 1.567 USD 1.000 660 1.660 Totaal 2.080 1.257 3.337 De koersontwikkeling van de vreemde valuta is meegenomen in het gerealiseerde resultaat (nadelig) en in het ongerealiseerde (nadelig) resultaat. Per saldo is er voor 2013 een positief resultaat. Opmerking [j68]: Woordkeuze begri ik niet. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten, waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTCderivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSAovereenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.

De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2013 gepubliceerd door ING IM is als volgt: Stand 31 december 2013 in Rating Financiele Hypotheken Belegging in Bedrijven instellingen en leningen Overheid beleg.fonds Overig Totaal Opmerking [j69]: Layout tabel. Daarnaast de vermogensbeheer uitschrijv En is dit ook aanwezig voor aandelen / vastgoed? Anders dit ook aan te geven. AAA 411 15.536 2.159 18.461 767 57 37.391 AA 539 2.418 388 12.808 36-16.189 A 1.801 5.787 1.465 551 95-9.699 BBB 4.708 3.958 726 25.673 12-35.077 BB 2.082 274 12 733 30-3.131 B 2.648 79 59 526 115-3.427 CCC 1.242 71-186 28-1.527 CC 14 - - - - - 14 Cash / geen rating 853 253-274 298 382 2.060 liquiditeit in belegging - - - - - 6.122 6.122 Totaal 14.298 28.376 4.809 59.212 1.381 6.561 114.637 Stand 31 december 2012 in Rating Financiele Hypotheken Belegging in Bedrijven instellingen en leningen Overheid beleg.fonds Overig Totaal AAA 14.656 3.955 2.514 12.253 285-33.663 AA 2.322 445 308 19.735 48 22.858 A 9.354 1.214 306 496 228 11.598 BBB 9.106 376 509 18.535 62 28.588 BB 2.460 53 57 2.071 33 4.674 B 3.199 4-461 24 3.688 CCC 1.430-84 91 20 1.625 CC 44 - - 44 Cash / geen rating 847 18-887 282 27 2.061 liquiditeit in belegging - - - - - 8.296 8.296 Totaal 43.418 6.065 3.778 54.529 982 8.323 117.095 Vooralsnog zijn er geen andere aanwijzingen dat de kredietwaardigheid van de partij ter discussie staat. Het bestuur volgt de ontwikkelingen kritisch. Het kredietrisico dat Stichting Brocacef Pensioenfonds loopt ten opzichte van de werkgever wordt beperkt, doordat de verschuldigde premie maandelijks achteraf wordt betaald. In de solvabiliteitstoets is eind 2013 met het kredietrisico zoals blijkt uit bovenstaande gegevens rekening gehouden. Verzekeringtechnisch risico (S6) De belangrijkste verzekeringstechnische of actuariële risico s zijn de risico s van lang leven, overlijden en arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.

Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafels 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte (fondsspecifiek) is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ( schadereserve ). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij (ZwitserLeven). Daarnaast is eveneens het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomsten expireren ultimo 2014. Het eigen behoud in 2012 was voor zowel het overlijdensrisico als voor het arbeidsongeschiktheidsrisico 100.000 per deelnemer per jaar. Pas 24 maanden na afloop van de overeenkomst wordt de winstdeling vastgesteld. Maximaal kan de winstdeling 50% van de betaalde premies zijn, mits er zich geen schades hebben voorgedaan. Een eventuele bate uit hoofde van winstdeling zal in het resultaat worden verantwoord op het moment van toekenning Opmerking [j70]: En 2013? Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.

Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Voor de korte termijn maakt het fonds gebruik van een liquiditeitsprognose waarbij rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Eind 2013 zijn er voldoende beleggingen aanwezig die onmiddellijk en zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om een onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Het fonds houdt bovendien 1 mln (31 december 2012: 0) apart t.b.v. eventuele negatieve waardeontwikkeling van de valutatermijncontracten en is onmiddellijk opvraagbaar. Daar er bij een zwakkere euro de valutatermijncontracten zich negatief ontwikkelen en er onderpand (collateral) moet worden gestort is er een statistische analyse gemaakt. Op basis van deze statistische analyse kunnen we aantonen dat, op basis van historische gegevens, in 95% van de gevallen een bedrag van 4.8 mln voldoende is als onderpand voor de negatieve waardeontwikkeling van de valutatermijncontracten. Er is een portefeuille van 7,5 mln ingericht als onderpand voor de waardeontwikkeling van de valutatermijncontracten. Hieruit blijkt dat op dit moment geen liquiditeitsrisico s voor het fonds bestaan. In de solvabiliteitstoets van het fonds worden hier dan ook geen buffers voor aangehouden.

Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingenportefeuille kan er ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie door te beleggen in landen, regio s, sectoren en tegenpartijen. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij ING (55% van de portefeuille), Blackrock (36%) en Morgan Stanley (9%). Met deze partijen zijn overeenkomsten gesloten. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan de administratie van Brocacef Pensioenfonds. Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders door middel van performancerapportages (alleen vermogensbeheerders), SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste internebeheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages). Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico s worden door het fonds hiervoor geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets.

Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. 17 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft geen uitbestedingsovereenkomst gesloten met een serviceorganisatie voor een periode van vijf jaar of langer. Voorwaardelijke verplichtingen Tegen het pensioenfonds is geen juridische procedure aangespannen.

18 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van transacties tussen het fonds, de werkgever en de aangesloten ondernemingen en bestuurders van het fonds. Transactie met de werkgever Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling is het volgende relevant: Overige transacties met verbonden partijen Voor de uitvoeringsovereenkomsten tussen pensioenfonds en werkgevers is het volgende relevant: De werkgever is verplicht deelnemers aan te melden en bij uitdiensttreding af te melden. De benodigde gegevens en mutaties worden door de werkgever maandelijks bij het pensioenfonds aangeleverd. Bij in gebreke blijven is de werkgever verantwoordelijk voor eventuele schade. Als de werkgever een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale jaarpremie heeft zal het pensioenfonds elk kwartaal de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden schriftelijk informeren. Tevens zal het pensioenfonds de ondernemingsraad van de werkgever elk kwartaal informeren. Het pensioenfonds verbindt zich de aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst verbonden kosten voor zijn rekening te nemen, waaronder begrepen: kosten van beheer; kosten van administratie; kosten certificering en controle jaarverslag en jaarrekening; advieskosten externe adviseurs; aan- en verkoopkosten van de beleggingen. Genoemde kosten worden, onder aftrek van de in het betreffende kalenderjaar vrijgevallen reserve aangehouden voor excassokosten, doorbelast aan de werkgever. Hiervan zijn uitgezonderd de kosten verbonden aan het externe vermogensbeheer, de zogenaamde beheerfee. De beheerfee komt ten laste van het behaalde rendement. Dekkingstekort, reservetekort en vermogensoverschotten Bij vermogenstekorten zal het pensioenfonds dit onverwijld melden aan DNB. Indien er sprake is van een reservetekort zal er binnen drie maanden een langetermijn herstelplan ingediend worden om uiterlijk binnen 15 jaar geen reservetekort te hebben. Bij een dekkingstekort zal er binnen twee maanden een kortetermijn herstelplan ingediend worden om uiterlijk binnen 3 jaar geen dekkingstekort te hebben. De werkgever kan in het kader van het herstelplan een extra financiële bijdrage doen maar is dit niet verplicht. Bij een dekkingstekort kan het pensioenfonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen indien het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn het dekkingstekort op te lossen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar het dekkingstekort te hebben opgelost.

Bij besluit tot korting van de rechten informeert het pensioenfonds de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en Toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar toelichting 31. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement.

19 Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) 2013 2012 Werkgeversgedeelte 4.806 4.812 Werknemersgedeelte 929 928 Subtotaal 5.735 5.740 FVP bijdragen 79 160 Premiebijdragen risico deelnemers (600) (681) Totaal 5.214 5.510 Opmerking [j71]: Optelstreep invoeg 2013 2012 Premie gerelateerd aan de pensioenregeling 4.764 5.196 Premie gerelateerd aan Overgangsregeling / VPL-regeling (15 jaars-aanspraak) 450 314 5.214 5.510 De Overgangsregeling / VPL-regeling wordt door het werkgever uitgevoerd. Dit is vastgelegd in een reglement. Bij pensionering van de deelnemer worden de aanspraken uit de Overgangsregeling / VPL-regeling ingekocht. Op dat moment betaald de werkgever hiervoor een koopsom. Daarnaast geldt dat de voorwaardelijke aanspraken uit VPL-regeling aanspraak) uiterlijk 1 januari 2021 gefinancierd dienen te zijn. Gaat een deelnemer ( indienst voor 31-12- 2005) voor 1 januari uit dienst dan komt een eventueel aanwezige aanspraak uit de VPL-regeling te vervallen. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt: 2013 2012 Kostendekkende premie 4.421 4.450 Gedempte premie 2.682 3.031 Minimaal te ontvangen premie (incl. extra premies) 3.928 4.159 Feitelijke premie 5.814 5.900 De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: 2013 2012 Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw 3.538 3.524 Toeslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen 527 515 Toeslag voor uitvoeringskosten 356 411 4.421 4.450 De verschillen tussen de kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie zijn het gevolg van anders berekenen van de actuariële benodigde bedragen. Bij de kostendekkende premie wordt uitgegaan van dezelfde actuariële grondslagen als de technische voorziening, terwijl de gedempte premie conform de actuariële grondslagen omschreven in de Actuariële en bedrijfstechnisch nota wordt berekend. Dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van een

gemiddeld rendement per 1 januari van 5,49%. De minimaal te ontvangen premie is de gedempte premie inclusief extra premies. Extra premies zijn in deze: de beschikbare premie en de overgangsregeling premie. In de feitelijke premie van de werkgever over 2013 is een extra bijdrage begrepen van 187 (2012: 168) in het kader van het herstelplan. 20 Premiebijdragen risico deelnemers De werkgever heeft over 2013 aan premiebijdragen 600 (2012: 681) aan Robeco overgemaakt ten behoeve van de excedentregeling. Deze regeling was in 2013 van toepassing voor de deelnemers met een bruto maandsalaris hoger dan 4.067,52. Elke deelnemer heeft een eigen rekening waar maandelijks door de werkgever de bijdrage op wordt gestort. 21 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2013 Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten van vermogensbeheer Totaal Vastgoedbeleggingen - 358 358 Aandelen 10 9.940 (86) 9.864 Vastrentende waarden 2.612 (3.297) (1) (686) Derivaten valuta 2.080 1.257 (20) 3.317 Overige beleggingen - Overige kosten vermogensbeheer - (56) (56) Opmerking [j72]: Verwijderen? 4.702 8.258 (163) 12.797 2012 Vastgoedbeleggingen - 3.862-3.862 Aandelen 12 7.702 (62) 7.652 Vastrentende waarden 3.472 9.993 (131) 13.334 Derivaten valuta 737 202-939 Overige beleggingen - - - - Overige kosten vermogensbeheer - - - - 4.221 21.759 (193) 25.787 De kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en vermogensbeheerder(s) direct bij het fonds in rekening zijn gebracht. Het aandeel van het pensioenfonds in de kosten die door vermogensbeheerders ten laste van beleggingsfondsen zijn gebracht is onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. Deze bedragen 0,46 miljoen (2012: 0,43 miljoen). Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn eveneens onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten en bedragen over 2013 0,45 miljoen (2012: 0,45 miljoen). Totale kosten vermogensbeheer 2013: 1.077 ( 2012: 1.077). Opmerking [j73]: Gelijkt aan elkaar?

22 Beleggingsresultaten risico deelnemers Opmerking [j74]: Nog in te vullen 2013 Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten van vermogensbeheer Totaal Aandelen Vastrentende waarden Liquide middelen Overige Totaal 47 2012 Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten van vermogensbeheer Totaal Aandelen 11 144-155 Vastrentende waarden 8 463-471 Liquide middelen 5 - - 5 Overige - 3-3 Totaal 24 610-634 In 2012 zijn de kosten verrekend in de koers. De totaal gemaakte kosten over 2012 zijn: 31. 23 Overige baten 2013 2012 Baten uit herverzekering betreft uitkeringen 162 179 Baten uit herverzekering betreft Poolwinst - 16 Overige baten - 23 Totaal 162 218

24 Pensioenuitkeringen 2013 2012 Ouderdomspensioen 6.286 6.310 Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) 1.818 1.767 Wezenpensioen 10 10 Afkopen 219 93 8.333 8.180 De toeslagverlening van de uitkeringen per 31-12-2013 zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt 0%.(2012: 0% ). De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 451,22 (2012: 438,44) per jaar (de afkoopgrens).

25 Pensioenuitvoeringskosten 2013 2012 Bestuurskosten 3 5 Verzekerdenadministratie 63 79 Accountant 30 32 Actuaris 65 63 Overige advisering / projectkosten 24 63 Contributies en bijdragen 23 32 Huisvesting 23 20 Personeelskosten 270 261 Overige 14 14 515 569 (159) (158) 356 411 De totale kosten zijn lager dan in boekjaar 2012. De stijging van de post personeelskosten met 9 betreft studiekosten. Opmerking [j75]: Ontwikkeling duiden?

Honoraria accountant De honoraria van de externe accountant zijn als volgt: KPMG Accountant s N.V. Overig KPMGnetwerk 2013 2012 Totaal KPMG Overig Totaal Accountants KPMG- N.V. netwerk Onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten 27-27 29-29 Andere controleopdrachten 3-3 3-3 Fiscale adviesdiensten - - - - - - Andere niet-controlediensten - - - - - - 30-30 32-32 Onder de Andere controleopdrachten zijn de controlewerkzaamheden ten behoeve van Stichting FVP opgenomen. Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door 2,8 werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten bedragen circa 270 (2012: 261) en zijn voor rekening van de werkgever. Opmerking [j76]: 2012: 26 Bezoldiging bestuurders De bestuursleden ontvangen voor hun werkzaamheden geen honorarium of vergoeding. 27 Saldo herverzekering 2013 2012 Premie herverzekering 88 77 Winstdeling - - 88 77 Inzake de herverzekering van risico s en de winstdeling wordt verwezen naar toelichting 7 en 21.

28 Saldo overdracht van rechten 2013 2012 Inkomende waardeoverdrachten 521 - Uitgaande waardeoverdrachten 496-25 - Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. Als gevolg van onderdekking in 2012 bij vele pensioenfondsen is de onderlinge afrekening van waardeoverdrachten tot stilstand gekomen. De waardeoverdrachten zijn in 2013 weer hervat dit heeft te maken met de verbeterde financiële positie van de meeste pensioenfondsen waarbij de, dekkingsgraad boven de 100%, deelnemers weer toestaat waardeoverdrachten te verrichten. van de meeste pensioenfondsen. 29 Overige lasten 2013 2012 Vrijval excassokosten t.g.v. pensioenuitvoeringskosten 159 158 30 Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Maarssen, 8 mei 2014 Stichting Brocacef Pensioenfonds Het Bestuur

Stichting Pensioenfonds XYZStichting Pensioenfonds XYZ t Niet Cursief Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Statutair is bepaald / in de uitvoeringsovereenkomst met de sponsor(s) is bepaald dat in geval van een dekkings-/reservetekort de sponsor(s) een financiële bijdrage doet (doen) van.... Het voorstel voor de bestemming van het saldo van baten lasten over 2013 is opgenomen onder de staat van baten en lasten op pagina. Gebeurtenissen na balansdatum [Scenario s 1, 2 en 3 over korting van aanspraken en rechten (zie paragraaf Korting op aanspraken en rechten) kwalificeren als een gebeurtenis na balansdatum en worden hier toegelicht] Een nadere toelichting op de context van dit voorwaardelijk besluit is opgenomen in toelichting 14 - Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan. [Indien na de balansdatum besluiten tot toeslagverlening worden genomen dienen deze te worden toegelicht met vermelding van de omvang.] Actuariële verklaring [Het pensioenfonds dient de tekst van de actuariële verklaring op te nemen op aangeven van zijn certificerend actuaris.] Controleverklaring van de onafhankelijk accountant [Het pensioenfonds dient de tekst van de controleverklaring op te nemen op aangeven van zijn certificerend accountant.]

Stichting Pensioenfonds XYZStichting Pensioenfonds XYZ t Niet Cursief Intern toezicht: verslag van de visitatiecommissie Het pensioenfonds heeft voor de invulling van het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie die jaarlijks het functioneren van het bestuur beziet. Bij oprichting is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Pension Fund Governance. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van de commissie vastgesteld. De toetsing door de visitatiecommissie heeft voor de eerste keer in 200X plaatsgevonden op de volgende onderwerpen: beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks and balances binnen het fonds; de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico s op de langere termijn. De visitatiecommissie heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis kunnen nemen van beleidsnotities en onderliggende documentatie, de wijze waarop commissies onder het bestuur functioneren en de rol van de uitvoeringsorganisatie in de advisering over het beleid. Daarnaast is kennisgenomen van het conceptjaarverslag en de conceptjaarrekening. Bij het overleg met het bestuur over de kredietcrisis is door.. een toelichting op de marktontwikkelingen gegeven. De visitatiecommissie heeft afzonderlijk overleg gepleegd met de accountant en het verantwoordingsorgaan. Bevindingen De belangrijkste bevindingen van de visitatiecommissie betreffen:. Conclusie De visitatiecommissie komt tot de volgende conclusie:. Plaats, datum Stichting Pensioenfonds XYZ De visitatiecommissie Reactie van het bestuur.

Stichting Pensioenfonds XYZStichting Pensioenfonds XYZ t Niet Cursief Verslag van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan (VO) van het fonds is op... 200X ingesteld. In het reglement van het VO zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van het orgaan vastgesteld. In het overleg tussen het bestuur van het fonds en het VO over het boekjaar 2013 zijn de volgende onderwerpen aan de orde geweest:... Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennisgenomen van het jaarverslag en de jaarrekening. Er is (g)een overleg geweest met de accountant en de visitatiecommissie; er heeft geen overleg plaatsgevonden met andere externe deskundigen. Het verantwoordingsorgaan heeft in 2013 advies uitgebracht over. Bevindingen Het VO heeft de volgende bevindingen:. Conclusie Het VO komt tot de volgende conclusie:. Maarssen, m Stichting Brocacef Pensioenfonds Het verantwoordingsorgaan Reactie van het bestuur

Stichting Pensioenfonds XYZStichting Pensioenfonds XYZ t Niet Cursief Relevante regelgeving N.v.t. het opnemen van een verklarende woordenlijst is niet verplicht, maar kan in de communicatie aan deelnemers behulpzaam zijn. Toelichting Voor een definitie van relevante pensioenbegrippen kan het fonds gebruikmaken van de pensioenbegrippen zoals door diverse actuariële bureaus op internet gepubliceerd.

Stichting Pensioenfonds XYZStichting Pensioenfonds XYZ t Niet Cursief Verklarende woordenlijst [Niet verder uitgewerkt]