Samenvatting Management & Organisatie Balans examenstof (2006)

Vergelijkbare documenten
Boekverslag door C. 946 woorden 11 december keer beoordeeld

Begrippenlijst Management & Organisatie Hoofdstuk 5, 6 en 7

Ondernemingen: om hun nieuwe gebouwen te kunnen kopen. Zij geven leningen uit aan aandeelhouders, zodat ze geld ontvangen.

6,6. Inkomsten belasting progressief: Eigenwoningforfait. Samenvatting door een scholier 1910 woorden 6 februari keer beoordeeld

Een onderhandse lening is een lang lopende lening waarbij geld uitgeleend word door 1 geldgever.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 deel 1

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 5

Vormen van lang vreemd vermogen: Kenmerken onderhandse lening: Obligatie = op lange termijn: Gezond financieren / Broers regels

Wanneer de ondernemer niet meer in staat is alle schulden te betalen, wordt door een rechtbank een faillissement uitgesproken.

Samenvatting M&O hoofdstuk

6.2 De functie van de banken

7,2. Samenvatting door een scholier 3301 woorden 5 maart keer beoordeeld

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 9

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1, 3, 4, 8, 10, 11, 12

Samenvatting Management & Organisatie H10 t/m 15

Samenvatting m&o hoofdstuk 9: 9.2

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4 t/m 7

Samenvatting Management & Organisatie Samenvatting 10 t/m 15

5,8. Samenvatting door een scholier 3135 woorden 30 maart keer beoordeeld. Management en Organisatie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 3, 4 t/m 5.6

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstukken 12, 13, 14 en 17

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3

5,6. Samenvatting door een scholier 1549 woorden 21 december keer beoordeeld. Hoofdstuk 9

Samenvatting Management & Organisatie H13+H14

Samenvatting M&O H12: Vreemd vermogen op lange termijn

7, Samenvatting door een scholier 1812 woorden 4 januari keer beoordeeld

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 10 t/m 13, Theorie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4 t/m 7, 13 t/m 15, 19 t/m 22

Management & Organisatie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 2, 3, 8

5.6. Boekverslag door H woorden 31 maart keer beoordeeld

Nadelen: Groot risico vanwege privéaansprakelijkheid. Lange werktijden. a Een vennootschap waarvan het eigen vermogen is verdeeld in aandelen.

Bedrijven zijn verplicht 1 maal per jaar een balans op te stellen en een winst & verliesrekening te maken. (voor de belastingdienst)

Samenvatting M&O Samenvatting hoofdstuk 11, 12 en 13 In Balans

M&O VWO 2011/

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn. Een lening (schuld) met een looptijd van langer dan een jaar. We bespreken 3 verschillende leningen:

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11, Eigen vermogen

Aan de vraagzijde van de vermogensmarkt vinden we vrij wel dezelfde categorieën als bij de aanbodzijde:

Een balans is altijd in evenwicht (het debettotaal moet altijd gelijk zijn aan het credittotaal).

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11: Eigen vermogen

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4, 5 en 6

Toets 3 HAVO 5 g Diagnostische toets 2012

De Naamloze Vennootschap ~ NV. Het bijeenroepen en leiden van algemene vergadering van aandeelhouders.

Samenvatting Management & Organisatie Boek 1+ 2

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

Organisatie: Een organisatie is een samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen bereiken.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

6,6. Samenvatting door een scholier 1711 woorden 10 april keer beoordeeld. Hoofdstuk 1:

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

Om je goed voor te bereiden ontvang je bijgaand op de volgende bladzijden:

Management en Organisatie VWO 6 Hst 31, 37 t/m 43

Eigen vermogen Geplaats aandelenkapitaal Agioreserve Herwaarderingsreserve Wettelijke en statutaire reserves Ingehouden winst uit de voorgaande jaren

eindexamenprogramma m&o vwo

Financiële aspecten van de planning

5,7. Samenvatting door S woorden 30 juli keer beoordeeld Onderhandse Lening

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 22 EN 23 JUNI 2010

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter

Hoofdstuk 25, 30 en 31

B-E in Balans, 8e druk Studielasturen (60 min) CE SE B-E in Balans, 8e druk Studielasturen (60 min) CE SE vwo ,5 60,5 havo 287,5 248,5 39

Leverancierskrediet à hiervan is sprake wanneer de leverancier goederen levert die pas later door de afnemer betaald te hoeven worden.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofstuk 1 t/m 7 en 10

Samenvatting Management & Organisatie Eenmanszaak deel 2

Samenvatting M&O De eenmanszaak deel 2

PROEFEXAMEN 2 Praktijkdiploma Boekhouden

Resultatenrekening: een overzicht van de opbrengsten en de kosten van een bedrijf gedurende een bepaalde periode.

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

Samenvatting Management & Organisatie Boek 2B, Hoofdstuk 41 t/m 44

4,9. Samenvatting door een scholier 2141 woorden 24 juni keer beoordeeld

9 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 2

7,4. Samenvatting door een scholier 7732 woorden 7 mei keer beoordeeld. Hoofdstuk 1 Management en Organisatie

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009

Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 21 en 22

Hoofdstuk 42 belangrijk

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 8 en 9

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 7 (Management in beweging)

- De site voor samenvatting en meer!

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 10

6,4. Samenvatting door M woorden 23 januari keer beoordeeld. Waarom is het belangrijk om een voorraad te hebben?

6,9. Samenvatting door een scholier 1980 woorden 27 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 1.

Samenvatting Management & Organisatie Berekeningen

b Economische voorraad: de voorraad waarover de onderneming prijsrisico

Wetenschappelijk Onderwijs

EXAMENPROGRAMMA. Financieel-Administratief Diploma('s) Diplomalijn(en)

De resultatenrekening

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 OPGAVE 3

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 21, 22, 23

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

Management & Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 3,9,12,14,16

Vraag Antwoord Scores. Opmerking Voor elke fout wordt 1 scorepunt in mindering gebracht.

EXAMENPROGRAMMA. Financieel-Administratief Diploma('s) Diplomalijn(en)

7,2. Samenvatting door een scholier 1567 woorden 9 december keer beoordeeld. M&O hf 1 t/m 6.

PTA M&O. Hoofdstuk 10.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 5, Marketingbeleid

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 16

Transcriptie:

Samenvatting Management & Organisatie Balans examenstof (2006) Samenvatting door een scholier 9003 woorden 27 mei 2006 8,1 80 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Management en Organisatie 1.2 Organisaties Organisatie: een samenwerkingsverband van mensen die een bepaald doel willen bereiken. Commerciële organisaties Niet-commerciële organisaties Commerciële organisatie: (profitorganisatie) een organisatie die streeft naar winst. Niet-commerciële organisatie: (not-for-profit-organisatie) een organisatie die niet naar winst streeft, maar een ander doel heeft. Dit is afhankelijk van het soort organisatie. Rechtsvorm: de juridische vorm van een organisatie. Natuurlijke personen Rechtspersonen Natuurlijke personen: personen met rechten en verplichtingen. Rechtspersonen: organisaties met rechten en verplichtingen. Commerciële organisaties: Eenmanszaak Vennootschap onder firma Naamloze vennootschap Besloten vennootschap Eenmanszaak: een ondernemingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid. Er is één eigenaar. Deze heeft de leiding, heeft het eigen vermogen ingebracht en is verantwoordelijk voor de schulden van de eenmanszaak. Vennootschap onder firma: een ondernemingsvorm waarbij twee of meer vennoten een bedrijf onder een gemeenschappelijke naam leiden. Deze ondernemingsvorm heeft geen rechtspersoonlijkheid. De vennoten zijn verantwoordelijk voor de schulden van de organisatie. Naamloze vennootschap: een ondernemingsvorm met rechtspersoonlijkheid. De eigenaren zijn aansprakelijk voor het gedeelte dat ze hebben ingebracht. Het eigen vermogen is verdeeld in aandelen. Elk van de vennoten neemt deel voor een of meer aandelen. De aandelen zijn vrij overdraagbaar aan anderen. Pagina 1 van 29

Besloten vennootschap: een ondernemingsvorm met rechtspersoonlijkheid. De eigenaren zijn aansprakelijk voor het gedeelte dat ze hebben ingebracht. Het eigen vermogen is verdeeld in aandelen. Elk van de vennoten neemt deel voor en of meer aandelen. De aandelen zijn niet vrij overdraagbaar aan anderen. Niet-commerciële organisaties: Naamloze vennootschap of besloten vennootschap Vereniging Stichting Vereniging: een organisatie die leden kent en bepaalde doelen nastreeft. Een vereniging is een rechtspersoon. De leden betalen contributie. Stichting: een organisatie die geen leden kent en een bepaald doel wil bereiken. Het vermogen wordt vaak verkregen door subsidies en schenkingen. 1.3 Management Management: het bepalen van de doelstellingen van de organisatie het plannen het organiseren het geven van leiding het controleren 1.4 Gegevens en informatie Informatie: gegevens die de kennis van de ontvanger vergroten. Eisen van informatie: betrouwbaarheid relevantie tijdigheid beslissingsinformatie: informatie dat gebruikt wordt om een beslissing te nemen. Verantwoordingsinformatie: informatie dat gebruikt wordt om verantwoording af te leggen. Feedback: letterlijk: terugkoppeling. 1.5 Communicatie, informatie en informatiestromen communiceren: het uitwisselen van informatie tussen een zender en een ontvanger. Zender: gever van informatie. Ontvanger: ontvanger van informatie. Medium: het middel dat gebruikt wordt om de informatie uit te wisselen. Interne communicatie: communicatie tussen personen en afdelingen binnen een organisatie. Externe communicatie: communicatie tussen personen en afdelingen met de buitenwereld. Interne informatie: informatie is afkomstig van de eigen organisatie en is bestemd voor de eigen organisatie. Externe informatie: informatie die de organisatie ontvangt van de buitenwereld of omgekeerd. De informatie die de organisatie naar de buitenwereld stuurt: externe verslaggeving sociale verslagen reclame informatiesysteem: het geheel van personen, hulpmiddelen en activiteiten dat gericht is op het Pagina 2 van 29

verzamelen, verwerken en vertrekken van gegevens om te kunnen voorzien in de informatiebehoeften van personen binnen en buiten de organisatie. Management en Organisatie Balans en resultatenrekening 3.2 Het samenstellen van een balans balans: een overzicht van de bezittingen (inclusief de vorderingen), het eigen vermogen en de schulden van een onderneming op een bepaald moment. Linkerkant: debetzijde à activa (kapitaalgoederen) Rechterkant: creditzijde à passiva (eigen vermogen en vreemd vermogen) Liquide middelen: betalingsmiddelen, kasgeld en banktegoeden. Debetzijde: Gebouw: het gebouw (de waarde) waarin de onderneming is gevestigd. Inventaris: hulpmiddelen in een onderneming. Meubilair Computers Kassa s Etc. Voorraad goederen: de waarde van de goederen die de onderneming bezit. Deze wordt weergegeven tegen de inkoopwaarde. Debiteuren: klanten die de goederen niet direct betalen. De organisatie heeft een vordering. Machines: kapitaalgoederen waarmee producten kunnen worden voortgebracht. Bank: het bedrag dat voor de onderneming beschikbaar is. Kas: het bedrag dat in de onderneming aan contant geld aanwezig is. Creditzijde: Eigen vermogen: het bedrag dat de eigenaar of eigenaren zelf in de onderneming heeft ingebracht. Het eigen vermogen neemt toe als er winst wordt gemaakt. Hypothecaire lening: op onderpand van het gebouw heeft een onderneming een hypothecaire lening afgesloten. Te betalen belastingen: onroerendezaakbelasting en BTW (belasting toegevoegde waarde) Crediteuren: de leveranciers die nog betaald moeten worden voor reeds geleverde goederen. Bank: het bedrag dat de onderneming in het rood staat bij de bank. Met de bank wordt afgesproken tot welk maximumbedrag de onderneming mag lenen à rekening courantkrediet. Vreemd vermogen op lange termijn: vreemd vermogen langer dan een jaar. Vreemd vermogen op korte termijn: vreemd vermogen korter dan een jaar. Vaste activa: alle productiemiddelen die meer dan één productie- of verkoopproces meegaan. Vlottende activa: alle productiemiddelen die maar één productie- of verkoopproces meegaan. Lening o/g: lening opgenomen geld. Lening u/g: lening uitgeleend geld. 3.4 De resultatenrekening (de winst-en-verliesrekening) resultatenrekening: een overzicht van alle kosten en opbrengsten. Scrontovorm: Debet: Credit: Pagina 3 van 29

Kosten Opbrengsten Nettowinst Totaal Totaal Paginavorm: Omzet Inkoopwaarde omzet Brutowinst Huurkosten Interestkosten Overige kosten nettowinst 3.5 Voorraadgrootheden en stroomgrootheden balans: momentopname resultatenrekening: overzicht over een bepaalde periode. Voorraadgrootheden: de balansposten Stroomgrootheden: posten op de resultatenrekening. De vermogensmarkt Vermogensmarkt: de markt waar vermogen wordt aangeboden wordt gevraagd. 4.2 De aanbieders van vermogen aanbodzijde vermogensmarkt: 1. Institutionele beleggers en spaarders 2. Ondernemingen 3. De overheid 1. Institutionele beleggers en spaarders Institutionele beleggers: instellingen die grote sommen geld te beleggen hebben als uitvloeisel van hun hoofdtaak. Pensioensfondsen Levensverzekeringsmaatschappijen Onderhandse lening: een langlopende lening waarbij geld wordt uitgeleend door een geldgever. De geldgever ontvangt als vergoeding rente. Obligatielening: een lening die is opgesplitst in kleinere gedeelten. Er worden obligaties verkocht om een bepaald bedrag te lenen. Ondernemend sparen/beleggen: aandelen kopen van een NV. Hierdoor wordt je mede-eigenaar en zul je genoegen moeten nemen met een wisselend inkomen. Koerswinst: hiervan is sprake als de verkoopprijs van de aandelen hoger is dan de inkoopprijs van de aandelen. 2. Ondernemingen Ondernemingen: wanneer er in een onderneming geld over is kan zij gaan investeren of met dit geld aandelen en obligaties kopen van andere ondernemingen of instellingen. Investeren: het aanschaffen van productiemiddelen, zoals gebouwen en machines. Beleggen: het kopen van effecten met de verwachting dat de waarde van de effecten zal toenemen. Pagina 4 van 29

3. Overheid Overheid: het rijk, gemeenten, waterschappen, sociale fondsen enz. 4.3 De vragers van vermogen Persoonlijke lening: de consument leent een bepaald bedrag van de bank voor een bepaald doel. Financiering van productiemiddelen: binnen een onderneming wordt dit gefinancierd door eigen vermogen of vreemd vermogen. 4.4 Geldmarkt en kapitaalmarkt vermogensmarkt: het geheel van vraag naar en aanbod van vermogen. Krediet: een bank of onderneming verstrekt een geldlening. Kortlopend krediet: looptijd korter dan een jaar. Langlopend krediet: looptijd langer dan een jaar. Geldmarkt: de markt waar het kortstondig tijdelijk vermogen verhandeld wordt. Kredieten van de geldmarkt: Rekening-courantkrediet (bankkrediet) Leverancierskrediet Afnemerskrediet Rekening-courantkrediet: een schuld van een particulier of onderneming aan een bank. Leverancierskrediet: de verkoper levert eerst de goederen of diensten en pas enige tijd later betaald de koper. Afnemerskrediet: de koper betaald eerst de goederen en diensten en pas daarna moet de verkoper aan zijn verplichtingen voldoen. Kapitaalmarkt: de markt voor permanent vermogen en langdurig tijdelijk vermogen. Openbare markt Onderhandse markt Permanent vermogen: aandelenvermogen. Openbare markt: waardepapieren worden via de effectenbeurs verhandeld. Emissie: hiervan is sprake wanneer waardepapieren voor het eerst door de onderneming/instellingen op de markt worden gebracht. Plaatsing: de effecten worden verkocht aan beleggers. Onderhandse markt: vraag en aanbod van leningen tussen twee partijen komen samen. Meestal gaat het om onderhandse leningen, maar ook hypothecaire leningen. De lenigen worden vaak verstrekt door institutionele beleggers. 4.5 De Amsterdamse effectenbeurs Effecten: waardepapieren die kunnen worden gekocht en verkocht. Effectenbeurs: de plaats waar de aankoop- en verkooporders van effecten worden uitgevoerd. AEX-index: de index voor de 25 grootste in Amsterdam genoteerde ondernemingen. Limietorder: de belegger geeft aan de bank of commissionair een maximaal koopprijs of een minimaal verkoopprijs op. Marketorder: de opdracht wordt tegen de eerstvolgende prijs uitgevoerd. Vormen van eigen vermogen 5.2 Het aandelenkapitaal Het aandelenkapitaal: permanent vermogen. Onderneming kan hier blijvend over beschikken. Pagina 5 van 29

Vreemd vermogen: dit moet altijd na verloop van tijd worden afgelost. Eigen vermogen: als dit groter is kan een onderneming makkelijker lenen. Het eigen vermogen is een garantiefunctie: als er verliezen zijn kan dit worden betaald. Emitteren: het uitgeven van aandelen. Hierdoor komt een onderneming aan het aandelenkapitaal. Aandeel: een bewijs van deelname in het aandelenkapitaal van een NV. Aandeelbewijs: Mantel: het aandeel, de belangrijkste gegevens: naam NV nominale waarde aandeel plaats van vestiging maatschappelijk aandelenkapitaal nummer van het aandeel Dividendblad: wanneer een NV winst heeft gemaakt ontvangen de eigenaren een deel daarvan. Het deel dat wordt uitgekeerd is het dividend. Nominale waarde: het bedrag dat op het aandeel staat vermeld. Beurswaarde: het bedrag dat uiteindelijk voor het aandeel moet worden betaald. Emissie: Een onderneming wil het aandelenkapitaal uitbreiden. Emissiekoers: de bepaalde prijs waartegen het publiek of de institutionele beleggers de aandelen kunnen kopen. Maatschappelijk aandelenkapitaal: het totale bedrag dat men aan nominaal aandelenkapitaal nodig denkt te hebben. Statuten: hierin wordt het maximumbedrag voor de aandelen vermeld. Geplaatst aandelenkapitaal: het maatschappelijk aandelenkapitaal vermindert met her bedrag van de niet-uitgegeven aandelen. ( Het nominale bedrag van de werkelijk uitgegeven aandelen). Prospectus: hier kan je meer informatie halen over de emissie van aandelen. Hier staat in: het doel van de emissie Overzicht bedrijfsresultaten van voorafgaande jaren en de verwachtingen in de toekomst. Winstverdeling Beurswaarde van de aandelen Datum van afhalen en betaling van de aandelen. 5.3 De plaatsing van aandelen Emissiekosten: de kosten die worden gemaakt voor het creëren van de aandelen. Hiertoe behoren ook de kosten van het emissieprospectus. A pari: de aandelen plaatsen tegen de nominale waarde. Boven pari: aandelen plaatsen voor meer dan de nominale waarde. Agio: het verschil tussen de emissiekoers en de nominale waarde. Beneden pari: dit is wettelijk verboden. Behalve in 1 geval: aandelen overdragen aan de bank. De minimumkoers waartegen een aandeel kan worden geplaatst is 94% van de nominale waarde. Momentopname: een balans. 5.4 Reserves Reserves: Winstreserve, ontstaat door het inhouden van winsten. Pagina 6 van 29

Agioreserve, ontstaat door het uitgeven van aandelen boven pari Herwaarderingsreserve, ontstaat door het herwaarderen van activa 5.5 Winstreserve Winstreserve: Algemene reserve Wettelijke reserve Statutaire reserve Bestemmingsreserve Tantièmes: het deel dat de directieleden, de commissarissen en het overige personeel van de winst ontvangen. Dividend: het deel van de winst dat de aandeelhouders ontvangen. Algemene reserve: aan deze reserve wordt geen bestemming gegeven. Het kan wel doeleinden hebben. Wettelijke reserve: de wetgever heeft bepaald dat deze reserve gevormd moet worden. VB: herwaarderingsreserve. Statutaire reserve: in de statuten is opgenomen dat deze reserve een bepaalde grootte moet hebben, voordat er winst aan de aandeelhouders mag worden uitgekeerd. De functie van deze reserve is gelijk aan de functie van de algemene reserve. Bestemmingsreserve: een reservering voor nieuwbouw of uitbreiding. 5.6 De herwaarderingsreserve herwaarderingsreserve: wanneer de debetzijde van de balans groter wordt, moet de creditzijde ook groter worden. De waardestijging aan de debetstijging wordt aan de creditzijde op deze reserve bijgeschreven. 5.7 Motieven voor reservevorming Redenen voor reservevorming: Het vergroten van het weerstandsvermogen van de onderneming. Het vervangen van vreemd vermogen door eigen vermogen Dividendstabilisatie Uitbreiding Weerstandsvermogen: het bedrag dat de onderneming kan aanspreken als zij voor een uitgave komt te staan die zij niet voorzien had. Vreemd vermogen vervangen: wanneer een onderneming bedragen uit de winst reserveert en daarmee vreemd vermogen aflost, wordt het vreemd vermogen vervangen door eigen vermogen. Dividendstabilisatie: om elk jaar de aandeelhouders te kunnen voorzien van dividend, zal de onderneming in bepaalde jaren winst moeten achterhouden waardoor er in dat jaar voor de onderneming weinig tot geen winst ontstaat. 5.8 De intrinsieke waarde intrinsieke waarde: de waarde van de onderneming volgens de balansgegevens. Berekening voor intrinsieke waarde: Intrinsieke waarde = bezittingen schulden Intrinsieke waarde = eigen vermogen dus: het eigen vermogen = bezittingen schulden Intrinsieke waarde per aandeel: eigen vermogen Aantal geplaatste aandelen Pagina 7 van 29

Vreemd vermogen op lange termijn 6.2 Hypothecaire leningen hypothecaire lening: een geldlening op onderpand van een onroerende zaak. De geldlener verleent je een lening op voorwaarde dat hij de onroerende zaak weer kan verkopen als je je niet houdt aan de afgesproken aflossings- en rentebetalingen. Lineaire hypotheek Spaarhypotheek Annuïteitenhypotheek 6.3 De lineaire hypotheek Lineaire hypotheek: elke periode wordt een gelijk bedrag aan aflossing betaald. Lasten per maand: aflossingsbedrag + interestbedrag Progressief inkomstenbelastingstelsel: naarmate het inkomen hoger is, betaalt men procentueel meer belasting. Eigenwoningforfait: het bedrag aan inkomstenbelasting over eigen woning. Dit is een bedrag dat bij het inkomen moet worden opgeteld waarover belasting moet worden betaald. Voordelen lineaire lening: De interestkosten worden snel lager De schuld wordt steeds kleiner Nadelen lineaire lening: Het belastingvoordeel neemt af naarmate de interestkosten lager worden De interest en aflossing zijn in de eerste jaren het hoogst, terwijl het inkomen dan meestal nog niet het hoogste niveau heeft bereikt. 6.4 De spaarhypotheek spaarhypotheek: gedurende de looptijd van de lening wordt niet afgelost. In plaats daarvan betaal je elk jaar (of maand) een spaarpremie. Deze premies worden belegd zodat je na de looptijd de lening in een keer kunt aflossen. Voordelen spaarhypotheek: Het fiscale (belasting) voordeel is groot. à elk jaar maximale interestaftrek. Over de interest hoeft onder bepaalde voorwaarden geen belasting betaald te worden. De maandlasten blijven elk jaar even hoog. Nadelen spaarhypotheek: De interestlasten zijn hoog Het percentage interest dat je vergoed krijgt is vaak lager dan het percentage dat je zelf moet betalen. 6.5 De annuïteitenhypotheek Annuïteit: een periodiek (gelijkblijvend) bedrag aan interest en aflossing samen. Lasten per maand: aflossing + interest belasting voordeel 12 Kenmerken annuïteitenlening: De geldlener betaald gedurende de gehele looptijd elk jaar hetzelfde bedrag. De interest neemt van jaar tot jaar af, belastingvoordeel wordt kleiner. Interest mag van het inkomen worden afgetrokken. Voordelen annuïteitenlening: Pagina 8 van 29

In de eerste jaren wordt er weinig afgelost waardoor er een groot belastingvoordeel is. De lasten per maand zijn in de eerste jaren lager, dit is gunstig als je inkomen nog niet een hoog niveau heeft bereikt. Nadelen annuïteitenlening: Het belastingvoordeel wordt steeds kleiner gedurende de looptijd. De lasten per maan zijn aan het eind van de looptijd vrij hoog, dit is ongunstig als je inkomen is gedaald. 6.6 De obligatielening Obligatielening: een geldlening op lange termijn die in kleine bedragen is opgesplitst. Obligatie: een bewijs van deelneming in en geldlening. Bestaat uit: Mantel Couponblad Mantel: het officiële stuk, hierop staan de belangrijkste gegevens vermeld. Couponblad: bestaat uit een aantal coupons en een talon. Coupon: dienen voor interestbetaling. De houder van een obligatie kan elk jaar een coupon inleveren waarvoor hij interest ontvangt. Talon: deze wordt opgestuurd, naar de onderneming die de obligatielening uitgeeft, wanneer alle coupons op zijn. Enige tijd later ontvangt hij een nieuw couponblad. Verzilveren van obligaties: het terugbetalen van de obligaties. Aflossen obligatielening: In één keer aan het einde van de looptijd Aflossen in gedeelten, door middel van loting. Elk obligatie heeft een nummer, alle obligaties die eindigen op het gelote nummer worden afgelost. Inkopen van eigen obligaties. Prospectus: een soort advertentie waarin bijzonderheden over de instelling of onderneming en de obligatielening worden vermeld. Uitgiftekoers: deze wordt voor de emissie nog niet bekend gemaakt, zodat de beleggers zelf mogen bepalen welke prijs (koers) zij voor de aangeboden obligaties overhebben. Tendersysteem: aan de hand van de inschrijvingen wordt door het Ministerie van Financiën een uitgiftekoers vastgesteld. Toonbankuitgifte: hier is sprake van als na de eerste dag van uitgifte de plaatsing van de obligaties nog wordt voortgezet. Vervroegde aflossing: een instelling of onderneming die tijdens de looptijd van de obligatielening bezit over geld dat op dat moment niet nodig is, kan zij de obligatielening of een deel daarvan vervroegd aflossen. Overeenkomsten aandelen en obligaties: Een obligatielening kan evenals het aandelenkapitaal ervoor zorgen om aan lang vermogen te komen. Voor de belegger zijn beide waardepapieren. Beide kunnen via de effectenbeurs gekocht en verkocht worden. Verschillen aandelen en obligaties: Aandelen Obligaties Bewijs van mede-eigendom in een NV of BV Schuldbewijs van een NV of BV Pagina 9 van 29

Deel van het eigen vermogen Deel van het vreemd vermogen Permanent vermogen Tijdelijk vermogen Medezeggenschap in AVA(Algemene Vergadering van Aandeelhouders) Geen zeggenschap Risico bij slechte resultaten Minder risico Koers onstabiel, afhankelijk van de winstverwachting Koers stabieler, afhankelijk van rentestand Dividend als beloning Vast interestpercentage 6.7 De onderhandse lening onderhandse lening: een lening op lange termijn die door één geldgever wordt vertrekt. Voordelen onderhandse lening: Onderhandeling over de leningsvoorwaarden is mogelijk Geen emissiekosten Lage administratiekosten 6.8 Voorzieningen Voorzieningen: lijkt op een reserve, hierbij staat vast dat de voorspelde uitgaven ook daadwerkelijk zullen komen. Vreemd vermogen: voorziening Eigen vermogen: reserve Vreemd vermogen op korte termijn 7.2 De functie van de banken Bank: een instelling die zich bezighoudt met het verlenen van kredieten die zij verschaft uit: Eigen middelen Uit derden (spaarders) Creatie (geldschepping) Gespecialiseerde banken: richten zich bij hun bedrijfsuitoefening op één bepaalde activiteit. Algemene banken: banken die het gehele bankbedrijf uitoefenen. Taken: Verstrekken van krediet Spaarmogelijkheden aanbieden Verrichten van betalingen voor cliënten Bewaren van effecten Effectenverkeer Emissiebedrijf Valutahandel Spaarmogelijkheden aanbieden. Deposito s: geld wordt voor een langere tijd vastgezet. Hierdoor wordt het interestpercentage dat je als vergoeding ontvangt hoger. Vaste interest: het interestpercentage staat voor enige tijd vast. Variabele interest: het interestpercentage kan elke dag worden aangepast aan de dan geldende interestvoet. Bewaren van effecten. Open bewaarneming: de cliënt geeft zijn effecten aan de bank. de bank verricht enkele nodige handelingen en berekent hiervoor provisie en bewaarloon. Gesloten bewaarneming: de cliënt geeft in een gesloten trommen de effecten bij de bank af en moet zelf Pagina 10 van 29

de nodige handelingen verrichten. 7.3 Leverancierskrediet en afnemerskrediet leverancierskrediet: krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer. De leverancier levert de goederen eerst, terwijl de afnemer pas later hoeft te betalen. Consumptief leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleent aan een consument. Productief leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleent aan een bedrijf. Afnemerskrediet: krediet dat de afnemers verleent aan de leverancier. De afnemer betaald eerst, terwijl de leverancier pas later de goederen of diensten levert. Dienstverlenende bedrijven: verlenen diensten die bij wanbetaling niet kunnen worden teruggevorderd. (abonnementen etc.) Consumptief afnemerskrediet : krediet dat een consument verleent aan een leverancier (abonnementen etc.) Productief afnemerskrediet: krediet dat verleent wordt tussen ondernemingen. 7.4 Het rekening-courantkrediet Eerstehands vermogensmarkt: de ondernemingen ontvangen rechtstreeks het vermogen van het publiek. (emissie van aandelen en obligaties) Tweedehands vermogensmarkt: de onderneming leent van de bank, die op haar beurt weer leent van het publiek. Rekening-courantrekening: een rekening die gebruikt wordt voor de dagelijkse betalingen en ontvangsten. Kredietplafond: het maximumbedrag dat een onderneming in het rood mag staan. Dispositieruimte: het bedrag dat de onderneming nog mag opnemen voordat het kredietplafond bereikt is. Anticipatiekrediet: een krediet dat vooruitloopt op de plaatsing van aandelen of obligaties. 7.5 Het consumptief krediet Consumptief krediet: bestemd voor particulieren die het gebruiken voor consumptieve doeleinden. Doorlopend krediet Persoonlijke lening Koop en verkoop op afbetaling Huurkoop Doorlopend krediet: bank en consument spreken af tot welk bedrag de consument geld mag opnemen, wat vervolgens in een bepaalde periode moet worden terugbetaald. Het geleende bedrag hoeft niet in één keer worden opgenomen. Het afgeloste bedrag kan weer opnieuw worden opgenomen. Persoonlijke lening: de consument leent een bedrag bij de bank voor een bepaald doel. (belasting betalen, op vakantie gaan etc.) Het geleende bedrag moet in één keer worden opgenomen. Het afgeloste bedrag kan niet weer opnieuw worden opgenomen. Kosten: afsluitprovisie en interest (financieringskosten) Koop en verkoop op afbetaling: koper en verkoper komen overeen dat de koopprijs van een roerende zaak zal worden betaald in termijnen. De koper wordt eigenaar op moment van levering. Huurkoop: de verkoper blijft eigenaar tot het moment dat de laatste termijn is betaald. 7.6 Financiering van niet-commerciële organisaties Belangrijkste vormen van financiering van niet-commerciële organisaties: Pagina 11 van 29

Budgetfinanciering Lumpsum Subsidies Leningen, contributies en giften Budgetfinanciering: (waterschappen en ziekenhuizen) om verzekeringskosten niet te hoog te laten oplopen, worden er beperkingen aangebracht. Overheidsinstellingen mogen aangegeven plannen uitvoeren binnen het daarvoor aangegeven budget (geldbedrag). Lumpsum: deze financiering vindt veel plaats in het onderwijs. Het beschikbare bedrag is dan afhankelijk van het aantal leerlingen. Management en Organisatie Interestberekeningen 8.2 Enkelvoudig interest en samengestelde interest Aflossen: het terugbetalen van een lening. Interest: de vergoeding voor het ter beschikking stellen van geld. (rente) Enkelvoudig interest (E.I): voor elke periode wordt interest berekend over het oorspronkelijk geleende bedrag. Samengesteld interest (S.I): de interest over een periode wordt bij het oorspronkelijk geleende bedrag opgeteld. Vervolgens wordt over beide bedragen in de periode daarop interest berekend. (rente over rente) 8.3 Berekening met enkelvoudig interest Regels berekeningen enkelvoudig interest: Afronden op hele centen Maand meestal op 30 dagen geteld Jaar op 360 of 365 dagen gesteld Berekening aantal dagen, eerste dag wel meetellen en laatste dag niet meetellen Gegeven percentage geldt voor een jaar, tenzij anders aangegeven K = kapitaal P = percentage T = looptijd in jaren I = interestbedrag. C = constante 1 = interestberekening over jaren 12 = interestberekening over maanden 24 = interestberekening over halve maanden 52 = interestberekening over weken 360 = interestberekening over dagen (of 365) I = K x P x T of I = KPT 100 x c 100 x c Samengesteld interest 9.2 Samengestelde interest Samengestelde interest: de interest over een periode wordt bij het oorspronkelijk geleende bedrag opgeteld. Vervolgens wordt over beide bedragen in de periode daarop interest berekend. (rente over rente) Pagina 12 van 29

9.3 De berekening van de eindwaarde of slotwaarde van één bedrag Perunage: per 1. I = P / 100 Berekening eindwaarde van één bedrag: E(n) = K x (I + i)^n 9.4 De berekening van de contante waarde of aanvangswaarde van één bedrag Contante waarde: Als je beschikt over 9.263,87 en dit op samengestelde interest uitzet à 8% per jaar, is dit bedrag na 10 jaar aangegroeid tot 20.000,-. Je kunt dan zeggen: de contante waarde van 20.000,- bedraagt 9.263,87. Personeelsbeleid 10.1 Inleiding Personeelsbeleid: Prognose van de personeelsbehoefte Werving, selectie en introductie Opleiding en vorming Beoordeling en promotie Beloningssystemen Ontslag en pensioen 10.2 De prognose van de personeelsbehoefte prognose: een uitspraak over zowel het aantal personeelsleden als het niveau van de vereiste personeelsleden waarover de onderneming in de toekomst wil of moet beschikken. Pensioen: iemand die de 65-jarige leeftijd bereikt gaat met pensioen. Flexibele pensionering: werknemers kunnen zelf kiezen op welke leeftijd ze stoppen met werken. Iemand die eerder stopt heeft een lager pensioen omdat die persoon minder lang premie betaald. Flexwerkers: mensen die in een onderneming kunnen worden bijgeroepen op basis van een flexibele arbeidsovereenkomst. 10.3 De arbeidsovereenkomst Individuele arbeidsovereenkomst: Hoeveel uren de werknemer per week werkt. De moment waarop hij of zij aanwezig moet zijn. Om welke werkzaamheden het gaat. Hoe hoog het loon is. Collectieve arbeidsovereenkomst (cao): een overeenkomst tussen vakbonden en de werkgeversorganisaties in een bedrijfstak/onderneming. Het bevat de algemene arbeidsvoorwaarden die gelden voor alle werknemers binnen die bedrijfstak/onderneming. Looptijd van één of twee jaar. Primaire arbeidsvoorwaarden: hebben betrekking op: geldelijke beloningen voor het verrichte werk vakantiegeld en toeslagen secundaire arbeidsvoorwaarden: hebben betrekking op: werktijden en werkkleding reiskostenvergoeding aantal vakantiedagen auto van de zaak Pagina 13 van 29

scholingsmogelijkheden arbeidsduurverkorting. Verplichtingen van een werkgever: op tijd het loon betalen een getuigschrift uitreiken aan het einde van de dienstbetrekking minderjarige werknemers in de gelegenheid te stellen een opleiding te volgen. Verplichtingen van een werknemer: de arbeid zo goed mogelijk verrichten de arbeid zelf verrichten zich houden aan de voorschriften die betreffende de te verrichten werkzaamheden zijn verstrekt zich gedragen zoals van een goed werknemer verwacht mag worden. 10.4 Selectie van personeel Headhunter: een bureau voor externe personeelswerving. Een headhunter zoekt werknemers met bepaalde kwaliteiten voor een onderneming. Het selecteren van personeel: gegevens uit het verleden psychotechnisch onderzoek vaardigheidsproeven sollicitatiegesprekken Psychotechnisch onderzoek: de onderzoeken probeert er achter te komen d.m.v het afnemen van toetsen en het voeren van gesprekken of een kandidaat geschikt is voor een bepaalde functie. Vaardigheidsproeven: kandidaten moeten bepaalde opdrachten uitvoeren om duidelijk te maken wie de meest geschikte sollicitant is. Sollicitatiegesprek: vakkennis, opleiding en ervaring. Opvattingen ten aanzien van de werkzaamheden Persoonlijkheid van de sollicitant 10.5 Beoordeling en promotie Functioneringsgesprek: het doel van dit gesprek is om de medewerker te helpen zijn functie beter uit te oefenen, maar ook verbetering van de omstandigheden waarin de werknemer moet werken. Beoordelingsgesprek: het doel van dit gesprek is om een juiste beslissing te nemen over promotie, salarisverhoging of ontslag. 10.6 Scholing Bijscholen: hetzelfde werk blijven doen, maar met nieuwe (verbeterde) technieken. Omscholing: hiermee wordt aangegeven dat je wordt opgeleid om ander werk te gaan doen. 10.7 Wet Gelijke Behandeling Wet Gelijke Behandeling: hierin wordt aangegeven dat niet alleen mannen en vrouwen maar ook allochtonen en autochtonen op gelijke wijze behandeld moeten worden. Positieve discriminatie: advertenties waarin nadrukkelijk wordt verzocht naar vrouwen. Dit omdat in veel functies het aandeel van vrouwen aanzienlijk kleiner is. Discrimineren: het onderscheid maken tussen personen naar factoren als godsdienst, huidskleur of leeftijd. Pagina 14 van 29

Emancipatie: de beweging die ernaar streeft dat vrouwen gelijk worden gesteld aan mannen. Het verkrijgen van gelijke rechten door een groep die tot dan toe was achtergesteld. 10.8 Ondernemingsraden en medezeggenschapraden Taken van de OR en MR: Het leveren van een bijdrage aan het goed functioneren van de onderneming of school. Het behartigen van de belangen van de werknemers. Bevoegdheden van de OR en MR: Het adviesrecht Het instemmingsrecht Het informatierecht Adviesrecht: de werkgever moet de OR en MR in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over voorgenomen besluiten van de werkgever. De uiteindelijke beslissing blijft bij de werkgever liggen. Instemmingsrecht: wanneer de OR en MR het niet eens zijn met een voorgenomen besluit van de werkgever, kan de werkgever dit besluit ook niet uitvoeren. Informatierecht: de werkgever is verplicht om alle informatie te verstrekken aan de OR en de MR die de raad nodig heeft om zijn taken goed te kunnen vervullen. Voorraadwaardering 11.1 Inleiding Brutowinst: Verkoopprijs inkoopprijs ( het verschil tussen de verkoopprijs van de artikelen en de inkoopprijs ervan) transactieresultaat. 11.2 De voorraadgrootte Handelsonderneming: Goederen worden ingekocht en weer verkocht tegen een hogere prijs. Voorraad risico: Diefstal of brand Bederf Prijsdaling Het uit de mode raken van het artikel. Verzekeren: Een onderneming kan zicht tegen enkele risico s verzekeren: Brand en diefstal. Technische voorraad: De voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig is. Economische voorraad: De voorraad waarover het bedrijf prijsrisico loopt. Economische voorraad = technische voorraad + ingekochte, nog niet ontvangen, goederen verkochte, nog niet afgeleverde, goederen. Einde prijsrisico: Wanneer het bedrijf de goederen heeft verkocht loopt het geen prijsrisico meer over dit product. 11.3 Het fifo-systeem Fifo-systeem: first in first out, bij verkoop van goederen wordt het goed afgeboekt tegen de inkoopprijs van de goederen die het langst aanwezig zijn in het magazijn. De onderneming gaat ervan uit dat de goederen die het eerst ingekocht worden ook als eerst worden verkocht. Fiscaal aantrekkelijk: Hoe lager de winst, hoe minder belasting je hoeft te betalen. Kritiek: bij stijgende prijzen wordt er een te gunstige berekening van de brutowinst gerekend. Zo wordt de brutowinst verkeerd berekend. 11.4 Het lifo-systeem Pagina 15 van 29

Lifo-systeem: last in first out, bij verkoop van goederen wordt het goed afgeboekt tegen de inkoopprijs van de goederen die het laatst zijn opgenomen in het magazijn. De onderneming gaat ervan uit dat de goederen die het laatst ingekocht worden als eerste verkocht worden. 11.5 De vaste verrekenprijs Vaste verrekenprijs: een schatting van de gemiddelde inkoopprijs van de komende periode. Het zijn geen werkelijke prijzen maar verwachte prijzen. Als er een vaste verrekenprijs is vastgesteld worden de ingekochte artikelen van de komende periode tegen die prijs opgeslagen in het magazijn en bij verkoopt afgeboekt op deze prijs. Inkoopkosten: Offertes (aanbiedingen) maken Bestelbon Artikelen vervoeren Artikelen controleren Kosten van duurzame productiemiddelen 12.2 Afschrijvingen Duurzame productiemiddelen: activa die meer dan één productieproces of verkoopproces door een onderneming gebruikt kunnen worden. Gebouwen Computers Transportmiddelen Enz. Nadelen aanschaf dure productiemiddelen: Hoge interestkosten Onderhoudskosten Risico van prijsdaling Veroudering Kosten bij duurzame productiemiddelen: overdrachtskosten: Overdrachtsbelasting Kosten van de makelaar Kosten van de notaris Kadaster Kadaster: hier wordt bijgehouden wie de eigenaren zijn van de grond en van de gebouwen in de betreffende gemeente. Aanschafprijs: de aanschafprijs + de bijkomende kosten Afschrijven: waardevermindering Grootte afschrijving: afhankelijk van: Waarde van het duurzame productiemiddel De levensduur De restwaarde Het gebruik Restwaarde: de geschatte verwachte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij verkoop aan het eind van de levensduur. Pagina 16 van 29

12.3 Afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs Afschrijving per periode: A-R N Boekwaarde: de waarde waarvoor een duurzaam productiemiddel in de administratie is opgenomen en dus op de balans staat. Boekwaarde = aanschafprijs afschrijvingen 12.4 Overige kosten van duurzame productiemiddelen Complementaire kosten: alle kosten die samenhangen met duurzame productiemiddelen ( op de afschrijfen interestkosten na.) Onderhoudskosten Reparatiekosten Energiekosten (loonkosten) (kosten voor grondstoffen) 12.5 Leasing Leasing: Het huren van duurzame productiemiddelen in plaats van het kopen. Ondernemingen die gelden te beleggen hebben, leasen, dus kopen duurzame productiemiddelen en verhuren deze. Het huren van zeer gespecialiseerde apparatuur. Operational leasing: hierbij kan de lease-overeenkomst tussentijds worden opgezegd. De leaseperiode duurt vrij kort. Het risico voor economische veroudering is voor de verhuurder. De verhuurder moet zorg dragen voor het onderhoud en de verzekering van het geleasde productiemiddel. Financial leasing: hierbij kan de lease-overeenkomst niet worden opgezegd. De leaseperiode duurt vrij lang. De onderhoudskosten en verzekeringskosten zijn voor de huurder. Sale: Het productiemiddel verkopen aan een leaseonderneming. Lease back: het productiemiddel direct weer terug kopen. Belangrijk motief: bij leasen kom je niet ineens voor een grote uitgave te staan. De verkoopprijs in een handelsonderneming 13.2 De omzetbelasting Omzetbelasting (BTW): Belasting op de toegevoegde waarde. Toegevoegde waarde: de waarde die een bedrijf toevoegt aan een reeds bestaande waarde. 13.3 Brutowinstopslag Brutowinstopslag: een percentage op de inkoopprijs van de inkoopprijs. Deze winst moet voldoende zijn om alle kosten in het bedrijf te kunnen dekken. Belangrijk kostenpost: loonkosten. Verkoopprijs (exclusief BTW) berekening: inkoopprijs + brutowinstopslag. Nettowinst: brutowinst kosten. Nodig voor: Vergoeding voor werkzaamheden Dekking van het risico dat ze hun vermogen verspelen Vergoeding voor het beschikbaar stellen van vermogen 13.4 Nettowinstopslag Pagina 17 van 29

overheadkosten: kosten die noodzakelijk zijn om de organisatie draaiende te houden. Verkoopkosten reclamekosten Kosten van de verkoopafdeling Provisie van de vertegenwoordigers Vervoerkosten Algemene kosten afschrijfkosten Energiekosten Onderhoudskosten Kosten van de directie Vaste verrekenprijs: een inkoopprijs die verhoogd is met de opslag voor de inkoopkosten. Kostprijs: de vaste verrekenprijs verhoogd met de opslag voor overheadkosten Gerealiseerd verkoopresultaat: het verschil tussen de verkoopprijs en de kostprijs. Gerealiseerd nettowinst: Gerealiseerd verkoopresultaat +/- de resultaten op inkopen, inkoopkosten en overheadkosten. Omzet werkelijke inkoopwaarde werkelijke inkoopkosten werkelijke overheadkosten. 13.5 Berekening van opslagpercentages Opslagpercentage berekenen: Verwachte inkoopkosten = verwachte inkoopkosten per artikel Aantal artikelen Verwachte inkoopkosten per artikel x 100 = opslagpercentage Geschatte inkoopprijs per artikel Management en Organisatie Voor- en nacalculatie bij de bruto- en nettowinstopslagmethode 14.2 Voorcalculatie en nacalculatie Voorcalculatie: vooraf berekende winst voor een bepaald jaar. De voorcalculatie is volledig berust op schattingen. Nacalculatie: achteraf berekende winst voor een bepaald jaar. De nacalculatie geeft de werkelijkheid aan. 14.3 De nettowinst bij de brutowinstopslagmethode Omzet: aantal verkochte artikelen x verkoopprijs. (altijd exclusief BTW) Afzet: aantal te verkopen artikelen. Verwachte nettowinst: de verwachte brutowinst de begrote bedrijfskosten + de begrote (interest)opbrengsten. Gerealiseerde nettowinst: brutowinst bedrijfskosten + (interest)opbrengsten. Management en Organisatie Break-evenanalyse 15.2 Variabele en constante kosten Variabele kosten: deze kosten zijn niet altijd recht evenredig. De kosten veranderen bij verandering van de afzet. Variabele kosten per product: totale variabele kosten / aantal producten Constante kosten: deze kosten zijn onafhankelijk van de afzet. De kosten veranderen niet bij verandering van de afzet. Pagina 18 van 29

Verkoopcapaciteit: dit geeft aan hoeveel producten een onderneming in een periode maximaal kan verkopen. 15.3 De break-evenanalyse break-evenafzet: het aantal artikelen waarbij er geen winst wordt gemaakt nocht verlies wordt geleden. (totale opbrengsten / verkoopprijs) Break-evenomzet: de break-evenafzet uitgedrukt in geld. Break-evenafzet x verkoopprijs 15.4 De grafiek van de break-evenafzet en break-evenomzet dekkingsbijdrage: het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten. Kosten, uitgaven, opbrengsten en ontvangsten 19.2 Kosten en uitgaven permanentie: het geregeld opstellen van een balans en resultatenrekening. Op deze manier heeft een onderneming een goed inzicht in de stand van zaken. Doel permanentie: zowel de kosten als de opbrengsten evenredig over de verschillende perioden te verdelen. Zo wordt de resultatenrekening niet beïnvloed. Debetzijde: vooruitbetaalde bedragen. Creditzijde: Nog te betalen bedragen. Transitorische posten: de debet- en creditzijde van de balans. Uitstelposten Anticipatieposten Uitstelposten: de kosten worden vooruit betaald. Anticipatieposten: de kosten worden achteraf betaald. 19.3 Opbrengsten en ontvangsten Debetzijde: nog te ontvangen bedragen Creditzijde: Vooruitontvangen bedragen. Transitorische posten: de debet- en creditzijde van de balans. Uitstelposten Anticipatieposten Uitstelposten: de opbrengsten worden vooruit ontvangen. Anticipatieposten: de opbrengsten worden achteraf ontvangen. 19.4 Overzichten van een niet-commerciële organisatie Liquiditeitsbegroting: een overzicht van ontvangsten en uitgaven. Ontvangstenstaat: de ontvangsten van een onderneming worden hierop geboekt. Uitgavenstaat: de uitgaven van een onderneming worden hierop geboekt. Bruto overzicht: het overzicht van de ontvangstenstaat en de uitgavenstaat. Netto overzicht: een samenvatting van het bruto overzicht. Interne verslaggeving 20.2 De balans en de resultatenrekening Balans: een overzicht van: Debet: de bezittingen Credit: schulden eigen vermogen van een onderneming Pagina 19 van 29

Resultatenrekening: een overzicht van de opbrengsten en kosten van een onderneming over een bepaalde periode. Scrontovorm: Inkoopwaarde van de omzet.. Omzet.. Inkoopkosten.. Overheadkosten.. Winstsaldo.. Paginavorm: Omzet.. Inkoopwaarde van de omzet.. Brutowinst.. Inkoopkosten.. Overheadkosten.... - Bedrijfsresultaat uit gewone bedrijfsuitoefening.. Bedrijfsresultaat uit gewone bedrijfsuitoefening: brutowinst kosten. Financieringsresultaat: het verschil tussen de interestkosten en de interestopbrengsten. 20.3 De liquiditeitsbegroting Liquiditeitsbegroting: hieruit blijkt over hoeveel liquide middelen een onderneming kan beschikken in één of een aantal toekomstige perioden. Verwachte ontvangsten Verwachte uitgaven Maatregelen om de liquiditeit te verbeteren: Het uitstellen van inkopen. Meer leverancierskrediet bedingen. Betaling van investeringen uitstellen. Leasen in plaats van zelf kopen. Winst niet in contanten maar in aandelen uitkeren (stockdividend) of een kleiner deel van de winst uitkeren en meer reserveren. Aan debiteuren een korting voor contante betaling aanbieden. Management en Organisatie Externe verslaggeving handelsonderneming 21.2 de jaarstukken Interne balans: balans en resultatenrekening alleen bestemd voor intern gebruik. Extern balans: balans en resultatenrekening bestemd voor iedere belangstellende. 21.3 Vaste activa Vaste activa: Materiële vaste activa (terreinen, gebouw, machines, inventaris en computers) Immateriële vaste activa (vergunningen en goodwill) Financiële vaste activa (deelneming) Er moet op vaste activa afgeschreven worden. Pagina 20 van 29

Vergunning: bij een vergunning krijg je de toestemming om bepaalde toepassingen te maken. Licentie: bij een licentie krijg je toestemming om een bestaand product na te mogen maken. Hiervoor moet wel een vergoeding worden betaald. Afschrijven: A-R/N, R is de restwaarde. Goodwill: dit is een bedrag dat betaald moet worden boven het bedrag van de waarde van de onderneming dat overgenomen wordt. Het is een vergoeding voor het overnemen van een goede reputatie, hierdoor blijft de vaste klantenkring van de onderneming instant. (Waarde van onderneming: activa schulden) Deelneming: een onderneming heeft een gedeelte van een andere onderneming in bezit. Meerderheidsdeelneming: bij meer dan 50% bezetting. Minderheidsdeelneming: bij minder dan 50% bezetting. Wet Melding Zeggenschap: bij een bezetting van 5% of meer moet dit gemeld worden aan de onderneming, zodat iedereen van die deelneming op de hoogte kan zijn. 21.4 Vlottende activa Vlottende activa: Handelsgoederen (voorraden) Vorderingen (debiteuren) Nog te ontvagen bedragen en vooruitbetaalde bedragen (transitorische activa) Effecten (Liquide middelen) effecten: een onderneming kan effecten aanschaffen als er overtollige kasmiddelen aanwezig zijn. Er bestaat een kans dat de koers van effecten gaat stijgen waardoor koerswinst wordt gemaakt. Verschil effecten en deelnemingen: Effecten Deelnemingen Bij overtollige liquide middelen kan een onderneming aandelen en/of obligaties kopen van andere ondernemingen. Zodra de onderneming weer geld nodig heeft voor haarzelf, worden de aandelen weer verkocht. Er is sprake van een deelneming als een onderneming een groot aantal aandelen heeft gekocht voor een lange periode met als doel invloed uit te kunnen oefenen op het beleid van de NV of BV. 21.5 Het eigen vermogen van een onderneming Eigen vermogen: maatschappelijk aandelenkapitaal geplaatst aandelenkapitaal agioreserve herwaarderingsreserve wettelijke en statutaire reserve overige reserves nettowinst Garantiefunctie: deze functie ontstaat doordat de aandeelhouders verplicht zijn nog hun deel van het bedrag te storten. Wanneer een bedrijf failliet gaat zal dit gestorte bedragen ten gunste zijn van de verschaffers van het vreemd vermogen. Statutaire reserve: het bedrag dat aangeeft bij welke waarde van de opbrengsten van de statuten er winst mag worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. Pagina 21 van 29

Algemene reserve: ontstaat door niet volledig de winst uit te keren aan de aandeelhouders. Dividendreserve: er wordt maar een deel van de winst aan de aandeelhouders uitgekeerd, en een deel van deze winst wordt opgeslagen in de dividendreserve. Nettowinst: Winstsaldo afgelopen jaar vennootschapsbelasting - Nettowinst Vennootschapsbelasting: belasting dat betaald moet worden over de behaalde winst. (35%) 21.6 Actuele waarde Herwaarderingsreserve: de waarde hiervan mag nooit worden uitgekeerd aan de aandeelhouders omdat het bedrag van de reserve verbonden is met de machines die nog in gebruik zijn. Wettelijke reserves: is er omdat de wetgever regels heeft gegeven. 21.7 Het vreemd vermogen van een onderneming. Vreemd vermogen: voorzieningen (pensioensvoorziening, voorziening voor groot onderhoud) schulden op lange termijn (obligatieleningen, hypothecaire leningen en onderhandse leningen) schulden op korte termijn (crediteuren, nog te betalen bedragen, vooruit ontvangen bedragen) Grens tussen lang en kort vreemd vermogen ligt bij een jaar. Voorzieningen: is er om kosten die onregelmatig optreden te dekken. Kengetallen 22.2 Liquiditeitskengetallen onderneming is liquide: wanneer ze in staat is om haar schulden op korte termijn op tijd te betalen. Liquiditeit: de mate waarin de onderneming haar schulden op korte termijn kan voldoen. Current ratio: vlottende activa + liquide middelen_ Schulden op korte termijn Als de current ratio boven de 2 uitkomt, betekend het dat de liquiditeit voldoende is. Quick ratio: vlottende activa goederenvoorraad + liquide middelen Schulden op korte termijn Als de quick ratio boven de 1 uitkomt, betekend het dat de liquiditeit voldoende is. IJzeren voorraad: de minimumvoorraad. Debiteurenkern: minimale bedrag dat de onderneming altijd heeft uitstaan. (de bovenstaande begrippen tellen niet mee bij het berekenen van de quick ratio) 22.3 Solvabiliteitskengetallen solvabiliteit: geeft de mate aan waarin een onderneming in staat is haar schulden op korte en lange termijn te voldoen. (alle schulden spelen bij de solvabiliteit een rol) Onderneming is solvabel: als de waarde van de activa meer bedraagt dan het totale vreemd vermogen. Solvabiliteitspercentage: 1. totale activa x 100 vreemd vermogen 2. totale vermogen x 100 vreemd vermogen 3. eigen vermogen x 100 Pagina 22 van 29

vreemd vermogen solvabiliteitseis: geeft aan welk deel van het totale vermogen maximaal mag bestaan uit vreemd vermogen. 22.4 Rentabiliteitskengetallen rentabiliteit: geeft de mate aan waarin de onderneming in staat is een opbrengst te geven aan de verschaffers van het vermogen. de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) de rentabiliteit van het totale vermogen (RTV) (economische rentabiliteit) REV: nettowinst x 100 gemiddeld eigen vermogen RTV: nettowinst + interest x 100 Gemiddeld totaal vermogen 22.5 de Cashflow cashflow: de nettowinst + afschrijvingen. Management en Organisatie Het marketingbeleid 23.2 De marketing-mix Marketingbeleid: een beleid van een commerciële organisatie dat alle activiteiten van een onderneming die gericht zijn op de maximale behoeftebevrediging van de afnemers bevat. Het prijsbeleid Het productbeleid Het promotiebeleid Het plaatsbeleid Verkoopactiviteit: een vertegenwoordiger van een onderneming gaat met een bepaald product op pad om de detaillist ervan te overtuigen dat deze een goed te verkopen product in zijn assortiment opneemt. 23.3 Omgevingsfactoren Omgevingsfactoren: factoren die van buiten de onderneming op de onderneming inwerken. De niet-beïnvloedbare omgevingsfactoren De beïnvloedbare omgevingsfactoren De niet-beïnvloedbare omgevingsfactoren: dit zijn factoren waarop de onderneming zelf geen invloed op kan uitoefenen. De factoren oefenen echter wel een invloed uit op de onderneming. De technologische ontwikkelingen De macro-economische ontwikkelingen Gedragsregels Zelfregulering De beïnvloedbare omgevingsfactoren: Toeleveranciers Afzetkanalen Afnemersgedrag Concurrentie 23.4 Marktonderzoek Marktonderzoek: het systematisch onderzoeken naar de afzetmogelijkheden van een bepaald product in Pagina 23 van 29

een gebied gedurende een zekere periode. Deskresearch Fieldresearch Deskresearch: de onderzoeker maakt gebruikt van materiaal dat al eerder voor andere doeleinden is verzameld. Hij kan gebruik maken van interne bedrijfsinformatie. Fieldresearch: de onderzoeker moet informatie verzamelen die nog niet in de onderneming aanwezig is. Enquête Observatie Experiment Enquête : hierbij wordt getracht informatie te verkrijgen door aan een groep mensen of bedrijven een aantal vragen te stellen. Observatie: het gedrag van de consumenten observeren. Experiment: hiermee kan een verband worden gelegd tussen bepaalde gegevens. 23.5 Marketingdoelstellingen Marketingdoelstellingen: Het behalen van een bepaalde afzet Het vergroten van het marktaandeel Het behalen van een bepaalde winst Het verbeteren van het imago 23.6 Marktaandeel Doelgroep: een groep mensen die dezelfde wensen heeft en op min of meer gelijke wijze reageert op de marketinginstrumenten van een onderneming. Marktaandeel: afzet van onderneming in een bepaald gebied gedurende een periode x100 Totale afzet in een bepaald gebied gedurende dezelfde periode Marktleider: de onderneming die het grootste marktaandeel bezit. Marktpositie: de plaats die de onderneming met haar producten inneemt in de markt ten aanzien van de concurrentie. 23.7 Marktsegmentatie Marketingstrategie: het samenbundelen van alle activiteiten die betrekking hebben op het bereiken van de doelstellingen van een onderneming. Marktsegmentatie: de onderneming splitst voor een bepaald product de totale markt op in deelmarkten. Ongedifferentieerde marketing (hierbij richt de onderneming zich op vrijwel de gehele markt) Gedifferentieerde marketing (hierbij richt de onderneming zich op vrijwel de gehele markt) Geconcentreerde marketing (hierbij richt de onderneming zich op een bepaald segment) ongedifferentieerde marketing: hierbij wordt van een product slechts één variant op de markt gebracht. Hierbij is er sprake van massaproductie. Gedifferentieerde marketing: hierbij wordt van een product meerdere varianten op de markt gebracht. Het productbeleid 24.2 Het product Product: het geheel van materiële en immateriële eigenschappen van een goed of een dienst. Materiële eigenschappen: eigenschappen die in het product zelf aanwezig zijn. (vorm, gewicht, smaak en capaciteit) Pagina 24 van 29