Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 17 augustus 2017

Vergelijkbare documenten
Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 28 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 13 juni 2017

[naam], wonende te Delfzijl, hierna ook te noemen: de eigenaar, eigenaar van de woning aan de [adres] te Delfzijl (hierna het pand).

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 6 maart 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 26 april 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 oktober 2017

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 januari 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 27 november 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 7 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 18 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 3 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 8 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 21 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 19 september 2017

De heer [naam], wonende te Hoogezand, eigenaar van het pand aan de [adres] Hoogezand (hierna: het pand),

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 10 november 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 14 juni 2018

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 december 2018

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 2 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 januari 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 25 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 april 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 30 november 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 21 februari 2019

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 17 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

mr. S.C. Welschen, jurist afdeling Kennis, tevens advocaat bij Vereniging Eigen Huis Datum: 13 december 2017 Onderwerp: Notitie bewijsvermoeden

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 22 december 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 15 maart 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 26 maart 2019

Thema s. 1. De procedure. 2. Het bewijsvermoeden. 3. De schade-experts. 4. Aannemersvariant. 5. Oude schades claimen

Het wonder van het bewijsvermoeden in een bestuursrechtelijke jas. Prof. mr Peter van Buuren 24 april 2019

Expertise- Taxaties- Advisering

1. Rechtvaardig. 1. Uitgangspunten

van naar Drie Protocollen

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Bijlage 1. Deze bijlage behoort bij het Aanvraagformulier contra-expertise.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 23 d.d. 24 januari 2011 (prof. mr. C.E. du Perron, voorzitter)

Even voorstellen: Eddie van Marum. Contra expert aardbevingsschade

ADVIESRAPPORT. Opgesteld door [Naam deskundige] van DOG. Uitgebracht aan de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen. Zaaknummer ADVIESRAPPORT

BIJLAGE 3 BIJ SAMENWERKINGSAFSPRAKEN NAM-EZ-NCG REGLEMENT ARBITER BODEMBEWEGING EERSTE AFDELING - ALGEMEEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Artikel 1 - Definities In dit reglement hebben de volgende woorden en uitdrukkingen de volgende betekenis:

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

Contra-expertise mijnbouwschade

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

ter zake van een geschil tussen M.M., hierna te noemen: opdrachtgever, de besloten vennootschap D. B.V., hierna te noemen: aanneemster,

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 6 mei 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. S.N.W. Karreman, secretaris)

Samenvatting. 1. Procedure

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ter zake van een geschil tussen de besloten vennootschap R. EN D. B.V., hierna te noemen aanneemster, M. V., hierna te noemen: opdrachtgeefster,

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

de naamloze vennootschap Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 16 april 2012.

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

INSPECTIERAPPORT 2014 Objectnummer Boerderij Enne-Jans Heerd Maarhuizen 3 te Maarhuizen

Presentatie onderzoek TU Delft en vervolgstappen

1 Bent u op de hoogte van de nieuwe berichtgeving over de schadeafhandeling in Groningen?

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

Samenvatting. 1. Procedure

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris)

Alle schademelders die vanaf 11 juni 2018 een aanbod van NAM ontvangen hebben hiermee vier weken de tijd om te reageren.

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: / KG ZA van

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 16 maart 2011.

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Samenvatting. 1. Procedure

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

ter zake van een spoedgeschil tussen J.J., hierna te noemen: opdrachtgever, e i s e r, L.H., H.O.D.N. BOUWBEDRIJF H., hierna te noemen: aannemer,

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

Datum 13 april 2017 Betreft Nieuwe procedure voor afhandeling schades als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld

de besloten vennootschap NEDASCO B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

B., hierna te noemen onderneemster,

ter zake van een geschil tussen M. B. hierna te noemen opdrachtgeefster, e i s e r e s,

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. Consument, tegen. Ditzo B.V., gevestigd te Zeist, hierna te noemen Aangeslotene. Procesverloop

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RVS:2017:2013

: N.V. Noordhollandsche van 1816, Algemene Verzekeringsmaatschappij, gevestigd te Oudkarspel verder te noemen Verzekeraar

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

Samenvatting. 1. Procedure

Transcriptie:

uitspraak ARBITER BODEMBEWEGING Zaaknummer: 16/326 Meldingsnummer: [] Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 17 augustus 2017 inzake [naam], wonende te Garsthuizen, eigenaar van de gebouwen aan [adres] te Garsthuizen (hierna: het pand), hierna ook te noemen: de eigenaar, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V., statutair gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door Centrum Veilig Wonen (CVW), hierna ook te noemen: de NAM. Het verloop van de procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het aanmeldingsformulier van de eigenaar met stukken; - de zienswijze van Horst d.d. 20 januari 2017; - de oplegnotitie van het CVW d.d. 14 juni 2017; - het verslag van de schouw en zitting van 27 juni 2017; - de akte van cessie van de eigenaar d.d. 12 juli 2017. Vervolgens is uitspraak bepaald op heden. De feiten In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten: De eigenaar heeft het pand omstreeks mei 2015 in eigendom verkregen. De vorige eigenaar heeft bij de NAM schade aan het pand door aardbevingen gemeld. Het pand bestaat uit een woning, twee losstaande garages, een schuur en een stalen loods. De schuur is omstreeks 1900 gebouwd. Op 6 juni 2013 heeft een schade-expert van Arcadis (hierna: de eerstelijnsexpert) in opdracht van de NAM het pand onderzocht. In het van dat onderzoek opgemaakte rapport van 30 april 2014 worden 31 schadenummers vermeld. Door de eerstelijnsexpert worden de schadenummers 17, 18, 29 en 31 als A-schade (schade welke een direct gevolg is van de

zaaknummer: 16/326 2 onderhavige aardbeving(en)), schadenummers 1 tot en met 16 en 19 tot en met 28 als B- schade (schade, reeds aanwezig voor, maar verergerd ten gevolge van de aardbeving(en)) en schadenummer 30 als C-schade (schade die niet zelfstandig in verband gebracht kan worden met aardbevingen) gekwalificeerd. Omdat de vorige eigenaar het niet eens was met, naar de arbiter begrijpt, de vastgestelde kwalificaties en/of de voorgestelde herstelmethode van de schadenummers 25 tot en met 30 door de eerstelijnsexpert, heeft hij een contra-expertise aan het pand laten uitvoeren door een schade-expert van Battjes Bouwadvies b.v. (hierna: de contra-expert). In het van de contraexpertise opgemaakte rapport van 24 december 2015 wordt door de contra-expert schadenummers 25 tot en met 30 als A-schade gekwalificeerd. Op verzoek van de eigenaar heeft Bouw- en Constructie adviesbureau Horst b.v. (hierna: Horst) een zienswijze aangaande de oorzaak van de schades ingediend. Op 19 februari 2016 heeft een overleg plaatsgevonden tussen een schade-expert in opdracht van het CVW en de contra-expert. De resultaten van dit gesprek zijn vastgelegd in een zogenaamde combi-akte. In dit schriftelijk stuk, getekend door beide experts op 19 februari 2016, is verklaard dat beide experts geen overeenstemming hebben kunnen bereiken aangaande de kwalificaties en de herstelmethode van de schadenummers 25 tot en met 30. Op 13 mei 2016 heeft een derde-deskundige van Adinex, op verzoek van beide experts, onderzoek gedaan naar de oorzaak van schadenummers 25 tot en met 30. Hiervan is een arbitrage-bericht opgemaakt op 23 september 2016. Door de derde-deskundige zijn schadenummers 25 tot en met 30 als C-schade gekwalificeerd. De eigenaar heeft aangegeven het eens te zijn met de kwalificaties van de schadenummers 1 tot en met 24 en 31. Schadenummers 1 tot en met 24 en 31 maken dan ook geen onderdeel uit van het onderhavige geschil. Het geschil Tussen partijen is in geschil of schadenummers 25 tot en met 29 ontstaan of verergerd zijn door aardbevingen, veroorzaakt door gaswinning. De eigenaar stelt dat deze schades volledig zijn ontstaan door aardbevingen, veroorzaakt door gaswinning, en houdt de NAM aansprakelijk voor deze schades en vordert vergoeding en/of herstel daarvan. De NAM voert verweer, samengevat inhoudende dat er sprake is van schade die door aardbevingen is verergerd, maar primair ontstaan is door een andere oorzaak dan door aardbevingen. Tussen partijen is voorts in geschil of schadenummer 30 door aardbeving(en), veroorzaakt door gaswinning, is ontstaan. De eigenaar houdt de NAM aansprakelijk voor deze schade en vordert vergoeding en/of herstel daarvan. De NAM voert verweer, samengevat inhoudende dat geen sprake is van door aardbeving(en) veroorzaakte schade aan het pand. Op de stellingen van partijen zal de arbiter, voor zover nodig, hierna ingaan.

zaaknummer: 16/326 3 De beoordeling Bewijsvermoeden Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt in gevolge het thans geldende artikel 6:177a lid 1 BW vermoed dat die schade veroorzaakt is door de exploitatie van dat mijnbouwwerk. De aardbevingen in de provincie Groningen veroorzaken veel voorkomende en vaak gelijksoortige schade, zoals scheuren in het metselwerk en de afwerkingen van gevels, binnenwanden en plafonds van woningen. Dit soort schade kan naar het oordeel van de arbiter in ieder geval worden aangemerkt als fysieke schade die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem door gaswinning zou kunnen zijn. De arbiter is van oordeel dat schadenummer 30 bestaat uit twee verschillende soorten schade, enerzijds scheurvorming in de gevel (hierna: schadenummer 30A) en anderzijds bolling/uitknikken van de gevel (hierna: schadenummer 30B). De arbiter overweegt dat de schades aan het pand genummerd 25, 26, 27, 28, 29 en 30A, bestaande uit scheurvorming, schade betreft die naar haar aard redelijkerwijs als gevolg van bodembeweging door mijnbouwwerkzaamheden ten behoeve van het winnen van gas zou kunnen zijn. De arbiter hanteert dit bewijsvermoeden in elk geval voor de gehele provincie Groningen, omdat voldoende harde criteria voor een andere geografische afbakening ontbreken. Nu de schade(s) zich voordoet in de plaats Garsthuizen, is de arbiter van oordeel dat de schade is ontstaan in het gebied waar zich bodembeweging kan voordoen als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld. Hier vindt het wettelijk bewijsvermoeden dan ook toepassing. Het is dan ook aan de NAM om dit bewijsvermoeden ten aanzien van deze schade te ontzenuwen. Voor wat betreft schadenummer 30B, bestaande uit bolling/uitknikken van de gevel, overweegt de arbiter dat het bij deze schade niet gaat om veel voorkomende en gelijksoortige door aardbevingen veroorzaakte schade. Naar het oordeel van de arbiter is dan ook geen sprake van fysieke schade die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van gaswinning kan zijn. Ten aanzien van deze schade past de arbiter het bewijsvermoeden van artikel 6:177a lid 1 BW niet toe. Dat betekent dat het aan de eigenaar is om het causaal verband tussen aardbeving(en) en deze schade aannemelijk te maken. Schadenummers 25 tot en met 29 Vast staat dat partijen het eens zijn dat bevingen van invloed zijn geweest op de garage waar schadenummers 25 tot en met 29 zich bevinden. De vertegenwoordiger van het CVW heeft ter gelegenheid van de schouw gesteld dat aan het voegwerk af te leiden valt dat bepaalde plekken al eerder gerepareerd zijn. Volgens de contra-expert is er sprake van A-schade. De contra-expert stelt dat het metselwerk geheel verwijderd dient te worden en de fundering versterk moet worden waarna de gevels aangebracht/teruggeplaatst kunnen worden. Ter zitting heeft de contra-expert verklaard dat de schade bij nader inzien een bouwkundige oorzaak heeft, maar wel verergerd is door bevingen. In de zienswijze van Horst wordt gesteld dat de put onder de hoek van de garage een groter draagvlak heeft dan de strokenfundering. De grondspanning onder de put is veel lager dan onder de overige fundering. Extra belasting, veroorzaakt door aardbevingen, veroorzaakt dan ook minder zetting onder de put dan onder de overige fundering. Daarom

zaaknummer: 16/326 4 zakt de garage scheef en ontstaat de scheurvorming, aldus Horst. De derde-deskundige stelt dat aan de vorm en positie van de scheurvorming het lijkt alsof de voorgevel wordt ondersteund door de onderliggende put terwijl de zij- en achtergevel van de put afzakken. Uit het derde-deskundige rapport blijkt voorts dat ter plaatse van de scheuren in de voor- en zijgevel reparaties zijn uitgevoerd. Dit blijkt volgens het derde-deskundige rapport uit de toegepaste voegdikte. Ter plaatse van deze scheuren is wederom scheurvorming ontstaan. Volgens het derde-deskundige rapport is bij de garage sprake van een doorgaand zettingsproces veroorzaakt door verschillende aanlegniveaus van de fundering. De arbiter overweegt dat uit de ingebrachte stukken en de schouw en zitting blijkt dat de contra-expert, in eerste instantie, en de eigenaar zich op het standpunt stellen dat de aanwezige scheurvorming in het geheel is veroorzaakt door (een) aardbeving(en). De NAM/CVW stellen zich op het standpunt dat de aanwezige scheurvorming is verergerd door aardbevingen veroorzaakt door de gaswinning, maar dat de scheurvorming in de garage oorspronkelijk is ontstaan als gevolg van een andere oorzaak dan door aardbevingen veroorzaakt door de gaswinning, namelijk door zetting van de garage. De arbiter heeft reeds geoordeeld dat het bewijsvermoeden voor wat betreft deze schades, nu het scheurvorming betreft, van toepassing is. Uit artikel 6:177a BW volgt dat bij schade dat naar haar aard aardbevingsschade betreft, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door aardbevingen veroorzaakt door de gaswinning. Nu de eigenaar zich op het standpunt stelt dat de scheurvorming geheel is veroorzaakt door aardbevingen, wordt op grond van het bewijsvermoeden dan ook vermoed dat de aanwezige scheurvorming, nu dit naar haar aard aardbevingsschade betreft, geheel is veroorzaakt door aardbevingen. Dit strookt ook immers met de schademelding waarin de gehele schade is opgenomen en niet de verergering, bijvoorbeeld een uitbreiding of verbreding van de aanwezige scheuren. Voor wat betreft schadenummers 25 tot en met 29 volgt de arbiter de NAM in haar stelling dat de scheurvorming niet primair is ontstaan door aardbevingen veroorzaakt door gaswinning. De gestelde oorzaak, die zowel in het rapport van de derde-deskundige als tijdens de schouw en zitting wordt gegeven, inhoudende dat de scheurvorming oorspronkelijk is ontstaan door zetting veroorzaakt door verschillende aanlegniveaus van de fundering onder de gevels van de garage, acht de arbiter een plausibele verklaring als oorzaak van de schade. Ter gelegenheid van de schouw heeft de arbiter waargenomen dat ter plaatse van de scheuren in de voor- en zijgevel reparaties zijn uitgevoerd. Zo is op verschillende plekken nieuw voegwerk ingebracht dat inmiddels weer gescheurd is. Door deze omstandigheid kan met voldoende zekerheid geconcludeerd worden dat al geruime tijd sprake is van scheurvorming. De arbiter overweegt dat naar zijn overtuiging, door het rapport van de derde-deskundige en de toelichting daarop door het CVW en de vervangendeeerstelijnsexpert, voldoende aannemelijk is gemaakt dat de scheurvorming door een andere oorzaak dan beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk is ontstaan. De arbiter overweegt hetgeen hierboven besproken temeer nu de contra-expert ter zitting de mogelijkheid van een bouwkundige oorzaak onderschrijft. Daarbij komt nog dat de gestelde oorzaak in de zienswijze van Horst, inhoudende dat de scheefstand van de garage veroorzaakt door aardbevingen de oorzaak is van de scheurvorming, onvoldoende is onderbouwd. De scheefstand van de garage is geen schade die naar haar aard aardbevingsschade betreft. Het is in dat geval aan de eigenaar om nader te onderbouwen dat de scheefstand is veroorzaakt door aardbevingen. De stelling van de eigenaar dat de scheurvorming ontstaan is door scheefstand van de garage, die op zichzelf

zaaknummer: 16/326 5 veroorzaakt is door aardbevingen, is niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Nu de NAM aansprakelijkheid heeft erkend voor wat betreft de verergering van de scheurvorming, is de arbiter dan ook van oordeel dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding/herstel van de verergering van de schadenummers 25 tot en met 29. Voor het herstellen van de schadenummers 1 tot en met 29 en 31 heeft een aannemer, op verzoek van de vorige eigenaar, een offerte opgesteld. Het geoffreerde bedrag van 17.402,01 inclusief BTW is door de NAM getoetst en akkoord bevonden. Partijen dienen met elkaar in overleg te gaan over de herstelkosten voor de schadenummers 25 tot en met 29 nu in de offerte dit niet is gespecificeerd. Schadenummer 30 Vast staat dat schadenummer 30 door de eerstelijnsexpert als C-schade is gekwalificeerd met de beperkte toelichting: overbelasting. Voorts staat in het eerstelijnsrapport dat nader onderzoek nodig is nu de eerstelijnsexpert de exacte schadeoorzaak niet kan vaststellen. Het rapport van het nader onderzoek met de datum 8 oktober 2013, wat als bijlage bijgevoegd zou moeten zijn, ontbreekt. Uit het eerstelijnsrapport blijkt dat in het nader onderzoek is geoordeeld dat schadenummer 30 geen beving gerelateerde oorzaak bevat, noch dat de schades zouden zijn verergerd door bevingen. Uit de oplegnotitie van 14 juni 2017, die het CVW heeft ingediend, blijkt dat de NAM zich op het standpunt stelt dat, omdat de eerstelijnsexpert en de derde-deskundige beiden hebben geoordeeld dat de schades niet aardbeving gerelateerd zijn en dit door de deskundigen is onderbouwd, het bewijsvermoeden is ontzenuwd. Ter gelegenheid van de schouw heeft de vervangende-eerstelijnsexpert gesteld dat de gevel in ieder geval al sinds 1994 de huidige scheefstand heeft. Volgens de vervangendeeerstelijnsexpert is de stalen loods in 1994 tegen de gevel aangebouwd. Er is toen een schuin stukje aansluiting tussen de stalen loods en de schuur gebouwd om de stalen loods en de schuur netjes met elkaar te verbinden, aldus de vervangende-eerstelijnsexpert. De vervangende-eerstelijnsexpert stelt dat indien de schade sindsdien verergerd zou zijn dat het bij de aansluiting zichtbaar zou moeten zijn. De vertegenwoordiger van het CVW heeft ter gelegenheid van de schouw gesteld dat de betonstrook later is bijgestort om de boel bij elkaar te houden. Voorts heeft de vertegenwoordiger van het CVW gesteld dat oorspronkelijk alleen riet op de schuur lag, maar later golfplaten aangebracht zijn. Dit extra gewicht zorgt volgens de vertegenwoordiger van het CVW voor extra druk. Hiertegenover staat het contra-expertiserapport waarin de schade als A-schade is gekwalificeerd. Volgens de contra-expert hebben de krachten van bevingen overbelasting veroorzaakt op de gevels waardoor scheefstand, bolling en scheurvorming is ontstaan. Volgens de contra-expert had de toegepaste kalkmortel in het bouwjaar voldoende flexibiliteit zodat scheurvorming nauwelijks voorkwam. Ter zitting heeft de contra-expert aangegeven dat de schades bij nader inzien mogelijk oorspronkelijk een bouwkundige oorzaak hebben. Wel stelt de contra-expert dat de schades verergerd zijn door bevingen. In de zienswijze van Horst wordt gesteld dat als het gebintstelsel iets zakt dat dan de zijmuren eruit gedrukt worden. Het zakken van de gebinten kan komen door zettingen van de ondergrond ten gevolge van aardbevingen en bodemdaling. Doordat de grondspanning onder de gebinten waarschijnlijk veel hoger is dan de grondspanning onder de zijgevel ontstaat er verschil in zetting waardoor de zijgevel er uitgedrukt wordt, aldus Horst. In het derde-deskundige rapport wordt gesteld dat de scheuren vervuild en verkleurd zijn. Volgens de derde-deskundige is van recente scheurvorming dan ook geen sprake. Voorts

zaaknummer: 16/326 6 stelt de derde-deskundige dat het uitknikken wordt veroorzaakt door een plaatselijke verzakking/zetting van de gevel en een horizontale belasting door materieel dat in het verleden over de vloer van aangestampte klei heeft gereden. Volgens de derde-deskundige is vanwege de lokale bodemsamenstelling, het reguliere zettingsverloop en de ouderdom van de landbouwschuur recente zetting als gevolg van trillingen door aardbevingen uitgesloten. De derde-deskundige onderschrijft de mogelijkheid van de door de contra-expert gestelde oorzaak, maar heeft deze niet kunnen waarnemen nu dit zou leiden tot fijne scheurvorming in relatief zwakke bouwmaterialen. Volgens de derde-deskundige zou bij de gestelde oorzaak van de contra-expert de schade ook bij de andere zijgevel ontstaan moeten zijn. Schadenummer 30A Voor wat betreft schadenummer 30A overweegt de arbiter dat tussen partijen vaststaat dat de meeste gemelde scheuren zijn ontstaan dan wel verergerd als gevolg van aardbevingen veroorzaakt door de gaswinning. De arbiter overweegt dat naar zijn overtuiging onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de scheurvorming aan de gevel niet door aardbevingen is ontstaan. De aangedragen stellingen en het onderzoek door de derde-deskundige hebben zich vooral gericht op de oorzaak van schadenummer 30B, inhoudende dat schadenummer 30B is ontstaan door plaatselijke verzakking/zetting van de gevel en horizontale belasting vanuit de vloer van aangestampte klei. Hoewel bolling/uitknikken van de gevel mogelijk de oorzaak van de scheurvorming kan zijn, is niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat dit de oorzaak van de scheurvorming betreft. Dat geen sprake is van recente, nieuwe scheurvorming, dan wel toename van bestaande scheurvorming nu de scheuren volgens de derde-deskundige vervuild en verkleurd zijn is voorts onvoldoende onderbouwd. Niet alleen zijn geen foto s geleverd waaruit dit blijkt, maar zit er ruim 3 jaar tussen de schademelding en de opname door de derde-deskundige. Daarbij nog in acht genomen dat de schade al voor de melding door aardbevingen ontstaan kan zijn. Daarbij komt voorts dat de contra-expert onweersproken gesteld heeft dat de toegepaste kalkmortel voldoende flexibiliteit heeft om scheurvorming onder normale omstandigheden te voorkomen. De gestelde oorzaken zijn dan ook niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Ten aanzien van schadenummer 30A oordeelt de arbiter dat de NAM niet geslaagd is in het ontzenuwen van het bewijsvermoeden. Dit betekent dan ook dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van schadenummer 30A. Schadenummer 30B Naar het oordeel van de arbiter is de eigenaar er niet in geslaagd het bestaan van het causaal verband tussen schadenummer 30B en beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld aan te tonen. Naar het oordeel van de arbiter is dit bewijs niet door de eigenaar geleverd: niet door middel van het onvoldoende gemotiveerde contraexpertiserapport en evenmin door de aangedragen stelling van de eigenaar dat de schades door de bevingen zijn ontstaan dan wel verergerd. Naar het oordeel van de arbiter heeft de contra-expert onvoldoende in zijn rapport gemotiveerd waarom schadenummer 30B enkel en alleen veroorzaakt is door aardbevingen. Daarbij komt nog dat de contra-expert ter zitting heeft verklaard dat de schade bij nader inzien als B-schade gekwalificeerd moet worden. Voorts blijkt uit de zienswijze van Horst ook onvoldoende dat enkel aardbevingen de schade hebben veroorzaakt. Zo blijkt uit de zienswijze dat aardbevingen mogelijk zetting hebben veroorzaakt en de grondspanning onder de gebinten waarschijnlijk veel hoger is dan de zijgevel. Gesteld noch gebleken is dat een grondig bouwkundig onderzoek naar de oorzaak van de schade heeft plaatsgevonden. Zo is een eventuele zetting niet gemeten en is geen onderzoek naar de bodem onder het pand verricht. Mede gezien de aangedragen oorzaak had

zaaknummer: 16/326 7 het voor de hand gelegen om nader onderzoek te doen naar de ondergrond. De gestelde oorzaak is dan ook niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Dit betekent dat de NAM niet aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van schadenummer 30B. De beslissing De arbiter: - stelt vast dat de NAM niet aansprakelijk is voor vergoeding/herstel van de in deze procedure geconstateerde schade, genummerd 30B; - stelt vast dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding/herstel van de in deze procedure geconstateerde verergering van de schades, genummerd 25, 26, 27, 28 en 29; - stelt vast dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding/herstel van de in deze procedure geconstateerde schade, genummerd 30A; - wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus beslist door mr. P. Schulting, Arbiter Bodembeweging op 17 augustus 2017, bijgestaan door mr. D.L.M. Por, secretaris. secretaris arbiter