EINDRAPPORT. Het PGB nieuwe stijl in beeld



Vergelijkbare documenten
Onderzoek naar de AWBZ bestedingen in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang en met name het deel in relatie tot de grondslag psychosociaal

ZZP VV. Toelichting op de tabellen Voor een toelichting op onderstaande tabellen, zie laatste pagina. PV SGLVG som VP VG VV ZG aud ZG vis ZG ZZP

Begeleiding AWBZ Ontwikkelingen aanspraak AWBZ-functie BG Gemeente 's-gravenhage

Rapportage Impactmonitor begeleiding

Analyse databestanden ten behoeve van verblijfszorg thuis. Eindrapportage

Bijlage A Marktanalyse Gehandicaptenzorg

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in

SGLVG som VP VG VV ZG aud ZG vis ZG ZZP

Begeleiding AWBZ 2009

pgb zzp tarieven 2013

Pgb zzp tarieven 2014

SGLVG som VP VG VV ZG aud ZG vis ZG ZZP

Wat betalen budgethouders voor zorg?

Verkenning effecten zorgzwaartebekostiging voor cliëntgroepen zonder verblijf

Subsidieplafond PGB nieuwe stijl 2005

Uw brief van Uw kenmerk Datum maart Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer CCZ/ J. Knollema (020)

Van AWBZ naar Wmo. Nieuwe Wmo

PGB. in ontwikkeling

Factsheet Begeleiding onder de Wmo in de Hoeksche Waard

Gebruik van de tabel pgb-zzp 2017

Resultaten peiling aantal opzeggingen naar aanleiding van verzending beschikking en factuur voor de eigen bijdrage thuiszorg

Wat gaan we doen en voor wie? Cliënten, Transitie en Innovatie

Thuiszorgconsumptie vroeggehandicapten

Samenvatting. Achtergrondkenmerken

AWBZ-zorg aanvragen, hoe regelt u dat?

Figuur 1. Aantal cliënten naar huidig en toekomstig stelsel. Aantal cliënten per stelsel nu en straks. AWBZ Wmo jeugdwet overig

Gebruik en omvang pgb Jeugd Holland Rijnland

Monitor HH(T) 4 e kwartaalmeting

AWBZ-zorg aanvragen, hoe regelt u dat?

Samenwerking informatievoorziening gemeenten en landelijke uitvoering in de zorg

Decentralisatie begeleiding Amstelland en de Meerlanden (A&M) 20 juni 2011 S. van de Loosdrecht Sr. Zorginkoper Care

Rapport. Landelijke wachtlijstrapportage AWBZ: peildatum 1 januari 2007

Begeleiding in beeld. Nederland. 1 januari Feiten en cijfers over cliënten met een indicatie van het CIZ. 1 juli 2012

Uw brief van Uw kenmerk Datum september Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer CCZ/ J. Knollema (020)

Analyse Beschermd wonen regio Holland Rijnland 5 december 2014

Regionale Bijeenkomsten Zorgkantoorregio s Zorgkantoorregio Friesland. Leeuwarden, 4 juli 2011 Jacqueline Vissers, beleidsmedewerker AWBZ

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Regionale Bijeenkomsten Zorgkantoorregio s

Persoonsgebonden budget en mantelzorg

Analyse Beschermd wonen regio Holland Rijnland 23 oktober 2014

Regionale marktanalyse Wlz

Vertaaltabel ZZP naar functies/klassen versie 4.1 Van toepassing per t/m

REGELING CA/NR

Hoe lopen de geldstromen in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)? Wie betaalt wat in de Algemene Wet Bijzonder Ziektekosten (AWBZ)?

Langer thuis. Kwartaalmonitor extramuralisering lage ZZP s

Kwartaalmonitor Indicatiemelding

AWBZ. Financiering van zorg

Wet langdurige zorg (Wlz) Van aanvraag tot besluit

AWBZ en Wlz: een vergelijking

Aantal cliënten per stelsel nu en straks. AWBZ Wmo jeugdwet overig. Figuur 1 - Aantal cliënten naar huidig en toekomstig stelsel

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Factsheet. De overheid gaat de langdurige zorg anders organiseren. Wat betekent dat voor mijn pgb?

Het indicatiebesluit

Aanspraak op AWBZ-zorg

Overheveling begeleiding Zuid-Holland Noord (ZHN) 14 juni 2011 A. Augustinus Manager Care

1. Alle dagbesteding inclusief vervoer gaat naar de gemeente (Wmo en Jeugdwet). Ook de dagbesteding van cliënten met een hoog zzp.

CIZ Basisrapportage AWBZ

Wet langdurige zorg (Wlz) Van aanvraag tot besluit

Persoonsgebonden budget AWBZ Informatiebulletin voor de budgethouders (december 2010)

CIZ Basisrapportage AWBZ

CIZ. Bepaling toegang tot de Wet langdurige zorg door CIZ Informatie voor zorgaanbieders

Zorg en Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Wat verandert er in de zorg in 2015

Kwartaalmonitor Indicatiemelding

Presentatie decentralisatie AWBZ > Wmo Gemeente Eindhoven

Kwaliteit van zorg ingekocht met een Persoonsgebonden Budget

Budgetten en vergoedingen wat betreft zorgboerderijen

Rapportage decentralisatie monitor Gemeente Eijsden-Margraten

De NZa berekent de totale contracteerruimte voor 2014 met inachtneming van de volgende punten:

CIZ Basisrapportage AWBZ

Compensatie eigen risico is nog onbekend

Aanspraak op AWBZ-zorg

Wat gaat er in de zorg veranderen en waarom?

Rolstoelen AWBZ Gevolgen van artikel 15 BZA-AWBZ

Aantal cliënten per stelsel nu en. Straks Figuur 1 - Aantal cliënten (18-) naar huidig en toekomstig stelsel

Het indicatiebesluit

Inhoudelijke veranderingen per 28 juli 2014 in de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ van het ministerie van VWS en de CIZ Indicatiewijzer

Rapportage. Extra Middelen Mantelzorg Enschede, 27 oktober 2008 KB/08/2742/emm. mw. drs. K.H. Brummelhuis drs. N.J. Dam

Zelf zorg inkopen met een persoonsgebonden budget (PGB)

Feiten en cijfers over de overheveling van AWBZ zorg

Kabinetsbeleid en persoonsgebonden budget

PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)

Regionale Bijeenkomsten Zorgkantoorregio s

CIZ Basisrapportage AWBZ

Uitvoeringsbesluit Persoonsgebonden Budget (PGB) Jeugdhulp gemeente Zandvoort 2016

Ik heb een indicatiebesluit, wat nu?

Najaarscongres Decentralisatie AWBZ-begeleiding een kans om het anders te doen. Door: Carla van de Brake

BIJLAGE Ib. Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ISD De Rijnstreek

Bijsluiter. Productiegegevens Zorg zonder Verblijf Wet maatschappelijke ondersteuning

Achtergrondinformatie geldstromen en wetten

Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services. Documentatierapport Personen met een toegekend PGB voor AWBZ-zorg (PGBAWBZTAB)

Zilveren Kruis Zorgkantoor

Het indicatiebesluit

Vragenlijst onderzoek wachtlijsten in de Wlz. In te vullen door de zorgvrager:

Marktanalyse Sector Gehandicaptenzorg Regio Zeeland

Bijlage B. Uitgaven en gebruik formele langdurige zorg en ondersteuning. Ab van der Torre. Pagina 1 van 22

Overzichtsschema Hervorming Langdurige Zorg: wie, wat, waar en wanneer?

Regionale Bijeenkomsten Zorgkantoorregio s

CIZ Basisrapportage AWBZ

Analyse effecten De Kanteling Gemeente Eijsden-Margraten

Doelgroeponderzoek AWBZ en Wmo Utrecht

Transcriptie:

EINDRAPPORT Het PGB nieuwe stijl in beeld

EINDRAPPORT Het PGB nieuwe stijl in beeld Enschede, 22 oktober 2004 WD/04/2560/pgb drs. W. Dragt mw. drs. S.J.M. Schutte mw. drs. M. Kingma

Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen... 4 1. Doel, vraagstelling en aanpak... 5 1.1 Vraagstelling... 5 1.2 Aanpak van het onderzoek... 7 1.3 Leeswijzer... 11 2. Kwantitatief beeld PGB Nieuwe Stijl... 13 2.1 Basisgegevens indicaties budgethouders... 13 2.2 Bestedingsgegevens... 23 2.3 Verhouding tussen PGB en zorg-in-natura... 25 3. Kwalitatief beeld PGB Nieuwe Stijl... 28 3.1 Inkoop naar type aanbieder... 28 3.2 Inkoop bij een bekende/mantelzorger... 29 3.2 Verhouding in besteding naar type aanbieders... 32 3.3 Is de verhouding in type aanbieders veranderd?... 33 3.4 Is men voornemens de verhouding in type aanbieders te wijzigen?.. 36 3.5 Inkoop van aanvullende zorg... 36 3.6 Conclusie... 38 4. Situatie budgethouders na overstap... 40 4.1 Invloedfactoren op de situatie van budgethouders... 40 4.2 Budgetverandering na overstap?... 41 4.3 Resultaten telefonische enquête overstappers... 47 4.4 Conclusie... 51 5. Ervaringen met PGB nieuwe stijl... 53 5.1 Budgethouders over PGB nieuwe stijl... 53 5.2 Velddeskundigen over PGB nieuwe stijl... 54 6. Landelijk beeld... 56 6.1 Inleiding... 56 6.2 Kwantitatief beeld: totale populatie budgethouders... 56 6.3 Kwalitatief beeld: totale populatie budgethouders... 59 WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 2 van 82

BIJLAGEN Bijlage 1. Uitvoering steekproef... 62 Bijlage 2. Verdeling grondslagen budgethouders die deelnamen aan telefonische interviews... 63 Bijlage 3. Vragenlijst telefonische interviews, versie voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als ook bij overige zorgaanbieders... 64 Bijlage 4. Vragen aan overstappers... 70 Bijlage 5. Organisaties velddeskundigen... 71 Bijlage 6. Vragen aan geïnterviewde velddeskundigen... 72 Bijlage 7. Referentieverdeling PGB naar grondslagen... 74 Bijlage 8. Leden begeleidingscommissie... 76 Bijlage 9. Tabellen op functieniveau... 77 Bijlage 10. Berekening eigen bijdrage PGB... 79 Bijlage 11. PGB tarieven per klasse per kalenderjaar... 80 WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 3 van 82

Gebruikte afkortingen PGB PGB ns PGB os PGB nieuwe stijl PGB oude stijl FUNCTIES AB ALG AB DAG (m.v.) AB DAG (z.v.) OB ALG OB DAG (m.v.) OB DAG (z.v.) BH HV PV VB LANG VB TYD VP activerende begeleiding algemeen activerende begeleiding dagprogramma met vervoer activerende begeleiding dagprogramma zonder vervoer ondersteunende begeleiding algemeen ondersteunende begeleiding dagprogramma met vervoer ondersteunende begeleiding dagprogramma zonder vervoer behandeling huishoudelijke verzorging persoonlijke verzorging verblijf langdurig verblijf tijdelijk verpleging GRONDSLAGEN SOM PG PSY LG VG ZG PS somatische ziekte/aandoening psychogeriatrische ziekte/aandoening psychiatrische aandoening, psychische stoornis lichamelijke handicap (functiestoornis) verstandelijke handicap (functiestoornis) zintuiglijke handicap (functiestoornis) psychosociale problemen in samenhang met bovengenoemde ziekte/aandoening/stoornis SECTOR GGZ GZ V&V sector geestelijke gezondheidszorg sector gehandicaptenzorg sector verpleging en verzorging WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 4 van 82

1. Doel, vraagstelling en aanpak Op 1 april 2004 was de PGB regeling nieuwe stijl een jaar in werking. In opdracht van het ministerie van VWS wordt door Hoeksma, Homans & Menting organisatieadviseurs B.V. (verder: bureau HHM) bekeken hoe de persoonsgebonden budgetten nieuwe stijl werken. Het onderzoek vormt, naast andere onderzoeken op het terrein van PGB, de basis voor een evaluatie van de PGB regeling nieuwe stijl in het najaar van 2004. DOEL In dit onderzoek wordt een beeld gegeven van verschillende aspecten met betrekking tot het gebruik en de ervaringen met de PGB regeling nieuwe stijl. Daarbij wordt eveneens gekeken naar verschillen met de oude PGB regelingen. Het onderzoek dient naast informatie in de breedte (kwantitatieve gegevens) ook informatie in de diepte (gedragseffecten, stijging/daling van budgetten) over de praktijk met betrekking tot persoonsgebonden budgetten nieuwe stijl op te leveren. 1.1 Vraagstelling Door de opdrachtgever is een drieledige vraagstelling geformuleerd. Deze vraagstelling is navolgend weergegeven. De hoofdvraagstellingen 1 en 2 zijn alleen gericht op het PGB nieuwe stijl, de hoofdvraagstelling 3 is (tevens) gericht op een vergelijking tussen het PGB nieuwe stijl en oude stijl. HOOFDVRAAG 1. KWANTITATIEVE ONTWIKKELINGEN PGB NIEUWE STIJL Algemene vraag: wat zijn de kwantitatieve ontwikkelingen in het kader van de verleende PGB's nieuwe stijl? Basisgegevens a. Voor welke functies en welke klassen is een indicatie afgegeven? b. Is er sprake van indicaties met één of met meer functies? c. Welke grondslagen zijn hierbij van toepassing? d. Voor welke periode is de indicatie vastgesteld? e. Voor welk deel van de geïndiceerde functies is een PGB toegekend? Hoe is de verhouding tussen PGB en zorg in natura bij deze budgethouders PGB nieuwe stijl? f. Wat is de hoogte van de budgetten? g. Wat is de eigen bijdrage die wordt ingehouden? h. Is er sprake van een overstapper van een PGB oude stijl naar een PGB nieuwe stijl dan wel een nieuwe instromer in de PGB nieuwe stijl? Is dit een reguliere dan wel een vervroegde overstap geweest? 1 1 De vraag vormt de basis voor de beantwoording van hoofdvraag 3. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 5 van 82

Bestedingsgegevens i. Aan welke functies is het toegekende budget feitelijk besteed? j. Bij welke aanbieders koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl voor welke functies in? k. Hoe liggen de verhoudingen tussen de bestedingen aan de verschillende soorten aanbieders bij de verschillende functies waarvoor een PGB is toegekend? Verhouding tussen PGB en Zorg-in-natura l. Wat is de verhouding tussen de totale uitgaven middels PGB enerzijds en door middel van Zorg in Natura anderzijds? HOOFDVRAAG 2. GEDRAGSEFFECTEN Algemene vraag: wat zijn enkele specifieke gedragseffecten die voortkomen uit het gekozen eigen bijdrage regime? Zorginkoop met het PGB a. Bij welke aanbieders koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl voor welke functies in? b. In het geval van inkoop van zorg bij een mantelzorger: Van welke relatie met deze mantelzorger is er sprake (familie of andere relatie)? Zorginkoop van aanvullende zorg a. Voor welk bedrag koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl aanvullend zorg in, conform het soort zorg waarvoor het PGB is toegekend? b. Hoe verhoudt dit bedrag zich tot het bedrag dat hij/zij als eigen bijdrage geacht wordt aan het inkopen van zorg te besteden? HOOFDVRAAG 3. DALING EN STIJGING PGB'S Algemene vraag: zijn de budgethouders PGB er na overstap op de PGB nieuwe stijl op vooruit gegaan, gelijk gebleven of op achteruit gegaan? BEANTWOORDING OP HET NIVEAU VAN AWBZ GRONDSLAGEN De beantwoording van de drie hoofdvragen gebeurt op het niveau van AWBZgrondslagen. Een grondslag wordt bij de indicatiestelling vastgesteld. De zeven AWBZ-grondslagen zijn: SOM: somatische ziekte/aandoening. PG: psychogeriatrische ziekte/aandoening. PSY: psychiatrische aandoening, psychische stoornis. LG: lichamelijke handicap (functiestoornis). VG: verstandelijke handicap (functiestoornis). ZG: zintuiglijke handicap (functiestoornis). PS: psychosociale problemen in samenhang met bovengenoemde ziekte/ aandoening/stoornis. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 6 van 82

AANVULLENDE HOOFDVRAAG: LANDELIJK BEELD Tijdens het onderzoek bleek dat de beantwoording van een deel van de onderzoeksvragen voor het totaal van de populatie budgethouders in Nederland meerwaarde zou kunnen geven. Hier is in de onderzoeksaanpak op geanticipeerd (zie paragraaf 1.2). Het gaat hierbij om de volgende subvragen: Voor welke functies en welke klassen is een indicatie afgegeven? Is er sprake van indicaties met één of met meer functies? Voor welke periode is de indicatie vastgesteld? Hoe is de verhouding tussen PGB en zorg in natura bij budgethouders PGB nieuwe stijl? Wat is de hoogte van de budgetten?, Wat is de eigen bijdrage die wordt ingehouden? Bij welke aanbieders koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl zorg in? Van welke relatie is er sprake bij inkoop van zorg bij een bekende/mantelzorger? Hoe liggen de verhoudingen tussen de bestedingen aan verschillende typen aanbieders? Koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl aanvullend zorg in, conform het soort zorg waarvoor het PGB is toegekend? 1.2 Aanpak van het onderzoek De onderzoeksaanpak is afgestemd op de beantwoording van de drie hoofdvragen en de aanvullende vraag en bestaat uit: 1. Dossieronderzoek op locatie bij de zorgkantoren (hoofdvraagstelling 1). 2. Telefonische interviews (hoofdvraagstelling 1, 2 en 3). 3. Diepte-interviews met velddeskundigen (hoofdvraagstelling 3). 4. Extrapolatie naar het totaal van de populatie budgethouders (aanvullende hoofdvraag). DOSSIERONDERZOEK ZORGKANTOREN Het dossieronderzoek heeft plaatsgevonden bij in totaal 7 zorgkantoren, 1 te weten: Groningen; Nijmegen; Noord-Limburg; Arnhem; Zuid-Holland Noord; Amstelland en De Meerlanden; West Brabant. GESTRATIFICEERDE STEEKPROEF Bij de uitvoering van het dossieronderzoek is een gestratificeerde aselecte steekproef getrokken uit de PGB-dossiers van de betreffende zorgkantoren. 1 Deze zijn geselecteerd op basis van geografische spreiding, aantal budgethouders en deelname aan de oude experimentele regeling LG. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 7 van 82

Er is dus expliciet gezocht naar voldoende dossiers per grondslag. Dit om uiteindelijk representatieve uitspraken te kunnen doen per grondslag. Over het totaal van de groep budgethouders in Nederland (ca. 63.300). Kunnen op basis van de onderzochte grondslagen als totaal geen uitspraken worden gedaan. Immers: sommige grondslagen zijn bewust oververtegenwoordigd en andere grondslagen zijn ondervertegenwoordigd. De onderzoeksgroep is niet representatief voor het landelijk totaalbeeld. REGISTRATIEPROGRAMMA De registratie van de indicatiegegevens, toekenningsgegevens en bestedingsgegevens bij de zorgkantoren is gedaan met behulp van een daartoe ontwikkeld registratieprogramma. De onderzoekers hebben de gegevens uit de dossiers handmatig geregistreerd in dit programma. Voor deze methodiek is gekozen om zo min mogelijk capaciteitsbeslag op de zorgkantoren te leggen. Daarnaast was het niet mogelijk om de gevraagde onderzoeksgegevens op een eenvoudige wijze digitaal van de zorgkantoren te ontvangen. Een uitzondering hierop vormden de zorgkantoren Nijmegen en Noord Limburg waarbij een deel van de gegevens is verzameld door het zorgkantoor en digitaal zijn toegezonden aan de onderzoekers. RESULTAAT Per zorgkantoor is als uitgangspunt genomen om 75-100 dossiers verdeeld over de verschillende grondslagen te betrekken in het dossieronderzoek. Voor een beschrijving van de uitvoering van de steekproef op locatie bij de zorgkantoren wordt verwezen naar bijlage 1. Tijdens het dossieronderzoek zijn in totaal 614 lopende dossiers budgethouders onderzocht. Bij de uitvoering van het dossieronderzoek is geprobeerd om de grondslagen die bij het ene zorgkantoor niet werden aangetroffen, elders wel in de selectie te betrekken, zodat het gewenste aantal dossiers per grondslag zo goed mogelijk werd benaderd. De grondslagen ZG en PG zijn in beperkte mate aangetroffen. In tabel 1 is het aantal geselecteerde dossiers per grondslag weergegeven. Grondslag Aantal budgethouders (in ieder geval met) grondslag SOM 222 PG 14 PSY 165 LG 111 VG 168 ZG 20 PS 81 Totaal aantal grondslagen 781 1 Tabel 1. Aantal geselecteerde dossiers per grondslag dossieronderzoek 1 Het totaal aantal grondslagen is hoger dan 614 omdat er budgethouders zijn waarbij meerdere grondslagen aan de orde zijn. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 8 van 82

De resultaten uit het dossieronderzoek worden weergegeven op basis van de grondslagen uit tabel 1. Onderdeel van de gestratificeerde steekproef was eveneens een voldoende aantal overstappers vanuit de oude PGB regelingen te vinden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere overstappers (op het moment van herindicatie) en vervroegde overstappers (herindicatie voor het verloop van de geldigheidstermijn) 1. De nagestreefde verdeling per grondslag is weergegeven in bijlage 1. Bij het trekken van de gestratificeerde steekproef bleek het lastig om de gewenste verdeling van reguliere en vervroegde overstappers aan te treffen. Tabel 2 geeft binnen de onderzoeksgroep de gevonden verdeling van overstappers en nieuwe instroom naar grondslag. Grondslag Nieuwe instromers Overstappers Waarvan vervroegd SOM 93 129 7 PG 6 8 0 PSY 87 78 6 LG 32 79 4 VG 68 100 15 ZG 7 13 0 PS 38 43 0 Totaal 331 450 32 Tabel 2. Aantal nieuwe instromers, overstappers en vervroegde overstappers naar grondslag in dossieronderzoek Uit de tabel blijkt dat het totale aantal overstappers in de onderzoeksgroep ruim voldoende is, maar dat de meerderheid reguliere overstappers betreft. Er kunnen dus geen uitspraken worden gedaan over vervroegde overstappers. TELEFONISCHE INTERVIEWS Ter beantwoording van een deel van hoofdvraag 1 (besteding van het PGB), een deel van hoofdvraag 3 (stijging/daling) en de volledige hoofdvraag 2 (gedragseffecten) zijn telefonische interviews gehouden. Nadat het dossieronderzoek bij een zorgkantoor is beëindigd, hebben de cliënten uit de steekproef aansluitend een brief toegezonden gekregen; hierin stond dat men kon worden benaderd voor een telefonisch interview. In totaal hebben (in alle regio s gezamenlijk) 72 budgethouders de antwoordbrief geretourneerd en hiermee schriftelijk doorgegeven dat ze niet benaderd wilden worden (12%). Hierdoor bleven voldoende budgethouders over om het nagestreefde aantal van 360 budgethouders te kunnen interviewen. De telefonische enquête is uitgevoerd volgens een vast belprotocol. In tabel 3 is weergegeven hoe hoog de respons was onder de cliënten die na de reactietermijn telefonisch zijn benaderd door HHM. 1 De overstap vanuit de oude LG regeling heeft in juni 2003 collectief plaatsgevonden. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 9 van 82

N % Telefonisch benaderd 405 100% Succesvol interview 360 89% Telefonische weigering 27 7% Overig 18 4% Tabel 3. Respons telefonische enquête RESULTAAT Het nagestreefde aantal van 360 budgethouders (of vertegenwoordigers) is, zoals blijkt uit tabel 3, geïnterviewd. Uit de contacten met deze budgethouders bleek een zeer grote bereidheid om mee te werken aan het telefonische interview. 1 De groep cliënten die is geïnterviewd, is tot stand gekomen door een gestratificeerde steekproef te trekken, waarbij de stratificatie heeft plaatsgevonden naar grondslag en dezelfde verhoudingen zijn aangehouden als bij het dossieronderzoek. In bijlage 2 is het resultaat hiervan weergegeven. Resultaten uit de telefonische interviews worden eveneens weergegeven op basis van de grondslagen. In totaal zijn er drie groepen budgethouders geïnterviewd: die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers, als bij overige zorgaanbieders (AWBZ-instelling, particulier bedrijf, freelancer, natuurlijke personen); die enkel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers; die enkel zorg inkopen bij instellingen en overige zorgaanbieders (AWBZinstelling, particulier bedrijf, freelancer/natuurlijke personen). Voor elke groep is een vragenlijst opgesteld. In bijlage 3 is de langste variant van de vragenlijst weergegeven, namelijk de vragenlijst voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers, als bij overige zorgaanbieders (particulier bedrijf, freelancer/natuurlijk persoon). Tevens zijn bij een groep van de geïnterviewden vragen gesteld met betrekking tot hun overstap. Dit ten behoeve van de beantwoording van hoofdvraagstelling 3. In bijlage 4 zijn de vragen aan deze overstappers weergegeven. INTERVIEWS MET VELDDESKUNDIGEN Naast het dossieronderzoek en de telefonische interviews hebben interviews met negen velddeskundigen plaatsgevonden met het doel de derde hoofdvraag uit het onderzoek te kunnen beantwoorden. Zie bijlage 5 voor een overzicht van de organisaties waar de betreffende velddeskundigen voor werkzaam zijn. Hierbij gaat het om de ontwikkeling van de hoogte van het budget op individueel niveau bij overstappers. In bijlage 6 zijn de vragen weergegeven die zijn gesteld aan alle te interviewen velddeskundigen. 1 In enkele gevallen is voorgekomen dat cliënten zelf belden naar aanleiding van de aankondigingbrief met de vraag wanneer ze konden worden geïnterviewd. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 10 van 82

Daarbij zijn aan alle geïnterviewden alle vragen voorgelegd. Een ieder is gevraagd om vanuit de eigen expertise, het eigen perspectief en ervaring de vragen te beantwoorden. EXTRAPOLATIE NAAR DE LANDELIJKE POPULATIE BUDGETHOUDERS Om voor de beantwoording van de aanvullende hoofdvraag de resultaten ook voor het totaal van de groep budgethouders in Nederland weer te kunnen geven, is gewogen voor de verdeling van grondslagen over de nagenoeg totale landelijke groep budgethouders. Deze verdeling van grondslagen over de landelijke groep budgethouders is ontleend aan onderzoeksgegevens op GINO RIO FI data van Henselmans en Wolffensperger (GINO, 2004). Uit een bestand van ruim 160.000 positieve AWBZ-besluiten gebaseerd op Functiegerichte Indicatiestelling zijn die indicatiebesluiten geselecteerd waarin is gekozen voor een PGB (ongeveer 6.000 aanvragen). Voor deze groep is vastgelegd hoe de grondslagen verdeeld zijn. Het gaat hierbij om gegevens uit de periode april 2003 tot en met begin augustus 2004, van in totaal 19 regionale indicatieorganen die gebruik maken van GINO software. Er wordt verondersteld dat hiermee uitspraken mogen worden gedaan over het totaal van de populatie. Daarbij zijn twee kanttekeningen te maken. Ten eerste is het ook bij een initiële keuze voor zorg in natura mogelijk dat alsnog, zonder dat het RIO dat weet, een indicatie wordt verzilverd in PGB. Of er sprake is van een systematisch verschil (dat bij bepaalde grondslagen vaker in een later stadium alsnog anders wordt gekozen) is niet bekend. Ten tweede kunnen er verschillen tussen RIO's zijn voor wat betreft de toedeling naar grondslagen. Gezien het feit dat ongeveer een kwart van alle RIO s in kaart zijn gebracht, wordt verondersteld dat dergelijke verschillen tegen elkaar zullen wegvallen. In bijlage 7 wordt een nadere toelichting gegeven over de hantering van deze databestanden. LANDELIJK BEELD: RESULTAAT Bij de resultaten voor het totaal van de landelijke populatie budgethouders gaat het aldus om het geëxtrapoleerde totaal (en niet het onderzoekstotaal). De resultaten bieden het landelijke beeld op het niveau van budgethouders, althans voor zover het PGB ns betreft. BEGELEIDINGSCOMMISSIE Onder leiding van de opdrachtgever fungeerde ten behoeve van dit onderzoek een begeleidingscommissie (zie bijlage 8). Deze commissie heeft de inhoudelijke en methodologische stappen in het onderzoek begeleid. Op deze plaats willen de onderzoekers de leden van de begeleidingscommissie hiervoor hartelijk danken. 1.3 Leeswijzer Dit rapport beschrijft de antwoorden op de drie hoofdvragen en de daarbij onderscheiden subvragen. In de hoofdstukken 2, 3 en 4 worden respectievelijk de hoofdvragen 1, 2 en 3 beantwoord. Het gaat hierbij om het schetsen van een kwantitatief beeld (hoofdstuk 2), het schetsen van gedragseffecten (hoofdstuk 3) en de situaties van budgethouders na overstap (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 gaat tot slot in op ervaringen met de PGB regeling nieuwe stijl. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 11 van 82

Hoofdstuk 6 beantwoordt de aanvullende hoofdvraag. In dit hoofdstuk wordt het landelijk beeld geschetst. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 12 van 82

2. Kwantitatief beeld PGB Nieuwe Stijl In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven ter beantwoording van hoofdvraag 1. De resultaten worden weergegeven per onderzoeksvraag. Dit gebeurt op basis van de gegevens die zijn verkregen uit het dossieronderzoek bij de zorgkantoren. De resultaten worden gepresenteerd naar de geselecteerde grondslagen en in enkele gevallen op het niveau van functies. Gegeven de onderzoeksaanpak (par. 1.2) worden op grond van het voorliggende materiaal geen uitspraken gedaan over het geheel van de populatie van budgethouders. De resultaten geven een beeld van de situatie per grondslag. 2.1 Basisgegevens indicaties budgethouders GRONDSLAG, FUNCTIE EN KLASSE(N) Onderzoeksvraag a: Voor welke functies en welke klassen is een indicatie afgegeven? In totaal zijn er bij de onderzochte budgethouders 1375 functies geïndiceerd. In de grafieken 1 t/m 7 wordt per grondslag weergegeven welke functies zijn geïndiceerd. 1 Bij de interpretatie van deze grafieken moet rekening worden gehouden met het feit dat het totaal aantal grondslagen (781) hoger ligt dan het aantal onderzochte budgethouders (n=614). 2 Een voorbeeld illustreert de wijze waarop deze grafieken gelezen kunnen worden. Kijkend naar grafiek 1 kan worden geconcludeerd dat bij 82% van de budgethouders waar sprake is van de grondslag somatische ziekte/aandoening de functie HV is geïndiceerd. 1 Dit kunnen dus ook functies zijn waarvoor geen PGB kan worden toegekend, de functies VB LANG en BH. 2 Hierdoor worden van een beperkte groep budgethouders de geïndiceerde functies zowel weergegeven bij de eerste geïndiceerde grondslag als ook bij een mogelijke tweede grondslag. Dubbele grondslagen komen m.n. voor in combinatie bij PSY/PS en LG/VG. Zie later in deze paragraaf. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 13 van 82

Grondslag Somatiek (N=222) HV 82% PV 43% VP 21% OB ALG 23% OB DAG 7% AB ALG 6% AB DAG 2% VB TYD 6% BH 0% VB LANG 0% Grafiek 1: Geïndiceerde functies bij grondslag somatische ziekte/aandoening Grondslag Psychogeriatrie (N=14) HV 64% PV 43% VP 21% OB ALG 50% OB DAG 14% AB ALG 36% AB DAG 0% VB TYD 7% BH 0% VB LANG 0% Grafiek 2: Geïndiceerde functies bij grondslag psychogeriatrische ziekte/aandoening WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 14 van 82

Grondslag Psychiatrische aandoening (N=222) HV 10% PV 5% VP 2% OB ALG 87% OB DAG 31% AB ALG 30% AB DAG 5% VB TYD 31% BH 1% VB LANG 0% Grafiek 3: Geïndiceerde functies bij grondslag psychiatrische ziekte/aandoening Grondslag Lichamelijke handicap (N=111) HV 47% PV 60% VP 23% OB ALG 83% OB DAG 28% AB ALG 16% AB DAG 9% VB TYD 28% BH 1% VB LANG 3% Grafiek 4: Geïndiceerde functies bij grondslag lichamelijke handicap WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 15 van 82

Grondslag Verstandelijke handicap (N=168) HV 15% PV 35% VP 5% OB ALG 82% OB DAG 57% AB ALG 29% AB DAG 17% VB TYD 51% BH 1% VB LANG 3% Grafiek 5: Geïndiceerde functies bij grondslag verstandelijke handicap Grondslag Zintuiglijke handicap (N=20) HV 25% PV 20% VP 20% OB ALG 80% OB DAG 45% AB ALG 25% AB DAG 25% VB TYD 45% BH 0% VB LANG 0% Grafiek 6: Geïndiceerde functies bij grondslag zintuiglijke handicap WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 16 van 82

Grondslag Psychosociale Problemen (N=81) HV 20% PV 4% VP 2% OB ALG 88% OB DAG 21% AB ALG 30% AB DAG 4% VB TYD 23% BH 1% VB LANG 0% Grafiek 7: Geïndiceerde functies bij grondslag psychosociale problemen Op basis van voorgaande grafieken kan worden geconcludeerd dat bij budgethouders met de grondslag somatische ziekte/aandoening overwegend de functie HV is geïndiceerd. Tevens is de functie PV veel aan de orde. Bij budgethouders met de grondslag psychogeriatrische ziekte/aandoening is het beeld meer divers. De functies HV, PV, OB ALG en AB ALG komen veel voor. Bij budgethouders met de grondslag psychiatrische aandoening/psychische stoornis is overwegend OB ALG aan de orde. Daarnaast komen AB ALG en VB TIJD veel voor. Bij budgethouders met de grondslag lichamelijke handicap is met name OB ALG, PV en HV geïndiceerd. Bij budgethouders met de grondslag verstandelijke handicap zijn OB ALG, OB DAG, VB TIJD en PV de meest voorkomende functies. Bij budgethouders met de grondslag zintuiglijke handicap is OB ALG, OB DAG en VB TIJD veelal aan de orde. 1 De budgethouders met de grondslag psychosociale problemen tenslotte krijgen overwegend de functie OB ALG geïndiceerd. Daarnaast is AB ALG aan de orde. De resultaten op het niveau van grondslagen (grafiek 1 t/m 7) tonen aan dat budgethouders op het niveau van grondslagen een zeer diverse groep vormen. Er kan worden geconcludeerd dat de functie OB ALG bij vrijwel alle grondslagen verhoudingsgewijs veel is geïndiceerd, behalve bij de grondslag somatische ziekte/aandoening. De functie HV is daarentegen juist met name bij de grondslag SOM, PG, LG geïndiceerd en komt verhoudingsgewijs minder bij de andere grondslagen voor. 1 Overigens geldt ook bij deze grondslag dat het totaal aantal in de steekproef gering is en dat deze gegevens derhalve met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 17 van 82

GEÏNDICEERDE KLASSEN PER FUNCTIE In bijlage 9 wordt het totaal van de geïndiceerde functies weergegeven en geïndiceerde de klassen. Hieruit blijkt dat vrijwel alle functies bij de onderzochte groep van budgethouders in de lagere klassen worden geïndiceerd (tot en met klasse 4). Voor de functies OB DAG met vervoer en AB DAG (zowel met als zonder vervoer) geldt dat deze in lagere klassen wordt geïndiceerd, maar dat deze tevens in de hogere klasse 9 verhoudingsgewijs meer wordt geïndiceerd. AANTAL FUNCTIES Onderzoeksvraag b: Is er sprake van indicaties met één of met meer functies? In tabel 5 is per grondslag weergegeven wat het gemiddeld aantal geïndiceerde functies is en het percentage keren dat één functie is geïndiceerd. Grondslag N Gemiddeld aantal geïndiceerde functies Aantal keer 1 functie geïndiceerd (%) SOM 222 1,9 58% PG 14 2,4 29% PSY 165 2 36% LG 111 2,9 14% VG 168 2,9 15% ZG 20 2,9 20% PS 81 1,9 44% Tabel 5. (Gemiddeld) aantal geïndiceerde functies per grondslag in de onderzoeksgroep Uit tabel 6 blijkt dat het gemiddeld aantal geïndiceerde functies het laagst is bij de grondslagen SOM en PS. Het gemiddeld aantal geïndiceerde functies is met 2,9 het hoogst bij de grondslagen LG, VG en ZG. Het percentage enkelvoudige indicaties is bij de grondslag SOM het hoogst, namelijk 58%. COMBINATIE VAN GRONDSLAGEN Onderzoeksvraag c: Welke grondslagen zijn van toepassing? In principe zou er, volgens richtlijnen rondom indicatiestelling, bij het vaststellen van de grondslag moeten worden uitgegaan van één primaire grondslag. In een beperkt percentage van de indicatieaanvragen, zo wordt aangegeven, kan er sprake zijn van even zwaar wegende grondslagen. In die situaties kan er worden gekozen voor meerdere grondslagen 1. Uit dit onderzoek blijkt dat in de praktijk combinaties van grondslagen voorkomen. Bij de grondslag SOM en PG komen combinaties het minste voor. Het blijkt dat de grondslagen PSY/PS en LG/VG vaker in combinatie voorkomen. De grondslag PSY komt in 38% van de onderzochte gevallen voor in combinatie met PS. De grondslag LG komt in 25% van de onderzochte gevallen voor in combinatie met de grondslag VG. 1 Zie: Handleiding formulierenset voor indicatiestelling AWBZ en Wvg, 10 januari 2003, Publicatieversie WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 18 van 82

INDICATIEPERIODE Onderzoeksvraag d: Voor welke periode is de indicatie vastgesteld? De gemiddelde geldigheidstermijn van de indicatie per grondslag ziet er als volgt uit: Grondslag N totaal Gemiddelde geldigheidstermijn indicatie in maanden (excl. onbekend) SOM 222 30 PG 14 19 PSY 165 21 LG 111 43 VG 168 33 ZG 20 33 PS 81 22 Tabel 6. Gemiddelde geldigheidstermijnen indicatie per grondslag De langste geldigheidstermijnen komen voor bij de grondslag LG. De kortste geldigheidstermijnen spelen bij de grondslagen PG, PSY en PS. Om een beeld te geven van de spreiding wordt hieronder een frequentieverdeling weergegeven van de geldigheidstermijn van de indicatie (tabel 7). Geldigheidstermijn indicatie < 6mnd 6 mnd- 1 jaar 1-2 jaar 2-3 jaar 3-4 jaar > 4 jaar onbekend Grondslag N SOM 222 11 37 76 20 17 55 6 100% 5% 17% 34% 9% 8% 25% 3% PG 14 2 3 6 0 0 1 2 100% 14% 21% 43% 0% 0% 7% 14% PSY 165 7 66 53 8 15 12 4 100% 4% 40% 32% 5% 9% 7% 2% LG 111 4 15 26 7 24 27 8 100% 4% 14% 23% 6% 22% 24% 7% VG 168 5 26 35 15 47 32 8 100% 3% 15% 21% 9% 28% 19% 5% ZG 20 0 4 5 2 3 5 1 100% 0% 20% 25% 10% 15% 25% 5% PS 81 4 31 27 1 7 8 3 100% 5% 38% 33% 1% 9% 10% 4% Tabel 7. Frequentieverdeling geldigheidstermijnen indicatie per grondslag WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 19 van 82

Uit tabel 7 blijkt dat langere indicatietermijnen (> 2 jaar) met name aan de orde zijn bij de grondslagen LG (59%), VG (61%) en ZG (55%). Korte indicatietermijnen spelen met name bij de grondslagen PG (36%), PSY (44%) en PS (43%). Een vergelijkbare tabel is voor de onderzoeksgroep te maken op functieniveau. Het totaal aantal geïndiceerde functies 1 was 1375. In bijlage 9 is deze tabel weergegeven. De gemiddelde geldigheidstermijnen op functieniveau ontlopen elkaar binnen de onderzoeksgroep niet veel. De meeste functies kennen een gemiddelde geldigheidstermijn van ongeveer 30 maanden (2½ jaar). De functie AB ALG en AB DAG hebben een kortere geldigheidstermijn. 2 Opvallend is dat het aantal indicaties met een geldigheidstermijn van 2 tot 3 jaar binnen de onderzoeksgroep minder vaak voorkomt dan de andere geldigheidstermijnen. Het blijkt dat langere geldigheidstermijnen (> 4 jaar) met name in relatie tot de functies HV, PV, VP en OB-DAG voorkomen. VERHOUDING TUSSEN PGB EN ZORG IN NATURA Onderzoeksvraag e: Voor welk deel van de geïndiceerde functies is een PGB toegekend? Hoe is de verhouding tussen PGB en zorg in natura bij deze budgethouders PGB Nieuwe Stijl? Bij de uitvoering van het dossieronderzoek is per functie geregistreerd op welke manier de budgethouder de zorg wil ontvangen: in de vorm van een PGB of zorgin-natura. 3 Onderstaand is per grondslag het percentage budgethouders weergegeven dat tevens voor zorg in natura koos. Grondslag Aantal budgethouders per grondslag Aantal budgethouders per grondslag dat tevens kiest voor ZIN Percentage budgethouders per grondslag dat tevens kiest voor ZIN SOM 222 24 10% PG 14 2 14% PSY 165 11 7% LG 111 23 21% VG 168 40 24% ZG 20 8 40% PS 81 5 6% Tabel 8. Aantal keren keuze tevens voor zorg in natura per grondslag Uit tabel 8 blijkt dat het bij de grondslagen ZG, VG en LG het meest er voor wordt gekozen om naast het PGB één of meerdere functies in zorg-in-natura te ontvangen. 1 Tijdens het dossieronderzoek is de geldigheidstermijn van de totale indicatie geregistreerd. Tevens is de geldigheidstermijn voor afzonderlijke functies geregistreerd indien deze afweek van de geldigheidstermijn van de indicatie. 2 Gezien het feit dat activerende begeleiding als doel heeft om het gedrag of vaardigheden van iemand te veranderen of verbeteren, ligt het voor de hand dat de geldigheidstermijn korter is dan bij de overigen. 3 Alle budgethouders hebben in ieder geval/minimaal bij één functie de voorkeur gegeven zorg in te kopen via het PGB. Immers, het onderzoek richt zich op budgethouders PGB. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 20 van 82

Het percentage keren waarbij op functieniveau (n = 1375) voor zorg in natura wordt gekozen is weergegeven in tabel 9. Een korte uitleg bij deze tabel kan verhelderend werken. KORTE UITLEG Horizontaal is het aantal keer weergegeven dat een bepaalde functie is geïndiceerd. Verticaal is te lezen bij welke grondslag de betreffende functie is geïndiceerd. Cursief is het percentage weergegeven waarbij bij een geïndiceerde functie ervoor is gekozen om deze in zorg-in-natura te ontvangen. In een flink aantal gevallen is dit percentage 0%, oftewel geen enkele budgethouder (met een bepaalde grondslag) heeft ervoor gekozen om de betreffende geïndiceerde functie in zorg-in-natura te willen ontvangen. Grondslag SOM PG PSY LG VG ZG PS Functie 1 HV, aantal keer geïndiceerd 183 9 16 52 25 5 16 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie 2% 0% 0% 8% 0% 20% 0% PV, aantal keer geïndiceerd 95 6 9 67 58 4 3 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie 8% 0% 0% 0% 3% 25% 0% VP, aantal keer geïndiceerd 46 4 4 25 9 4 2 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie 4% 0% 25% 4% 11% 0% 0% OB ALG, aantal keer geïndiceerd 50 7 144 90 134 16 71 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie 8% 14% 1% 0% 0% 6% 0% OB DAG (z.v.), aantal keer geïndiceerd 13 2 36 17 60 7 13 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie 62% 50% 3% 35% 12% 29% 15% OB DAG (m.v.), aantal keer geïndiceerd 3-14 13 36 2 4 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie 33% - 0% 46% 33% 50% 0% AB ALG, aantal keer geïndiceerd 13 5 49 18 49 5 24 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie 0% 0% 8% 11% 16% 60% 8% AB DAG (z.v.), aantal keer geïndiceerd - - 5 2 10 3 3 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie - - 40% 100% 50% 66% 66% AB DAG (m.v.), aantal keer geïndiceerd 3-3 6 16 2 17 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie 33% - 100% 100% 63% 100% 65% VB TYD, aantal keer geïndiceerd 13 1 51 31 85 9 19 % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie 15% 0% 0% 23% 8% 11% 0% Tabel 9. Aantal keren en percentage keuze voor zorg in natura per grondslag en per functie Uit tabel 9 blijkt dat bij de functies voor dagbesteding (OB DAG en AB DAG) het percentage keuze voor zorg-in-natura hoger ligt dan bij de overige functies. Daarbij kan tevens worden opgemerkt dat dit met name in combinatie met de grondslag VG aan de orde is. 1 Horizontaal is het totale aantal functies groter dan vermeld in tabel 43 en 44. Dit heeft wederom te maken met het feit dat er budgethouders zijn waarbij meer grondslagen aan de orde zijn. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 21 van 82

EIGEN BIJDRAGE Onderzoeksvragen f en g: Wat is de hoogte van de budgetten? Wat is de eigen bijdrage die wordt ingehouden? Het bruto PGB bedrag is opgebouwd uit een bedrag voor de betaling van zorgverleners, een vrij besteedbaar deel 1 en een eigen bijdrage. Eventueel is er sprake van een budgetgarantie. 2 Bij vaststelling van de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met het inkomen van de leefeenheid van de budgethouder. Budgethouders onder de 18 jaar zijn geen eigen bijdrage verschuldigd. Voor de berekening van eigen bijdrage is van belang of er sprake is van tijdelijk verblijf. De berekeningsystematiek van de eigen bijdrage is weergegeven in bijlage 10 3. Onderstaand is per grondslag weergegeven wat het gemiddeld bruto PGB budget is per grondslag per jaar. Tevens is de berekende eigen bijdrage weergegeven. Budgethouders die een deel van het jaar een PGB hebben zijn meegenomen in de berekeningen. 4 Grondslag Gemiddeld Eigen bijdrage bruto PGB (in euro, n = 320) p. jaar (n=519) 5 < 100 100 250 250-1000 1000-2500 > 2500 SOM 12.319,- 9% 28% 31% 19% 13% PG 26.772,- 11% 45% 12% 11% 21% PSY 11.908,- 15% 39% 9% 31% 6% LG 24.240,- 18% 35% 23% 6% 18% VG 20.139,- 11% 38% 22% 12% 17% ZG 15.170,- - 43% 14% 29% 14% PS 12.160,- 15% 35% 4% 31% 15% Tabel 10. Gemiddeld bruto toegekend budget per budgethouder per grondslag per jaar en in mindering gebrachte bijdrage in euro s Uit tabel 10 blijkt dat in absolute zin bij de grondslag PG, LG of VG het gemiddeld bruto budget het hoogst is. Op het bruto budget wordt de eigen bijdrage in mindering gebracht. De tabel geeft een classificatie van de absolute bedragen en 1 Dit is 1,5% van het totaalbudget met een minimum van 250,- en een maximum van 1250.-, waarover geen verantwoording hoeft worden afgelegd. 2 De budgethouder die is overgestapt tussen 1 april en 1 oktober heeft een budgetgarantie tot 31 december 2003 gehad. Daarna hebben de budgethouders een budgetgarantie van 3 maanden. 3 De verzekerde wordt wel geacht voor het bruto bedrag zorg in te kopen (anders zou er geen sprake zijn van een eigen bijdrage). 4 Er is sprake van een momentopname. De bedragen van budgethouders die een deel van het jaar een PGB toegekend hebben gekregen zijn inbegrepen waarbij de bedragen niet zijn omgerekend naar bedragen op jaarbasis, omdat dit een vertekend beeld zou geven. Er zijn immers elk jaar budgethouders die korter dan een jaar een PGB hebben. Dit verklaart ook waarom de eigen bijdragen lager kunnen liggen dan het minimumbedrag voor een totaal jaar PGB. 5 Dit bedrag is niet overal bekend. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 22 van 82

het percentage cliënten dat met de betreffende grondslag (> 18 jaar) een bedrag in een betreffende categorie aan eigen bijdrage betaalt. Uit berekeningen blijkt dat bij cliënten met de grondslag SOM de eigen bijdrage als percentage van het brutobedrag gemiddeld genomen het grootst is: 18,5%. Bij de grondslag PSY en PS bedraagt de eigen bijdrage als percentage van het brutobedrag gemiddeld 8%. Bij LG en VG is het percentage circa 5,5%, bij ZG 4,4% en PG 3,3%. Zoals aangegeven zijn budgethouders onder de 18 jaar geen eigen bijdrage verschuldigd zijn. Hieronder wordt een frequentieverdeling van de leeftijd van de onderzochte budgethouders getoond. Grondslag N < 18 jr. 18 t/m 55 jr. 56 t/m 65 jr. 66 t/m 75 jr. 76 t/m 80 jr. 80+ SOM 219 15% 42% 12% 16% 6% 9% PG 14 21% 1 29% 0% 14% 7% 29% PSY 164 68% 29% 1% 0% 2% 1% LG 109 58% 35% 5% 1% 1% 1% VG 167 78% 20% 2% 0% 0% 0% ZG 20 65% 20% 5% 5% 0% 5% PS 81 54% 36% 7% 1% 1% 0% Onbekend 7 Tabel 11. Frequentieverdeling van leeftijden van budgethouders per grondslag Het aandeel budgethouders onder de 18 is het hoogst bij de grondslagen PSY, VG en ZG. Ook bij LG en PS gaat het veelal om budgethouders jonger dan 18 jaar. De grondslagen SOM en PG laten een duidelijk ander beeld zien dan de overige grondslagen. 2.2 Bestedingsgegevens Onderzoeksvraag i: Aan welke functies is het toegekende budget feitelijk besteed? Het persoonsgebonden budget dient, met uitzondering van het vrij besteedbare deel, te worden besteed aan AWBZ-functies (HV, PV, VP, OB, AB, TV). 'Schuiven' tussen verschillende functies is hierbij toegestaan. Via bevoorschotting ontvangen budgethouders voor een bepaalde periode (maandelijks, per kwartaal, per half jaar of per jaar) het netto budget op de eigen rekening of dat van een gemachtigde. Binnen acht weken na iedere voorschotperiode dient de budgethouder aan het zorgkantoor te verantwoorden over de 1 Het lijkt onwaarschijnlijk dat de grondslag PG bij een persoon onder 18 aan de orde is. Uit dossieronderzoek blijkt dat genoemde cliënten (3 cliënten) allemaal minderjarig zijn. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 23 van 82

besteding van het desbetreffende voorschot en over de besteding van eventuele restanten van eerdere voorschotten. Op basis van de meest recente verantwoording is tijdens het dossieronderzoek bij de budgethouders onder andere in kaart gebracht: 1. Welke functies zijn toegekend. 2. Welke functies zijn verantwoord. In tabel 12 is het resultaat voor de totale onderzoeksgroep weergegeven. Zoals eerder vermeld mogen hieraan geen conclusies worden verbonden voor de totale populatie van budgethouders. Het geeft echter een indicatie dat het in de praktijk voorkomt dat functies anders worden verantwoord dan toegekend. Zoals aangegeven is dit conform de regels van het PGB. Toegekende functies Verantwoorde functies Functie Totaal Functie Totaal HV 255 HV 263 PV 182 PV 198 VP 71 VP 73 OB ALG/DAG (m.v. of z.v.) 497 OB ALG/DAG (m.v. of z.v.) 372 AB ALG/DAG (m.v. of z.v.) 115 AB ALG/DAG (m.v. of z.v.) 216 VB TYD 7 VB TYD 11 Bemiddelingskosten 14 Totaal 1.127 1 Totaal 1.147 Tabel 12. Toegekende functies en verantwoorde functies voor de onderzoeksgroep Uit het linkerdeel van de tabel wordt bijvoorbeeld duidelijk dat er in de onderzoeksgroep 255 keer een PGB is toegekend voor HV. Uit het rechterdeel wordt duidelijk dat in de onderzoeksgroep 263 keer de functie HV is verantwoord. Het meest in het oog springend is het verschil tussen het aantal keer dat de functies OB en AB worden geïndiceerd en het aantal budgethouders dat de functies AB en OB heeft verantwoord. Deze functies lijken met elkaar te worden uitgeruild. In deze tabel is er voor gekozen om de functies OB DAG en OB ALG al dan niet met vervoer bij elkaar op te tellen. De reden hiervoor is dat op het standaard verantwoordingsformulier geen onderscheid wordt gemaakt tussen OB DAG en OB ALG. Ditzelfde geldt voor AB. Overigens moet hierbij worden aangetekend dat het gaat om de functies zoals deze door budgethouders zijn verantwoord. Het gaat niet om de functies zoals deze door het zorgkantoor (na verantwoording) zijn goedgekeurd. 1 Het aantal toegekende functies ligt lager dan het aantal geïndiceerde functies omdat een deel van de functies in zorg in natura wordt afgenomen. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 24 van 82

In tabel 13 is per grondslag weergegeven in welk aantal van de gevallen een functie die is toegekend ook is verantwoord. Het gaat dan om de relatie tussen de toegekende functies en de verantwoorde functies op individueel niveau. De werkwijze was hierbij als volgt. Per budgethouder en grondslag is gekeken naar combinaties van toegekende en verantwoorde functies. Een budgethouder die 1 functie heeft toegekend gekregen en 2 functies verantwoordt, telt hierbij mee voor 2 combinaties. Het totaal aantal combinaties dat op die manier werd verkregen is 1406. Hieronder wordt per grondslag het totaal aantal combinaties weergegeven, alsmede het aantal combinaties dat op individueel niveau overeenstemt. Functies HV PV VP OB-alg OB- OB- AB VB tijd dag z.v. dag m.v. uren Grondslag N totaal N match % match Voorkomen matchende combinatie per functie SOM 359 286 80% 148 63 32 33 0 0 8 2 PG 34 32 94% 9 6 4 6 1 0 5 1 PSY 261 170 65% 9 4 2 94 5 0 33 23 LG 212 151 71% 26 43 10 54 0 2 7 9 VG 390 217 56% 16 39 7 95 7 2 25 26 ZG 40 24 60% 1 2 2 11 2 0 2 4 PS 110 80 73% 12 3 2 42 0 0 14 7 Tabel 13. Relatie toegekende functies en verantwoorde functies op individueel niveau Uit tabel 13 blijkt dat bij de grondslag PG de geïndiceerde functie het vaakst overeenkomt met de verantwoorde functie. Op een totaal van 34 aangetroffen combinaties is dit 94%. Bij de grondslag VG komt dit het minst vaak voor. In totaal 56% van alle combinaties betreft een één-op-één combinatie van toegekende en verantwoorde functies. Dit strookt met het feit dat deze groep relatief vaak de functie OB afneemt, terwijl hierboven reeds is aangegeven dat de functie OB en AB het meest worden uitgeruild. 2.3 Verhouding tussen PGB en zorg-in-natura Onderzoeksvraag l: Wat is de verhouding tussen de totale uitgaven door middel van PGB enerzijds en door middel van zorg-in-natura anderzijds? De verhouding tussen de totale uitgaven PGB en zorg-in-natura kan worden bepaald door de totale productiekosten in de verpleging & verzorging, gehandicaptenzorg en GGZ af te zetten tegen de kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de subsidieregeling PGB. In tabel 14a tot en met 14c zijn deze cijfers voor de jaren 2002, 2003 en 2004 naast elkaar gezet. Voor wat betreft zorg in natura gaat het om de totale kosten, dus om de kosten van intra-, semi- en extramurale zorg tezamen. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 25 van 82

Sector 2002 Kosten 2002 PGB 2002 Aantal (miljoenen euro) oude stijl (miljoenen euro) budgethouders Verpleging en verzorging 10.000 V&V 244 34.500 Gehandicaptenzorg 3.889 GZ 156 11.200 Geestelijke gezondheidszorg 2.858 GGZ 13 2.200 Totaal 16.747 413 48.000 Tabel 14a; verhouding kosten zorg in natura en kosten PGB in 2002 (bronnen: CTG A 04-35a: Budget en financieringsgegevens t.b.v. begroting 2005; CTG/ZAio: Overzicht totale aanvaardbare kosten 1999-2003 (GZ) en CVZ: kernmonitor PGB nieuwe stijl augustus 2004) De verhouding PGB/ZIN is hieruit af te leiden. Binnen het totaalbedrag van 17.160 miljoen euro beslaat het bedrag voor PGB 2,4%. Sector 2003 Kosten 2003 (miljoenen euro) PGB 2003 (miljoenen euro) Aantal budgethouders Verpleging en verzorging 10.751 V&V (PGB os) 291 24.600 Gehandicaptenzorg 4.213 GZ (PGB os) 192 11.000 Geestelijke gezondheidszorg 3.177 GGZ (PGB os) 41 2.400 PGB ns 130 24.600 Totaal 18.141 653 62.600 Tabel 14b; verhouding kosten zorg in natura en kosten PGB in 2003 (bronnen: CTG A 04-35a: Budget en financieringsgegevens ten behoeve van begroting 2005; CTG/ZAio: Overzicht totale aanvaardbare kosten 1999-2003 (GZ) en CVZ: kernmonitor PGB nieuwe stijl augustus 2004) Op basis van bovenstaande tabel kan worden berekend dat binnen het totaal bedrag van 18.794 miljoen euro het bedrag voor PGB 3,5% beslaat. Sector 2004 Kosten 2004 (miljoenen euro) PGB 2004 (miljoenen euro) Aantal budgethouders Verpleging en verzorging 10.850 V&V (PGB os) 123 16.700 Gehandicaptenzorg 4.345 GZ (PGB os) 176 9.200 Geestelijke gezondheidszorg 3.301 GGZ (PGB os) 11 900 PGB ns 580 36.500 Totaal 18.496 889 63.300 Tabel 14c; verhouding kosten zorg in natura en kosten PGB in 2004 (bronnen: CTG A 04-35a: Budget en financieringsgegevens t.b.v. begroting 2005; CTG/ZAio: Overzicht totale aanvaardbare kosten 1999-2003 (GZ) en CVZ: kernmonitor PGB nieuwe stijl). WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 26 van 82

Voor het PGB gaat het in 2004 nog om toegekende bedragen. Uitgaande van een bedrag van 85% werkelijke besteding, zullen de uitgaven voor PGB ongeveer 756 miljoen euro bedragen. Binnen het totaal bedrag van 19.252 miljoen euro beslaat het bedrag voor PGB 3,9%. Het aandeel PGB is in de loop der jaren dus gestegen. Het aandeel budgethouders is in de jaren 2002 tot en met 2004 toegenomen met 32%. Het budget besteed aan PGB is toegenomen met 83% 1. De toename van het budget voor zorg-in-natura bedraagt 10%. In absolute zin bedraagt de toename van het totale PGB-budget 343 miljoen euro. De toename van het budget gemoeid met zorg-in-natura bedraagt 1.749 miljoen euro. 1 In eerder onderzoek van HHM in opdracht van VWS is de toename van het PGB-budget onderscheiden naar het prijsindex-effect, het zogenaamde zorgzwaarte-effect (de relatieve toename van het aandeel zwaardere (hogere) PGB s ten opzichte van de lichtere (lagere) PGB s (een indicatie voor zorgzwaarte) en het hoeveelheidseffect, namelijk de stijging van het totale volume aan PGB s. Uitgaande van een gemiddelde prijsindex van 6%, wordt de toename van totale PGB-budget voor 39% verklaard door het hoeveelheidseffect, voor 10% door het prijs-indexeffect en voor 52% door het zorgzwaarte-effect. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 27 van 82

3. Kwalitatief beeld PGB Nieuwe Stijl In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven ter beantwoording van hoofdvraag 2 en een deel van hoofdvraag 1. De resultaten worden weergegeven per subvraag. Dit gebeurt op basis van de gegevens die zijn verkregen uit de telefonische interviews onder budgethouders. De resultaten worden gepresenteerd naar de geselecteerde grondslagen. De resultaten geven een beeld van de situatie zoals die bij de steekproef van geïnterviewde budgethouders cliënten (n=360) is aangetroffen 1. Het aantal grondslagen dat op die manier in de steekproef is vertegenwoordigd is 461. 3.1 Inkoop naar type aanbieder Onderzoeksvraag a: Bij welke aanbieders koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl voor welke functies in? Met het persoonsgebonden budget kan een budgethouder zelf beslissen bij wie hij/zij zijn zorg wil inkopen 2. Dit kan een bekende of mantelzorger zijn, maar eveneens een AWBZ-aanbieder of een andere aanbieder. Ook een combinatie is mogelijk. De budgethouder sluit hiertoe een contract met een betreffende persoon/instelling. In het onderzoek zijn de volgende groepen budgethouders onderscheiden: Budgethouders die alleen zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers. Budgethouders die alleen zorg ginkopen bij instellingen en overige zorgaanbieders (AWBZ-instelling, particulier bedrijf, freelancer/natuurlijk perosoon). Budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers, als bij overige zorgaanbieders (AWBZ-instelling, particulier bedrijf, freelancer/natuurlijk persoon). Aan de budgethouders is gevraagd of zij konden aangeven bij welke type zorgaanbieder(s) zij zorg inkopen. In tabel 15 is per grondslag weergegeven hoe deze vraag is beantwoord. 1 De gegevens zijn alleen op basis van de grondslagen extrapoleerbaar naar de landelijke situatie. 2 Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de budgethouder erop toeziet dat er kwalitatief verantwoorde zorg wordt geleverd. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 28 van 82

Inkoop zorg Alleen bekenden/ Alleen AWBZ/overige Bekenden/ mantelzorgers Totaal aantal mantelzorgers aanbieders en AWBZ-/ overige grondslagen aanbieders SOM 62% 26% 12% 101 PG 14% 86% - 7 PSY 32% 32% 36% 107 LG 49% 18% 33% 79 VG 21% 24% 55% 104 ZG 70% 10% 20% 10 PS 38% 32% 30% 53 Tabel 15; Inkoop met behulp van PGB naar type aanbieder Uit tabel 15 blijkt dat inkoop bij alleen bekenden en mantelzorgers verhoudingsgewijs het meeste voorkomt bij de grondslagen SOM, LG en ZG. Uit hoofdstuk 2 weten we dat het hier met name gaat om de functies HV, PV en OB-ALG. Voor de grondslag VG geldt juist dat er verhoudingsgewijs vaak sprake is van een combinatie tussen inkoop bij bekenden en AWBZ-/overige aanbieders. Uit hoofdstuk 2 weten we dat het hier met name gaat om de functies OB-ALG, tijdelijk verblijf en OB-Dag. Voor PSY en PS is min of meer een evenredige verdeling aantreffen. Uit hoofdstuk 2 weten we dat het hier voor het overgrote deel OB-ALG betreft. Voor (het kleine aantal) PG grondslagen geldt dat inkoop van zorg voor het overgrote deel plaatsvindt bij AWBZ/overige aanbieders. 3.2 Inkoop bij een bekende/mantelzorger Onderzoeksvraag b: Van welke relatie is er sprake bij inkoop van zorg bij een bekende/mantelzorger? Uit paragraaf 3.1 blijkt dat bij alle grondslagen (in meer of mindere mate) zorg wordt ingekocht bij bekenden/mantelzorgers. In totaal zijn 579 relaties met bekenden/mantelzorgers aangetroffen. Aan de budgethouders is gevraagd om aard van de relatie met deze bekenden/mantelzorgers nader te duiden. Hierbij wordt een negental 1 categorieën gehanteerd gecombineerd met de vraag of een bekende/mantelzorger inwonend of niet-inwonend is. 1 In de interviews werd ook een tiende categorie onderscheiden, namelijk geen relatie. In de praktijk heeft deze categorie zich niet voorgedaan. De relatie levens/huwelijkspartner, niet inwonend (categorie 5) is eveneens niet aangetroffen. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 29 van 82

levens-/ huwelijkspartner, inwonend kind, inwonend vader/moeder, inwonend overige familie, inwonend levens-/huwelijkspartner, niet inwonend kind, niet inwonend vader/moeder, niet inwonend overige familie, niet inwonend vrienden, buren, bekenden, niet inwonend geen S O M (n=120) 11% 7% 24% 2% - 11% 0% 18% 27% - PG (n=1) 0% 0% 0% 0% - 0% 0% 0% 100% - PSY (n=124) 2% 2% 28% 2% - 3% 2% 19% 42% - LG (n=120) 5% 3% 26% 7% - 4% 3% 18% 34% - VG (n=140) 2% 0% 36% 6% - 0% 1% 22% 33% - ZG (n=11) 0% 0% 46% 9% - 0% 0% 9% 36% - PS (n=63) 3% 3% 21% 3% - 5% 2% 22% 41% - Tabel 16; Relatie met mantelzorger/bekende naar grondslag bij inkoop van zorg bij mantelzorger(s)/bekende(n) Uit tabel 16 1 blijkt dat drie categorieën inkooprelaties verhoudingsgewijs het meest voorkomen. Dit zijn: a. Vrienden, buren, bekenden, niet inwonend b. Vader/moeder, inwonend c. Overige familie, niet inwonend In genoemde volgorde blijken deze categorieën bij de meeste grondslagen naar voren te komen. Alleen de grondslagen VG en ZG wijken enigszins af van dit algemene beeld. Hier geldt dat vader/moeder, inwonend het hoogste percentage scoort, gevolgd door vrienden, buren, bekenden, niet inwonend. Tot slot blijkt dat bij de grondslag SOM in vergelijking met de andere grondslagen relatief vaak bij een niet inwonend kind zorg ingekocht. MANTELZORG VOORAFGAAND AAN PGB Aan de budgethouders die nu hun zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers is de vraag gesteld of deze bekenden/mantelzorgers ook al zorg boden voordat de betreffende cliënt na indicatiestelling een PGB toegekend heeft gekregen. 1 Bij tabel 16 moet één kanttekening worden gemaakt. Het aandeel cliënten met een leeftijd jonger dan 18 jaar is in de steekproef van de vragenlijst oververtegenwoordigd. Dit leidt tot relatief hogere score op de categorie (vader/moeder, inwonend). Dit effect wordt enigszins opgeheven door het feit dat voor cliënten jonger dan 18 jaar relatief vaker de zorg lijkt te worden ingekocht bij bekenden / mantelzorgers. In tabel 37 waar deze gegevens worden gepresenteerd over de totale populatie wordt hiervoor gecorrigeerd. WD/04/2560/pgb, HHM 2004 Pagina 30 van 82